European Commission
IP/02/612
Brussel, 24 april 2002
Dierenwelzijn: de Commissie steunt onderzoek naar betere
omstandigheden in de veeteelt en een betere kwaliteit van onze voeding
Waar komt onze biefstuk vandaan? Hoe worden dieren gevoerd en behandeld? Na de gekke koeienziekte en andere crisissituaties met onze voeding maakt de Europese consument zich steeds meer zorgen over de veiligheid van onze voeding "van stal tot bord". Onderzoek van de EU kan helpen bij een verbetering van de omstandigheden waaronder dieren worden gefokt en moeten leven. De Europese Commissie heeft tijdens een gisteren in Brussel gehouden seminar met onderzoekers en andere betrokkenen gesproken over het onderzoek naar het welzijn van dieren in de landbouw op Europees niveau. De deelnemers hebben de tot op heden geboekte resultaten van door de EU gesteund onderzoek besproken en de behoefte van de Europese Unie aan toekomstig onderzoek op dit gebied geïnventariseerd. De Commissie geeft momenteel 7,5 miljoen euro steun aan projecten die direct verband houden met het welzijn van dieren. Daarnaast zijn er ook verschillende projecten op het gebied van de gezondheid van dieren waarin aspecten inzake het dierenwelzijn aan de orde komen. Er zijn bijvoorbeeld onderzoekprojecten naar veevervoer over grote afstanden, storingen in het bewegingsapparaat bij de kalkoenenproductie en met stress samenhangende genen bij varkens. Het is voor het eerst dat wetenschappers die bij door de EU gefinancierd onderzoek betrokken zijn, samen met vertegenwoordigers van consumenten- en dierenwelzijnorganisaties hebben besproken hoe onderzoek kan helpen bij de uitvoering en ontwikkeling van innoverend beleid op het gebied van dierenwelzijn en voedselveiligheid.
Verbetering van het welzijn van dieren is cruciaal bij de intensieve
veeteelt: de consument maakt zich zorgen over de herkomst van
dierlijke producten. De Commissie heeft binnen het huidige en het
vorige kaderprogramma voor O&O steun gegeven aan onderzoekprojecten
voor het welzijn van dieren. In deze projecten lag de nadruk direct op
onderzoek inzake dierenwelzijn en daarnaast op de publieke opinie over
aspecten van dierenwelzijn. In het komende zesde kaderprogramma voor
onderzoek en ontwikkeling (2002-2006) zal het dierenwelzijn aan de
orde komen als onderdeel van beleid-gerelateerd onderzoek teneinde tot
een gezonde voedselvoorziening te komen en nieuwe onderzoekgebieden te
verkennen.
Een van de onlangs afgeronde projecten is een onderzoek naar de
houding van het publiek ten opzichte van het dierenwelzijn. Het
verschil tussen wat het publiek zegt te willen en het aankoopgedrag
bij dierlijke producten is soms verbazingwekkend. De consument maakt
zich zorgen over het welzijn van dieren, maar vaak is dit geen
prioriteit op zich: welzijn wordt beschouwd als indicator voor goede
voedingsnormen, zodat een hoog welzijn wordt geassocieerd met
voedselkwaliteit en -veiligheid en gezonde voeding.
Bovendien blijkt dat de consument weliswaar meer informatie over de
dierlijke productie eist om met kennis van zaken te kunnen kiezen,
maar soms ook bewust onwetend blijft om de verantwoordelijkheid voor
het welzijn van dieren af te kunnen schuiven.
De mensen zeggen ook vaak dat ze bereid zijn om meer te betalen voor
een verbetering van het welzijn van dieren, maar in de praktijk valt
daar in veel gevallen niets van te merken. De consument wil
basisinformatie over de productiemethoden op alle etiketten van
voeding op basis van dierlijke producten, ook als het om ingevoerde
producten gaat, en gedetailleerdere achtergrondinformatie op de plek
waar het product wordt verkocht.
In andere projecten zijn bijvoorbeeld aan de orde gekomen: het welzijn
bij het fokken van kalveren, de genetica van gevogelte en verenpikken
bij kippen. Laatstgenoemd project heeft aangetoond dat zelfs
eenvoudige en goedkope verbeteringen in de omgeving waarin kippen
worden gefokt, tot aanzienlijk minder verenpikken kunnen leiden. Er is
2 miljoen euro gestoken in een project dat de effecten van veevervoer
moet onderzoeken. Hieruit blijkt dat er bij het in- en uitladen van
dieren als uiting van stress significante fysiologische en
biochemische reacties optreden.
Hoewel het vee zich enigszins aan lange reizen blijkt aan te passen,
ontwikkelen ze na enkele uren reizen een energietekort, zodat
regelmatige pauzes noodzakelijk zijn. Het project heeft ook aangetoond
dat er verschillen zijn in de reacties van koeien, stieren en ossen op
vervoer, wat de invoering van standaardvoorschriften gecompliceerder
maakt. Daarnaast is gebleken dat dieren heel snel moe worden wanneer
de wegen of de rijstijl slecht zijn.
Bij een project op het gebied van biologische landbouw en de gevolgen
daarvan voor het welzijn van dieren is gebleken dat biologische normen
weliswaar positieve gevolgen hebben voor het welzijn van dieren, maar
dat de gezondheid van dieren op biologische landbouwbedrijven niet
noodzakelijkerwijs beter is dan op gewone bedrijven.
Voor meer informatie over onderzoekprojecten wordt u verwezen naar:
http://europa.eu.int/comm/research/quality-of-life/ka5
(voor het vijfde O&O-kaderprogramma) en
http://europa.eu.int/comm/research/agro/fair/en/index.html
(voor het vierde O&O-kaderprogramma).
Voor meer informatie over het komende zesde O&O-kaderprogramma:
http://www.cordis.lu/rtd2002/fp-debate/fp.htm