Wim van Velzen
Persbericht drs Wim van Velzen
Blikvangers plenaire sessie Brussel, 24-25 april 2002
JUSTITIE EN BINNENLANDSE ZAKEN
Opvang asielzoekers
De vrijhedencommissie dient 111 amendementen in op de ontwerprichtlijn
over minimumnormen voor de opvang van asielzoekers. Met een aantal
amendementen, onder meer op de titel van de richtlijn, wil de
commissie duidelijk maken dat de minimumnormen niet alleen moeten
gelden voor de opvang asielzoekers maar ook voor die van mensen die
een beroep doen op andere vormen van internationale bescherming.
Verder benadrukt de commissie dat de opvangnormen zoals omschreven in
de Europese richtlijn inderdaad minimumnormen zijn en dat lidstaten
altijd gunstiger voorwaarden mogen toepassen.
Verder wil de commissie onderstrepen dat onder gezinsleden voor wie de
opvang eveneens geldt, ook homoseksuele partners met een duurzame
relatie moeten worden verstaan.
De commissie wil dat aan de kinderen van asielzoekers en anderen niet
alleen onderwijsvoorzieningen geboden worden, maar dat hun ook de
schoolplicht wordt opgelegd. De kinderen moeten zo snel mogelijk naar
school, uiterlijk drie weken na de indiening van het asielverzoek en
niet pas na twee maanden, zoals de Commissie heeft voorgesteld. Verder
moeten kinderen bijles krijgen in de taal van de lidstaat. Kinderen
die nog niet schoolplichtig zijn, moeten een plaatsje krijgen op een
crèche of een kleuterschool, onder dezelfde voorwaarden als die gelden
voor de burgers van de desbetreffende lidstaat.
Verder vindt de vrijhedencommissie dat asielzoekers en hun gezinsleden
zo snel mogelijk aan het werk moeten kunnen. De lidstaten moeten na
vier maanden in die mogelijkheid voorzien. Volgens de ontwerprichtlijn
zou het de lidstaten vrij staan asielzoekers gedurende een half jaar
van de arbeidsmarkt te weren. Bovendien wil de commissie de
mogelijkheid voor lidstaten schrappen om asielzoekers van werken te
weerhouden, "indien negatief gedrag is vastgesteld"; de commissie
vindt dat in zo'n geval de normale strafrechtelijke procedures gevolgd
moeten worden.
Hoewel de vrijhedencommissie vindt dat materiële voorzieningen zowel
in natura als in de vorm van uitkeringen mogen worden geboden, wordt
de verstrekking van tegoedbonnen afgewezen. Wat de huisvesting
betreft, wil de vrijhedencommissie zich niet beperken tot particuliere
huizen, appartementen of hotels, maar ook andere, passende vormen van
huisvesting toelaten. Als er een massale toevloed is van ontheemden,
moet een lidstaat de mogelijkheid hebben andere opvangvoorzieningen te
treffen dan asielzoekerscentra tijdens de behandelingsprocedure.
De plicht tot bescherming van asielzoekers wil de vrijhedencommissie
veel ruimer maken. Het mag niet alleen gaan om bescherming tegen
seksueel geweld in opvangcentra e.d., maar tegen alle vormen van
agressie onder alle omstandigheden.
Tot slot vindt de commissie dat betrokkenheid bij terroristische
activiteiten een reden kan zijn om de opvangvoorzieningen in te
trekken of te beperken.
MENSENRECHTEN
Rechten van de mens in de wereld
Mensenrechten moeten volgens de buitenlandcommissie prioriteit hebben
op alle vlakken van de externe relaties van de Unie. Dat staat in het
jaarlijks rapport over mensenrechten in de wereld en het
mensenrechtenbeleid van de Unie van de buitenlandcommissie. Het
rapport van Johan VAN HECKE (EVP/ED, B) richt de aandacht voornamelijk
op moderne vormen van slavernij, terrorisme en mensenrechten en stelt
dat alle vormen van slavernij nefast zijn voor de mensenrechten.
Daarnaast roept het rapport de Commissie en de lidstaten op een lijst
op te stellen van landen waar producten met kinder- of dwangarbeid
worden gemaakt. Het wil een gezamenlijke aanpak van deze problematiek
binnen de WTO en de IAO. Van Hecke ziet de seksuele uitbuiting van
kinderen als een misdaad en roept de lidstaten op tot extra
territoriale toepassing van de wet om kinderen tegen seksueel misbruik
te beschermen.
Erkennend dat terroristische acties de mensenrechten aantasten, willen
de parlementsleden het accent leggen op sentimenten die het extremisme
voeden. Voor hen mag de strijd tegen het terrorisme geen negatieve
invloed hebben op de mensenrechten. In dit opzicht vragen ze
duidelijkheid over de status van de gevangenen op Guantanamo Bay. De
commissie beschouwt het militaire decreet van president Bush, dat een
geheim militair tribunaal over de gevangenen laat oordelen, als een
inbreuk op het internationale verdrag over burger- en politieke
rechten, dat door de Verenigde Staten mee werd ondertekend. De leden
ondersteunen het voorstel van Javier Solana om de gevangenen in
Guantanamo Bay als krijgsgevangen te beschouwen. Een bevoegde
rechtbank moet bij twijfel over de status beslissen.
Het Parlement moet een grotere rol krijgen, opdat de aanpak van de EU
consequenter en coherenter zou zijn. Daarnaast willen de leden dat er
een `ambassadeur' voor mensenrechten wordt aangesteld, die het
Europees Parlement vertegenwoordigt ten aanzien van andere EU
instellingen en internationale organisaties.
Tenslotte roept de commissie alle landen op een moratorium op
executies in te voeren met als doel een volledige afschaffing van de
doodstraf. Ze dringt er bij een aantal landen, waaronder de Verenigde
Staten, China, Saoedi-Arabië en Iran, op aan alle executies
onmiddellijk te stoppen.
Bevordering mensenrechten en democratie in niet-EU landen
De buitenlandcommissie heeft het niet-wetgevende rapport van Rosa DÍEZ
GONZÁLEZ (PES, E) goedgekeurd over de rol van de Europese Unie in het
ondersteunen van de mensenrechten en de democratie in derde landen. De
commissie stelt een interinstitutionele gedragscode voor met de
bedoeling een coherentere aanpak in het beleid van de Unie op dit vlak
te verwezenlijken.
De gedragscode zou voorzien in een opschorting van de economische en
de politieke banden tussen de EU en elk derde land, dat door de VN als
een bondgenoot of geldschieter van het terrorisme wordt aangemerkt.
Ook bepaalde schendingen van de mensenrechten kunnen een opschorting
van akkoorden tot gevolg hebben. De commissie roept daarnaast op elk
derde land dat politieke, economische of andere relaties met de Unie
nastreeft, te verplichten de grondteksten over mensenrechten te
ondertekenen en te ratificeren. Ze is van oordeel dat het waken over
de mensenrechten in de derde landen voorrang moet krijgen op de
economische en andere relaties met die landen.
Verder zou de Europese Unie bij een vernieuwing van eender welk
akkoord met een niet-EU land waar de doodstraf nog steeds wordt
uitgevoerd, zware druk moeten uitoefenen om de doodstraf af te
schaffen of een universeel moratorium te introduceren.
De commissie keurde ook een compromisamendement goed, volgens welk het Europees Parlement iedere coöperatie- en associatieakkoorden herziet, die tussen de EU en een derde land zijn afgesloten.
Tenslotte steunt het rapport de invoering van een EU-agentschap voor mensenrechten en democratie dat voor een aantal taken verantwoordelijk zou zijn: het geven van informatie, advies en een overzicht van de situatie op het vlak van de mensenrechten in elk land.
BEGROTING
Terugbetaling overschotten aan lidstaten
De begrotingscommissie verhoogt de betalingskredieten voor de
EU-begroting met ¤ 4,5 miljard. Eerder had de Europese Commissie
voorgesteld de lidstaten ¤ 10 miljard terug te betalen die vorig
jaar niet zijn gebruikt. De financiering van de begroting 2002 moet
worden herberekend op basis van het nieuwe systeem voor de inkomsten.
Het effect van de amendementen gestemd in de Begrotingscommissie zou
zijn dat de resterende ¤ 5,5 miljard terug wordt geheveld naar de
lidstaten. Het bedrag van ¤ 4,5 miljard zou gebruikt worden om de
voltooiing van nog niet betaalde EU-projecten te versnellen. De
Europese Commissie voorziet een ernstig tekort op de EU-begroting van
2003. De Begrotingscommissie wil er werk van maken om de betalingen
voor 2002 in de mate van het mogelijke te versnellen, met de bedoeling
de druk voor de komende jaren te verminderen. Het goedgekeurde bedrag
van ¤ 4,5 miljard blijft onder het maximale bedrag toegestaan met
het huidige financiële plafond.
Volgens de rapporteur is de eerste schatting van het overschot van het
voorgaande begrotingsjaar, namelijk 18 miljard, evenwel zeer hoog. De
Europese Commissie zou tegen mei 2002 een analyse van de oorzaken van
zo'n onverantwoorde situatie moeten voorleggen met de bedoeling budget
per budget de verantwoordelijkheden vast te stellen. De Europese
Commissie dient oplossingen voor te stellen, omdat de starheid van het
huidige systeem de mogelijkheid uitsluit niet-gespendeerde kredieten
voor andere doelen te gebruiken.
RECHTEN VAN DE VROUW
Integratie gelijke-kansenbeleid in ontwikkelingssamenwerking
Sinds 1996 voert de Commissie een integratiebeleid voor de gelijkheid
van mannen en vrouwen in gemeenschapsbeleid en -acties
("gendermainstreaming"), wat op het terrein van de
ontwikkelingssamenwerking zijn weerslag heeft gevonden in de
Verordening betreffende de integratie van de genderproblematiek in de
ontwikkelingssamenwerking. Het door de Commissie voorgestelde
vijfjarenactieplan (2001 - 2006) beoogt, via een aantal concrete
maatregelen, de goede politieke bedoelingen in de praktijk te brengen
en te voorkomen dat het beleid van gelijkheid van mannen en vrouwen
verdampt. Het actieplan kent drie hoofdlijnen: a) analyse en
integratie van genderaspecten op de zes voorrangsterreinen van het
ontwikkelingsbeleid van de Gemeenschap; b) versterking van de
integratie van het genderaspect in projecten en programma's op
regionaal en nationaal niveau; en c) versterking van de interne
gendercapaciteit van de Commissie.
Rapporteur Maria MARTENS (EVP/ED, NL) is erg ingenomen met het
actieprogramma van de Commissie. Ze is echter van oordeel dat het
actieprogramma concreter gestalte moet krijgen en verzoekt de
Commissie dan ook met een voorstel te komen dat een gedetailleerd
werkprogramma omvat, met specifieke werkwijzen, termijnen, en een
aanduiding van de financiële middelen plus kwalitatieve en
kwantitatieve indicatoren van de resultaten. Martens onderstreept in
haar rapport nog eens dat de integratie van de gelijkheid van mannen
en vrouwen niet mag worden gerechtvaardigd door overwegingen zoals de
verhoging van de productiviteit en de doeltreffendheid van de
ontwikkeling, maar vooral als een beginsel en een morele waarde in het
kader van een veel bredere strijd voor de eerbiediging van de
mensenrechten en voor de individuele waarde van vrouwen en mannen,
wiens verschillen moeten worden erkend, maar wier rechten gelijk
moeten zijn.
De rapporteur kan instemmen met het toepassen van het programma op de
zes voorrangsgebieden van het Gemeenschappelijke ontwikkelingsbeleid,
maar plaatst vraagtekens als het gaat om de volgorde van de
prioriteiten. Over de belangrijkste prioriteit bestaat echter geen
verschil van inzicht met de Commissie. Ook de rapporteur is van
oordeel dat steun aan macro-economisch beleid,
armoedebestrijdingsstrategieën en socialesectorprogramma's in de
gezondheidszorg en het onderwijs de hoogste prioriteit moet hebben.
Martens onderstreept de noodzaak van opleiding en bewustwording inzake
genderproblematiek van het personeel van alle directoraten-generaal
van de Commissie die bevoegd zijn voor de externe betrekkingen van de
EU en vindt dat binnen de Commissie expertise in gendervraagstukken
moet worden opgebouwd. Ten aanzien van ngo's is de rapporteur van
oordeel dat deze een essentiële rol vervullen bij de bevordering van
democratieën waarin de gelijke kansen van mannen en vrouwen worden
gerespecteerd.
Gelijke-kansenbeleid in de EU
Sinds 1996 presenteert de Commissie jaarverslagen over gelijke kansen
voor vrouwen en mannen in de Europese Unie, die zonder enige twijfel
een bijzonder waardevol uitgangspunt zijn voor de evaluatie van de
ontwikkelingen en de geboekte vooruitgang op dit gebied.
Rapporteur María Antonia AVILÉS PEREA (EVP/ED, E) is zeer tevreden met dit verslag omdat het een systematische evaluatie bevat van de communautaire en nationale initiatieven op het gebied van gelijke kansen voor vrouwen en mannen. Bovendien vindt zij de kwaliteit beter in vergelijking met de verslagen van de voorgaande jaren. Zij moedigt de Commissie dan ook aan voort te gaan met het indienen van deze jaarverslagen, die van cruciaal belang zijn voor een algemene en samenhangende follow-up, evaluatie en controle van het beleid van de Gemeenschap en de lidstaten op dit gebied. Kritiek is er op de lidstaten die nog te weinig het beginsel van gelijke behandeling toepassen en integreren op alle beleidsterreinen.
De werkgelegenheidskloof tussen mannen en vrouwen is weliswaar kleiner geworden, maar de rapporteur vindt het zorgelijk dat vrouwen nog steeds in te grote mate te vinden zijn in deeltijdse, tijdelijke of laaggeschoolde banen. Zij doet een beroep op de lidstaten om de totale participatiegraad van vrouwen vóór 2010 tot 60% te verhogen. Positieve geluiden zijn er over de initiatieven in de lidstaten over de verbetering van de kinderopvang. De rapporteur onderstreept de noodzaak om op communautair en nationaal niveau vernieuwende maatregelen te nemen en specifieke streefcijfers vast te stellen om enerzijds te komen tot een evenwichtige verdeling van beroepsactiviteiten en gezinstaken tussen vrouwen en mannen en anderzijds sociale gelijkheid tussen mannen en vrouwen te bevorderen door het individualiseren van de sociale en fiscale rechten.
De rapporteur herhaalt het standpunt van het Parlement dat een
evenwichtige deelname van vrouwen en mannen aan het
besluitvormingsproces een noodzakelijke voorwaarde is voor de goede
werking van een democratische samenleving. De Commissie wordt dan ook
verzocht vernieuwende voorstellen in te dienen, teneinde de lidstaten
aan te moedigen de evenwichtige deelname van mannen en vrouwen bij de
besluitvorming op het gebied van interne aangelegenheden te
bevorderen.
WERKGELEGENHEID EN SOCIALE ZAKEN
Stimuleringsmaatregelen werkgelegenheid
Het Parlement en de Raad hebben in de bemiddelingsprocedure een
akkoord bereikt over stimulerende maatregelen op het vlak van
werkgelegenheid. De bemiddelingsdelegatie van het EP is vooral
tevreden over de verhoging van het budget met ¤ 5 miljoen tot
¤ 55 miljoen en de grotere rol voor plaatselijke en regionale
belanghebbenden. Verder voorziet het bereikte compromis in een betere
voorlichting aan het publiek over de Europese
Werkgelegenheidsstrategie.
Blootstelling van werknemers aan trillingen
De delegatie van het Parlement in het bemiddelingscomité is zeer
tevreden over het bereikte resultaat in het comité en beveelt het
Parlement aan dit over te nemen.
De belangrijkste elementen van het compromispakket zijn de volgende.
* De lidstaten moeten de richtlijn tegen 2005 hebben omgezet en zij
kunnen, na raadpleging van de sociale partners, gebruikmaken van
een overgangsperiode tot maximum 2010 voor machines die vóór 2007
ter beschikking van de werknemers zijn gesteld. Voor machines die
in de land- en bosbouw worden gebruikt wordt een langere
overgangsperiode toegestaan (tot 2014).
* Het Europees Parlement en de Raad beloven om te blijven werken aan
de ontwerprichtlijnen betreffende de blootstelling van werknemers
aan andere fysische agentia zoals lawaai, optische straling en
elektromagnetische velden en golven.
* De grenswaarden voor dagelijkse blootstelling en de actiewaarden
voor dagelijkse blootstelling aan lichaamstrillingen worden
vastgesteld op respectievelijk 1,15m/s2 en 0,5m/s2 (herleid tot
een standaardreferentieperiode van 8 uur);
* Er is aan de richtlijn een bepaling toegevoegd inzake
trillingdempende handvatten.
* Werkgevers moeten informatie krijgen over het gezondheidstoezicht,
waarbij het medisch geheim in acht wordt genomen.
Tot slot moeten de verslagen van de lidstaten aan de Europese Commissie over de implementatie van de richtlijn een beschrijving bevatten van de optimale aanpak voor het voorkomen van trillingen en van andere methoden van arbeidsorganisatie, en de maatregelen die de lidstaten op basis van deze optimale aanpak hebben genomen. Op basis van de verslagen van de lidstaten moet de Commissie een algehele evaluatie van de tenuitvoerlegging van de richtlijn uitvoeren .
VISSERIJ
Oriëntatieprogramma's vissersvloten
De visserijcommissie betreurt dat de meeste lidstaten de
doelstellingen van hun meerjarig oriëntatieprogramma opnieuw niet
hebben bereikt en het is daarom goed dat de Commissie tegen
verschillende lidstaten een inbreukprocedure is begonnen. De MOP's
hebben hierdoor niet geleid tot het gewenste evenwicht tussen de
visbestanden en de exploitatie. Daarom moeten deze programma's bij de
komende hervorming van het visserijbeleid niet in hun huidige vorm
worden voortgezet, maar worden aangepast.
Voor het nieuwe vlootbeleid moeten objectieve criteria worden
aangelegd voor de meting van de capaciteit van schepen en de
segmentering van vloten. Onderzocht moet worden of daarbij ook
alternatieve of aanvullende methoden voor de berekening van de
capaciteit gehanteerd kunnen worden, zoals voor het brandstofgebruik
van een schip. De Commissie moet voor het nieuwe vlootbeleid rekening
houden met de noodzaak van een evenwicht tussen visserijcapaciteit
en/of visserij-inspanningen per lidstaat en de hun beschikbare
vangstmogelijkheden. Voor vissersschepen moet een
"inschrijving-uitschrijving"-regeling worden opgesteld om ervoor te
zorgen dat de vangstcapaciteit in geen geval toeneemt.
Maar, zo benadrukt de visserijcommissie, verkleining van de
vlootcapaciteit mag niet ten koste gaan van de arbeidsomstandigheden
aan boord en de veiligheid van het schip, of de kwaliteit van de
steun. Daarom zal ook in de toekomst structuursteun voor de
modernisering van de vloot nodig zijn.
Tot slot roept de visserijcommissie op tot een vrijwillig
sloopprogramma met aantrekkelijke premies.
ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Schuldenlast armste landen
De Commissie Ontwikkelingssamenwerking heeft op 21 april het rapport
goedgekeurd over speciale leningen en schuldverlichting voor arme
landen met zware schuldenlast (HIPC) van Mario MANTOVANI (EVP/ED, I) .
De rapporteur stelt dat het vermogen van arme landen om de meest noodzakelijke voorzieningen te verzekeren, zoals gezondheid en onderwijs, zeer sterk is afgenomen, omdat ze 40% van de opbrengst van hun grondstoffen moeten besteden aan het wegwerken van hun schuldenlast. De commissie voegt eraan toe dat de `schuldenval' tot een vicieuze cirkel leidt en de ontwikkeling van deze landen ondermijnt. De ontwikkeling van de arme landen is door de economische terugval ten gevolge van 11 september nog verder aangetast.
De commissie voor ontwikkelingssamenwerking verwierp amendementen voor een kwijtschelding van de schulden, maar is van oordeel dat het proces om de schuldenlast te verminderen, moet worden voortgezet en versneld. De regeringen van de landen die van deze maatregel willen profiteren, moeten op de mensenrechten toezien en de principes van goed bestuur respecteren. Ze moeten daarnaast voorrang verlenen aan het bestrijden van de armoede. De commissie meent ook dat wanneer de doeltreffendheid van openbare bestedingen verbeterd wordt, dat daadwerkelijk zal bijdragen aan het tegengaan van armoede. Benadrukt wordt dat de EU-landen zich moeten houden aan het door de VN gestelde cijfer van 0,7% van het BNP dat aan ontwikkelingshulp moet worden besteed.