European Commission

IP/02/605

Brussel, 24 april 2002

Commissie keurt compensaties voor Belgische elektriciteitssector ten dele goed

De Europese Commissie heeft besloten geen bezwaar te maken tegen twee van de drie maatregelen uit een regeling die de gevolgen van de liberalisatie van de elektriciteitsmarkt voor Electrabel en SPE moet helpen compenseren. Het betreft hier de kosten voor de ontmanteling van bepaalde nucleaire installaties en voor het bevorderen van groene stroom. Terzelfder tijd heeft de Commissie besloten een grondig onderzoek in te stellen voor het derde onderdeel van deze regeling; deze maatregel houdt in dat de Belgische Staat een deel betaalt van pensioenen van werknemers van de beide ondernemingen, uitgaven die normaliter ten laste moesten komen van deze ondernemingen.

Het dossier van de 'gestrande kosten' in België staat ook bekend als "de overgangsregeling voor de elektriciteitsmarkt", en omvat drie maatregelen.

De eerste maatregel dient om de verbintenis te compenseren die Electrabel en SPE in 1990 aangegaan hebben om deel te nemen in de kosten van de ontmanteling van de site voor nucleair onderzoek in Mol-Dessel. Electrabel en SPE hadden zich er toen toe verbonden voor maximaal 377 miljoen EUR bij te dragen in de financiering van deze werkzaamheden, die - volgens de huidige stand van de technologische knowhow - tot 2030 kunnen duren. De compensaties die de Belgische Staat zal uitkeren, zullen precies overeenstemmen met de bedragen die deze ondernemingen zouden betalen als bijdrage in de ontmantelingswerkzaamheden.

De Commissie was van oordeel dat de door Electrabel en SPE aangegane verbintenis om een deel te dragen van de kosten voor de ontmanteling van de nucleaire sites, een 'gestrande kost' vormde in de zin van de mededeling betreffende de onderzoekmethode van staatssteun die verband houdt met gestrande kosten (cf. IP/01/1077). Zij stelde vast dat de bedragen die de Staat ter compensatie van deze verbintenis zou uitkeren, zelfs in de hypothese dat het zou gaan om staatssteun in de zin van het EG-Verdrag, verenigbaar zijn met de criteria van de onderzoekmethode, en aanspraak kunnen maken op een afwijking van het beginsel dat staatssteun onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt(1)
. Dit besluit laat de bepalingen van het Euratom-Verdrag onverlet.

De tweede maatregel wil het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en energiebesparing bevorderen. Het gaat om een systeem waarbij de Belgische stroomverdelers verplicht worden ter bevordering van het gebruik hernieuwbare energiebronnen een aantal initiatieven te financieren die zijn vastgelegd door de Gewesten en het Controlecomité voor de Elektriciteit en het Gas.

De Commissie was van oordeel dat bij dit mechanisme geen sprake is van staatsmiddelen in de zin van het EG-Verdrag - en dat deze maatregel dus ook geen staatssteun vormde.

Met de derde maatregel neemt de Belgische Staat een deel van de bijdrage van Electrabel en SPE tot het pensioenstelsel van hun werknemers voor zijn rekening. Bepaalde werknemers die nog in dienst zijn bij deze ondernemingen of die ondertussen met pensioen zijn, vallen nog onder de regeling voor aanvullende pensioenen via een omslagstelsel zoals die bestond voordat in de elektriciteitssector de wet van 9 juli 1975 van kracht werd. Door deze wet werd voor deze pensioenregeling overgeschakeld op financiering via een kapitalisatiestelsel.

Volgens de Belgische autoriteiten zou in de afgelopen jaren het tarief voor elektriciteitsverbruik in België te laag geweest zijn om Electrabel en SPE in staat te stellen de nodige voorzieningen aan te leggen om deze pensioenen in het kader van een geliberaliseerde markt te kunnen betalen. Daarom is de Belgische Staat voornemens een deel van de betaling van deze pensioenen op zich te nemen.

De Commissie heeft besloten tegen dit deel van het dossier een grondig onderzoek in te stellen. In dit onderzoek zal met name de berekening onderzocht worden die de Belgische autoriteiten gemaakt hebben van de impact die de stroomtarieven uit het verleden hebben op het vermogen van Electrabel en SPE om de nodige voorzieningen aan te leggen voor pensioenen in een omslagstelsel. Ook zal nagegaan worden of de compensaties die de Belgische Staat wil toekennen, geen overcompensatie zijn van de lasten die de beide ondernemingen daadwerkelijk moeten dragen. De Commissie onderstreept dat zij geenszins voornemens is de pensioenregeling van de werknemers van deze ondernemingen ter discussie te stellen. Zij wil alleen nagaan in hoeverre de gedeeltelijke financiering van deze regelingen door de Belgische Staat verenigbaar is met bovengenoemde regels inzake staatssteun.

Wat zijn 'gestrande kosten'?

Het gaat hierbij om investeringen of verplichtingen op lange termijn die de ondernemingen uit de elektriciteitssector aangegaan hebben toen de elektriciteitsmarkt nog gesloten was, en die nu door liberalisatie van de sector niet langer economisch zijn. Aangezien meerdere lidstaten voornemens zijn de ondernemingen uit de elektriciteitssector voor deze kosten te compenseren en dit soort steun - in bepaalde gevallen - staatssteun kan vormen, heeft de Commissie op 25 juli 2001 een document gepubliceerd waarin vastgelegd werd welke criteria zij zal hanteren om de staatssteun ter compensatie van 'gestrande kosten' te beoordelen.

Deze criteria moeten helpen garanderen dat de steun kosten compenseert die de begunstigde ondernemingen daadwerkelijk gemaakt hebben en die rechtstreeks verband houden met de liberalisatie van de sector. De steun moet in de tijd beperkt zijn, en rekening houden met de reële evolutie op de elektriciteitsmarkt, en met name de marktprijzen. De steun moet de ondernemingen uit deze sector helpen bij de overgang naar een concurrerende marktomgeving.

(1)
Zie art. 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag: "Als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kunnen worden beschouwd (...) steunmaatregelen om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid of van bepaalde regionale economieën te vergemakkelijken, mits de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad".