Ingezonden persbericht
Persbericht
Den Haag, 23 april 2002
Natuurorganisaties, ontwikkelaars en bouwers tekenen intentieverklaring
Leden van het Platform Soortenbeschermende Organisaties (PSO), de Neprom (projectontwikkelaars) en het AVBB (bouwbedrijven) roepen in een gezamenlijk verklaring staatssecretaris Faber op maatregelen te treffen om conflicten over beschermde dier- en plantensoorten te voorkomen. De organisaties pleiten voor het instellen van kernleefgebieden voor beschermde soorten, waar niet meer gebouwd mag worden. Buiten die kernleefgebieden kan volgens de initiatiefnemers de aanwezigheid van beschermde soorten dan niet langer worden aangegrepen om ontwikkelingen tegen te houden. Aanleiding voor de gemeenschappelijke verklaring zijn onder andere de rechtszaken die gevoerd zijn rond de wettelijk beschermde korenwolf in Zuid-Limburg.
De ondertekenende partijen roepen de staatssecretaris op om voor de beschermde soorten met spoed kernleefgebieden aan te wijzen, waarvoor speciale planologische beschermingsmaatregelen dienen te gelden. Deze gebieden dienen het duurzame voortbestaan van de beschermde soorten te garanderen. De kernleefgebieden kunnen deels samenvallen met de zogenaamde Ecologische Hoofdstructuur, waarvoor nu in feite al een bouwverbod geldt. Beschermde planten en dieren buiten die kernleefgebieden zijn daarmee niet langer doorslaggevend voor het duurzaam voortbestaan van de beschermde soort, en kunnen dus niet meer aangegrepen worden om bouwplannen tegen te houden. Exemplaren buiten de kernleefgebieden dienen bij planontwikkeling wel zoveel mogelijk te worden ontzien en te worden gecompenseerd. Voorts pleiten de drie partijen voor het instellen van een onafhankelijke commissie met deskundigen, die in conflictsituaties advies uitbrengt over het al dan niet voorkomen van beschermde soorten in een bepaald gebied. De initiatiefnemers willen zich aan de uitspraken van die commissie binden.
Aanleiding voor de verklaring zijn de conflicten die de laatste jaren zijn ontstaan als gevolg van de (vermeende) aanwezigheid van een beschermde dier- of plantensoort op een bouwterrein. Het bekendste voorbeeld daarvan is de korenwolf, die lange tijd de komst van een groot bedrijventerrein in Zuid-Limburg tegenhield. In het kielzog van de korenwolf werd geprobeerd ook de zeggekorfslak, de zandhagedis, de kamsalamander, de modderkruiper en andere dieren en planten te gebruiken om bouwplannen tegen te houden. Steeds vaker zijn het echter niet de bevlogen natuurbeschermers die protest aantekenen, maar particulieren of organisaties die beschermde soorten misbruiken om een hun onwelgevallige ontwikkeling in de achtertuin tegen te houden. Maar daarmee komen de natuurbeschermingsorganisaties steeds meer in een kwaad daglicht te staan, zonder dat het de bescherming van de bedreigde soorten dichterbij brengt. Ook komt de hoge rekening voor gebrek aan beschermingsbeleid te liggen bij projectontwikkelaars, bouwers en de uiteindelijke eigenaren van het vastgoed.
De ondertekenende organisaties dringen bij Staatssecretaris Faber aan op maatregelen. Zij zijn er van overtuigd dat bedreigde dier- en plantensoorten op deze manier veel beter beschermd worden en dat de noodzakelijke bouw van nieuwe woningen of bedrijfsgebouwen niet langer op oneigenlijke gronden wordt tegengehouden.
Ingezonden persbericht