Sociaal en Cultureel Planbureau
JORRITSMA/VAN DER PLOEG: VASTE BOEKENPRIJS OP DE HELLING
Tijdens een presentatie van het rapport Boek en Markt; effectiviteit en efficiëntie van de vaste boekenprijs - een gezamenlijke publicatie van CPB en SCP - woensdagochtend 24 april in Den Haag, hebben zowel minister Jorritsma van EZ (foto) en staatssecretaris Van der Ploeg van OCW te kennen gegeven dat zij het huidige systeem van de vaste boekenprijs niet langer willen handhaven.
Op een drukbezochte bijeenkomst in Pulchri Studio aan het Lange
Voorhout presenteerden de planbureaudirecteuren Henk Don (CPB) en Paul
Schnabel (SCP) te zamen met de auteurs Marja Appelman (CPB) en Andries
van den Broek (SCP) de publicatie 'Boek en Markt'.
De eerste twee exemplaren werden door de auteurs aangeboden aan de
beide bewindspersonen, waarbij het er meer dan vriendelijk aan
toeging.
Onderzoekster van het CPB, Marja Appelman
Voor de inhoud van het rapport wordt verwezen naar het persbericht
elders op deze website.
In een eerste reactie stelde minister Jorritsma dat de samenleving het
informatietijdperk is binnengegaan en dat het tijd wordt bestaande
regelgeving te toetsen aan nieuwe ontwikkelingen rond marktwerking,
innovatie en internet.
'Boeken zijn emotie,' zo stelde Jorritsma, 'en de angst voor een
bestsellercultuur is groot, maar de vraag is of die angst terecht is.'
De minister constateerde dat het aantal titels per jaar groeit, maar
dat dit ook in andere landen het geval is. Bovendien daalt
tegelijkertijd de verkoop, waaruit blijkt dat vraag en aanbod elkaar
onvoldoende kunnen vinden.
In het daarop volgende debat kruisten enkele deskundigen onder leiding
van SCP-directeur Paul Schnabel de degens. Onder hen Aad Nuis namens
de branche, Peter van Gorsel als hoofd Media en management van de
Hogeschool Amsterdam en Boris Dittrich als indiener van een
initiatief-wetsvoorstel tot behoud van de bestaande vaste boekenprijs.
Tijdens het soms heftig verlopende debat - waarin zich ook
uitgevers en boekhandelaren uit het publiek mengden - werden
vergelijkingen getrokken met het buitenland en werd gewezen op de
onzekerheden die het wijzigen van het bestaande systeem met zich mee
zou brengen.
Over de gevolgen van een dergelijke wijziging liepen de meningen
uiteen. De een vreesde vermindering van het aantal boekwinkels en
verschraling van het aanbod; de ander verwachtte prijsdaling voor
tenminste de bestsellers en toename van het aantal verkooppunten via
supermarkten en drogisterijen.
Namens de schrijvers stelde Nelleke Noordervliet dat haar beroepsgroep
niet gebaat was bij een concurrentie tussen bestsellerauteurs en
auteurs die zich nog moeten bewijzen. Zij bepleitte handhaving van de
vaste boekenprijs.
Staatssecretaris Van der Ploeg sloot de discussie af met de
constatering dat het vooral een debat was tussen believers en
non-believers en noemde Nuis en Dittrich gekscherend de Naomi Klein
en Noreena Hertz van de vaste boekenprijs.
Van der Ploeg complimenteerde de auteurs met het rapport, maar
constateerde vervolgens dat zowel de juiste bedrijfsgegevens als de
juiste doelstellingen vanuit het beleid ontbraken, waardoor hesysteem
niet inzichtelijker werd. Van der Ploeg concludeerde dat de vaste
boekenprijs niet noodzakelijk is voor kruissubsidies, terwijl
innovatie binnen de branche wel degelijk werd belemmerd.
Evenals minister Jorritsma concludeerde hij dan ook dat het tijd wordt
om op zoek te gaan naar een nieuw systeem. De ontheffing van de
Europese Commissie loopt in 2005 af.
Van de alternatieven meende Van der Ploeg dat complete afschaffing te
veel onzekerheid zou scheppen, maar dat subsidies voor boekhandels -
hoe aardig in theorie ook - in de praktijk niet zouden werken. 'En ik
heb inmiddels heel wat ervaring met het uitdelen van subsidies.'
De derde variant - een beperkte vaste boekenprijs van bijvoorbeeld een
half jaar - had daarmee zijn voorkeur.
Beide bewindslieden kondigden aan dat zij over de verschillende
alternatieven advies zouden vragen aan de boekenbranche, de
Consumentenbond en de Raad voor Cultuur. Het is aan het nieuwe kabinet
om hier vervolgens verder invulling aan te geven.