Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Het gebruik van de Gemeentelijke
Basisadministratie Persoonsgegevens
door uitvoerders van de sociale
zekerheidswetten
Het gebruik van de Gemeentelijke
Basisadministratie Persoonsgegevens
door uitvoerders van de sociale
zekerheidswetten
Eindrapport
Een onderzoek in opdracht van het Ministerie van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Silvia Bunt
Peter Plooij
Rixt Schambach
Mechelien van der Aalst
B2574
Leiden, 10 september 2002
Voorwoord
Nederland kent een decentraal onderhouden administratie van persoonsgegevens, de Gemeen-
telijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA). De GBA-gegevens worden onder meer ge-
bruikt bij de uitvoering van sociale zekerheidswetten door het Uitvoeringsinstituut
Werknemersverzekeringen (UWV), de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en gemeentelijke sociale
diensten. Het belang van de GBA-gegevens is groot en neemt in de toekomst alleen maar toe.
Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft Research voor Beleid op-
dracht gegeven te onderzoeken hoe de uitkeringsinstanties (UWV, SVB en sociale diensten) om-
gaan met het vastleggen van gegevens die afkomstig zijn van de GBA, in kwalitatieve en
kwantitatieve zin. Ook was het ministerie geïnteresseerd in de mogelijkheden om de werkings-
sfeer van de Wet Koppeling overheidsprestaties aan juiste inschrijving in de GBA uit te breiden
met andere wetten op het gebied van de sociale zekerheid, of met meer gegevenselementen
naast het adresgegeven.
Het onderzoek is uitgevoerd door Silvia Bunt, Rixt Schambach en Peter Plooij, onder begeleiding
van ondergetekende. Research voor Beleid wil hierbij de klankbordgroep die het onderzoek heeft
begeleid bedanken. Deze klankbordgroep bestond uit medewerkers van het Ministerie van Socia-
le Zaken en Werkgelegenheid, het UWV, de SVB, het Agentschap BPR en de VNG.
Mechelien van der Aalst
Projectleider
---
4
Inhoudsopgave
Samenvatting en conclusies 7
1 Inleiding 23
1.1 Achtergrond 23
1.2 Vraagstelling en opzet van het onderzoek 24
1.3 Opbouw van het rapport 26
2 De Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens 27
2.1 Inschrijving gemeentelijke basisadministratie 27
2.2 Gegevensverstrekking van de GBA naar afnemers 28
2.3 Kwaliteit van het adresgegeven in de GBA 28
3 Het adresgegeven bij Sociale Diensten 31
3.1 Informatie vanuit GBA 31
3.2 Het adresgegeven 33
3.3 Uitvoering Wet Koppeling overheidsprestaties aan juiste inschrijving in de GBA 35
3.4 Terugmeldingen naar de GBA 36
4 Het adresgegeven bij het UWV 39
4.1 Informatie vanuit de GBA 39
4.2 Het adresgegeven 41
4.3 Uitvoering Wet Koppeling overheidsprestaties aan juiste inschrijving in de GBA 45
4.4 Terugmeldingen aan de GBA 46
5 Het adresgegeven bij de SVB 47
5.1 Informatie vanuit de GBA 47
5.2 Het adresgegeven 48
5.3 Uitvoering Wet Koppeling overheidsprestaties aan juiste inschrijving in de GBA 51
5.4 Terugmeldingen aan de GBA 52
6 Verwerking van terugmeldingen door GBA's 53
6.1 Reactie Burgerzaken op terugmeldingen 53
6.2 Terugkoppeling Burgerzaken op terugmelding 53
7 Mogelijkheden om de kwaliteit van de GBA te optimaliseren 55
7.1 Uitbreiding Wet Koppeling met andere materiewetten 55
7.2 Uitbreiding Wet Koppeling met meerdere gegevens-elementen 56
7.3 Alternatieven voor uitbreiding Wet Koppeling 57
Literatuur 61
Bijlage 1 Wet GBA: Algemene gegevens 63
Bijlage 2 Bestandsvergelijking GBA- en sociale dienstsysteem in twee gemeenten 67
Bijlage 3 Verificatieprocedures UWV bij GBA en fiscus 69
Bijlage 4 Externe deelnemers expertmeeting 71
---
6
Samenvatting en conclusies
Inleiding
Achtergrond
De GBA dient als leidraad voor derden, waaronder de uitvoerders van de sociale zekerheidswet-
ten, om persoonsgegevens te controleren. Vanuit de uitvoering van sociale zekerheidswetten
wordt een bijdrage geleverd aan de kwaliteit van de GBA. Dit gebeurt op twee manieren:
· de Wet Koppeling Overheidsprestaties aan juiste inschrijving in de GBA
· de terugmeldingsplicht.
Wet Koppeling
De `Wet Koppeling Overheidsprestaties aan juiste inschrijving in de GBA'1, voortaan `Wet Koppe-
ling' genoemd, is 1 juli 2001 in werking getreden. Op grond van deze wet dienen de adresgege-
vens in de GBA als basis voor het verkrijgen van bepaalde rechten. Het doel van de Wet
Koppeling is een bijdrage te leveren aan de fraudebestrijding door de betrouwbaarheid van het
adresgegeven in de GBA te vergroten. Dit wordt bereikt door het belang van de burger bij een
correcte inschrijving in de basisadministratie te vergroten: een onjuiste inschrijving kan gevolgen
hebben voor de betreffende overheidsprestatie2.
De wet heeft betrekking op de volgende wetten op het gebied van de sociale zekerheid:
· sociale diensten: Algemene bijstandswet (Abw), Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), en de Inkomensvoorziening oudere en ge-
deeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ)
· Sociale Verzekeringsbank: Algemene Ouderdomswet (AOW), Algemene Kinderbijslagwet
(AKW) en de Algemene nabestaandenwet (Anw)
· UWV: de Toeslagenwet (TW).
De Wet Koppeling stelt het recht op deze uitkeringen afhankelijk van de juiste inschrijving in
GBA. Als de betreffende instantie een discrepantie constateert tussen de door de aanvrager ver-
strekte adresgegevens en hetgeen in de GBA vermeld is, moet de cliënt zorgen dat de inschrij-
ving in de GBA correct is. Pas als de adresgegevens met elkaar in overeenstemming zijn, kan tot
toekenning of voortzetting van een uitkering worden overgegaan. Hierop bestaan in de Wet Kop-
peling een aantal uitzonderingen: indien het juiste woonadres niet relevant is voor de vraag of er
recht op een uitkering bestaat, indien belanghebbende redelijkerwijs geen verwijt kan worden
gemaakt van de afwijking of op grond van dringende redenen, kan worden afgezien van opschor-
ting van de uitkering.
Terugmeldingsplicht
Verder is in het Besluit GBA vastgelegd dat een aantal instanties de plicht heeft om afwijkingen te
melden aan de GBA tussen GBA-gegevens en gegevens die men uit andere bronnen ontvangt.
Deze plicht geldt voor drie landelijke afnemers, waaronder de Sociale Verzekeringsbank. Ge-
meentebesturen kunnen zelf de verplichtingen regelen van binnengemeentelijke afnemers van de
---
1 Wijziging van enige wetten teneinde de aanspraak jegens bestuursorganen op verstrekkingen, voorzieningen en
uitkeringen afhankelijk te maken van het in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens opgenomen ge-
geven omtrent het adres van een ingezetene, Tweede Kamer, vergaderjaar 1999-2000, 26 943, nr.3, Stb. 2001 nr.67.
2 Zie de Memorie van Toelichting bij de `Wet Koppeling" en de Circulaire van het Ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid, betreffende de koppeling overheidsprestaties aan inschrijving GBA, gericht aan Burgemeester en
Wethouders.
---
GBA (waaronder sociale diensten) om inlichtingen aan de afdeling Burgerzaken te verschaffen
die van belang zijn voor het bijhouden van de basisadministratie. Gemeenten mogen dus zelf be-
palen op welke wijze sociale diensten rapporteren aan de afdeling Burgerzaken over afwijkende
gegevens.
Het UWV heeft geen terugmeldingsplicht.
Vraagstelling
Binnen het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestond behoefte aan inzicht in de
wijze waarop de uitkeringsinstanties omgaan met de registratie van adresgegevens. Dit betrof
onder meer de wijze waarop informatie wordt uitgewisseld tussen de GBA en de uitkeringsinstan-
ties en het beheer van het adresgegeven door de uitkeringsinstanties. Verder moest het onder-
zoek een verdere bezinning op de `Wet Koppeling overheidsprestaties aan juiste inschrijving in de
GBA' mogelijk maken. Daarbij was het ministerie vooral geïnteresseerd in de praktische moge-
lijkheden van het uitbreiden van de werkingssfeer van de wet met bepaalde wetten (bv. WW,
WAO, WAZ, Wajong, WIK) of met bepaalde gegevenselementen (bv. sofi-nummer, geboorteda-
tum, tenaamstelling, huwelijkse staat). Het Ministerie van SZW heeft aan Research voor Beleid
gevraagd hiernaar een onderzoek uit te voeren.
Onderzoeksopzet
Het onderzoek is uitgevoerd onder de drie kolommen die verantwoordelijk zijn voor uitvoering van
sociale zekerheidswetgeving: SVB, UWV en sociale diensten. Daarnaast is gesproken met afde-
lingen Burgerzaken van gemeenten (verantwoordelijk voor het beheer van de GBA).
Door een combinatie van telefonische en persoonlijke interviews is een beeld verkregen van de
relevante processen.
· Er zijn 18 gemeenten benaderd om mee te werken aan het onderzoek. Bij elke gemeente is
gesproken met twee personen: een leidinggevende bij de afdeling Burgerzaken die verant-
woordelijk is voor de communicatie met de sociale dienst en een medewerker van de ge-
meentelijke sociale dienst die verantwoordelijk is voor de verificatie van adresgegevens bij de
claimbeoordeling en/of heronderzoeken en de communicatie met de GBA-beheerder. In vijf
gemeenten zijn persoonlijke interviews gehouden met deze personen, in dertien gemeenten
hebben telefonische interviews plaatsgevonden.
· Er zijn twee persoonlijke interviews uitgevoerd met de sectie Architectuur & inrichting, on-
derdeel van de afdeling Procesinrichting van het hoofdkantoor van de SVB. Verder zijn
twee telefonische interviews uitgevoerd met medewerkers van regiokantoren van de SVB
die belast zijn met respectievelijk de uitvoering van de AKW en de AOW / Anw.
· Bij alle vijf de UWV-onderdelen (de voormalige uvi's) heeft een persoonlijk interview plaatsge-
vonden met het hoofdkantoor. Daarnaast zijn per UWV-onderdeel twee telefonische interviews
gehouden met medewerkers uit de uitvoering op de regiokantoren. Hierbij is per UWV-onder-
deel één afdeling gesproken die betrokken is bij de uitvoering van de WW en de Toeslagenwet
en één afdeling die betrokken is bij de uitvoering van WAO en WAZ. De interviews zijn gevoerd
met mensen die verantwoordelijk zijn voor de claimbeoordeling of met mensen die zich bezig
houden met het ontwikkelen van werkprocessen en het schrijven van werkinstructies.
Voor een bezinning op de mogelijkheden voor een uitbreiding van de Wet Koppeling is er een ex-
pertmeeting georganiseerd. Voor deze meeting zijn alle uitkeringsinstanties, alsook M&I Partners
en het Agentschap BPR, uitgenodigd.
Dit hoofdstuk geeft een uitgebreide samenvatting van de resultaten van het onderzoek. Daarna
wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste conclusies.
8
Samenvatting
Gegevensuitwisseling tussen GBA en uitkerings-instanties
UWV en SVB
Zowel het UWV als de SVB zijn aangesloten op het GBA-netwerk. Zij ontvangen via een systeem
van afnemersindicaties van al hun cliënten de GBA-gegevens waarvoor men is geautoriseerd. Dit
houdt in dat men automatisch ook alle relevante mutaties in de GBA op de betreffende persoons-
lijsten binnenkrijgt, en dat deze mutaties volledig automatisch in de eigen registraties worden ver-
werkt.
Sociale Diensten
Bij sociale diensten bestaan er in praktijk twee verschillende werkwijzen.
· In bijna eenderde van de gemeenten uit het onderzoek (5) is er sprake van een automatische
koppeling tussen het GBA-systeem en het registratiesysteem dat de sociale dienst gebruikt. Dit
houdt in dat het sociale dienstsysteem wordt gevuld vanuit de GBA en dat ook mutaties in de
GBA automatisch worden verwerkt in de bestanden van de sociale dienst. Dit systeem is ver-
gelijkbaar met de afnemersindicaties van het UWV en de SVB. In gemeenten met een automa-
tische koppeling is het adresveld in het systeem van de sociale dienst dus automatisch identiek
aan het GBA-adres; met uitzondering van mutaties die (binnen) een paar dagen nog moeten
worden verwacht. Uit een bestandsvergelijking door twee gemeenten tussen het GBA- en so-
ciale dienstsysteem blijkt dat die koppeling ook nagenoeg `waterdicht' is: minder dan 1% van
de adressen van de sociale dienst week af van het GBA-adres (zie bijlage 2).
· In tweederde van de geïnterviewde gemeenten (13) is er geen sprake van een automatische
koppeling tussen het systeem van de GBA en dat van de sociale dienst. Het zijn feitelijk twee
volledig gescheiden systemen. Wel hebben deze sociale diensten inzage in de GBA. Op deze
wijze kan men de actuele gegevens van cliënten bekijken, en vergelijken met de eigen
adresgegevens.
· Deze sociale diensten zijn door het ontbreken van zo'n koppeling over het algemeen niet au-
tomatisch op de hoogte van mutaties in de GBA. Men moet immers de GBA raadplegen om te
zien of er gegevens van klanten zijn veranderd. In veel gemeenten gebeurt dit alleen op de
vaste controlemomenten (in ieder geval bij de intake en het heronderzoek). In de zeer kleine
gemeenten (met minder dan 20.000 inwoners) informeren medewerkers van Burgerzaken hun
collega's van de sociale dienst vaak mondeling over mutaties, omdat de lijnen kort zijn. Enkele
gemeenten ontvangen periodiek een overzicht van alle mutaties in de GBA (dus zowel van
cliënten als niet-cliënten).
Het beheer van adresgegevens door uitkeringsinstanties
Adresbeheer UWV
Bij alle UWV-onderdelen is er een centrale basisregistratie verzekerden. Dit is een bestand van
alle verzekerde werknemers met alle gegevens die van belang zijn voor de uitvoering van de
sociale zekerheidswetgeving. Een deel van deze gegevens is afkomstig van de GBA.
Daarnaast beschikken alle UWV-onderdelen over systemen die ingericht zijn op het verstrekken
van uitkeringen. Hierbij maken zij ofwel gebruik van een onlineverbinding (inzagefunctie) met de
basisregistratie verzekerden, ofwel de uitkeringssystemen zijn direct gekoppeld aan de basisregi-
---
stratie verzekerden. In dit laatste geval worden wijzigingen in de basisregistratie verzekerden via
een systeem van afnemersindicaties automatisch verwerkt in de relevante uitkeringssystemen.
Het GBA-adres
Bij alle UWV-onderdelen wordt in de basisregistratie verzekerden een adresveld opgenomen dat
specifiek betrekking heeft op het GBA-adres (het domicilieadres genoemd). Dit adres wordt na
vulling vanuit de GBA niet meer handmatig gemuteerd.
Extra adressen
Naast het GBA-adres hebben alle UWV-onderdelen echter ook de mogelijkheid om extra adres-
sen op te nemen in de eigen basisregistratie verzekerden. Opname van deze adressen gebeurt
volgens het UWV handmatig, meestal op verzoek van de klant. De mogelijkheid voor de opname
van extra adressen in de basisregistratie verzekerden loopt uiteen van één extra adres (UWV
Cadans en Gak) tot vier extra adressen (GUO). Deze worden volgens het UWV opgenomen in de
volgende situaties:
· adressen die in principe zijn bedoeld voor correspondentie (bijv. een postbus of iemand die
als zaakwaarnemer optreedt)
· tijdelijke adressen (bijv. verpleeghuizen, of ivm echtscheiding)
· gemelde adreswijzigingen. Wanneer blijkt dat het nieuwe adres van een klant nog niet via de
GBA is binnengekomen bij het UWV-onderdeel, wijzigt men zelf vast in de basisregistratie
verzekerden het extra adresveld. Bij een adreswijziging zal nooit het domicilieadres worden
gewijzigd. Dit adresveld is immers gereserveerd voor het GBA-adres.
Bij twee UWV-onderdelen (UWV Gak en UWV Cadans: sector BVG) bestaat ook de mogelijkheid
om extra adressen in de uitkeringssystemen op te nemen. Deze adressen staan geheel los van
de adressen in de basisregistratie verzekerden en in de GBA. De situaties waarin van deze
adressen gebruik wordt gemaakt zijn:
· Wanneer het domicilieadres in de basisregistratie verzekerden afwijkt van het adres dat de
klant opgeeft
· Bij adreswijzigingen van klanten die nog niet via een mutatie van de GBA zijn verwerkt in de
basisregistratie verzekerden.
De opname van eigen adressen in de uitkeringsystemen wordt door de uitvoerders niet altijd ge-
meld aan de basisregistratie verzekerden. Hierdoor is het mogelijk dat de adressen in de eigen
uitkeringsbestanden afwijkingen vertonen van de adressen in de basisregistratie verzekerden.
De overige UWV-onderdelen (UWV USZO, UWV GUO en UWV Bouwnijverheiden en Cadans:
sector Detam) kennen geen mogelijkheid om eigen adressen op te nemen in de uitkeringssyste-
men. Deze UWV-onderdelen kunnen alleen adresgegevens vastleggen in de basisregistratie ver-
zekerden.
Adressen in plaats van het GBA-adres
Het UWV neemt in de basisregistratie verzekerden nooit adressen op in plaats van het domici-
lieadres (GBA-adres). Dit adresveld is bij alle UWV-onderdelen, met uitzondering van het UWV
Bouwnijverheid, ook niet meer handmatig muteerbaar nádat verificatie hiervan heeft plaatsge-
vonden bij de GBA.
10
Adressen bij afwezigheid van een GBA-adres
De volgende groepen beschikken volgens het UWV niet over een GBA-adres:
· Mensen die in het buitenland wonen (grensarbeiders en mensen die zijn geëmigreerd): Bij de-
ze groep is GBA-verificatie van het actuele adres per definitie niet mogelijk, omdat men niet
meer verplicht is aangifte te doen van adreswijzigingen in de GBA1.
· Mensen waarbij geen GBA-verificatie mogelijk blijkt. Deze groep is te verdelen in twee sub-
groepen:
· Dak- en thuislozen: Slechts bij een deel van deze groep is geen GBA-verificatie mogelijk.
Een deel van de groep staat wel ingeschreven bij de GBA (soms op een postadres).
· Mensen met een uitkering van wie de persoonsgegevens (waaronder het GBA-adres)
niet zijn geverifieerd bij de GBA, omdat de verificatie is mislukt.
Het UWV Gak heeft cijfers aangeleverd over het aantal personen dat niet beschikt over een GBA-
adres. Opvallend is het relatief hoge percentage personen (circa 8% van alle TW-uitkeringen =
4.111 personen) met een TW-uitkering dat verblijft in het buitenland. Voor de WAO en de WAZ
ligt het percentage mensen dat geregistreerd in het buitenland verblijft lager, op respectievelijk
4% en 3 % (dit betreft respectievelijk 17.999 en 781 personen). Het percentage personen met
een WW- of Wajong-uitkering in het buitenland ligt laag. Bij beide uitkeringen ligt dit percentage
op 0,7% van het totaal aantal uitkeringen (dit betreft 907 personen met een WW-uitkering en 987
personen met een Wajong-uitkering). Overigens is het ook bij personen die zich in het buitenland
bevinden mogelijk controle uit te oefenen op de rechtmatigheid van de uitkeringen (o.a. op grond
van verdragen die hierover in het kader van de Wet BEU zijn afgesloten). Deze controle betreft
onder meer de vaststelling van de identiteit, leefvorm, het inkomen van de betrokkene of van de
partner, samenloop van uitkeringen, arbeidsongeschiktheid en het hebben en de leeftijd van kin-
deren.
Het percentage personen met een uitkering waarbij verificatie bij de GBA niet is gelukt
(waaronder de groep dak- en thuislozen) ligt bij alle genoemde uitkeringen lager dan 0,1%.
Adresbeheer SVB
De SVB gebruikt twee verschillende uitkeringssystemen: één voor de AKW en één voor de
AOW/Anw.
Het GBA-adres
Ook de SVB reserveert een apart adresveld voor het GBA-adres. Dit adresveld kan in het AKW-
systeem handmatig worden gemuteerd. In het systeem van de AOW/Anw kan dit adresveld in
principe niet worden gemuteerd.
Extra adressen
Net als het UWV heeft de SVB heeft de mogelijkheid om naast het GBA-adres, extra adressen op
te nemen. Bij de uitvoering van de AKW maakt men gebruik van één extra adresveld. Van álle
klanten wordt naast het GBA-adres een correspondentieadres vastgelegd. Dit is bij nieuwe klan-
ten altijd het GBA-adres van de rechthebbende ouder(s). Hiervan wordt volgens de SVB alleen
afgeweken wanneer de klant een goede reden aangeeft waarom hij of zij de post op een ander
adres dan het GBA-adres wil ontvangen.
---
1 De ingezetene die naar redelijke verwachting gedurende een jaar ten minste twee derde van de tijd buiten Neder-
land zal verblijven, is verplicht bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente van inschrijving
binnen vijf dagen voor zijn vertrek uit Nederland schriftelijk aangifte van vertrek te doen. Hij doet in die aangifte me-
dedeling van dat vertrek, van het volgende land van verblijf en van het eerste adres van verblijf in dat land.
---
In het systeem van de AOW/Anw kunnen volgens de SVB, naast het GBA-adres, twee extra
adressen worden vastgelegd.
1. Het verblijfadres
2. Het correspondentieadres
Beide adressen worden gevuld door de regiokantoren.
Deze adresvelden worden niet standaard gebruikt. Deze worden alleen toegevoegd wanneer er
sprake is van een afwijkend adres voor de post, of een tijdelijk ander verblijfadres. Gebruik van
een verblijfadres en/of correspondentieadres, naast het GBA-adres, komt vooral voor bij perso-
nen die worden opgenomen in een verpleeghuis.
Adressen in plaats van het GBA-adres
In het systeem van de AOW/Anw kan het adresveld dat bedoeld is voor het GBA-adres in princi-
pe niet worden gemuteerd. Bij de uitvoering van de AOW/Anw komt daarom volgens de SVB het
adresveld dat gereserveerd is voor het GBA-adres altijd overeen met de daadwerkelijke GBA-
inschrijving.
Bij de AKW kan het adresveld dat bedoeld is voor het GBA-adres wel handmatig worden gemu-
teerd. Men muteert dit alleen wanneer er sprake is van een tijdelijk adres waarbij de persoon een
deel van de tijd ergens anders woont, maar hierdoor op grond van GBA-wetgeving zijn GBA-
adres niet hoeft aan te passen. Voorbeelden waarbij dit gebeurt zijn: tijdelijk verblijf bij internaat,
instelling, of familie. In deze gevallen staat de gemeentecode nog steeds vermeld bij het adres,
zodat men kan zien in welke gemeente de persoon staat ingeschreven in de GBA. In de vrije
tekst staat de reden van afwijking van het GBA-adres.
Adressen bij afwezigheid van een GBA-adres
De SVB noemt dezelfde groepen die niet beschikken over een GBA-adres als het UWV: mensen
die in het buitenland wonen (grensarbeiders en mensen die zijn geëmigreerd) en een deel van de
dak- en thuislozen.
Uit de cijfers van het Kwartaalbericht SVB AOW/ Anw/ AKW, 4e kwartaal 2001, is af te leiden dat
zowel het percentage personen met een AOW-pensioen als het percentage personen met een
Anw-uitkering dat geregistreerd in het buitenland verblijft ligt op 7% (dit betreft 167.939 personen
met een AOW-pensioen en 11.005 personen met een Anw-uitkering). Het percentage kinderbij-
slagkinderen in het buitenland ligt relatief veel lager, op 1% van het totaal aantal kinderbijslagkin-
deren (dit betreft 32.037 kinderen).
Het percentage dak- en thuislozen (met een uitkering van de SVB) dat niet is ingeschreven in de
GBA ligt volgens de SVB, analoog aan het UWV, heel laag1. Het precieze percentage is niet be-
kend.
Adresbeheer Sociale Diensten
Extra adressen
Bijna de helft van de respondenten van de sociale diensten zegt dat er geen adres naast het
GBA-adres kan worden ingevoerd: per cliënt is er maar één adres.
Ruim de helft van de geïnterviewden van de sociale diensten geeft aan dat het wel mogelijk is om
naast het GBA-adres andere adressen in te voeren in het systeem.
---
1 In een recente publicatie van het CBS staat vermeld dat dak- en thuislozen over het algemeen wel staan inge-
schreven op een adres in de gemeente waar zij gewoonlijk verblijven.
12
Het gaat daarbij om:
· personen die zelf hun zaken niet meer kunnen regelen en die belangenbehartigers hebben
· personen die tijdelijk zijn opgenomen in bijvoorbeeld een psychiatrische inrichting
· crisissituaties, waarbij iemand een geheim adres heeft (zoals bij bedreiging of mishandeling
van cliënten).1
Adressen in plaats van het GBA-adres
Ruim tweederde van de respondenten van sociale diensten zegt dat ze soms bewust een adres
opnemen in hun registratie dat afwijkt van het GBA-adres. Het gaat dan om bijv. crisissituaties,
psychiatrische opnames, of vrouwen die in een Blijf-van-mijn-lijfhuis wonen. Soms overschrijft dit
adres het GBA-adres. Meestal wordt dit als aanvullend adres in het systeem ingebracht.
Adressen bij afwezigheid van een GBA-adres
Het komt volgens de respondenten nauwelijks voor dat cliënten van de sociale dienst niet zijn in-
geschreven in de GBA; mensen die in het buitenland wonen of niet woonachtig zijn in de ge-
meente hebben in principe- geen recht op een uitkering in die gemeente. Een aantal sociale
diensten geeft aan dat het soms voorkomt dat dak- en thuislozen, en nieuwkomers (nog) niet in-
geschreven blijken te zijn in de GBA. Dak- en thuislozen worden in principe altijd doorverwezen
naar een centrumgemeente. In deze gemeente krijgen ze een adres (vaak een fictief woonadres,
zoals het adres van de sociale dienst of het gemeentehuis). Ze worden dan onder dit adres in de
GBA ingeschreven, met (formele) toestemming van de GSD.
Uitvoering van de Wet Koppeling
UWV
De Wet Koppeling is voor het UWV alleen van toepassing op de Toeslagenwet. Uit het onderzoek
blijkt dat de uitvoering van deze wet in praktijk te wensen over laat. Ongeveer de helft van de ge-
interviewde medewerkers van regiokantoren (die verantwoordelijk zijn voor uitvoering van de
Toeslagenwet) blijkt niet op de hoogte te zijn van de wet, of geeft aan dat de wet op het regiokan-
toor niet wordt uitgevoerd. Op deze kantoren voert men überhaupt geen systematische vergelij-
king uit tussen het adres dat de klant meldt en de GBA-inschrijving.
Slechts twee geïnterviewden van verschillende UWV-onderdelen gaven aan dat er recentelijk
werkinstructies zijn opgesteld. In de praktijk blijkt dus dat de uitvoering van de wet beperkt is. Dit
heeft volgens het UWV een combinatie van oorzaken:
· De Toeslagenwet is voor het UWV een `stiefkindje': De wet heeft een beperkte groep rechtheb-
benden (in vergelijking met WAO en WW) en wordt bovendien altijd verstrekt in aanvulling op
andere wetten (wanneer een uitkeringsgerechtigde anders onder het sociaal minimum uitkomt).
· De Toeslagenwet is voor de UWV-onderdelen een ingewikkelde wet (hij lijkt niet op andere
materiewetten die het UWV moet uitvoeren). Het adresgegeven speelt een beperkte rol in de
vaststelling van recht op en hoogte van een uitkering op basis van de toeslagenwet. Andere
gegevens zijn veel belangrijker bij de uitvoering van de Toeslagenwet. Het adresgegeven kan
---
1 Er is vaak sprake van een woonadres, een postadres (contact-, verzend-, of correspondentieadres), of een punt-
adres. Het woonadres is het feitelijke woonadres van de inwoner. Het postadres is het adres waarnaar post van de
feitelijke bewoner moet worden gestuurd. Een puntadres is een fictief woonadres van bijvoorbeeld een gemeentelij-
ke instantie, zoals de gemeentelijke sociale dienst, GBA, of stadshuis. Dit adres wordt eveneens gebruikt voor de
inschrijving van dak- en thuislozen.
13
hooguit indirect een aanwijzing geven voor de leefvorm, en daarmee voor een wijziging in
(rechtop of hoogte van) de uitkering.
SVB
De Wet Koppeling heeft voor de uitvoeringspraktijk van de Sociale Verzekeringsbank strikt ge-
nomen geen gevolgen gehad. Reeds voor de inwerkingtreding van de wet ( 1 juli 2001) had de
Sociale verzekeringsbank op grond van artikelen in de AKW, AOW en Anw de mogelijkheid om
de betaling van deze uitkeringen op te schorten wanneer men op grond van duidelijke aanwijzin-
gen het gegronde vermoeden heeft dat het recht op een uitkering niet of niet meer bestaat, of
recht op een lagere uitkering bestaat. De werkinstructies van de SVB met betrekking tot opschor-
ting en de controle op GBA-gegevens zijn vanwege deze reden dan ook niet aangepast.
Mensen in de uitvoering blijken op de hoogte te zijn van de Wet Koppeling. In praktijk verschilt de
werkwijze met betrekking tot opschorting van de uitkering tussen regiokantoren. Sommige kanto-
ren schorten op zodra er twijfel bestaat aan het feitelijke woonadres van de klant (bij elke afwijking
met het GBA-adres). Vervolgens onderzoekt men op welk adres de klant daadwerkelijk woont.
Andere kantoren bepalen eerst in hoeverre de afwijking van invloed zou kunnen zijn op het recht
en/of de hoogte van de uitkering. Pas wanneer dit het geval lijkt, schort men de uitkering op.
Sociale Diensten
Er zijn meerdere momenten waarop sociale diensten het adres dat de klant opgeeft vergelijken
met de GBA-inschrijving: standaard bij de intake, het heronderzoek en bij tussentijdse adreswijzi-
gingen van klanten (bijv. via het inlichtingenformulier).
Alle gemeenten uit het onderzoek zeggen de Wet Koppeling uit te voeren. Wel blijkt dat sommige
gemeenten altijd direct opschorten bij iedere afwijking met de GBA, terwijl andere gemeenten
eerst een afweging maken of wel of niet direct wordt opgeschort.
Eenderde van de sociale diensten geeft aan bij een afwijking altijd direct op te schorten, en werkt
dus conform de wet. Men wijst daarbij op de Algemene Bijstandswet, artikel 69, die stelt dat als
de cliënt informatie niet, niet tijdig of geheel volledig verstrekt, het recht op bijstand dient te wor-
den opgeschort.
Tweederde van de sociale diensten geeft echter vaak éérst een termijn waarbinnen de afwijking
kan worden hersteld, en schorten de uitkering pas op wanneer de klant in deze termijn niet of niet
adequaat heeft gereageerd. Deze werkwijze wordt gevolgd wanneer de sociale dienst geen twijfel
heeft over het juiste adres. Wanneer men wel een frauderisico aanwezig acht, schorten deze so-
ciale diensten wel direct op. In deze gevallen wordt de klant ook opgeroepen voor een gesprek
over de woonsituatie of wordt een huisbezoek afgelegd. Een ruime meerderheid van de sociale
diensten volgt dus niet de letter van de wet.
Terugmeldingen door uitkeringsinstanties aan de GBA
UWV
Het UWV heeft geen terugmeldingsplicht. In praktijk vinden er volgens het UWV vrijwel geen te-
rugmeldingen aan de GBA's plaats. Dit geldt zowel voor de medewerkers van de basisregistratie
verzekerden, als voor de uitkeringsregistraties. Er vinden hooguit op incidentele basis wel eens
terugmeldingen plaats. Dit betreft individuele initiatieven van medewerkers.
14
SVB
De SVB heeft een terugmeldingsplicht. In de landelijke Handleiding Operationele Procedures,
bedoeld voor de buitengemeentelijke afnemers van de GBA met een terugmeldingsplicht, staat
beschreven welke procedures de SVB moet volgen ten aanzien van de uitvoering van deze te-
rugmeldingen. Hierin staat onder meer dat:
· De afnemer de terugmelding pas doet als deze overtuigd is dat zijn gegevens juist zijn
· Voor afwijkingen die worden veroorzaakt door verhuizingen, wordt aangeraden een termijn
van vier weken aan te houden. Wanneer de afwijking na deze periode nog steeds bestaat, is
een terugmelding zinvol.
Volgens de eigen werkinstructies van de SVB hoeven echter alleen afwijkingen die van invloed
zijn op de uitkering (recht en/of hoogte), of die een ander SVB-kantoor bevoegd maken, te wor-
den teruggemeld. In andere gevallen behoeft men alleen de klant te verwijzen naar de afdeling
Burgerzaken van de gemeente.
Gebleken is dat niet alle regiokantoren deze instructie volgen. Soms meldt men ook andere afwij-
kingen terug. Het ene kantoor is hier strikter in dan het andere. Eén van de geïnterviewden gaf
aan dat men bewust afwijkt van de instructie en álle afwijkingen terugmeldt. Omdat het aantal te-
rugmeldingen door de SVB niet eenduidig wordt geregistreerd, zijn hierover geen betrouwbare
cijfers beschikbaar.
Sociale Diensten
Door alle sociale diensten worden (wel eens) afwijkingen teruggemeld aan de GBA. Veel sociale
diensten zeggen echter dat terugmeldingen meestal niet nodig zijn, omdat de klant in veel geval-
len zelf regelt dat zijn GBA-inschrijving wordt aangepast. Anders heeft deze geen recht op een
uitkering. In de praktijk is het vaak afhankelijk van de kennis en houding van de medewerker of
wel of niet wordt teruggemeld. Medewerkers hebben weinig kennis over de officiële procedures
die gevolgd moeten worden.
Verwerking terugmeldingen door GBA
Alle afdelingen Burgerzaken geven aan dat elke terugmelding in onderzoek wordt genomen. De
werkwijze bij een GBA-onderzoek is om eerst de betreffende persoon aan te schrijven op het
GBA-adres. Verschijnt de inwoner, dan wordt alsnog het juiste adres ingebracht. Verschijnt de
inwoner niet, dan kan het adres van de inwoner door de afdeling Burgerzaken eventueel ambts-
halve worden gemuteerd.
Volgens de geïnterviewden bij de Sociale Verzekeringsbank reageren de meeste GBA's binnen
de gestelde termijn van acht weken op een terugmelding. Voor het UWV is deze vraag niet gesteld,
omdat men nauwelijks terugmeldingen uitvoert. In de gemeenten waarin de sociale dienst wel te-
rugmeldt, koppelt de afdeling Burgerzaken in de helft van de gevallen binnen de termijn terug wat
de uitkomst van het onderzoek is geweest.
De wijze waarop deze uitkomst wordt meegedeeld aan de uitkeringsinstantie verschilt. In praktijk
gebeurt dit zowel mondeling, schriftelijk als via de automatische mutatieberichtgeving (bij afnemers).
15
Uitbreidingen van de Wet Koppeling
Een uitbreiding van de huidige Wet Koppeling naar andere materiewetten of meerdere gege-
venselementen zou een bijdrage kunnen leveren aan fraudebestrijding in brede zin doordat hier-
mee de kwaliteit van de GBA kan worden verhoogd. Het onderzoek had niet tot doel om in beeld
te brengen hoe groot deze bijdrage zou zijn. Wel is geïnventariseerd hoe de betrokken instanties
staan ten opzichte van dergelijke uitbreidingen.
Uitbreiding Wet Koppeling met andere materiewetten
Afgaande op de reacties van de geraadpleegde uitkeringsinstanties is er weinig draagvlak voor
uitbreiding van de Wet Koppeling met andere materiewetten. De uitkeringsinstanties vinden dit
alleen zinvol wanneer het adresgegeven relevant is voor het recht op of de omvang van de uitke-
ring.
Wanneer het adresgegeven niet van belang is, brengt een koppeling volgens de uitkeringsinstan-
ties onredelijke lasten voor burgers en uitkeringsinstanties met zich mee.
Aan burgers is het moeilijk uit te leggen dat de uitkering wordt opgeschort, terwijl het adresgege-
ven niet van belang is voor het recht op of de omvang van de uitkering. Men vraagt zich ook af of
dit juridisch is hard te maken. Voor de uitkeringsinstanties betekent de verplichting tot opschorting
bovendien een flinke extra belasting. Ten eerste dient een systematische vergelijking plaats te
vinden tussen het adres dat de klant meldt en het GBA-adres. Dit is nu bij de uitvoering van de
WAO en WW niet nodig. Bij afwijkingen dient bovendien, naast het opschorten van de uitkering,
contact te worden gelegd met de klant. Vervolgens moet worden gevolgd of de klant de afwijking
herstelt. Zo ja, dan moet de opschorting worden beëindigd. Zo niet, dan moet worden beoordeeld
of de uitkering kan worden beëindigd.
De uitkeringsinstanties zijn daarom van mening dat de nadelen van een dergelijke koppeling (de
lasten voor burgers en uitkeringsinstanties) niet opwegen tegen de voordelen (een hogere be-
trouwbaarheid van GBA-gegevens, waardoor fraudebestrijding in brede zin wordt gefaciliteerd).
Dit geldt zeker omdat men van mening is dat de betrouwbaarheid van de GBA reeds vrij hoog is.
Of dit terecht is, is in het kader van dit onderzoek niet te beoordelen.
Bovengenoemde argumentatie betekent concreet dat het door de uitkeringsinstanties niet wense-
lijk wordt geacht de werkingssfeer van de huidige Wet Koppeling uit te breiden naar WW, WAO,
WAZ en Wajong en Ziektewet. Uitbreiding van de wet naar de Wet Inkomensvoorziening Kuste-
naars en het Besluit Bijstandverlening Zelfstandigen zou wel passen binnen de genoemde uit-
gangspunten.
Uitbreiding Wet Koppeling met meerdere gegevenselementen
Ook hierbij geldt op grond van dezelfde argumenten dat de uitkeringsinstanties willen vasthouden
aan het criterium dat koppeling alleen zinvol is wanneer het betreffende gegeven relevant is
voor het recht op of de omvang van de overheidsprestatie. Welke gegevens dit zijn, kan per wet
verschillen. Verder geeft men aan dat koppeling alleen zinvol is wanneer afwijkingen op het be-
treffende gegeven meestal het gevolg zijn van verwijtbaarheid van de klant.
16
Door het geringe draagvlak bij de uitkeringsinstanties voor uitbreiding van de werkingssfeer van
de Wet Koppeling bestaat er een groot risico dat dergelijke uitbreidingen slecht zouden worden
uitgevoerd. De huidige wet biedt voldoende ontsnappingsmogelijkheden om de uitkering niet te
hoeven opschorten (dringende reden, verwijtbaarheid). De inschatting is dat uitvoerenden daar in
de praktijk regelmatig gebruik van zullen maken.
Alternatieven voor de Wet Koppeling
Uitbreiding terugmeldingsplicht
Een mogelijk alternatief voor uitbreiding van de werkingssfeer van de wet is een uitbreiding van
de terugmeldingsplicht naar alle uitkeringsinstanties. Nu geldt deze plicht alleen voor de SVB, niet
voor sociale diensten en het UWV. Ook op dit punt zal het draagvlak bij de uitkeringsinstanties
echter niet groot zijn, zo is gebleken uit de expertmeeting.
Onder sociale diensten voelt men weinig voor een terugmeldingsplicht. De afdeling Burgerzaken
en de sociale dienst kunnen op lokaal niveau afspraken maken over terugmeldingen. Men vindt
dat de huidige praktijk voldoet. Terugmeldingen zijn volgens sociale diensten bovendien niet altijd
nodig. Meestal geeft de klant zelf de afwijking door aan de GBA, omdat men anders geen recht
heeft op een uitkering.
Het UWV is in ieder geval geen voorstander van een algemene terugmeldingsplicht voor alle af-
wijkingen. Een aantal GBA-gegevens, zoals het adresgegeven, zijn bij de uitvoering van de WW
en de WAO immers niet van belang bij het vaststellen van het recht en/of de hoogte van de uitke-
ring. In deze gevallen is het moeilijk om uitvoerders te motiveren tot het uitvoeren van een syste-
matische vergelijking tussen gegevens die de klant meldt (bijvoorbeeld het adres) en de GBA-
gegevens en tot het uitvoeren van terugmeldingen. Dit betekent veel extra werk waar men zelf
geen belang bij heeft. Een terugmeldingsplicht met betrekking tot afwijkingen in gegevens die
men nu reeds controleert op grond van de GBA kent minder praktische bezwaren.
GBA als primaire bron
Een ander alternatief voor de Wet Koppeling is het aanwijzen van de GBA als primaire gegevens-
bron. Deze suggestie is reeds eerder gedaan door de Sociale Verzekeringsbank. Het voorstel van
de SVB was destijds om de GBA niet alleen als verificatiebron te gebruiken, maar voor bepaalde
gegevens de GBA als primaire bron aan te wijzen. Dit betekent dat het recht op en de hoogte van
de uitkering altijd wordt bepaald op basis van het GBA-adres. Op dit moment is bij een afwijking
tussen de feitelijke situatie en de GBA-gegevens, de feitelijke situatie bepalend voor de uitkering.
De feitelijke situatie moet dan natuurlijk wel onomstotelijk vaststaan op basis van bewijsstukken
en/of onderzoek door de buitendienst.
Het aanwijzen van de GBA als primaire bron is in lijn met het programma Stroomlijning Basisge-
gevens. Dit programma geeft een impuls aan de totstandkoming van authentieke registraties:
`kwalitatief hoogwaardige bestanden van veelvuldig en om uiteenlopende redenen benodigde
gegevens, die door de overheid formeel als de enige officieel erkende registers voor de be-
treffende gegevens zijn aangemerkt en die in het gehele land verplicht op dezelfde wijze wor-
den bijgehouden ten dienste van meerdere daartoe geautoriseerde personen of instanties'.
Het voert in het kader van dit onderzoek te ver om een definitieve uitspraak te doen over de wen-
selijkheid van het aanwijzen van de GBA als primaire bron. Wel wordt een aantal mogelijke voor-
delen genoemd, met een aantal nuanceringen.
17
De verwachte voordelen hiervan met betrekking tot het adresgegeven zijn:
· Een betere kwaliteit van het GBA-adresgegeven. De klant heeft er immers direct belang bij het
GBA-adres goed bij te houden. Een nuancering is dat dit alleen geldt voor klanten met een
uitkering, waarbij het adresgegeven van invloed is op het recht of de hoogte van de uitkering.
· Het is voor de burger makkelijker, want deze hoeft maar bij één instantie een adreswijziging
door te geven. Een potentieel risico hiervan is dat het wellicht makkelijker wordt voor mensen
om te frauderen, omdat de fraude slechts bij één organisatie hoeft plaats te vinden.
· Een verlichting van de werklast van de uitkeringsinstanties, omdat de onderzoeksplicht ge-
deeltelijk zou kunnen komen te vervallen. Tijdens de expertmeeting waren de uitkeringsinstan-
ties het er over eens dat de onderzoeksplicht bij het gebruik van de GBA als primaire bron
gedeeltelijk zou kunnen worden afgeschaft. De onderzoeksplicht zou echter in ieder geval
moeten worden gehandhaafd voor gegevens die van invloed zijn op het recht of de hoogte
van de uitkering, en dus fraudegevoelig zijn. Welke gegevens dit zijn, verschilt per
wet/regeling. Uitkomsten van dergelijk onderzoek zouden moeten worden teruggemeld naar
de GBA op grond van een terugmeldingsplicht.
Naast het adresgegeven zouden ook andere gegevens uit de GBA als authentiek gegeven kun-
nen worden aangemerkt (bv. geboortedata afkomstig uit Nederlandse akte). De GBA heeft im-
mers zijn volwassenheid wel getoond: de kwaliteit is (zeer) goed. De oplossing lijkt om per wet op
het gebied van de sociale zekerheid aan te geven wat de kritische gegevens zijn in verband met
het recht en de hoogte van de uitkering, en voor deze gegevens de GBA aan te wijzen als au-
thentieke bron. Dit kan niet worden geregeld in één kaderwet voor alle materiewetten.
Aandachtspunten
· Bij het aanwijzen van de GBA als primaire bron moet goed bekeken worden op welke wijze
voldoende controle op het adresgegeven kan worden ingebouwd, en welke instanties zouden
moeten beschikken over sanctiemogelijkheden wanneer de GBA-inschrijving niet overeen
blijkt te komen met de feitelijke situatie.
· Verder is het van groot belang om bij het aanwijzen van GBA-gegevens als primaire bron voor
bepaalde wetten, nauwkeurig te kijken naar de definities van de GBA-gegevens zoals die door
de verschillende uitkeringsinstanties worden gehanteerd.
· Tot slot kunnen zich in praktijk situaties voordoen waarbij de persoon slechts tijdelijk op een
ander adres verblijft, maar op grond van de GBA-wetgeving niet verplicht is zijn GBA-
inschrijving aan te passen. In deze gevallen is het mogelijk dat de GBA-inschrijving (die im-
mers dient ter vaststelling van het recht op en de hoogte van de uitkering) nadelig uitwerkt
voor de persoon. Overigens moet het mogelijk blijven voor de uitkeringsinstanties om extra
adressen aan te houden, naast het GBA-adres, zodat post kan worden verstuurd naar zaak-
waarnemers of correspondentieadressen.
18
Conclusies
In deze paragraaf worden kort de belangrijkste conclusies uit het onderzoek op een rij gezet.
Belang GBA-adres
Voor de uitvoering van sociale zekerheidswetten door SVB, UWV en sociale diensten is het voor
de uitkeringsinstanties van groot belang op welk adres een cliënt bij de Gemeentelijke Basisad-
ministratie is ingeschreven. Dit adres is in twee opzichten van belang:
· Om relatief gemakkelijk te beschikken over een foutloze adresvermelding, die in de overgrote
meerderheid ook de juiste is. De uitkeringsinstanties hebben immers behoefte aan een adres
waarnaar correspondentie kan worden gestuurd en waar de cliënt bereikbaar is.
· Bij een aantal uitkeringen is het adres bovendien van belang voor de bepaling van het recht
op en/of de hoogte van de uitkering (Abw, IOAW, IOAZ, TW, AKW, AOW en Anw) omdat het
informatie verschaft over de leefsituatie.
Om te bewerkstelligen dat de uitkeringsinstanties kunnen beschikken over het GBA-adres zijn de
volgende voorzieningen getroffen:
· Geautomatiseerde gegevensverstrekking via een systeem van afnemersindicaties (UWV,
SVB, deel sociale diensten),
· Inzage, soms aangevuld door mutatielijsten of informele signalen (deel sociale diensten).
De geautomatiseerde gegevensverstrekking vormt in principe een sluitend systeem, waarbij het
adresveld van de uitkeringsinstanties hooguit een paar dagen achterloopt op het GBA-adres.
Wanneer de GBA-gegevens alleen ter inzage beschikbaar zijn, kunnen er (tijdelijke) afwijkingen
ontstaan tussen het GBA-adres en het adres dat de sociale dienst registreert. Deze afwijkingen
worden gecorrigeerd op de vaste momenten waarop de sociale dienst de GBA-gegevens inziet.
Dit betreft bij alle sociale diensten in ieder geval de intake, het heronderzoek en bij tussentijdse
adreswijzigingen die klanten melden.
Alle uitkeringsinstanties geven aan dat er in praktijk situaties bestaan waarin men bewust afwijkt
van het GBA-adres. De meest voorkomende situaties zijn tijdelijke adressen (waaronder crisissi-
tuaties) , correspondentieadressen, adressen van zaakwaarnemers en verhuizingen. Zowel de
SVB als het UWV maken daarbij gebruik van extra adresvelden naast het GBA-adres.
Sociale diensten voegen in de bovengenoemde gevallen hetzij een extra adres toe, of men mu-
teert het ingebrachte GBA-adres handmatig. Dit hangt af van de mogelijkheden die het systeem
biedt.
Terugmeldingen
Terugmeldingen (van de SVB en sociale diensten) hebben volgens geraadpleegde respondenten
bij Burgerzaken duidelijk een toegevoegde waarde. Het biedt de mogelijkheid de kwaliteit van de
GBA op peil te houden door gericht onderzoek uit te voeren op signalen van uitkeringsinstanties.
Uitvoering Wet Koppeling
De Wet Koppeling wordt door de SVB, het UWV en sociale diensten verschillend uitgevoerd.
Het UWV lijkt de Wet Koppeling bij de Toeslagenwet niet of nauwelijks uit te voeren. Er vindt bij
een aantal UWV-onderdelen geen structurele vergelijking van het adresgegeven plaats en dus
ook geen opschorting.
19
Sociale diensten voeren de Wet Koppeling wel uit, maar een meerderheid volgt niet de letter van
de wet (er wordt immers niet in alle gevallen waarin een afwijking wordt geconstateerd direct op-
geschort). Een deel van de sociale diensten doet dit wel.
De SVB voert de wet uit conform de voorschriften.
De toegevoegde waarde van de Wet Koppeling lijkt echter, afgaande op het oordeel van de
geraadpleegde uitkeringsinstanties, beperkt. Zowel sociale diensten als de SVB geven aan dat ze
ook voor de komst van de wet al konden opschorten bij twijfel over het adresgegeven. Dat neemt
overigens niet weg dat de huidige praktijk, waarbij de verantwoordelijkheid voor een juiste GBA-
inschrijving bij de cliënt wordt gelegd, goed lijkt te werken. Zowel vertegenwoordigers van Bur-
gerzaken, als uitkeringsinstanties zijn van mening dat de huidige kwaliteit van het adresgegeven
in de GBA goed (tot zeer goed) is. Het afhankelijk stellen van het recht op uitkering van een juiste
inschrijving bij de GBA lijkt richting cliënt goed te werken (hetzij door daadwerkelijk op te schorten
bij afwijkingen, hetzij door de dreiging van een opschorting). De Wet Koppeling biedt in dit ver-
band alleen weinig nieuws.
Uitbreiding Wet Koppeling
Er lijkt onder de uitkeringsinstanties hooguit draagvlak voor een zeer beperkte uitbreiding van de
Wet Koppeling: alleen wanneer er een verband is met het recht op en/of de hoogte van de uitke-
ring en voor gegevens waarbij mogelijke afwijkingen meestal veroorzaakt worden door de cliënt.
Het uitbreiden van de werkingssfeer van de Wet Koppeling naar materiewetten en/of gegevens-
elementen die geen directe relatie hebben met het recht op uitkering zou een te hoge belasting
voor de uitkeringsinstanties betekenen (o.a. structurele controle op het adresgegeven, opschor-
ting, controle op wijzigingen). Verder zou opschorten van de uitkering een te zware sanctie zijn
voor de cliënt wanneer het (adres-)gegeven geen relatie heeft met het recht op/de hoogte van de
uitkering.
Concreet betekent dit dat uitbreiding van de wet naar de Wet Inkomensvoorziening Kunstenaars
en het Besluit Bijstandverlening Zelfstandigen zou passen binnen dit uitgangspunt. Ook is het
denkbaar het sofi-nummer, naast het adresgegeven, in de Wet Koppeling op te nemen.
Het wordt echter door de uitkeringsinstanties niet wenselijk geacht de werkingssfeer van de hui-
dige Wet Koppeling uit te breiden naar WW, WAO, WAZ en Wajong en Ziektewet. Wanneer hier-
toe zou worden besloten, voorspellen uitkeringsinstanties dat de Wet in praktijk in veel gevallen
niet correct zal worden uitgevoerd, er zijn immers genoeg ontsnappingsmogelijkheden.
Alternatieven voor de Wet Koppeling
Uitbreiding terugmeldingsplicht
Een uitbreiding van de terugmeldingsplicht naar sociale diensten en/of het UWV lijkt evenmin op
een groot draagvlak te kunnen rekenen. Daarbij speelt vooral dat de belasting die dit meebrengt
voor de uitkerende instanties (o.a. het checken van GBA-gegevens en het uitvoeren terugmeldin-
gen) niet opweegt tegen het nut dat deze instanties hier zelf van hebben. Vanuit sociale diensten
wordt bovendien de toegevoegde waarde betwijfeld: in de huidige situatie, waarbij de verant-
woordelijkheid voor een juiste GBA-inschrijving bij de cliënt ligt, loopt het in hun ogen ook al goed.
20
GBA als primaire bron
Tijdens het onderzoek is als alternatieve mogelijkheid geopperd de GBA-gegevens als primaire
bron te hanteren. Dit betekent dat het recht op en de hoogte van de uitkering altijd wordt bepaald
op basis van het GBA-adres. Op dit moment is bij een afwijking tussen de feitelijke situatie en de
GBA-gegevens, de feitelijke situatie bepalend voor de uitkering. De feitelijke situatie moet dan na-
tuurlijk wel onomstotelijk vaststaan op basis van bewijsstukken en/of onderzoek door de bui-
tendienst.
Voordelen van het hanteren van de GBA als primaire bron lijken te zitten in de klantvriendelijkheid
(de klant hoeft slechts bij één instantie zijn adres te wijzigen) en het verkleinen van de onder-
zoeksplicht voor uitkeringsinstanties. Ook deze optie zal echter weinig toegevoegde waarde heb-
ben bij cliënten waarvan de uitkering niet afhankelijk is van het GBA-gegeven (zoals nu het
adresgegeven bij WW, WAO, etc.). Bovendien zal een deel van het onderzoek door uitkeringsin-
stanties noodzakelijk blijven.
Er lijkt bovendien een risico te bestaan voor de fraudebestrijding: uitkeringsinstanties verliezen
hiermee mogelijke fraudesignalen (afwijkingen tussen adres dat klant opgeeft en het GBA-adres).
Om een afgerond oordeel over de optie te kunnen formuleren zouden de mogelijkheden en con-
sequenties verder moeten worden uitgewerkt.
21
22
1 Inleiding
1.1 Achtergrond
In de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) liggen persoonsgegevens over
burgers in elektronische vorm vast. Burgers zijn verplicht wijzigingen in deze persoonsgegevens,
zoals huwelijk, overlijden of verhuizingen, door te geven aan de gemeente van inschrijving1.
De GBA dient als leidraad voor derden, waaronder de uitvoerders van de sociale zekerheidswet-
ten, om persoonsgegevens te controleren. Om de kwaliteit van gegevens in de GBA te waarbor-
gen gelden voor alle gemeenten bepaalde kwaliteitsnormen. Daarnaast is geregeld dat vanuit de
uitvoering van sociale zekerheidswetten een bijdrage wordt geleverd aan de kwaliteit van de
GBA. Dit gebeurt op twee manieren:
· de Wet Koppeling Overheidsprestaties aan juiste inschrijving in de GBA
· de terugmeldingsplicht.
Wet Koppeling
De `Wet Koppeling Overheidsprestaties aan juiste inschrijving in de GBA'2, voortaan `Wet Koppe-
ling' genoemd, is 1 juli 2001 in werking getreden. Op grond van deze wet dienen de adresgege-
vens in de GBA als basis voor het verkrijgen van bepaalde rechten. Het doel van de Wet
Koppeling is een bijdrage te leveren aan de fraudebestrijding door de betrouwbaarheid van het
adresgegeven in de GBA te vergroten. Dit wordt bereikt door het belang van de burger bij een
correcte inschrijving in de basisadministratie te vergroten: een onjuiste inschrijving kan gevolgen
hebben voor de betreffende overheidsprestatie3.
De Wet Koppeling heeft betrekking op de volgende wetten op het gebied van de sociale zekerheid:
· sociale diensten: Algemene bijstandswet (Abw), Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), en de Inkomensvoorziening oudere en ge-
deeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ)
· Sociale Verzekeringsbank: Algemene Ouderdomswet (AOW), Algemene Kinderbijslagwet
(AKW) en de Algemene nabestaandenwet (Anw)
· UWV: de Toeslagenwet (TW).
De wet stelt het recht op deze uitkeringen afhankelijk van de juiste inschrijving in GBA. Als de
betreffende instantie een discrepantie constateert tussen de door de aanvrager verstrekte adres-
gegevens en hetgeen in de GBA vermeld is, moet de cliënt zorgen dat de inschrijving in de GBA
correct is. Pas als de adresgegevens met elkaar in overeenstemming zijn, kan tot toekenning of
voortzetting van een uitkering worden overgegaan. Hierop bestaan in de Wet Koppeling een aan-
tal uitzonderingen: indien het juiste woonadres niet relevant is voor de vraag of er recht op een
---
1 De gemeente van inschrijving is die gemeente waar de burger woont cq. staat ingeschreven in de bevolkingsad-
ministratie. De burger is verplicht de gemeente waar hij of zij naar toe verhuisd binnen 5 dagen op de hoogte te stel-
len van de verhuizing.
2 Wijziging van enige wetten teneinde de aanspraak jegens bestuursorganen op verstrekkingen, voorzieningen en
uitkeringen afhankelijk te maken van het in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens opgenomen ge-
geven omtrent het adres van een ingezetene, Tweede Kamer, vergaderjaar 1999-2000, 26 943, nr.3, Stb. 2001 nr.67.
3 Zie de Memorie van Toelichting bij de `Wet Koppeling" en de Circulaire van het Ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid, betreffende de koppeling overheidsprestaties aan inschrijving GBA, gericht aan Burgemeester en
Wethouders.
23
uitkering bestaat, indien belanghebbende redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt van de
afwijking of op grond van dringende redenen, kan worden afgezien van opschorting van de uitke-
ring.
Terugmeldingsplicht
Verder is in het Besluit GBA vastgelegd dat een aantal instanties de plicht heeft om afwijkingen te
melden aan de GBA tussen GBA-gegevens en gegevens die men uit andere bronnen ontvangt.
Deze plicht geldt voor drie landelijke afnemers, waaronder de Sociale Verzekeringsbank. Ge-
meentebesturen kunnen zelf de verplichtingen regelen van binnengemeentelijke afnemers van de
GBA (waaronder sociale diensten) om de inlichtingen aan de afdeling Burgerzaken te verschaffen
die van belang zijn voor het bijhouden van de basisadministratie. Gemeenten mogen dus zelf be-
palen op welke wijze sociale diensten rapporteren aan de afdeling Burgerzaken over afwijkende
gegevens.
Het UWV heeft geen terugmeldingsplicht.
Binnen het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestond behoefte aan inzicht in de
wijze waarop de uitkeringsinstanties omgaan met de registratie van adresgegevens. Dit betrof
onder meer de wijze waarop informatie wordt uitgewisseld tussen de GBA en de uitkeringsinstan-
ties en het beheer van het adresgegeven door de uitkeringsinstanties. Verder moest het onder-
zoek een verdere bezinning op de `Wet Koppeling overheidsprestaties aan juiste inschrijving in de
GBA' mogelijk maken. Daarbij was het ministerie vooral geïnteresseerd in de praktische moge-
lijkheden van het uitbreiden van de werkingssfeer van de wet met bepaalde wetten (bv. WW,
WAO, WAZ, Wajong, WIK) of met bepaalde gegevenselementen (bv. sofi-nummer, geboorteda-
tum, tenaamstelling, huwelijkse staat). Relevant is te weten of uitbreiding kan bijdragen aan de
kwaliteit van de GBA, en zo ja, onder welke voorwaarden dit zou moeten gebeuren.
1.2 Vraagstelling en opzet van het onderzoek
Vraagstelling
Het onderzoek bestond uit de volgende elementen:
I. Een procesanalyse: Hierbij stonden de volgende vragen centraal:
· Hoe vindt de gegevensuitwisseling tussen de GBA's en de uitkeringsinstanties plaats?
· Worden er in de registratie van uitkeringsinstanties bewust adressen opgenomen die af-
wijken van het GBA-adres? Zo ja, op welke manier worden deze adressen opgenomen
(naast of in plaats van het GBA-adres).
· In hoeverre hebben uitkeringsinstanties te maken met cliënten die niet zijn ingeschreven
in de GBA?
· Wordt uitvoering gegeven aan de Wet Koppeling? Zo niet, waarom niet?
· In welke mate en hoe vinden er terugmeldingen aan de GBA plaats?
II. Een getalsmatige analyse: In welke mate wijken de adresgegevens van de uitkeringsinstan-
ties af van het in de GBA geregistreerde adres? Hoe groot zijn de groepen waarbij er geen
GBA-verificatie plaats kan vinden? In het onderzoek is nagegaan of deze zaken te kwantifice-
ren zijn.
III. Het verkennen van de mogelijkheden en waarschijnlijke consequenties van uitbreiding van
de werkingssfeer van de `Wet Koppeling overheidsprestaties aan juiste inschrijving in de
GBA' (met andere materiewetten of meerdere gegevenselementen) cq. het opleggen van een
terugmeldingsverplichting aan gemeenten en UWV.
24
Uitvoering van het onderzoek
Het onderzoek is uitgevoerd onder de drie kolommen die verantwoordelijk zijn voor uitvoering van
sociale zekerheidswetgeving: SVB, UWV en sociale diensten. Daarnaast is gesproken met afde-
lingen Burgerzaken van gemeenten (verantwoordelijk voor het beheer van de GBA).
Procesanalyse
Door een combinatie van telefonische en persoonlijke interviews is een beeld verkregen van de
relevante processen.
· Er zijn 18 gemeenten benaderd om mee te werken aan het onderzoek. Bij elke gemeente is
gesproken met twee personen: een leidinggevende bij de afdeling Burgerzaken die verant-
woordelijk is voor de communicatie met de sociale dienst en een medewerker van de ge-
meentelijke sociale dienst die verantwoordelijk is voor de verificatie van adresgegevens bij de
claimbeoordeling en/of heronderzoeken en de communicatie met de GBA-beheerder. In vijf
gemeenten zijn persoonlijke interviews gehouden met deze personen, in dertien gemeenten
hebben telefonische interviews plaatsgevonden.
· Er zijn twee persoonlijke interviews uitgevoerd met de sectie Architectuur & inrichting, on-
derdeel van de afdeling Procesinrichting van het hoofdkantoor van de SVB. Verder zijn
twee telefonische intervi ews uitgevoerd met medewerkers van regiokantoren van de SVB
die belast zijn met respectievelijk de uitvoering van de AKW en de AOW / Anw.
· Bij alle vijf de UWV-onderdelen (de voormalige uvi's) heeft een persoonlijk interview plaatsge-
vonden met het hoofdkantoor. Daarnaast zijn per UWV-onderdeel twee telefonische inter-
views gehouden met medewerkers uit de uitvoering op de regiokantoren. Hierbij is per UWV-
onderdeel één afdeling gesproken die betrokken is bij de uitvoering van de WW en de Toesla-
genwet en één afdeling die betrokken is bij de uitvoering van WAO en WAZ. De interviews zijn
gevoerd met mensen die verantwoordelijk zijn voor de claimbeoordeling of met mensen die
zich bezig houden met het ontwikkelen van werkprocessen en het schrijven van werkinstruc-
ties.
Voor een bezinning op de mogelijkheden voor een uitbreiding van de Wet Koppeling is er een ex-
pertmeeting georganiseerd. Voor deze meeting zijn alle uitkeringsinstanties, alsook M&I Partners
en het Agentschap BPR, uitgenodigd.
Kwantitatieve analyse
Op basis van de eerste interviews is met de opdrachtgever afgestemd welke kwantificering per
kolom zinvol en uitvoerbaar zou zijn. Uiteindelijk is gekozen voor de onderstaande wijze van
kwantificering.
Voor de kwantitatieve analyse is alle 18 gemeenten gevraagd of ze aan de hand van een be-
standsvergelijking konden aangeven in hoeveel gevallen het woonadres dat de sociale dienst op-
neemt in het eigen registratiesysteem afwijkt van het GBA-adres. Van hen waren twee
gemeenten bereid en in staat om binnen de gestelde termijn een automatische bestandsvergelij-
king uit te voeren op bestanden van GBA en de sociale dienst. Deze informatie is opgenomen in
hoofdstuk 3.
Het UWV heeft voor de kwantitatieve analyse cijfermatig materiaal aangeleverd over het aantal
gevallen waarbij GBA-verificatie niet mogelijk is. Hetzelfde geldt voor de Sociale Verzekerings-
bank. Meer informatie hierover is te vinden in de paragrafen 4.2 en 5.2.
25
Uitbreiding Wet Koppeling en terugmeldingsplicht
Voor een bezinning op de mogelijkheden voor uitbreiding van de Wet Koppeling en uitbreiding
van de terugmeldingsplicht is er een expertmeeting georganiseerd op 28 mei j.l. Voor deze mee-
ting zijn alle uitkeringsinstanties, alsook M&I Partners (een onafhankelijk Nederlands adviesbu-
reau voor vraagstukken op het gebied van strategie, bestuur en management van ICT) en
het Agentschap BPR, uitgenodigd. De resultaten zijn verwerkt in hoofdstuk 7.
1.3 Opbouw van het rapport
Het rapport begint met een beschrijving van de werkwijze van de Gemeentelijke Basisadministra-
tie (hoofdstuk 1). Hierin wordt beschreven hoe de inschrijving tot stand komt, hoe de gegevens-
verstrekking naar afnemers verloopt en wat er bekend is over de kwaliteit van het adresgegeven
in de GBA. Vervolgens komt aan de orde hoe sociale diensten, het UWV, en de SVB in hun be-
standen omgaan met het adresgegeven (hoofdstuk 3, 4, 5). Deze drie hoofdstukken hebben een-
zelfde opbouw. Hoe verkrijgen de uitkeringsinstanties informatie uit de GBA (de eerste paragraaf),
hoe gaan ze om met het adresgegeven in hun eigen registratiesystemen (de tweede paragraaf),
hoe voeren zij de Wet Koppeling uit (derde paragraaf), en in hoeverre melden zij terug aan de
GBA (vierde en laatste paragraaf).
De verwerking van de terugmeldingen door de afdeling Burgerzaken van de gemeente wordt ver-
volgens in hoofdstuk 6 behandeld. Hierin staat beschreven hoe men op terugmeldingen reageert
(paragraaf 1) en hoe men de resultaten van het onderzoek terugkoppelt naar de instanties (para-
graaf 2). Hoofdstuk 7 geeft een overzicht van de mogelijkheden om de kwaliteit van de GBA te
verbeteren door een uitbreiding van de huidige instrumenten.
26
2 De Gemeentelijke Basisadministratie Persoons-
gegevens
2.1 Inschrijving gemeentelijke basisadministratie
In de wet GBA is vastgelegd welke gegevens moeten worden opgenomen over ingeschrevenen
(zie bijlage 1). Sommige van deze gegevens zijn afkomstig van andere instanties. Zo is bijvoor-
beeld het sociaal-fiscaal nummer van ingeschreven in de GBA afkomstig van de Belastingdienst
(verklaring van de Minister van Financiën). Veel gegevens in de GBA worden opgenomen op
grond van akten die een burger moet laten zien bij zijn inschrijving in de GBA.
In de wet is omschreven wie verplicht is zich in te schrijven in de GBA. Dit geldt voor iedereen die
gedurende een half jaar ten minste tweederde van zijn tijd in Nederland verblijft.
Uitzonderingen zijn:
· In Nederland dienst uitoefenende militairen van een krijgsmacht van een vreemde mogend-
heid, aangesloten bij de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie, en hun echtgenoten en hun
inwonende minderjarige kinderen (enkele uitzonderingen daargelaten)1
· In Nederland hun dienst uitoefenende leden van het burgerpersoneel die in dienst zijn bij een
vreemde mogendheid, aangesloten bij de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie, en hun
echtgenoten en hun inwonende minderjarige kinderen (enkele uitzonderingen daargelaten)2
· Vreemdelingen (die niet zijn ingeschreven in een basisadministratie) en geen rechtmatig
verblijf genieten als bedoeld in art. 8 van de Vreemdelingenwet3
· Vreemdelingen die geen toelating hebben tot Nederland, en verblijven in een opvangcentrum
komen gedurende de eerste zes maanden van het verblijf in Nederland niet voor inschrijving
in aanmerking, tenzij men in Nederland is geboren en door een ambtenaar van de burgerlijke
stand in Nederland een geboorteakte is opgemaakt4
Adresgegeven GBA
Iedereen die gedurende een half jaar ten minste tweederde van zijn tijd in Nederland verblijft, is
verplicht zich binnen vijf dagen na de aanvang van zijn verblijf te melden bij de afdeling Burger-
zaken van de gemeente waar hij zijn woonadres heeft om schriftelijk aangifte van zijn verblijf en
adres te doen. Wanneer hij geen woonadres heeft is hij verplicht een briefadres te kiezen. Bij een
verhuizing binnen Nederland moet iedereen binnen vijf dagen na de verhuizing schriftelijke aan-
gifte van de adreswijziging doen bij de afdeling Burgerzaken van de gemeente waarin hij gaat
wonen.
Een aangifte van verblijf en adres moet schriftelijk gebeuren. Van het woonadres hoeft geen be-
wijsstuk te worden ingeleverd5. De schriftelijke aangifte fungeert voor de GBA zelf als bron voor
het adresgegeven, tenzij men het gegronde vermoeden heeft dat de persoon het vermelde adres
niet heeft (art. 47 Wet GBA).
---
1 Artikel 54, Besluit GBA.
2 Artikel 54, Besluit GBA.
3 Artikel 65, lid 7, Wet GBA.
4 Artikel 55, Besluit GBA.
5 Wanneer men zich voor de eerste maal in de GBA laat inschrijven moet men echter wel bewijsmateriaal overhan-
digen van het woonadres, zoals een huurcontract, akkoord van de hoofdbewoner etc.
27
Wanneer een burger niet voldoet aan de bovengenoemde verplichtingen mag het bestuur van de
gemeente waar betrokkene zijn adres heeft ambtshalve zorgdragen voor opneming van de
adresgegevens. Dit moet wel met de nodige zorgvuldigheid gebeuren. Zo moet de persoon bij-
voorbeeld op de hoogte worden gesteld van het voornemen van de gemeente, zodat de persoon
alsnog in staat wordt gesteld aangifte te doen.
2.2 Gegevensverstrekking van de GBA naar afnemers
Organisaties die stelselmatig persoonsgegevens willen ontvangen uit de Gemeentelijke Basis-
administraties kunnen onder de Wet GBA worden geautoriseerd voor geautomatiseerde gege-
vensverstrekking, mits de gegevensverstrekking voor de uitvoering van hun publiekrechtelijke
taken noodzakelijk is. Zulke organisaties worden aangesloten op het GBA-netwerk.
De Wet GBA omschrijft welke organisaties op welke gronden in principe gegevens mogen ont-
vangen. Omdat het niet wenselijk is dat deze organisaties zonder meer alle beschikbare gege-
vens over een persoon verstrekt krijgen, wordt per organisatie vastgesteld welke gegevens
precies worden verstrekt, over welke personen, op welke gronden en op welke wijze.
De gegevensverstrekking aan afnemers via het GBA-netwerk is volledig geautomatiseerd. Er
wordt een indeling gemaakt in de volgende typen gegevensverstrekkingen:
1. Spontane gegevensverstrekking. Meestal wil een afnemer automatisch op de hoogte worden
gehouden van voor hem relevante veranderingen in persoonsgegevens, bijvoorbeeld van de
klanten van een uitkeringsinstantie. In dit geval moet de betreffende afnemer een `afnemerin-
dicatie' plaatsen op de betreffende persoonslijsten in het gemeentelijke GBA-systeem, als te-
ken dat deze afnemer belang heeft bij wijzigingen in de gegevens over deze personen. Dit
type gegevensverstrekking wordt `spontaan' genoemd, omdat niet voorspelbaar is wanneer
zich een wijziging voordoet op een persoonslijst, zodat het moment van gegevensverstrek-
king vooraf niet vastligt.
2. Ad-hoc verstrekkingen: de afnemer stelt een specifieke vraag aan de GBA. Deze vraag be-
treft meestal gegevens over een specifieke persoon. Daarnaast bestaat een speciale ad-hoc
adres-vraag. Deze vraag wordt door het gemeentelijk GBA-systeem beantwoord met een op-
gave van de A-nummers (unieke GBA-nummering) van alle ingeschrevenen op het aangege-
ven adres.
3. Selectieverstrekkingen. Hierbij geeft de afnemer aan gegevens te willen ontvangen over alle
personen die op een bepaald moment een aantal gemeenschappelijke eigenschappen heb-
ben, bijv. alle mannen met de leeftijd van 17 jaar. Hierbij wordt dus een selectie gemaakt van
alle persoonlijsten die aan de genoemde voorwaarden voldoen.
2.3 Kwaliteit van het adresgegeven in de GBA Alle geïnterviewden van de afdeling Burgerzaken vinden dat hun GBA-gegevens kwalitatief goed en betrouwbaar zijn. De helft van hen noemt in dat verband de resultaten van de audits en het lage aantal oproepkaarten voor de verkiezingen dat retour komt. Ook alle respondenten bij socia- le diensten, de UWV en de SVB zijn van mening dat de kwaliteit van het adresgegeven hoog is, en daardoor ten opzichte van de huidige situatie ook moeilijk substantieel verbeterd kan worden.
28
TNO heeft in opdracht van de beheerorganisatie GBA tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van
1998 onderzoek uitgevoerd naar de kwaliteit van het adresgegeven in de GBA1. Er is gekozen
voor een koppeling van het onderzoek aan de gemeenteraadsverkiezingen omdat dit de repre-
sentativiteit van het onderzoek ten goede komt. In tegenstelling tot de landelijke verkiezingen,
zijn vreemdelingen als kiesgerechtigden bij het onderzoek betrokken. Aan het onderzoek hebben
23 a-select geselecteerde gemeenten meegewerkt. De juistheid van het adresgegeven is bepaald
door per gemeente a-select 100 oproepingskaarten te trekken en deze persoonlijk aan de kiesge-
rechtigde te overhandigen. Voor de persoonlijke bezorging van de kaarten is een uniform protocol
gehanteerd. De resultaten van het onderzoek geven aan dat in totaal 98.5% van deze GBA-
adressen geconstateerd juist of vermoedelijk juist was. In totaal 1,5 % van de GBA-adressen ble-
ken onjuist of vermoedelijk onjuist te zijn. In 0,1% van de gevallen kon de (on)juistheid van een
adres niet worden bepaald.
---
1 De kwaliteit van het adresgegeven in de GBA, TNO, 's-Gravenhage, augustus 1998.
29
30
3 Het adresgegeven bij Sociale Diensten
De sociale dienst en de afdeling Burgerzaken vallen onder dezelfde gemeentelijke organisatie.
Gemeenten hebben de vrijheid de onderlinge informatie-uitwisseling tussen interne organisaties in
te richten naar eigen inzicht. Het wettelijk kader hiervoor wordt gevormd door de wet GBA, de Al-
gemene Bijstandswet en de Wet Koppeling. De GBA's en de sociale diensten gebruiken het
adresgegeven ten behoeve van hun correspondentie met de cliënten en ter controle van de gege-
vens die de cliënt aanlevert omtrent de leefsituatie, die bepalend is voor het recht op een uitkering
en de hoogte ervan.
Voor het onderzoek zijn 18 gemeenten uitgezocht die gespreid zijn naar omvang en regio. Er is
zowel gesproken met sociale diensten als met de afdeling Burgerzaken van de betreffende ge-
meenten. Het bleek niet in alle gevallen mogelijk om een persoon te spreken die een totaalbeeld
had van de werkwijze. In deze gevallen is soms navraag gedaan bij andere personen. Dit bleek
evenwel niet in alle gevallen mogelijk, waardoor sommige vragen niet beantwoord konden worden
vanwege onvoldoende kennis van bepaalde deelaspecten bij de respondenten. Bij de sociale
diensten spraken we bijv. met een speciaal bijstandsambtenaar (belast met fraudeonderzoek),
een intaker en een teamleider. Bij de afdeling Burgerzaken met het hoofd van de afdeling Burger-
zaken, of het hoofd van de afdeling kwaliteitscontrole en applicatiebeheer, of een applicatiebe-
heerder.
In dit hoofdstuk komen achtereenvolgens aan de orde hoe de GBA-gegevens beschikbaar zijn
voor de sociale diensten (3.1). Daarna komt de vraag aan de orde hoe de sociale diensten om-
gaan met adresgegevens in hun eigen registratiesysteem (3.2). De uitvoering van de Wet Koppe-
ling wordt daarna behandeld (3.3). Tenslotte wordt aandacht besteedt aan de terugmeldingen van
afwijkingen in de adresgegevens door de sociale diensten aan de GBA (3.4).
3.1 Informatie vanuit GBA
Sociale diensten maken gebruik van de GBA voor verificatie van adresgegevens. Volgens de so-
ciale diensten is het GBA-adres leidend: het door de cliënt opgegeven adres moet in principe
overeenstemmen met het GBA-adres om het recht op een uitkering toe te kunnen kennen. Voor
het bepalen van de hoogte van de uitkering hebben sociale diensten informatie nodig omtrent de
burgerlijke staat, het hebben van kinderen, en de woonsituatie.
Automatische koppeling
In bijna eenderde van de gemeenten uit het onderzoek (5) is er sprake van een automatische
koppeling tussen het GBA-systeem en het registratiesysteem dat de sociale dienst gebruikt. Dit
houdt in dat het sociale dienstsysteem wordt gevuld vanuit de GBA en dat relevante mutaties via
afnemersindicaties automatisch worden verwerkt in de bestanden van de sociale dienst binnen
een bepaalde periode (variërend van 1 dag tot 5 dagen). De sociale dienst neemt daarbij de vol-
gende gegevens rechtstreeks over vanuit de GBA:
· Naam en adres
· Burgerlijke staat
· Sofi-nummer
· Aantal kinderen
· Verblijfsstatus.
31
De geautomatiseerde informatiestroom is altijd éénrichtingsverkeer: vanuit GBA naar sociale
dienst, nooit andersom. Een directe automatische aanpassing van GBA-gegevens op basis van
terugmeldingen is ook niet mogelijk. In de GBA mogen alleen ambtshalve gegevens worden ge-
wijzigd nadat eigen onderzoek is uitgevoerd naar de juistheid van het adresgegeven en de per-
soon zelf van het voornemen tot wijziging op de hoogte is gesteld.
In één van de gemeenten met een automatische koppeling tussen GBA en sociale dienst bestaat
deze pas sinds 1 februari 2002. Adresgegevens van cliënten die na dit tijdstip in het systeem van
de GSD worden ingevoerd, worden door de koppeling met GBA automatisch verwerkt. Voor de
"oude" cliënten, die al voor het tijdstip van koppeling in het systeem van de sociale dienst aanwe-
zig waren, vindt een check op het adresgegeven plaats door middel van inzage in de gegevens
van GBA (en het maken van een print).
In de helft van de gemeenten (3) waarin er sprake is van een automatische koppeling van de
GBA naar de sociale dienst, verstuurt de GBA periodiek ook nog mutatieberichten aan de sociale
diensten die hun cliënten betreffen. Dit gebeurt om de sociale diensten te attenderen op mutaties
die automatisch verwerkt zijn in hun systeem.
In gemeenten met een automatische koppeling is het adresveld in het systeem van de sociale
dienst dus automatisch identiek aan het GBA-adres; met uitzondering van mutaties die (binnen)
een paar dagen nog moeten worden verwerkt. Uit een bestandsvergelijking door twee gemeenten
tussen het GBA- en sociale dienstsysteem blijkt dat die koppeling ook nagenoeg `waterdicht' is:
minder dan 1% van de adressen van de sociale dienst week af van het GBA-adres (zie bijlage 2).
Geen automatische koppeling
In tweederde van de geïnterviewde gemeenten (13) is er geen sprake van een automatische
koppeling tussen het systeem van de GBA en dat van de sociale dienst. Het zijn feitelijk twee vol-
ledig gescheiden systemen. Wel hebben deze sociale diensten inzage in de GBA. Op deze wijze
kan men de actuele gegevens van cliënten bekijken, en vergelijken met de eigen adresgegevens.
Deze sociale diensten zijn door het ontbreken van zo'n koppeling over het algemeen niet automa-
tisch op de hoogte van mutaties in de GBA. Eenderde van de sociale diensten die geen geauto-
matiseerde gegevensuitwisseling hebben met de GBA ontvangt wel mutatieberichten van de
GBA, maar deze mutaties betreffen alle inwoners (niet alleen de cliënten van de GSD). Met name
in de grote gemeenten is het zeer bewerkelijk om deze mutaties door te voeren in het eigen sys-
teem.
Bij echt kleine gemeenten (met minder dan 20.000 inwoners) worden nog wel eens mutaties van-
uit de afdeling Burgerzaken mondeling doorgegeven, vooral wanneer de sociale dienst en GBA in
één gebouw gehuisvest zijn. Burgerzaken weet in deze gemeenten vaak wie klanten van de GSD
zijn en houdt de GSD dan ook op de hoogte van de wijzigingen die aan de GBA worden doorge-
geven. Dit gebeurt echter niet gestandaardiseerd, maar is afhankelijk van de medewerkers.
Sociale Diensten die mutaties in de GBA niet doorkrijgen vanuit de afdeling Burgerzaken, signale-
ren deze wijzigingen daardoor pas op het moment dat het adresgegeven van de klant wordt ge-
controleerd (door raadpleging van de GBA). Deze controle wordt bij een uitkeringsaanvraag
gedaan, na de melding van een adreswijziging door de cliënt via het maandelijkse inkomstenfor-
mulier, en bij elk heronderzoek.
32
Er is geen directe relatie tussen de grootte van de geïnterviewde gemeenten en de mate van au-
tomatisering van de gegevensstroom (of er al dan niet een automatische gegevensuitwisseling
bestaat vanuit de GBA naar de sociale dienst). Eén gemeente merkt op dat zo'n vorm van auto-
matisering veel tijd en veel geld vergt. Niet alle gemeenten beschikken hierover, of hebben er
vanwege de omvang van het cliëntenbestand behoefte aan.
3.2 Het adresgegeven
Uit het onderzoek blijkt dat sociale diensten op verschillende manieren omgaan met het adresge-
geven van de cliënten. Een en ander hangt onder andere samen met het GSD-registratiesysteem;
sommigen daarvan hebben één adresveld, in andere systemen kunnen meer adresvelden worden
opgenomen.
Adresvelden naast het GBA-adres
Bijna de helft van de respondenten van de sociale diensten zegt dat er geen adres naast het
GBA-adres kan worden ingevoerd: per cliënt is er maar één adres. In enkele van deze gemeen-
ten kunnen respondenten hierover echter geen zekerheid geven ("we maken er in elk geval geen
gebruik van"). Van de sociale diensten waar er maar één adresveld beschikbaar is, heeft de helft
de mogelijkheid om het adresveld handmatig te muteren, de andere helft heeft die mogelijkheid
niet. Deze laatstgenoemde sociale diensten zeggen dat het adresveld automatisch altijd het GBA-
adres is. Er kunnen daar dus geen adressen worden ingevoerd die afwijken van het GBA-adres.
Het gaat hier echter maar om een enkele gemeente.
Ruim de helft van de geïnterviewden van de sociale diensten geeft aan dat het wel mogelijk is
om, naast het GBA-adres, andere adressen in te voeren in het systeem. Het gaat daarbij om:
· personen die zelf hun zaken niet meer kunnen regelen en die belangenbehartigers hebben
· personen die tijdelijk zijn opgenomen in bijvoorbeeld een psychiatrische inrichting
· crisissituaties, waarbij iemand een geheim adres heeft (zoals bij bedreiging of mishandeling
van cliënten).1
Adresgegevens in plaats van het GBA-adres
Ruim tweederde van alle respondenten van sociale diensten zeggen dat ze soms bewust een
adres van een cliënt opnemen in hun registratie dat afwijkt van het GBA-adres. Het gaat dan om
bijv. crisissituaties, psychiatrische opnames, of vrouwen die in een Blijf-van-mijn-lijfhuis wonen.
Soms overschrijft dit adres het GBA-adres. Meestal wordt dit als aanvullend adres in het systeem
ingebracht.
Werkwijze bij adreswijzigingen
Bij een melding van een verhuizing door een cliënt (al dan niet via het inlichtingenformulier ge-
meld) verzoekt de sociale dienst de cliënt het adres in de GBA te wijzigen (door een aangifte bij
de GBA). Doorgaans wordt het adres bij de sociale dienst alvast gemuteerd (voor zover dit hand-
matig mogelijk is). In deze gevallen wordt het nieuwe adres geregistreerd in plaats van het GBA-
adres.
---
1 Er is vaak sprake van een woonadres, een postadres (contact-, verzend-, of correspondentieadres), of een punt-
adres. Het woonadres is het feitelijke woonadres van de inwoner. Het postadres is het adres waarnaar post van de
feitelijke bewoner moet worden gestuurd. Een puntadres is een fictief woonadres van bijvoorbeeld een gemeentelij-
ke instantie, zoals de gemeentelijke sociale dienst, GBA, of stadshuis. Dit adres wordt eveneens gebruikt voor de
inschrijving van dak- en thuislozen.
---
De gemeenten uit het onderzoek die geen geautomatiseerde koppeling hebben zeggen het
handmatig in de gaten te houden of deze personen hun GBA-inschrijving ook wel gewijzigd heb-
ben. Bij de gemeenten die wel een koppeling hebben worden de mutaties in de gaten gehouden
via inzage en/of via de mutatieberichtgeving.
Vooral de sociale diensten in de grotere gemeenten blijken wat minder pro-actief te zijn in het bij-
houden of de klant zijn adres in de GBA heeft gewijzigd. Daar wordt de verantwoordelijkheid bij
de cliënt gelegd. Overigens plannen de meeste medewerkers van de sociale diensten een ver-
volgafspraak met de cliënt voor controle op de inschrijving (eventueel door opvraag van het be-
wijs van inschrijving in de GBA). De verstrekking van de uitkering of continuering ervan wordt
evenwel vrijwel altijd gebaseerd op het adres in de GBA, dat als leidend wordt beschouwd. Uit-
zonderingen zijn de al eerder genoemde crisissituaties; deze personen houden het recht op uitke-
ring ondanks een afwijking in het adresgegeven.
Adresgegevens bij afwezigheid van een GBA-adres
Het komt volgens de respondenten nauwelijks voor dat cliënten van de sociale dienst niet zijn in-
geschreven in de GBA; mensen die in het buitenland wonen of niet woonachtig zijn in de ge-
meente hebben in principe- geen recht op een uitkering in die gemeente. Het opnemen van
adresgegevens bij afwezigheid van een GBA-adres komt daarom dan ook nauwelijks voor. Een
aantal sociale diensten noemt dak- en thuislozen1, en statushouders als voorbeelden van niet-
ingeschrevenen.
Dak- en thuislozen worden doorverwezen naar een centrumgemeente. In deze gemeente krijgen
ze een adres (vaak een fictief woonadres, zoals het adres van de sociale dienst of het gemeente-
huis). Ze worden dan onder dit adres in de GBA ingeschreven, met (formele) toestemming van de
GSD. Deze werkwijze is algemeen onder de benaderde gemeenten. Eén sociale dienst schrijft
een dak- of thuisloze niet in het registratiesysteem in, maar verleent bijstand in de vorm van een
gemeentelijke gift: de zogenaamde broodnoders.
Een enkele gemeente meldt dat nieuwkomers in Nederland af en toe niet zijn ingeschreven in de
GBA. Wanneer bijvoorbeeld vrouw en kinderen in het kader van gezinshereniging naar Nederland
zijn gekomen, zijn ze nog niet altijd in de GBA ingeschreven (hier gaat in de regel een half jaar
overheen).2
---
1 In een recente publicatie van het CBS staat vermeld dat dak- en thuislozen over het algemeen wel staan inge-
schreven op een adres in de gemeente waar zij gewoonlijk verblijven. Verder wijst het CBS op de groep vreemdelin-
gen die zonder geldige verblijfsvergunning gedurende langere tijd in Nederland verblijven. Deze staan niet inge-
schreven in de GBA. Omdat deze groep zich echter niet meldt bij de uitkeringsinstanties, valt deze groep buiten de
opzet van dit onderzoek. Bron: Raming van het aantal niet in de GBA-geregistreerden, CBS, E.M.J. Hoogteijling,
april 2002.
2 Bij asielzoekers kunnen zich ook andere problemen voordoen rond de inschrijving in de GBA die niet specifiek te
maken hebben met het adresgegeven. Zo is er meermalen door sociale diensten op gewezen dat de verblijfsstatus
(die de Vreemdelingendienst moet doorgeven aan de GBA) niet altijd overeenkomt met de status volgens het ver-
blijfsdocument. Dit kan voortkomen uit het feit dat de vreemdeling verlenging heeft gevraagd van zijn status, dat
deze verlenging is geregeld maar het nieuwe document nog niet is aangemaakt. Ook kan het voorkomen dat de
vreemdeling nog in bezit is van een document terwijl zijn status is ingetrokken. De GBA geeft in deze gevallen in
principe de meest actuele titel weer. Ook komt het voor dat asielzoekers nog helemaal niet zijn ingeschreven in de
GBA, zodat de sociale dienst niet de status van de persoon kan opvragen via de GBA. Asielzoekers die verblijven
in een opvangcentrum komen namelijk gedurende de eerste zes maanden van het verblijf in Nederland niet voor
inschrijving in aanmerking, tenzij men in Nederland is geboren en door een ambtenaar van de burgerlijke stand in
Nederland een geboorteakte is opgemaakt.
34
3.3 Uitvoering Wet Koppeling overheidsprestaties aan
juiste inschrijving in de GBA
Alle respondenten van de sociale diensten geven aan dat het voorkomt dat het adres dat de cliënt
opgeeft afwijkt van het GBA-adres, waarbij meer dan de helft aangeeft dat dit slechts sporadisch
het geval is (veelal geschat op minder dan 5% van de aanvragen, soms zelf op minder dan 1%).
Het gaat daarbij vaak om echtscheidingen, mensen die vergeten zijn hun GBA-inschrijving aan te
passen en om dak- en thuislozen. In een enkel geval zijn er vermoedens van fraude (bijvoorbeeld
medebewoners die niet bij de sociale dienst zijn opgegeven). Enkele respondenten van de socia-
le diensten uit met name de wat grotere gemeenten, komen op een hogere schatting van het aan-
tal afwijkingen uit (rond de 10% van de bijstandsaanvragen).
Werkwijze bij afwijkingen in adresgegevens
Er zijn meerdere momenten waarop sociale diensten het adres dat de klant opgeeft vergelijken
met de GBA-inschrijving. Deze vergelijking wordt volgens alle sociale diensten standaard uitge-
voerd bij de intake, bij het heronderzoek en bij tussentijdse adreswijzigingen van klanten (bijv. via
het inlichtingenformulier).
Bij een intake wordt nagegaan of het door de cliënt opgegeven adres overeenstemt met het
woonadres zoals dat bij de GBA bekend is. Als dat overeenstemt dan wordt dat adres in de regi-
stratie van de sociale dienst opgenomen. Wanneer een cliënt bij een aanvraag of tijdens de uitke-
ringsperiode (via een inkomstenformulier) een adres opgeeft dat niet overeenkomt met het GBA-
adres, dan voeren alle ondervraagde sociale diensten een controle uit (waarbij meestal de sociale
diensten van de kleinere gemeenten -minder dan 20.000 inwoners- ook de GBA hiervan op de
hoogte stellen). De klant wordt verwezen naar de GBA. Daarna wordt door een periodieke inzage
in de GBA gecontroleerd of het GBA-adres inderdaad gewijzigd is. Er wordt eventueel een ver-
volgafspraak met de cliënt gemaakt voor afgifte van het bewijs van inschrijving. Tijdens ieder her-
onderzoek wordt ook gecheckt of er een tussentijdse adreswijziging heeft plaatsgevonden. De
sociale diensten geven aan dat voor hen het GBA-adres altijd leidend is.
Wet Koppeling
Alle gemeenten uit het onderzoek zeggen de Wet Koppeling uit te voeren. Wel blijkt dat sommige
gemeenten altijd direct opschorten bij iedere afwijking met de GBA, terwijl andere gemeenten
eerst een afweging maken of wel of niet direct wordt opgeschort.
Volgens de wet (art. 69a Algemene bijstandswet) zou de uitkering direct moeten worden opge-
schort bij iedere afwijking met de GBA. Dit houdt in dat een opdracht in het systeem moet wor-
den gezet waarmee de uitbetaling van de uitkering wordt geblokkeerd. Tegelijkertijd moet dit
aan de cliënt officieel worden meegedeeld (op schrift) met een termijn waarbinnen de afwij-
king moet worden gecorrigeerd. Wanneer de cliënt de afwijking herstelt binnen de gestelde
termijn, kan de uitkering gewoon worden hervat.
35
Eenderde van de sociale diensten geeft aan bij een afwijking altijd direct op te schorten, en werkt
dus conform de wet. Men wijst daarbij op de Algemene Bijstandswet, artikel 69, die stelt dat als
de cliënt informatie niet, niet tijdig of geheel volledig verstrekt, het recht op bijstand dient te wor-
den opgeschort.1
Tweederde van de sociale diensten geeft echter vaak éérst een termijn waarbinnen de afwijking
kan worden hersteld, en schorten de uitkering pas op wanneer de klant in deze termijn niet of niet
adequaat heeft gereageerd. Deze werkwijze wordt gevolgd wanneer de sociale dienst over het
juiste adres geen twijfel heeft. Het dreigen met opschorting van de uitkering blijkt in deze gevallen
vaak een effectief middel, zodat meestal niet hoeft te worden opgeschort. Wanneer men wel een
frauderisico aanwezig acht, schorten deze sociale diensten wel direct op. In deze gevallen wordt
de klant ook opgeroepen voor een gesprek over de woonsituatie of wordt een huisbezoek afge-
legd. Een ruime meerderheid van de sociale diensten volgt dus niet de letter van de wet.
Er is geen verband te vinden tussen de grootte van de gemeente en de striktheid van de uitvoe-
ring van de Wet Koppeling. Het valt evenwel op dat de meeste van de sociale diensten in de klei-
ne gemeenten (minder dan 20.000 inwoners) weliswaar zeggen altijd direct op te zullen schorten,
maar dat een afwijking in de adresgegevens van cliënten in de praktijk volgens hen (bijna) niet
voorkomt.
Sociale diensten geven aan dat de Wet Koppeling geen toegevoegde waarde heeft. De Algeme-
ne bijstandswet (art. 69) bood immers de mogelijkheid al om de uitkering op te schorten.
3.4 Terugmeldingen naar de GBA
In de wet GBA (art. 62)2 is vastgelegd dat de gemeente zelf regelt op welke wijze binnen-
gemeentelijke afnemers van de GBA (waaronder sociale diensten) gegevens verstrekken aan de
GBA. Met andere woorden: gemeenten zijn autonoom in de uitvoering van terugmeldingen. Per
gemeente kan de terugmelding dan ook verschillend worden uitgevoerd.
In alle gemeenten wordt de verantwoordelijkheid voor een juiste inschrijving in de GBA in eerste
instantie bij de klant zelf gelegd. De algemene regel is: de cliënt heeft, zolang het adres dat de
klant meldt aan de sociale dienst niet overeenkomt met het GBA-adres, geen recht op een uitke-
ring. Afwijkingen in adresgegevens tijdens de intakefase worden daarom door de respondenten
van de sociale diensten meestal niet teruggemeld. De uitkering wordt niet in behandeling geno-
men zolang er onduidelijkheid bestaat over het juiste adres. Omdat de klant hiervan de dupe is, is
het aan de klant om zijn juiste adres aan te tonen, en ervoor te zorgen dat hij ook op dit adres
staat ingeschreven in de GBA. Veelal is een verwijzing van de klant naar de GBA voldoende. Als
controle vindt dan door de sociale dienst nogmaals een check plaats op het GBAadres en soms
ook een vervolggesprek met de cliënt.
---
1 ABW. art. 69, lid 1. Indien de belanghebbende de voor de verlening van bijstand van belang zijnde gegevens of de
gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt, dan wel indien de
belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, schorten burgemeester en
wethouders het recht op bijstand op: a. vanaf de eerste dag van de periode waarop het verzuim betrekking heeft, of
b. vanaf de dag van het verzuim indien niet kan worden bepaald op welke periode dit verzuim betrekking heeft.
Lid 2. Burgemeester en wethouders doen mededeling van de opschorting aan de belanghebbende en nodigen hem
uit binnen een door hen te stellen termijn het verzuim te herstellen.Burgemeester en wethouders doen mededeling
van de opschorting aan de belanghebbende en nodigen hem uit binnen een door hen te stellen termijn het verzuim
te herstellen.
2 Artikel 62, lid 2. Het college van burgemeester en wethouders regelt de verplichtingen van binnengemeentelijke
afnemers om de inlichtingen te verschaffen die van belang zijn voor de bijhouding van de basisadministratie.
36
Vrijwel alle respondenten van de afdeling Burgerzaken zeggen dat men terugmeldingen ontvangt
vanuit de sociale dienst. De frequentie van terugmeldingen varieert daarbij: tweevijfde (7) ont-
vangt maandelijks terugmeldingen, meer dan een kwart (5) ontvangt ze wekelijks en een kwart
(4) ontvangt sporadisch een terugmelding.
Iets meer dan de helft van de respondenten van sociale diensten beaamt dat afwijkingen worden
teruggemeld. Een deel van de diensten meldt alleen terug wanneer men zeker is dat het GBA-
adres niet klopt, bijvoorbeeld doordat dit is gebleken op basis van fraudeonderzoek of na een
check op de door de cliënt aangeleverde gegevens. De rest bericht in principe van alle afwijkin-
gen.
Bijna de helft van de sociale diensten uit het onderzoek (8) zegt echter zelf geen contact op te
nemen met de afdeling Burgerzaken om afwijkingen tussen de eigen gegevens en de GBA te
melden. Het komt wel voor dat afwijkingen worden teruggemeld aan de afdeling Burgerzaken,
maar dat is dan niet structureel en vooral afhankelijk van individuele medewerkers. Terugmeldin-
gen hoeven niet, zeggen deze sociale diensten, omdat in veel gevallen de klant zelf regelt dat zijn
GBA-inschrijving wordt aangepast, omdat deze anders geen recht heeft op een uitkering.
In de praktijk is het vaak afhankelijk is van de kennis en houding van de medewerker of wel of
niet wordt teruggemeld. Medewerkers hebben weinig kennis over de officiële procedures die ge-
volgd moeten worden.
37
38
4 Het adresgegeven bij het UWV
Het UWV is verantwoordelijk voor de uitvoering van de werknemersverzekeringen. Dit zijn de
WW, de WAO, de Toeslagenwet, de WAZ, de Wajong, en de Ziektewet. Verder is het UWV
betrokken bij de inning van de premies voor de Ziekenfondswet. De controle op inschrijving in de
GBA op grond van de Wet Koppeling is voor het UWV alleen van toepassing op de Toeslagen-
wet. Dit komt omdat besloten is de Wet Koppeling af te bakenen tot die wetten waarbij het adres-
gegeven relevant is voor het recht op of de hoogte van de uitkering. Voor de overige UWV-
uitkeringen heeft het adresgegeven geen invloed op het recht op een uitkering. Bij deze wetten
dient het adresgegeven puur om de klant (zowel fysiek als via post) te bereiken.
Het UWV is (nog) opgedeeld in een aantal onderdelen, de voormalige Uvi's. Bij alle UWV-
onderdelen heeft een persoonlijk interview plaatsgevonden met het hoofdkantoor. Daarnaast zijn
per UWV-onderdeel twee telefonische interviews gehouden met medewerkers uit de uitvoering.
Hierbij is per UWV-onderdeel één afdeling gesproken die betrokken is bij de uitvoering van de
WW en de Toeslagenwet en één afdeling die betrokken is bij de uitvoering van de WAO en de
WAZ. De interviews zijn gevoerd met mensen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de
claimbeoordeling of met mensen die zich bezig houden met het ontwikkelen van werkprocessen
en het schrijven van werkinstructies.
De interviews met medewerkers van de hoofdkantoren geven inzicht in de inrichting van de werk-
processen. De interviews met de regiokantoren geven een indicatie van de betekenis hiervan in
de dagelijkse werkpraktijk. De interviews met de regiokantoren geven geen representatief beeld
per UWV-onderdeel, omdat per wet slechts met één regiokantoor is gesproken.
In dit hoofdstuk wordt omschreven op welke wijze binnen het UWV gebruik wordt gemaakt van
GBA-gegevens, hoe het adressenbeheer er uit ziet, hoe men omgaat met terugmeldingen en uit-
voering geeft aan de Wet Koppeling.
4.1 Informatie vanuit de GBA
De basisregistratie verzekerden van het UWV
Bij alle UWV-onderdelen is er een centrale basisregistratie verzekerden. Dit bestand bevat de
gegevens van werknemers die van belang zijn voor de uitvoering van de wettelijke taken van
het UWV. Een deel van deze gegevens is afkomstig van de GBA. De precieze term die ge-
bruikt wordt voor de basisregistratie verzekerden verschilt per UWV-onderdeel.
Daarnaast beschikken alle UWV-onderdelen over systemen die ingericht zijn op het verstrekken
van uitkeringen. Over het algemeen beschikt men per wet over een systeem. Soms is de uitvoe-
ring van bepaalde wetten gecombineerd (bijv. combinatie WW/TW of combinatie WAO/WAZ).
Geautomatiseerde gegevensverstrekking
Het UWV is geautoriseerd voor geautomatiseerde gegevensverstrekking vanuit de GBA. De wijze
waarop het UWV gegevens vanuit de GBA ontvangt, is voor alle UWV-onderdelen gelijk. De ba-
sisregistraties verzekerden van het UWV zijn aangesloten op het GBA-netwerk. Via het systeem
van afnemersindicaties worden relevante mutaties in de GBA van klanten van het UWV automa-
tisch opgenomen in de basisregistratie verzekerden.
39
Startpunt voor de opname van een nieuwe werknemer in de basisregistratie is een Melding So-
ciale Verzekering (MSV) van een nieuw dienstverband door een werkgever. Op dat moment vindt
een check plaats of de persoon reeds is opgenomen in de basisregistratie verzekerden. Zo niet,
dan wordt een verzoek gedaan aan het betreffende GBA om toezending van de GBA-gegevens
(waarvoor men is geautoriseerd) van de betreffende persoon. Vervolgens worden deze GBA-
gegevens volledig geautomatiseerd opgenomen in de basisregistratie verzekerden.
Er vindt geen systematische vergelijking plaats tussen het adres dat de werkgever opgeeft (via
MSV) en het adres waarop de werknemer staat ingeschreven bij de GBA. Het GBA-adres is im-
mers leidend en wordt dan ook in eerste instantie gebruikt.
Tegelijkertijd met het opvragen van de GBA-gegevens wordt bij de betreffende GBA een afne-
mersindicatie geplaatst bij de persoon. Dit houdt in dat bij wijzigingen in de betreffende persoons-
lijst van de GBA , het gemeentelijk GBA-systeem automatisch controleert welke afnemers zijn
geautoriseerd voor dat gegeven. Op dat moment maakt het gemeentelijk GBA-systeem automa-
tisch een bericht aan waarin de wijziging wordt doorgegeven. Dit spontane mutatiebericht wordt
automatisch verzonden naar het betreffende UWV-onderdeel en daar automatisch verwerkt in de
basisregistratie verzekerden. Op deze wijze beschikt het UWV altijd over de recente GBA-
gegevens van hun klanten. Dit proces van geautomatiseerde gegevensverstrekking door middel
van het plaatsen van een afnemersindicatie heet in GBA-jargon spontane gegevensverstrekking.
Verificatie sofinummer
Naast de GBA-verificatie, is het UWV verplicht om het sofinummer van de klant te verifiëren bij de
Belastingdienst. Deze aparte verificatie wordt uitgevoerd door alle UWV-onderdelen, met uitzon-
dering van de UWV-Bouwnijverheid. Deze voert slechts één verificatieprocedure uit, namelijk al-
leen bij de GBA waarbij ook het sofinummer wordt opgevraagd.
Een aantal geïnterviewden van het UWV ziet het nut niet in van deze aparte verificatieprocedure,
omdat het sofinummer in de GBA volgens de wettelijke richtlijnen ook direct afkomstig is van de
Belastingdienst.
Gevraagd is in welke volgorde de UWV-onderdelen de verificatie van gegevens bij de GBA en de
fiscus uitvoeren, en óf en welk sofi-nummer wordt verstuurd aan de GBA om de persoon te identi-
ficeren.
Het UWV Gak geeft aan dat men altijd eerst de fiscus-verificatie uitvoert en pas daarna de GBA-
verificatie. De andere UWV-onderdelen geven aan dat de frequentie waarmee de GBA-gegevens
worden opgevraagd veel hoger ligt dan de frequentie van de fiscus-verificatie. In praktijk houdt dit
dus in dat meestal eerst de GBA-verificatie en pas daarna de fiscus-verificatie plaatsvindt.
Het UWV Gak stuurt het reeds bij de fiscus geverifieerde sofi-nummer naar de GBA ter identifica-
tie van een bepaald persoon. Het UWV Cadans stuurt het ongeverifieerde sofi-nummer (afkom-
stig van de werkgever) naar de GBA. Het UWV GUO stuurt alleen bij handmatige verzoeken het
ongeverifieerde sofi-nummer mee, bij de geautomatiseerde verzoeken maakt men gebruik van
andere identificerende gegevens. Het UWV USZO maakt standaard gebruik van andere identifi-
cerende gegevens. De bovenstaande gegevens zijn schematisch weergegeven in bijlage 3.
Aan de UWV-onderdelen die een sofi-nummer versturen naar de GBA, is gevraagd hoe vaak dit
afwijkt van het sofi-nummer dat men terugkrijgt van de GBA. Dit betreft slechts een zeer klein
percentage. Precieze cijfers zijn niet bekend.
40
De uitkeringssystemen
De wijze waarop de informatieuitwisseling tussen de basisregistratie verzekerden van het UWV-
onderdeel, en de eigen rechtensystemen voor de uitkeringen is geregeld verschilt per UWV-
onderdeel. In praktijk komen de volgende twee mogelijkheden voor:
1. De uitvoerders van de sociale zekerheidswetten maken via een onlineverbinding gebruik van
de gegevens uit de basisregistratie verzekerden. Men kan de meest recente stand van zaken
betreffende een klant inzien. Dit geldt voor het UWV Gak, UWV GUO, UWV Bouwnijverheid,
UWV Cadans en UWV USZO (WW)
2. Het uitkeringssysteem is gekoppeld aan de basisregistratie verzekerden. Via een systeem
van afnemersindicaties (vergelijkbaar met die in de GBA) worden wijzigingen in de basisregi-
stratie verzekerden automatisch verwerkt in de relevante uitkeringssystemen. Dit houdt in
dat in de basisregistratie verzekerden per persoon wordt geregistreerd welke uitkeringen men
ontvangt. Dit geldt voor het uitkeringssysteem voor de WAO van UWV USZO.
In praktijk maakt het voor de uitvoerders weinig uit op welke wijze men toegang heeft tot de gege-
vens uit de basisregistratie verzekerden. In beide gevallen heeft men op eenvoudige wijze de be-
schikking over de gegevens in de basisregistratie verzekerden (en dus het GBA-adres).
Rol van uitvoerders bij opvragen informatie bij de GBA
De medewerkers van de regiokantoren die zich bezig houden met het beoordelen van het recht op
uitkeringen nemen nooit zelf contact op met de afdeling Burgerzaken van gemeenten om GBA-
gegevens op te vragen. De GBA-gegevens zijn beschikbaar via de basisregistratie verzekerden
van het UWV. Uitzondering hierop is een regiokantoor van de USZO (afdeling WAO/WAZ). De ad-
ministratie op dit districtskantoor vraagt zelf een enkele keer ook wel gegevens op bij de GBA1.
4.2 Het adresgegeven
In het onderzoek is uitvoerig ingegaan op de wijze waarop het UWV omgaat met adresgegevens,
waaronder het GBA-adres. Hierbij is gevraagd of er adressen worden gebruikt naast en/of in
plaats van het GBA-adres. Verder is gevraagd of bij alle klanten een GBA-adres aanwezig is. Tot
slot is specifiek gevraagd naar de werkwijze bij adreswijzigingen.
Adresvelden naast het GBA-adres
Adressen in de basisregistratie verzekerden
Bij alle UWV-onderdelen wordt in de basisregistratie verzekerden een adresveld opgenomen dat
specifiek betrekking heeft op het GBA-adres. Dit wordt het domicilieadres genoemd. Dit adres
kan bij de meeste UWV-onderdelen na vulling vanuit de GBA niet meer handmatig gemuteerd
worden. Uitzondering hierop is de UWV Bouwnijverheid, maar de polisadministratie (verantwoor-
delijk voor het beheer van de basisregistratie verzekerden) geeft aan van deze mogelijkheid geen
gebruik te maken.
---
1 Hiervoor is een speciaal formulier ontwikkeld dat opgestuurd wordt naar de GBA met de vraag om een reactie. Dit
wordt gebruikt wanneer bijvoorbeeld uit post die retour komt, blijkt dat de persoon niet woont op het adres waar hij
staat ingeschreven in de GBA. In dit geval wordt nogmaals een GBA-check uitgevoerd om zeker te weten dat er
niets is misgegaan met het verwerken of binnenkomen van spontane mutaties. Het is dan sneller zelf de GBA-
gegevens op te vragen, dan dit via het hoofdkantoor te laten lopen. Het resultaat van de GBA-check wordt doorge-
geven aan het hoofdkantoor, die eventueel adreswijzigingen kan doorvoeren.
41
Alle UWV-onderdelen kennen verder de mogelijkheid naast het domicilieadres (GBA-adres) extra
adressen in de eigen basisregistratie verzekerden op te nemen. Opname van deze adressen ge-
beurt volgens het UWV handmatig, meestal op verzoek van de klant. De mogelijkheid voor de
opname van extra adressen in de basisregistratie verzekerden loopt uiteen van één extra adres
(UWV Cadans en Gak) tot vier extra adressen (GUO).
Tabel 4.1 Aantal extra adresvelden in basisregistratie verzekerden per klant1
UWV-onderdeel Aantal extra adresvelden in basisregistratie verzekerden per klant2
UWV Cadans 1 extra adres
UWV Gak 1 extra adres
UWV Bouwnijverheid 2 extra adressen
UWV USZO 2 extra adressen
UWV GUO 4 extra adressen
De extra adressen betreffen volgens het UWV:
· adressen die in principe zijn bedoeld voor correspondentie (bijv. een postbus of iemand die
als zaakwaarnemer optreedt)
· tijdelijke adressen (bijv. verpleeghuizen, of ivm echtscheiding)
· Adreswijzigingen van klanten aan het UWV. Wanneer blijkt dat het nieuwe adres van een klant
nog niet via de GBA is binnengekomen bij het UWV-onderdeel (en dus verwerkt in het domici-
lieadres), wijzigt men zelf in de basisregistratie verzekerden het extra adresveld. Bij een adres-
wijziging zal nooit het domicilieadres worden gewijzigd. Dit adresveld is immers gereserveerd
voor het GBA-adres. Er vindt bij geen van de UWV-onderdelen een systematische check
plaats of de klant de adreswijziging ook doorgeeft aan de afdeling Burgerzaken van de ge-
meente.
De opname van een extra adres betekent niet per definitie dat de GBA-inschrijving onjuist is. In
de meeste van deze situaties is er volgens het UWV sprake van een juiste inschrijving in de GBA.
Dit geldt in ieder geval voor de opname van postbusadressen en van zaakwaarnemers. Bij de
opname van tijdelijke adressen hangt het af van de duur van dit verblijf, of het adres ook in de
GBA zou moeten worden aangepast. Op grond van de GBA-wetgeving moet iemand zich in-
schrijven op het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste
twee derde van de tijd zal overnachten. Wanneer iemand op twee adressen verblijft (bijv. door de
week in een instelling en in het weekend thuis) moet hij zich inschrijven op het adres waar hij
naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten. Probleem
hierbij is dat dit niet altijd vooraf is in te schatten en bovendien kan dit sterk variëren in de tijd.
Het beheer van de adresvelden in de basisregistratie verzekerden vindt bij alle UWV-onderdelen
op een centrale afdeling binnen de organisatie plaats. De uitvoerders van de regiokantoren heb-
ben geen mogelijkheid om zelf wijzigingen aan te brengen in de basisregistratie. Wanneer men
gegevens wil wijzigingen, moet men hiertoe een verzoek indienen bij de afdeling die verantwoor-
delijk is voor het beheer van de basisregistratie verzekerden.
Adressen in de uitkeringssystemen
Naast de mogelijkheid om adressen op te nemen in de basisregistratie verzekerden, is ook ge-
vraagd in hoeverre de eigen uitkeringssystemen (voor WAO, WW, WAZ en Toeslagenwet) nog
de mogelijkheid bieden om adressen op te nemen. Dit verschilt per UWV-onderdeel.
---
1 Niet alle mogelijke adresvelden worden ook daadwerkelijk bij alle klanten gebruikt.
2 Niet alle mogelijke adresvelden worden ook daadwerkelijk bij alle klanten gebruikt.
42
Drie UWV-onderdelen (UWV USZO, UWV GUO en UWV Bouwnijverheid) kennen helemaal geen
mogelijkheid adressen op te nemen in de uitkeringssystemen. Deze UWV-onderdelen leggen al-
leen adresgegevens vast in de basisregistratie verzekerden. Alle wijzigingen van adresgegevens
die men doorkrijgt van klanten, moeten dus door worden gegeven aan de centrale afdeling die de
basisregistratie beheert. Deze bepaalt dan of en welke adressen worden aangepast.
Bij twee UWV-onderdelen (UWV Gak en UWV Cadans: sector BVG) bestaat wel de mogelijkheid
adressen in de uitkeringssystemen op te nemen. Deze adressen staan geheel los van de adres-
sen in de basisregistratie verzekerden en in de GBA. De situaties waarin van deze adressen ge-
bruik wordt gemaakt zijn:
1. Wanneer het adres dat de klant opgeeft afwijkt van het adres in de basisregistratie verzeker-
den (het GBA-adres). In dit geval wordt het adres dat de klant noemt opgenomen in de eigen
uitkeringssystemen.
2. Bij adreswijzigingen van klanten die nog niet via een mutatie van de GBA zijn verwerkt in de
basisregistratie verzekerden.
De opname van eigen adressen in de uitkeringsystemen wordt door de uitvoerders niet altijd ge-
meld aan de basisregistratie verzekerden. Hierdoor is het mogelijk dat de adressen in de eigen
uitkeringsbestanden afwijken ten opzichte van de adressen in de basisregistratie verzekerden
van het UWV.
Opvallend is dat bij veel uitvoerders kennis ontbreekt over de wijze waarop de adresvelden door
de basisregistratie verzekerden worden onderhouden. Vaak is men niet precies op de hoogte
welk adres in de basisregistratie verzekerden feitelijk het adres is waarop de persoon staat inge-
schreven in de GBA, en of dit altijd het actuele GBA-adres betreft. Voor de eigen uitvoering is dit
ook niet van belang, zo lang men maar weet waar men de klant kan bereiken. Voor de uitvoering
van de Wet Koppeling (alleen van toepassing op de Toeslagenwet) is het echter essentieel dat
men goed op de hoogte is welk adres in de basisregistratie verzekerden feitelijk het adres is
waarop de persoon staat ingeschreven in de GBA.
Adresvelden in plaats van het GBA-adres
Het UWV neemt in de basisregistratie verzekerden nooit adressen op in plaats van het domici-
lieadres (GBA-adres). Dit adresveld is bij alle UWV-onderdelen, met uitzondering van het UWV
Bouwnijverheid, ook niet meer handmatig muteerbaar nádat verificatie hiervan heeft plaatsge-
vonden bij de GBA.
Adresvelden bij afwezigheid van een GBA-adres
In sommige gevallen is verificatie van het adresgegeven op grond van de GBA niet mogelijk. Dit
betreft volgens het UWV in praktijk de volgende twee groepen:
· Groep 1: Mensen die in het buitenland wonen (grensarbeiders en mensen die zijn geëmi-
greerd): Bij deze groep is GBA-verificatie van het actuele adres per definitie niet mogelijk,
omdat men niet (meer) verplicht is zich in te schrijven in de GBA.
· Groep 2: Mensen waarbij geen GBA-verificatie mogelijk blijkt. Deze groep is te verdelen in
twee subgroepen:
· Dak- en thuislozen: Slechts bij een deel van deze groep is geen GBA-verificatie mogelijk.
Een deel van de groep staat wel ingeschreven bij de GBA (soms op een postadres).
· Mensen met een uitkering van wie de persoonsgegevens (waaronder het GBA-adres)
niet zijn geverifieerd bij de GBA, omdat de verificatie is mislukt.
43
Aan het UWV is gevraagd aan te geven hoe groot deze groepen zijn in de uitkeringsbestanden.
Onderverdeling van groep 2 is op basis van de gebruikte systeem niet mogelijk. De uitkomsten
van de kwantitatieve analyse voor het UWV Gak zijn te vinden in onderstaand schema. Deze ge-
gevens zijn afkomstig van het UWV Gak, die van het totale UWV zo'n 60% van de uitkeringen
beheert.
Schema 4.1 Personen met een uitkering van het UWV-Gak waarbij geen GBA-verificatie mogelijk
is*
Groep 1: Groep 2: Totaal aantal personen
Personen met een Personen met een met deze uitkering
uitkering die geregi- uitkering waarbij verificatie
streerd verblijven in het bij de GBA niet is gelukt*
buitenland**
Aantal Percentage Aantal Percentage Aantal Percentage
WAO-uitkeringen 17.999 4.3% 267 0,06% 418.690 100%
WW-uitkeringen 907 0,7% 106 0,09% 123.320 100%
WAZ-uitkeringen 781 3,4% 18 0,08% 23.138 100%
Uitkeringen Toeslagenwet 4.111 8,2% 23 0,05% 50.039 100%
Wajong-uitkeringen 987 0,7% 13 0,01% 132.768 100%
* Bij mensen die naar het buitenland zijn verhuisd, heeft in het verleden wel GBA-verificatie plaatsgevonden. Ook
heeft het UWV toegang tot alle gegevens in de GBA die zijn vastgelegd over de klant, toen deze nog in Nederland
woonde.
** Deze gegevens zijn afkomstig van de Basisregistratie verzekerden. In praktijk blijkt uit nader onderzoek van het
UWV Gak dat een klein deel van de personen in groep 1 (zo'n 7%-8%) toch in Nederland verblijft.
Groep 1 uit bovenstaande tabel bestaat uit grensarbeiders en mensen die hun uitkering mee hebben genomen naar het buitenland. Overigens kunnen niet alle uitkeringen worden geëxpor- teerd en is export ook niet mogelijk naar alle landen. Sinds 1 januari 2000 is de Wet beperking export uitkeringen (Wet BEU) van kracht. De Wet BEU geldt voor het UWV voor de Ziektewet, de WAO, de WAZ, en de TW. Het doel van de wet is de controle te verbeteren op uitkeringen van personen die buiten Nederland wonen. Daarom mogen de genoemde uitkeringen alleen worden ontvangen in landen waarmee Nederland een verdrag heeft gesloten. In deze verdragen worden afspraken gemaakt over de controle op het recht op uitkeringen. Deze controle betreft onder meer de vaststelling van de identiteit, leefvorm, het inkomen van de betrokkene of van de partner, samenloop van uitkeringen, arbeidsongeschiktheid en het hebben en de leeftijd van kinderen.
Opvallend is het relatief hoge percentage personen (8,2%) met een TW-uitkering dat verblijft in
het buitenland. Mogelijk heeft dit als oorzaak dat allochtonen een groter risico lopen onder het
sociaal minimum te komen, wanneer zij afhankelijk worden van een uitkering. Van deze groep zal
wellicht een groter deel gebruik maken van de mogelijkheid de uitkering in het buitenland te ont-
vangen. Dit is volgens het UWV Gak een plausibele verklaring, die echter niet is getoetst. Voor de
WAO en de WAZ ligt het percentage mensen dat geregistreerd in het buitenland verblijft lager, op
respectievelijk 4,3% en 3,4 %.
44
Werkwijze bij adreswijzigingen
Bij de UWV-onderdelen die adresgegevens alleen vastleggen in de basisregistratie verzekerden,
worden adreswijzigingen gemeld aan de afdeling die de basisregistratie beheert. Deze kijkt of de
adreswijziging via een spontane mutatie vanuit de GBA reeds is verwerkt. Zo niet, dan wordt het
adres vast ingevoerd in één van de extra adressen (dus niet het domicilieadres), in de verwach-
ting dat het domicilieadres automatisch wordt gemuteerd zodra de klant zijn nieuwe adres heeft
doorgegeven aan de afdeling Burgerzaken van de gemeente. Er vindt geen check plaats of de
klant dit daadwerkelijk doet.
Bij die UWV-onderdelen waarbij het voor uitvoerders mogelijk is om ook in het uitkeringssysteem
adressen vast te leggen (UWV Gak en UWV Cadans: sector BVG), wordt het nieuwe adres door
de uitvoerders zelf in dit uitkeringssysteem vastgelegd. In principe moet men vervolgens de
adreswijziging ook doorgeven aan de basisregistratie verzekerden, maar dit gebeurt niet altijd.
De bovenstaande werkwijze houdt in dat de extra adressen die binnen het UWV worden geregi-
streerd volgens het UWV vaak meer actualiteitswaarde hebben dan het GBA-adres. Daarom
wordt dit adres door de uitvoerders gebruikt voor het versturen van de post.
4.3 Uitvoering Wet Koppeling overheidsprestaties aan
juiste inschrijving in de GBA
De Wet Koppeling is voor het UWV alleen van toepassing op de Toeslagenwet, niet op de Zie-
kenfondswet. De Wet Koppeling is wel van toepassing op de Ziekenfondswet , maar de controle
op de inschrijving in de GBA voor de Ziekenfondswet ligt bij de ziekenfondsen.
Uit de telefonische interviews met de regiokantoren blijkt dat de uitvoering van deze wet bij de
Toeslagenwet in praktijk te wensen over laat. Ongeveer de helft van de geïnterviewde medewer-
kers van regiokantoren (die verantwoordelijk zijn voor uitvoering van de Toeslagenwet) blijkt niet
op de hoogte te zijn van de wet, en geeft dan ook aan dat de wet op het regiokantoor niet wordt
uitgevoerd. Op deze kantoren voert men überhaupt geen systematische vergelijking uit tussen
het adres dat de klant meldt en de GBA-inschrijving. Soms bestaat ook onduidelijkheid over de
taakverdeling tussen het CWI en de medewerkers van het UWV over wie de controle uitvoert op
de GBA-inschrijving.
Verder is aan de landelijke kantoren gevraagd in hoeverre richtlijnen zijn opgesteld voor de uit-
voering van de wet. Slechts twee geïnterviewden van verschillende UWV-onderdelen gaven aan
dat er recentelijk werkinstructies zijn opgesteld. Beide personen zijn werkzaam op een afdeling
die zich bezighoudt met het ontwikkelen van procedures voor de uitvoering van onder meer de
Toeslagenwet. Gevraagd is naar eventuele knelpunten in de uitvoering van deze wet. Men be-
schikte echter niet over informatie over de uitvoering van de werkinstructies.
In de praktijk blijkt dus dat de uitvoering van de Wet Koppeling bij het UWV beperkt is. Dit heeft
volgens het UWV een combinatie van oorzaken:
· De Toeslagenwet is voor het UWV een `stiefkindje': De wet heeft een beperkte groep recht-
hebbenden (in vergelijking met de WAO en de WW) en wordt bovendien altijd verstrekt in
aanvulling op andere wetten (wanneer een uitkeringsgerechtigde anders onder het sociaal
minimum uitkomt).
· De Toeslagenwet is voor de UWV-onderdelen een ingewikkelde wet (hij lijkt niet op andere
materiewetten die het UWV moet uitvoeren). Het adresgegeven speelt een beperkte rol in de
vaststelling van het recht op en/of de hoogte van een uitkering op basis van de toeslagenwet.
45
Het adresgegeven kan hooguit indirect een aanwijzing geven voor de leefvorm, en daarmee
voor een wijziging in (rechtop of hoogte van) de uitkering. Andere gegevens zijn veel belang-
rijker bij de uitvoering van de Toeslagenwet.
4.4 Terugmeldingen aan de GBA
Het UWV heeft geen terugmeldingsplicht. In praktijk vinden er volgens het UWV vrijwel geen te-
rugmeldingen aan de GBA's plaats. Dit geldt zowel voor de beheerders van de basisregistratie,
als voor de uitvoerders van de sociale zekerheidswetgeving.
De communicatie met de afdeling Burgerzaken is vrijwel volledig éénrichtingsverkeer: Het UWV
vraagt gegevens op over de GBA, maar meldt geconstateerde afwijkingen zelden terug. Alleen de
UWV Bouwnijverheid geeft aan dat er op ad hoc basis sporadisch afwijkingen aan de GBA wor-
den teruggemeld.
Van de respondenten van Burgerzaken zeggen vier van de achttien dat men (wel eens) terug-
meldingen ontvangt van het UWV.
46
5 Het adresgegeven bij de SVB
De Sociale Verzekeringsbank (SVB) is onder andere verantwoordelijk voor de uitvoering van de
volksverzekeringen. Dit betreft de Algemene Ouderdomswet (AOW), de Algemene nabestaan-
denwet (Anw) en de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De Wet Koppeling geldt voor zowel de
AOW, de Anw als de AKW. Verder heeft de Sociale Verzekeringsbank op grond van het Besluit
GBA en de regeling GBA een terugmeldingsplicht met betrekking tot alle afwijkingen tussen ge-
gevens uit de GBA en gegevens waarvan de SVB op een andere wijze kennis heeft gekregen.
Bij de Sociale Verzekeringsbank heeft een persoonlijk interview plaatsgevonden met het hoofd van de sectie architectuur & inrichting, onderdeel van de afdeling procesinrichting. Verder zijn twee telefonische interviews uitgevoerd met medewerkers van regiokantoren die goed zicht heb- ben op het proces van uitkeringsverstrekking. Deze medewerkers zijn direct betrokken bij alle ac- tiviteiten met betrekking tot de aanvraag en het beheer van de uitkeringen.
In dit hoofdstuk wordt omschreven op welke wijze de SVB gebruik maakt van GBA-gegevens, hoe het adressenbeheer er uit ziet, en hoe men omgaat met terugmeldingen en de Wet Koppeling.
5.1 Informatie vanuit de GBA
Ook de Sociale Verzekeringsbank is, net als het UWV, aangesloten op het GBA-netwerk. De au-
tomatische gegevensverstrekking vanuit de GBA aan de SVB verloopt gelijk aan die van het
UWV. Via het plaatsen van afnemersindicaties voor klanten van de SVB ontvangt de SVB auto-
matisch alle relevante wijzigingen op de betreffende persoonlijsten van de GBA . Anders dan bij
het UWV kent de Sociale Verzekeringsbank geen basisregistratie verzekerden. Er worden twee
verschillende uitkeringssystemen gebruikt: één voor de AKW en één voor de AOW/Anw. Dit heeft
te maken met de historie (het AKW-systeem is eerder gebouwd) en met de inhoud van de proces-
sen. De AOW en de Anw hebben dezelfde logica in de procesgang, zoals een bruto/netto traject.
Voor de Sociale Verzekeringsbank vormen de meldingen vanuit de GBA het startpunt van het uit-
keringsproces van de AOW en de AKW. Eén keer per jaar ontvangt de SVB van alle GBA's een
overzicht van alle personen die ouder zijn dan 64 jaar. Deze personen krijgen op hun GBA-adres
een aanvraagformulier voor de AOW toegestuurd, dat is ingevuld met de op basis van de GBA
bekend zijnde gegevens.
Verder krijgt de SVB continu alle aangiftes van geboortes door van de GBA. Alle personen die
een eerste kind hebben gekregen, krijgen op hun GBA-adres een aanvraagformulier toegestuurd
dat is ingevuld met de op basis van de GBA bekend zijnde gegevens. Bij de geboorte van vol-
gende kinderen wordt de AKW-uitkering in de meeste gevallen automatisch herzien op grond van
de melding van de GBA, en wordt een aangepaste beschikking verstuurd.
Bij de Anw moeten klanten een aanvraagformulier invullen, en wordt op basis daarvan een ver-
zoek gedaan aan het betreffende GBA om het plaatsen van een afnemersindicatie en toezending
van de GBA-gegevens. Vervolgens worden deze GBA-gegevens volledig geautomatiseerd opge-
nomen in de eigen systemen.
47
Door middel van afnemersindicaties worden de GBA-gegevens binnen de eigen systemen actu-
eel gehouden. Op deze wijze beschikt de SVB altijd over de recente GBA-gegevens van hun
klanten. Deze `vulling' vanuit de GBA verloopt gelijk aan het proces bij de UWV-onderdelen. Het
verschil is dat de gegevens bij de SVB niet worden verwerkt in een centrale basisregistratie ver-
zekerden, maar direct binnen de uitkeringssystemen.
Naast de hierboven beschreven structurele gegevensverstrekking met betrekking tot klanten,
vraagt de SVB ook op ad hoc basis gegevens op bij de GBA. Dit betreft ad hoc adresvragen, dat
wil zeggen een vraag aan de GBA om gegevens te sturen over welke personen op een bepaald
adres staan ingeschreven. Deze verzoeken zijn van belang in verband met de controle op fraude.
Deze informatie kan men niet afleiden uit de afnemersindicaties, omdat deze informatie betrek-
king heeft op personen en niet op adressen.
Verder heeft de SVB soms ad hoc informatie nodig over personen die in relatie staan tot recht-
hebbenden, maar dit zelf (nog) niet zijn. Voorbeelden zijn gegevens over een geadopteerd kind,
of over een overledene. Eerst moet van geadopteerde kinderen bekeken worden of er voor het
kind op basis van de AKW wel recht op kinderbijslag bestaat, voordat een afnemersindicatie
wordt geplaatst. Van overledenen moet men beschikken over GBA-gegevens om te bepalen of
de partner recht heeft op Anw.
5.2 Het adresgegeven
Adresvelden naast het GBA-adres
De wijze waarop adresgegevens kunnen worden vastgelegd, verschilt per systeem.
Situatie AKW
In dit systeem worden volgens de SVB de volgende adressen vastgelegd:
1. de GBA-adressen van alle gezinsleden. Dit is het adres dat up to date wordt gehouden via
spontante mutaties vanuit de GBA. Vaak woont het hele gezin op één adres, maar dit is niet
altijd het geval.
2. Correspondentieadres. In vrijwel alle gevallen is het correspondentie adres gelijk aan het
GBA-adres.
Van álle klanten wordt, naast het GBA-adres het correspondentieadres vastgelegd. Dit is bij
nieuwe klanten het GBA-adres van de rechthebbende ouder(s). Dit adresveld kan handmatig
worden aangepast. Dit gebeurt alleen op verzoek van de klant. Verder moet de klant een goede
reden aangeven waarom hij of zij de post op een ander adres dan het GBA-adres wil ontvangen.
De meeste voorkomende redenen zijn:
· gebruik van een postbus
· adres van een curator of bewindvoerder.
Alle post wordt verstuurd naar het correspondentieadres.
In principe worden de GBA-adressen volgens de SVB bij de uitvoering van de AKW nooit hand- matig gemuteerd. Uitzonderingen zijn situaties, waarbij de persoon een deel van de tijd ergens anders woont, maar hierdoor op grond van GBA-wetgeving zijn GBA-adres niet hoeft aan te pas- sen. Voorbeelden waarbij dit gebeurt zijn: tijdelijk verblijf in een internaat, instelling, of bij familie.
48
In deze gevallen staat de gemeentecode nog steeds vermeld bij het adres, zodat men kan zien
waar de persoon staat ingeschreven in de GBA. In de vrije tekst staat de reden van afwijking van
het GBA-adres.
Situatie AOW/Anw
In dit systeem kunnen volgens de SVB drie adressen worden vastgelegd.
1. Het woonadres: Het GBA-adres van de rechthebbende. Dit is het adres dat up to date wordt
gehouden via spontante mutaties vanuit de GBA.
2. Het verblijfadres. Wordt door het regiokantoor zelf gevuld.
3. Het correspondentieadres: Dit adres wordt eveneens door het regiokantoor zelf gevuld.
Alle klanten beschikken over een woonadres (het GBA-adres). De andere adressen worden al-
leen toegevoegd wanneer er sprake is van een afwijkend adres voor de post, of een tijdelijk ander
verblijfadres.
Gebruik van een verblijfadres en/of correspondentieadres, naast het GBA-adres, komt vooral
voor bij personen die worden opgenomen in een verpleeghuis. Omdat vooraf nooit vaststaat hoe
lang dit verblijf zal zijn, wordt in eerste instantie de GBA-inschrijving niet gewijzigd. In deze geval-
len komt het voor dat de betrokkene aangeeft dat de post ook naar een ander adres moet worden
gestuurd dan het GBA-adres.
Het adres dat wordt gebruikt voor de post is:
1. Het correspondentieadres (indien aanwezig)
2. Het verblijfadres (indien aanwezig)
3. Het woonadres (GBA-adres).
Adresvelden in plaats van het GBA-adres
De mogelijkheid om het GBA-adres te vervangen door een ander adres verschilt per systeem.
Situatie AOW/Anw
Het GBA-adres kan in principe niet handmatig worden gemuteerd. Hiervoor moet een extra pro-
cesstap worden gezet. Hiervan wordt gebruikt gemaakt wanneer gebleken is dat er iets mis is
gegaan bij de verwerking van een spontane mutatie vanuit de GBA.
Verder is er een beperkt aantal situaties waarin het GBA-adres niet volledig aansluit op het
domicilieadres dat in het kader van de AOW/Anw wordt gehanteerd. Die situaties hebben
betrekking op gegevens als kamernummers bij verzorgingstehuizen. Het gaat in deze geval-
len om het toevoegen van informatie in het adres, niet om het wijzigen van een GBA-adres.
Er worden dus in principe nooit adressen ingevoerd in plaats van het GBA-adres.
Situatie AKW
In het systeem van de AKW kan het GBA-adres wel handmatig worden aangepast. Hiervan wordt
alleen gebruik gemaakt wanneer iemand tijdelijk elders verblijft, maar niet lang genoeg om de
GBA-inschrijving te wijzigen. Voorbeelden waarbij dit gebeurt zijn: tijdelijk verblijf in een internaat,
instelling of bij familie. Aanpassing van de GBA-inschrijving is immers alleen nodig wanneer ie-
mand naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd el-
ders zal overnachten. In deze gevallen staat in de vrije tekst van het systeem de reden van
afwijking van de GBA vermeld. Verder blijft de gemeentecode van de betreffende gemeente waar
men staat ingeschreven vermeld staan, zodat te zien is in welke gemeente de persoon staat inge-
schreven.
49
Adresvelden bij afwezigheid van een GBA-adres
In sommige gevallen is verificatie van het adresgegeven op grond van de GBA niet mogelijk. Dit
betreft volgens de SVB in praktijk de volgende twee groepen:
· Groep 1: Mensen die in het buitenland wonen (grensarbeiders en mensen die zijn geëmi-
greerd). Bij deze groep is GBA-verificatie van het actuele adres per definitie niet mogelijk,
omdat men niet verplicht is zich in te schrijven in de GBA. Overigens houdt dit niet in dat men
geen controle op deze groep uitoefent. Tijdens de uitkering moet men één maal per jaar een
aantal gegevens opsturen, zodat gecontroleerd kan worden of men nog steeds recht heeft op
een uitkering. Men moet documenten tonen waaruit dit blijkt (goedgekeurd door de bevoegde
lokale autoriteit). De belangrijkste bewijsstukken betreffen: het woonadres, het in leven zijn, de
woonsituatie, en het geboortebewijs (voor kinderen die in het buitenland geboren worden).
· Groep 2: Mensen met een uitkering waarbij geen GBA-verificatie van het adres mogelijk blijkt.
Deze groep is volgens de SVB te verwaarlozen klein en bestaat alleen uit een deel van de
dak- en thuislozen.
De grootte van groep 1 is bekend op basis van de kwartaalberichten AOW/Anw/AKW die de SVB
uitbrengt. Deze cijfers zijn weergegeven in onderstaand schema. De groep dak- en thuislozen
zonder GBA-adres is door de SVB moeilijk uit het systeem te halen, maar is volgens de SVB zeer
klein.
Schema 5.1 Aantal lopende AOW-pensioenen, Anw -uitkeringen en kinderen waarvoor recht be-
staat op kinderbijslag, naar woonland, stand 31 december 2001
Personen met een Totaal aantal
uitkering die geregistreerd ver- (Nederland en buitenland)
blijven in het buitenland
Aantal Percentage Aantal Percentage
Aantal lopende AOW-pensioenen 167.939 7% 2.365.636 100%
Aantal lopende Anw-uitkeringen 11.005 7% 163.096 100%
Aantal kinderbijslagkinderen* 32.037 1% 3.475.628 100%
* Deze cijfers hebben betrekking op het derde kwartaal 2001
Bron: Kwartaalbericht SVB AOW/ Anw/ AKW, 4e kwartaal 2001
De Wet beperking export uitkeringen is voor de SVB van toepassing op de Anw en de AKW. De
AOW wordt in het buitenland uitbetaald tot maximaal het bedrag waarop een gehuwde pen-
sioengerechtigde recht heeft. Voor het hogere bedrag waarop een alleenstaande AOW'er
recht heeft of voor de partnertoeslag is het noodzakelijk dat een verdrag is gesloten over de
controle op de verstrekking van de uitkeringen.
Zowel het percentage personen met een AOW-pensioen als het percentage personen met
een Anw-uitkering dat geregistreerd in het buitenland verblijft ligt op 7%. Het percentage
kinderbijslagkinderen in het buitenland ligt relatief veel lager, op 1% van het totaal aantal
kinderbijslagkinderen.
50
Werkwijze bij adreswijzigingen
De SVB geeft aan dat klanten adreswijzigingen doorgaans niet hoeven door te geven aan de
SVB, maar alleen aan de GBA.
· Voor de AKW hoeven verhuizingen van het complete gezin binnen Nederland niet te worden
gemeld aan SVB; Verhuizingen waarbij een deel van het gezin verhuist naar een ander adres
binnen Nederland moeten wel gemeld worden.
· Voor de AOW/Anw hoeven verhuizingen van de gerechtigde en diens partner binnen Neder-
land niet gemeld te worden aan de SVB.
Deze instructie heeft tot gevolg dat klanten van de SVB over het algemeen hun nieuwe adres
eerder melden bij de afdeling Burgerzaken van de gemeente dan bij de SVB. Toch komt het voor
dat klanten hun verhuizing melden aan de SVB, voordat men de verhuizing meldt bij de gemeen-
te. In dit geval zet men een indicatie in het systeem dat er een mutatiebericht wordt verwacht van
de GBA. Bij de AOW/Anw geeft men aan dat men tegelijkertijd het nieuwe adres vast invoert als
verblijfadres. Bij de AKW geeft men aan dat men het nieuwe adres niet invoert in het eigen sys-
teem, maar wacht op de mutatie van de GBA.
5.3 Uitvoering Wet Koppeling overheidsprestaties aan
juiste inschrijving in de GBA
De Wet Koppeling heeft voor de uitvoeringspraktijk van de Sociale Verzekeringsbank strikt ge-
nomen geen gevolgen gehad. Reeds voor de inwerkingtreding van de wet (1 juli 2001)had de So-
ciale verzekeringsbank op grond van artikelen in de AKW, AOW en Anw (zie artikel 17, lid 5,
AOW jo artikel 4, Beschikking van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
van 12 juli 1985, artikel 46 Anw en artikel 19 AKW) de mogelijkheid de betaling van deze uitkerin-
gen op te schorten wanneer men op grond van duidelijke aanwijzingen het gegronde vermoeden
heeft dat:
a. het recht op een uitkering niet of niet meer bestaat; of
b. recht op een lagere uitkering bestaat;
Een afwijking van bij de SVB bekende gegevens met de gegevens uit de GBA wordt door de SVB
gezien als zo'n aanwijzing, op grond waarvan het recht moet worden opgeschort. Omdat de Wet
Koppeling aangeeft dat alleen sprake kan zijn van opschorting wanneer de afwijking van invloed
is op het recht op of de hoogte van de uitkering, biedt de Wet Koppeling geen nieuwe mogelijk-
heden om over te gaan tot opschorten van een uitkering. De werkinstructies van de SVB met be-
trekking tot opschorting en de controle op GBA-gegevens zijn vanwege deze reden dan ook niet
aangepast.
De uitvoeringspraktijk
Mensen in de uitvoering blijken op de hoogte te zijn van de Wet Koppeling. In praktijk blijkt de
werkwijze met betrekking tot opschorting van de uitkering te verschillen tussen regiokantoren.
Sommige kantoren schorten op zodra er twijfel bestaat aan het feitelijke woonadres van de klant.
Vervolgens onderzoekt men op welk adres de klant daadwerkelijk woont. Andere kantoren bepa-
len eerst in hoeverre de afwijking van invloed zou kunnen zijn op het recht en/of de hoogte van de
uitkering. Pas wanneer dit het geval lijkt, schort men de uitkering op.
51
5.4 Terugmeldingen aan de GBA
De Sociale Verzekeringsbank heeft een wettelijke terugmeldingsplicht. Dit betreft alle geconsta-
teerde afwijkingen tussen gegevens uit de GBA en gegevens waarvan de SVB op andere wijze
kennis heeft gekregen (artikel 62, tweede lid, van het Besluit GBA).
In de landelijke Handleiding Operationele Procedures, bedoeld voor de buitengemeentelijke af-
nemers van de GBA met een terugmeldingsplicht, staat beschreven welke procedures de SVB
moet volgen ten aanzien van de uitvoering van deze terugmeldingen. Hierin staat onder meer dat:
· De afnemer de terugmelding pas doet als deze overtuigd is dat zijn gegevens juist zijn.
· Voor afwijkingen die worden veroorzaakt door verhuizingen, wordt aangeraden een termijn
van vier weken aan te houden. Wanneer de afwijking na deze periode nog steeds bestaat, is
een terugmelding zinvol.
Volgens de eigen werkinstructies van de SVB hoeven echter alleen afwijkingen die van invloed
zijn op de uitkering (recht en/of hoogte), of die een ander SVB-kantoor bevoegd maken, te wor-
den teruggemeld. In andere gevallen behoeft men alleen de klant te verwijzen naar de afdeling
Burgerzaken van de gemeente.
De vertegenwoordigers van de GBA's tijdens de expertmeeting zouden liefst zien dat ook afwij-
kingen die niet van invloed zijn op het recht of de hoogte van de uitkering zouden worden terug-
gemeld. Dit zou de kwaliteit van de GBA ten goede komen. Nu tast de GBA soms in het duister
over iemand verblijfplaats, terwijl de SVB daar wellicht van op de hoogte is.
Het nut hiervan wordt door de SVB gerelativeerd. Een deel van de afwijkende adressen betreft
gevallen die voor de GBA's helemaal niet interessant zijn, bijvoorbeeld kamernummers in verzor-
gingstehuizen, gepensioneerden die een half jaar in Spanje verblijven, partners van overledenen
die soms naar een tijdelijk adres verhuizen.
De SVB doet verder de suggestie aan de GBA om in gevallen waarbij iemands verblijfplaats bij
de GBA onbekend is, een gericht informatieverzoek te sturen aan alle organisaties die bij hen
een afnemersindicatie op die persoon hebben.
De uitvoeringspraktijk
Gebleken is dat niet alle regiokantoren de werkinstructie van het hoofdkantoor volgen. Soms meldt
men ook andere afwijkingen terug. Het ene kantoor is hier strikter in dan het andere. Eén van de
geïnterviewden gaf aan dat men bewust afwijkt van de instructie en álle afwijkingen terugmeldt.
De wijze waarop de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van terugmeldingen is georganiseerd, verschilt bij de SVB tussen regiokantoren. Sommige regiokantoren hebben de terugmeldingen ge- centraliseerd. Binnen een regiokantoor zijn dan twee of drie mensen verantwoordelijk voor het doen van terugmeldingen. Bij andere kantoren wordt de terugmelding gedaan door de medewer- ker die tijdens zijn werkzaamheden de afwijking ontdekt. Ook de wijze waarop de terugmeldingen plaatsvinden verschilt per kantoor. Terugmeldingen vinden telefonisch plaats, via een standaard elektronisch formulier of via een vrij GBA-bericht.
Omdat het aantal terugmeldingen door de SVB niet eenduidig wordt geregistreerd, zijn hierover
geen betrouwbare cijfers beschikbaar. Tijdens het onderzoek zijn vanuit verschillende bronnen bij
de SVB verschillende aantallen terugmeldingen genoemd, maar die lopen sterk uiteen. Volgens
de Sociale Verzekeringsbank zijn er geen indicaties dat er significante verschillen zouden be-
staan in aantallen terugmeldingen over de afgelopen jaren (eventueel te verwachten als effect
van de invoering van de Wet Koppeling).
52
6 Verwerking van terugmeldingen door GBA's
6.1 Reactie Burgerzaken op terugmeldingen
Alle respondenten van Burgerzaken zeggen dat ze elke terugmelding vanuit de uitkeringsinstan-
ties in onderzoek nemen. Na onderzoek kan het adresgegeven eventueel worden gewijzigd. De
werkwijze bij een GBA-onderzoek is om eerst een aantal malen de betreffende persoon aan te
schrijven op het GBA-adres. Verschijnt de inwoner, dan wordt alsnog het juiste adres ingebracht.
Verschijnt de inwoner niet, dan kan het adres van de inwoner door de afdeling Burgerzaken
ambtshalve worden gemuteerd. De inwoner moet vervolgens op de hoogte worden gesteld van
het voornemen om zijn adres te wijzigen in een aangetekende brief, zodat hij of zij hier op kan re-
ageren.1
Overigens kan de afdeling Burgerzaken verschillende registers inzien, van bijvoorbeeld energie-
bedrijven en woningbouwbedrijven, om na te gaan of een inwoner zich elders heeft gevestigd dan
geregistreerd in de GBA.
6.2 Terugkoppeling Burgerzaken op terugmelding
De afdeling Burgerzaken is verplicht afnemers (waaronder de sociale diensten die een automati-
sche koppeling hebben en de SVB) binnen acht weken op de hoogte te stellen van de uitkomsten
van het GBA-onderzoek naar aanleiding van de terugmelding. Dan moet men aangeven of de
gegevens in de GBA zijn verbeterd, aangevuld of verwijderd. Ook indien na zo'n onderzoek het
adresgegeven niet is gewijzigd moet de gemeente dit terugkoppelen aan de betreffende instantie.
De respondenten bij de afdeling Burgerzaken geven aan dat zij in alle gevallen waarin ze een te-
rugmelding krijgen het resultaat terugkoppelen. Standaard gebeurt de terugkoppeling via het au-
tomatische berichtenverkeer waarin elke instantie inzage heeft. De SVB ontvangt eveneens een
mutatieberichtgeving. Enkele GBA's zeggen ook schriftelijk, en/of telefonisch de SVB te informe-
ren.
De vorm van terugkoppeling door de afdeling Burgerzaken varieert sterk en hangt samen met het
feit of afnemers wel of spontane (automatische) mutaties ontvangen van de GBA.
In het geval de terugmelding leidt tot een wijziging van het adresgegeven, ontvangen de afne-
mers die geautoriseerd zijn voor spontane (automatische) mutaties op dat gegeven, de mutatie
automatisch. Dit geldt voor het UWV, de Sociale Verzekeringsbank en voor eenderde deel van de
sociale diensten. Aanvullend op deze automatische mutaties, stuurt de helft van deze GBA's ook
periodiek een papieren mutatieberichtgeving aan de sociale diensten die geautoriseerd zijn voor
spontane (automatische) mutaties.
---
1 Als een wijziging van gegevens gebaseerd is op verklaringen van derden, moeten deze als bron worden vastgelegd.
53
De meeste onderzochte sociale diensten (tweederde) ontvangen geen spontane mutaties van
GSD-klanten van de GBA, omdat men slechts inzage heeft in de GBA en geen automatische
koppeling. In deze gemeenten zegt iets meer dan driekwart van de afdelingen Burgerzaken dat
ze de sociale dienst mondeling of schriftelijk op de hoogte stellen van het resultaat van het on-
derzoek. Een deel hiervan stuurt daarnaast periodieke mutatieberichtgevingen.
De rest van de afdelingen Burgerzaken (ongeveer een kwart) koppelt niet expliciet terug. De so-
ciale dienst kan zich op de hoogte stellen van een eventuele mutatie door de GBA te raadplegen.
Terugkoppeling binnen de termijn
Volgens de geïnterviewden bij de Sociale Verzekeringsbank reageren de meeste GBA's binnen
de gestelde termijn van acht weken op een terugmelding. Voor het UWV is deze vraag niet gesteld,
omdat men nauwelijks terugmeldingen uitvoert. In de gevallen waarin de sociale dienst terugmeldt,
iets meer dan de helft van de gemeenten, koppelt de GBA in de helft van deze gevallen binnen de
termijn terug.
Procedure van terugkoppeling
Het merendeel van de afdelingen Burgerzaken zegt geen formele procedures te hebben voor de
terugkoppeling naar de sociale diensten. Er zijn dan bijvoorbeeld mondelinge afspraken gemaakt
of de handelswijze is in de loop van de tijd gegroeid. Eenvijfde van de respondenten bij Burgerza-
ken zegt een standaardprocedure te hebben voor de terugkoppeling aan de sociale diensten.
54
7 Mogelijkheden om de kwaliteit van de GBA te
optimaliseren
Onderdeel van de onderzoeksopdracht was het verkennen van de potentiële opbrengst en waar-
schijnlijke consequenties van uitbreiding van de Wet Koppeling met andere materiewetten en/of
meerdere gegevenselementen. In dit hoofdstuk wordt beschreven in hoeverre uitbreidingen van
de Wet Koppeling wenselijk zijn. Ook is gekeken naar mogelijke alternatieven, bijvoorbeeld het
uitbreiden van de terugmeldingsverplichting.
De informatie in dit hoofdstuk is gebaseerd op de interviews die zijn gehouden bij de uitkeringsin-
stanties en op de expertmeeting die in het kader van dit onderzoek is georganiseerd op 28 mei. In
bijlage 4 is een lijst van deelnemers aan deze expertmeeting opgenomen.
7.1 Uitbreiding Wet Koppeling met andere materiewetten In het onderzoek is aan de uitkeringsinstanties gevraagd in hoeverre het zinvol zou zijn om de werkingssfeer van de Wet Koppeling uit te breiden naar andere materiewetten. Uit zowel de inter- views als de expertmeeting blijkt dat de uitkeringsinstanties het volgende uitgangspunt willen han- teren, dat ook gehanteerd is door de interdepartementale projectgroep Koppeling prestaties overheid aan juiste inschrijving in GBA in haar eindrapport (1996):
"Koppeling van het recht op een overheidsprestatie (bijv. een uitkering) aan een juiste inschrijving van het adres in de GBA is alleen zinvol wanneer het adresgegeven rele- vant is voor het recht op of de omvang van de overheidsprestatie".
Wanneer het GBA-adres in het kader van een bepaalde wet op het gebied van de sociale zeker- heid relevant is voor het recht op of de omvang van de uitkering, kan de betreffende uitkeringsin- stantie fraude opsporen op grond van een vergelijking met de GBA. Wanneer het adresgegeven echter geen invloed heeft op het recht op en/of de hoogte van de uitkering, levert een koppeling geen voordeel op voor de uitkeringsinstantie in verband met de eigen fraudebestrijding. Overigens levert een dergelijke koppeling mogelijk wel een bijdrage aan fraudebestrijding in bre- dere zin. Andere organisaties kunnen immers profiteren van de verhoogde betrouwbaarheid van het adresgegeven als gevolg van de koppeling, waardoor fraude mogelijk wordt voorkomen.
De uitkeringsinstanties zijn echter van mening dat een dergelijke koppeling onredelijke lasten voor burgers en uitkeringsinstanties met zich meebrengt. Aan burgers is het moeilijk uit te leggen dat de uitkering wordt opgeschort, terwijl het adresgegeven niet van belang is voor het recht op of de omvang van de uitkering. Men vraagt zich ook af of dit juridisch is hard te maken. Voor de uitkeringsinstanties betekent uitbreiding van de wet bovendien een flinke extra belasting. Ten eerste dient een systematische vergelijking plaats te vinden tussen het adres dat de klant meldt en het GBA-adres. Dit is nu bij de uitvoering van de WAO en de WW niet nodig. Bij afwij- kingen dient, naast het opschorten van de uitkering, contact te worden gelegd met de klant. Ver- volgens moet worden gevolgd of de klant de afwijking herstelt. Zo ja, dan moet de opschorting worden beëindigd. Zo niet, dan moet worden beoordeeld of de uitkering kan worden beëindigd.
---
De uitkeringsinstanties zijn daarom van mening dat de nadelen van een dergelijke koppeling (de
lasten voor burgers en uitkeringsinstanties) niet opwegen tegen de voordelen (een hogere
betrouwbaarheid van GBA-gegevens, waardoor fraudebestrijding in brede zin wordt gefaciliteerd).
Dit geldt zeker omdat men van mening is dat de betrouwbaarheid van de GBA reeds vrij hoog is.
Het hanteren van bovengenoemd uitgangspunt betekent concreet dat het door de uitkeringsin-
stanties niet wenselijk wordt geacht de werkingssfeer van de huidige Wet Koppeling uit te brei-
den naar WW, WAO, WAZ en Wajong en Ziektewet. Uitbreiding van de wet naar de Wet
Inkomensvoorziening Kunstenaars (WIK) en het Besluit Bijstandverlening Zelfstandigen zou wel
passen binnen dit uitgangspunt. In deze wetten is de hoogte van de periodieke uitkering afhanke-
lijk van de leefvorm (alleenstaande, alleenstaande ouder, of gehuwden/daarmee gelijkgestelden).
De inschrijving van het adres in de GBA dient ter verificatie van dit gegeven. Bij de WIK zou dit
wel inhouden dat de centrumgemeenten die deze regeling uitvoeren GBA-gegevens moeten op-
vragen bij de regiogemeenten.
7.2 Uitbreiding Wet Koppeling met meerdere gegevens-
elementen
In het onderzoek is gevraagd aan de uitkeringsinstanties in hoeverre het zinvol zou zijn de wer-
kingssfeer van de Wet Koppeling uit te breiden naar meerdere gegevenselementen, zoals sofi-
nummer, geboortedatum, tenaamstelling, huwelijkse staat, etc.
Hierbij wil men hetzelfde uitgangspunt te hanteren. Vanuit het oogpunt van fraudebestrijding wil
men de koppeling alleen laten gelden voor die gegevens die het recht op of de omvang van de
overheidsprestaties kunnen beïnvloeden. Dit is conform de huidige Wet Koppeling. Of een gege-
ven in deze zin kritisch is, kan per regeling verschillen.
Verder wijzen de uitkeringsinstanties er op dat een koppeling alleen zinvol is bij gegevens waar-
bij afwijkingen meestal worden veroorzaakt door verwijtbaarheid van de klant. In de huidige Wet
Koppeling is het ontbreken van verwijtbaarheid als uitzonderingsgrond opgenomen. Gegevens-
elementen waarbij afwijkingen meestal worden veroorzaakt door zaken waar de klant (te) weinig
invloed op heeft, lenen zich minder goed voor een koppeling. Bij deze gegevens ligt het uitvoeren
van een terugmelding meer voor de hand. De consequenties van de bovengenoemde uitgangs-
punten zijn voor een aantal gegevenselementen op een rij gezet.
Sofi-nummer
Op grond van de GBA-wetgeving dient het sofi-nummer door de Belastingdienst te worden ver-
strekt aan de GBA. Het is mogelijk dat bij de verificatie van het sofi-nummer door de uitkeringsin-
stanties blijkt dat het sofi-nummer dat een klant heeft gemeld afwijkt van het sofi-nummer bij de
GBA of de Belastingdienst. Het beschikken over meer sofi-nummers kan wijzen op fraude. Daar-
om zou uitbreiding van de Wet Koppeling met dit gegevenselement kunnen worden overwogen.
Tenaamstelling
De tenaamstelling in de GBA heeft betrekking op de precieze spelwijze van de naam. Het is mo-
gelijk dat uitkeringsinstanties ontdekken dat de tenaamstelling in de GBA niet overeenkomt met
brondocumenten die klanten verstrekken aan de uitvoeringsinstelling. Afwijkingen in tenaamstel-
lingen komen met name voor bij vreemdelingen.
56
De tenaamstelling heeft geen directe relatie met het recht op en de hoogte van de uitkering. Van-
uit dit uitgangspunt zijn de uitkeringsinstanties dus geen voorstander voor een koppeling.
Desalniettemin is het voor de GBA van belang om dergelijke afwijkingen op het spoor te komen
via een terugmelding of de Wet Koppeling. Afwijkingen in de tenaamstelling worden niet per defi-
nitie veroorzaakt door de klant. Het is daarom de vraag of de Wet Koppeling effectief zou zijn.
Wanneer de afwijking de klant niet kan worden aangerekend, kan op grond van de Wet Koppe-
ling de uitkering niet worden opgeschort (er is dan immers sprake van niet-verwijtbaarheid). In
deze gevallen is een terugmelding effectiever.
Geboortedatum/Huwelijkse staat
Wanneer geboortedata en gegevens omtrent de huwelijkse staat zijn ontleend aan Nederlandse
aktes zijn deze zeer betrouwbaar. Bij buitenlandse aktes is dit echter veel minder het geval. Soms
zijn er zelfs geen aktes beschikbaar. Dit is met name aan de orde bij asielzoekers.
Wanneer er op het moment van inschrijving geen akten aanwezig zijn, kunnen geboortedata en
gegevens omtrent de huwelijkse staat in de GBA worden opgenomen op basis van bijvoorbeeld
een verklaring onder eed of belofte Zodra deze akten wel aanwezig zijn, en de gegevens wijken
af, kunnen de gegevens in de GBA worden gewijzigd.. Het is daarom van belang voor de GBA's
om te beschikken over informatie van uitkeringsinstanties over afwijkingen in de geboortedatum
en huwelijkse staat ten opzichte van de GBA.
De geboortedatum en is bij veel wetten op het gebied van de sociale zekerheid van invloed op
het recht op en/of de hoogte van de uitkering. De huwelijkse staat is indirect van invloed, omdat
dit een indicatie is of er sprake is van samenwoning.
Vanuit dit oogpunt zou een koppeling bij deze wetten voor de hand liggen. De vraag is echter hoe
vaak dergelijke afwijkingen het gevolg zijn van verwijtbaarheid van de klant. Omdat bij het ontbre-
ken van verwijtbaarheid de uitkering niet hoeft te worden opgeschort, geldt dat dit in praktijk zou
kunnen betekenen dat een koppeling weinig effectief is. Terugmeldingen zijn in dit geval effectie-
ver.
De bovengenoemde gegevenselementen zijn het meest belangrijk. Er is in het onderzoek niet in-
gegaan op andere gegevenselementen.
Aandachtspunt bij een eventuele uitbreiding van de Wet Koppeling met meerdere gegevensele-
menten is verder dat alle uitkeringsinstanties gelijke definities moeten hanteren ten aanzien van
bepaalde begrippen. Ook is specifieke aandacht nodig voor afspraken omtrent de registratie van
de fictieve geboortedatum van mensen die in het buitenland zijn geboren.
7.3 Alternatieven voor uitbreiding Wet Koppeling
Tijdens de expertmeeting is ook ingegaan op twee alternatieven voor uitbreiding van de Wet
Koppeling:
· Het uitbreiden van de terugmeldingsverplichting naar het UWV en sociale diensten
· Het aanwijzen van de GBA als authentieke bron.
57
Opleggen terugmeldingsverplichting aan sociale diensten en/of UWV
Een mogelijk alternatief voor uitbreiding van de werkingssfeer van de Wet Koppeling is een uit-
breiding van de terugmeldingsplicht naar alle uitkeringsinstanties. Nu geldt deze plicht alleen voor
de SVB, niet voor sociale diensten en het UWV. Ook op dit punt zal het draagvlak bij de uitke-
ringsinstanties echter niet groot zijn, zo is gebleken uit de expertmeeting.
Onder sociale diensten voelt men weinig voor een terugmeldingsplicht. De afdeling Burgerzaken
en de sociale dienst kunnen op lokaal niveau afspraken maken over terugmeldingen. Men vindt
dat de huidige praktijk voldoet. Terugmeldingen zijn volgens sociale diensten bovendien niet altijd
nodig. Meestal geeft de klant zelf de afwijking door aan de GBA, omdat men anders geen recht
heeft op een uitkering.
Het UWV is in ieder geval geen voorstander van een algemene terugmeldingsplicht voor alle af-
wijkingen. Een aantal GBA-gegevens, zoals het adresgegeven, is bij de uitvoering van de WW en
de WAO immers niet van belang bij het vaststellen van het recht en/of de hoogte van de uitkering.
In deze gevallen is het moeilijk om uitvoerders te motiveren tot het uitvoeren van een systemati-
sche vergelijking tussen gegevens die de klant meldt (bijvoorbeeld het adres) en de GBA-
gegevens en tot het uitvoeren van terugmeldingen. Dit betekent veel extra werk waar men zelf
geen belang bij heeft. Een terugmeldingsplicht met betrekking tot afwijkingen in gegevens die
men nu reeds controleert op grond van de GBA kent minder praktische bezwaren.
De GBA als authentieke bron
Tijdens de expertmeeting is ook kort ingegaan op de optie de GBA aan te wijzen als primaire ge-
gevensbron. Dit is een suggestie van de Sociale Verzekeringsbank, die de SVB reeds eerder
heeft uitgewerkt in haar advies aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
over de mogelijkheden tot vergroting van de betekenis van de GBA als basisadministratie voor de
sociale zekerheidswetten (d.d. 24 maart 1995). Daar is toen niet op ingegaan omdat het niet tot de
opdracht van de interdepartementale projectgroep behoorde om deze mogelijkheid na te gaan.
Het voorstel van de SVB was destijds om de GBA niet alleen als verificatiebron te gebruiken,
maar voor bepaalde gegevens de GBA als primaire bron aan te wijzen. Dit betekent dat het recht
op en de hoogte van de uitkering altijd wordt bepaald op basis van het GBA-adres. Op dit mo-
ment is bij een afwijking tussen de feitelijke situatie en de GBA-gegevens, de feitelijke situatie
bepalend voor de uitkering. De feitelijke situatie moet dan natuurlijk wel onomstotelijk vaststaan
op basis van bewijsstukken en/of onderzoek door de buitendienst.
Hieronder wordt een aantal mogelijke voordelen en mogelijke risico's van het aanwijzen van de
GBA als primaire bron verkend.
Mogelijke voordelen
De verwachte voordelen hiervan met betrekking tot het adresgegeven zijn:
· Een betere kwaliteit van het GBA-adresgegeven. De klant heeft er immers direct belang bij het
GBA-adres goed bij te houden. Een nuancering is dat dit alleen geldt voor klanten met een
uitkering, waarbij het adresgegeven van invloed is op het recht of de hoogte van de uitkering.
De overige klanten, bijvoorbeeld met een WW of WAO-uitkering, hebben er in deze optie nog
steeds geen direct belang bij om mutaties van hun adres door te geven aan de GBA.
· Het is voor de burger makkelijker, want deze hoeft maar bij één instantie een adreswijziging
door te geven.
· Een verlichting van de werklast van de uitkeringsinstanties, omdat de onderzoeksplicht ge-
deeltelijk zou kunnen komen te vervallen. Tijdens de expertmeeting waren de uitkeringsinstan-
ties het er over eens dat de onderzoeksplicht bij het gebruik van de GBA als primaire bron
58
gedeeltelijk zou kunnen worden afgeschaft. De onderzoeksplicht zou echter in ieder geval
moeten worden gehandhaafd voor gegevens die van invloed zijn op het recht of de hoogte
van de uitkering, en dus fraudegevoelig zijn. Welke gegevens dit zijn, verschilt per
wet/regeling. Uitkomsten van dergelijk onderzoek zouden moeten worden teruggemeld naar
de GBA op grond van een terugmeldingsplicht.
De SVB voegt hieraan in het bovengenoemde advies toe dat de onderzoeksplicht ook zou
kunnen vervallen voor GBA-gegevens die zeer betrouwbaar zijn. Een voorbeeld is volgens de
SVB een geboortedatum afkomstig uit een Nederlandse akte. Dit gegeven is weliswaar van
invloed op recht en/of hoogte van de uitkering, maar de betrouwbaarheid hiervan is volgens
de SVB zo hoog dat de onderzoeksplicht van de SVB ten aanzien van dit gegeven zou kun-
nen worden afgeschaft. Daarentegen ziet men een geboortedatum afkomstig van een buiten-
landse akte als een kritisch gegeven, waarop de onderzoeksplicht gehandhaafd moet blijven.
Risico
Een potentieel risico van deze optie is dat het wellicht makkelijker wordt voor mensen om te frau-
deren. Pogingen tot fraude kunnen op dit moment onder andere worden opgespoord door een
vergelijking uit te voeren tussen gegevens die de klant meldt aan de uitkeringsinstantie en GBA-
gegevens. Er zijn voor de uitkeringsinstanties twee bronnen beschikbaar om hetzelfde feit te con-
troleren. Bovendien is waarschijnlijk lang niet iedereen ervan op de hoogte dat uitkeringsinstan-
ties gebruik maken van GBA-gegevens ter verificatie.
Wanneer de GBA-gegevens gaan dienen als primaire bron, wordt waarschijnlijk breder bekend
dat de GBA-inschrijving van belang is voor de hoogte van de uitkering. Dit heeft als risico dat wel-
licht meer mensen hun GBA-adres in hun eigen voordeel om gaan zetten. Daarom wordt de con-
trole door de GBA op de juistheid van het adresgegeven van nog groter belang.
Naast het adresgegeven zouden ook andere gegevens uit de GBA als authentiek gegeven kun-
nen worden aangemerkt (bv. geboortedata afkomstig uit Nederlandse akten). De GBA heeft im-
mers zijn volwassenheid wel getoond: de kwaliteit is (zeer) goed. De oplossing lijkt om per wet op
het gebied van de sociale zekerheid aan te geven wat de kritische gegevens zijn in verband met
het recht en de hoogte van de uitkering, en voor deze gegevens de GBA aan te wijzen als au-
thentieke bron.
Aandachtspunten
Bij het aanwijzen van de GBA als primaire bron moet goed bekeken worden op welke wijze vol-
doende controle op het adresgegeven kan worden ingebouwd, en welke instanties zouden moe-
ten beschikken over sanctiemogelijkheden wanneer de GBA-inschrijving niet overeen blijkt te
komen met de feitelijke situatie.
Verder is het van groot belang om bij het aanwijzen van GBA-gegevens als primaire bron voor
bepaalde wetten, nauwkeurig te kijken naar de definities van de gegevens zoals die door de ver-
schillende uitkeringsinstanties worden gehanteerd.
Tot slot kunnen zich in praktijk situaties voordoen waarbij de persoon slechts tijdelijk op een an-
der adres verblijft, maar op grond van de GBA-wetgeving niet verplicht is zijn GBA-inschrijving
aan te passen. In deze gevallen is het mogelijk dat de GBA-inschrijving (die immers dient ter
vaststelling van het recht op en de hoogte van de uitkering) nadelig uitwerkt voor de persoon.
Overigens moet het mogelijk blijven voor de uitkeringsinstanties om extra adressen aan te hou-
den, naast het GBA-adres, zodat post kan worden verstuurd naar zaakwaarnemers of correspon-
dentieadressen.
59
60
Literatuur
Wet- en regelgeving
· Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.
· Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.
· Regeling gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.
· Wijziging van enige wetten teneinde de aanspraak jegens bestuursorganen op verstrekkingen,
voorzieningen en uitkeringen afhankelijk te maken van het in de gemeentelijke basisadmini-
stratie persoonsgegevens opgenomen gegeven omtrent het adres van een ingezetene (Wet
Koppeling).
Overige literatuur
· GBA in de toekomst, rapport van de tijdelijke Adviescommissie Modernisering GBA, Den
Haag, maart 2001.
· Terugmeldingsverplichting, Eindrapportage met voorstellen voor een verbeterde terugmelding,
in opdracht van het agentschap Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten
door M&I Partners, Amersfoort, 20 december 2001.
· De kwaliteit van het adresgegeven, onderzoek in opdracht van het agentschap Basisadmini-
stratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten door TNO, 's-Gravenhage, augustus 1998.
· Raming van het aantal niet in de GBA-geregistreerden, CBS, E.M.J. Hoogteijling, april 2002.
· Koppeling van overheidsprestaties aan juiste inschrijving in de GBA, eindrapport van een in-
terdepartementale projectgroep, 1996.
· Advies van de Sociale Verzekeringsbank aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid over de mogelijkheden tot vergroting van de betekenis van de GBA als ba-
sisadministratie voor de sociale verzekeringswetten, 24 maart 1995.
61
62
Bijlage 1 Wet GBA: Algemene gegevens
1. Gegevens over de burgerlijke staat
a. Naam:
· geslachtsnaam;
· voornamen;
· adellijke titel of predikaat.
b. Geboorte:
· geboortedatum;
· geboorteplaats;
· geboorteland en zo nodig gebiedsdeel.
c. Geslacht.
d. Ouders:
· geslachtsnaam;
· voornamen;
· adellijke titel of predikaat;
· geslacht;
· geboortedatum;
· geboorteplaats;
· geboorteland en zo nodig gebiedsdeel.
e. Huwelijk dan wel geregistreerd partnerschap en eerdere huwelijken of eerdere geregistreerde
partnerschappen:
· datum huwelijkssluiting of datum aangaan geregistreerd partnerschap;
· plaats huwelijkssluiting of plaats aangaan geregistreerd partnerschap;
· land en zo nodig gebiedsdeel huwelijkssluiting of aangaan geregistreerd partnerschap;
· huwelijksontbinding of ontbinding geregistreerd partnerschap en reden daarvan, dan wel
nietigverklaring huwelijk of geregistreerd partnerschap;
· datum ontbinding, dan wel nietigverklaring huwelijk of geregistreerd partnerschap;
· plaats ontbinding, dan wel nietigverklaring huwelijk of geregistreerd partnerschap;
· land en zo nodig gebiedsdeel ontbinding, dan wel nietigverklaring huwelijk of geregi-
streerd partnerschap.
f. Echtgenoot dan wel geregistreerd partner en eerdere echtgenoten of geregistreerde partners;
· geslachtsnaam;
· voornamen;
· adellijke titel of predikaat;
· geslacht;
· geboortedatum;
· geboorteplaats;
· geboorteland en zo nodig gebiedsdeel.
g. Kinderen:
· geslachtsnaam;
· voornamen;
· adellijke titel of predikaat;
· geboortedatum;
· geboorteplaats;
· geboorteland en zo nodig gebiedsdeel.
63
h. Overlijden:
· overlijdensdatum;
· plaats overlijden;
· land en zo nodig gebiedsdeel overlijden.
i. Data ingang en beëindiging rechtsgeldigheid gegevens:
· datum ingang rechtsgeldigheid;
· datum beëindiging rechtsgeldigheid.
2. Gegevens over curatele
· curatele;
· datum ingang rechtsgeldigheid curatele;
· datum beëindiging rechtsgeldigheid curatele.
3. Gegevens over het gezag dat over de minderjarige wordt uitgeoefend
· de aantekening dat het gezag over de ingeschrevene uitsluitend door één ouder wordt
uitgeoefend;
· de aantekening dat het gezag over de ingeschrevene door beide ouders wordt uitgeoefend;
· de aantekening dat het gezag over de ingeschrevene door een ouder en een derde wordt
uitgeoefend;
· de aantekening dat het gezag over de ingeschrevene door één derde of twee derden tezamen
wordt uitgeoefend, dan wel dat over de ingeschrevene tijdelijke of voorlopige voogdij wordt
uitgeoefend;
· datum ingang rechtsgeldigheid gegeven;
· datum beëindiging rechtsgeldigheid gegeven.
4. Gegevens over de nationaliteit
· nationaliteit of nationaliteiten, dan wel een aanduiding dat de betrokkene geen nationaliteit
bezit, of een aanduiding dat de nationaliteit van de betrokkene niet kan worden vastgesteld;
· de aantekening dat op grond van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap is
vastgesteld dat de betrokkene niet de Nederlandse nationaliteit bezit;
· de aantekening dat de betrokkene op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers
als Nederlander behandeld wordt;
· datum ingang rechtsgeldigheid gegeven;
· datum beëindiging rechtsgeldigheid gegeven.
5. Gegevens over het verblijfsrecht van de vreemdeling
· de aantekening over het verblijfsrecht;
· datum ingang verblijfsrecht;
· datum beëindiging verblijfsrecht;
· datum mededeling gegeven.
64
6. Gegevens over de gemeente van inschrijving en het adres in die gemeente
alsmede over het verblijf in Nederland en het vertrek uit Nederland
a. Gemeente van inschrijving:
· gemeente;
· datum van vestiging in de gemeente.
b. Adres:
· functie van het adres;
· straatnaam en zo nodig gemeentedeel;
· huisnummer;
· aanduiding bij huisnummer;
· letter bij huisnummer;
· toevoeging bij huisnummer;
· lokatiebeschrijving en zonodig gemeentedeel;
· postcode;
· datum vestiging adres.
c. Verblijf in Nederland:
· datum aanvang verblijf;
· vorig land van verblijf.
d. Vertrek uit Nederland:
· datum vertrek;
· volgend land van verblijf;
· eerste adres van verblijf in het volgend land van verblijf.
7. Gegevens over de administratienummers van de ingeschrevene, de ouders, de echtgenoot dan
wel de geregistreerde partner, de eerdere echtgenoten of eerdere geregistreerde partners en de
kinderen
· administratienummer ingeschrevene;
· administratienummer ouder;
· administratienummer echtgenoot dan wel geregistreerde partner;
· administratienummer eerdere echtgenoot;
· administratienummer eerdere geregistreerde partner;
· administratienummer kind;
· data van kracht worden van de administratienummers.
8. Gegevens over het sociaal-fiscaal nummer van de ingeschrevene
· sociaal-fiscaal nummer ingeschrevene;
· datum van kracht worden van het sociaal-fiscaal nummer.
9. Gegevens over het sociaal-fiscaal nummer van de ouders, de echtgenoot dan wel de geregi-
streerde partner, de eerdere echtgenoten of eerdere geregistreerde
· partners en de kinderen;
· sociaal-fiscaal nummer ouder;
· sociaal-fiscaal nummer echtgenoot dan wel geregistreerde partner;
· sociaal-fiscaal nummer eerdere echtgenoot;
· sociaal-fiscaal nummer eerdere geregistreerde partner;
· sociaal-fiscaal nummer kind;
· data van kracht worden van de sociaal-fiscale nummers.
65
10. Gegevens over het gebruik door de ingeschrevene van de geslachtsnaam van de
· echtgenoot, de geregistreerde partner, de eerdere echtgenoot of de eerdere geregistreerde
partner;
· de aantekening dat de ingeschrevene de eigen geslachtsnaam voert;
· de aantekening dat de ingeschrevene de geslachtsnaam van de echtgenoot, de geregistreer-
de partner, de eerdere echtgenoot of de eerdere geregistreerde partner voert;
· de aantekening dat de ingeschrevene de geslachtsnaam van de echtgenoot, de geregistreer-
de partner Vooraf doet gaan aan de eigen geslachtsnaam;
· de aantekening dat de ingeschrevene de geslachtsnaam van de echtgenoot, de geregistreer-
de partner, de eerdere echtgenoot of de eerdere geregistreerde partner doet volgen op de ei-
gen geslachtsnaam;
· datum ingang van het gegeven over het naamgebruik;
· datum beëindiging van het gegeven over het naamgebruik.
Bron: 08-03-2001, Stb. 128 Iwtr: 21-03-2001 met twk 01-02-2001
Kamerstukken: 27256
66
Bijlage 2 Bestandsvergelijking GBA- en sociale dienst-
systeem in twee gemeenten
Gemeente A, inwonertal tussen 50.000 en 100.000
Automatische koppeling tussen GBA en sociale dienst
Aantal Abw-cliënten sociale dienst dat niet is teruggevonden in de GBA ....1 (a)
Aantal Abw-cliënten sociale dienst dat tevens voorkomt in de GBA 2497 (b)
Waarvan:
adres GBA komt overeen met adres sociale dienst 2477 (I)
adres GBA wijkt af van adres sociale dienst ...20 (II)
2497 (I+II = b)
Totaal aantal cliënten sociale dienst 2498 (a+b)
Gemeente B, inwonertal tussen 50.000 en 100.000
Automatische koppeling tussen GBA en sociale dienst
Aantal Abw-cliënten sociale dienst dat niet is teruggevonden in de GBA .....0 (a) Aantal Abw-cliënten sociale dienst dat tevens voorkomt in de GBA 962 (b) Waarvan: 962 (I) adres GBA komt overeen met adres sociale dienst ...0 (II) adres GBA wijkt af van adres sociale dienst 962 (I+II = b) Totaal aantal cliënten sociale dienst 962 (a+b)
67
68
Bijlage 3 Verificatieprocedures UWV bij GBA en fiscus
Volgorde verificatie-procedure GBA en Welk sofi-nummer wordt door het UWV
verificatie-procedure sofi-nummer bij fiscus verstuurd aan de GBA (ter identificatie van de
juiste persoon)
UWV Cadans Geen vaste volgorde: Ongeverifieerde sofi-nummer Melding Sociale
· GBA: dagelijks Verzekering door werkgever
· Fiscus: in toekomst eens per maand/ per twee
maanden
UWV Gak Eerst fiscus, dan GBA Het geverifieerde sofi-nummer na verificatie bij
de fiscus
UWV GUO Geen vaste volgorde: Meestal wordt geen sofi-nummer verstuurd
· GBA: dagelijks (handmatig) en wekelijks (bulk) naar de GBA (alleen bij handmatige verzoeken)
· Fiscus: maandelijks
UWV USZO Geen vaste volgorde: Er wordt geen sofi-nummer verstuurd naar de
· GBA:dagelijks GBA
· Fiscus: was maandelijks, wordt wekelijks
UWV Bouwnijverheid Niet van toepassing: alleen verificatieprocedure Er wordt geen sofi-nummer verstuurd naar de
bij GBA (inclusief sofi-nummer) GBA
69
70
Bijlage 4 Externe deelnemers expertmeeting
De volgende personen en instanties namen deel aan de expertmeeting gehouden op 28 mei 2002:
Gemeente Utrecht : Dhr. H. van Dijkhuizen Gemeente Den Haag : Dhr. John Dieleman Gemeente Hoorn : Dhr. Van Barneveld SVB : Dhr. Koos de Wit SVB : Dhr. H. van der Most UWV : Dhr. John Kaandorp UWV : Mw. M. Lyre UWV Gak : Dhr. Albert van Beek UWV Cadans : Dhr. M. van Dijk Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten : Mw. K. Heijstek M&I/Partners : Drs. D. Schravendeel Ministerie SZW, Expertisecentrum gegevensverkeer en informatiemanagement : Dhr. P. Zeef
71
72
Research voor Beleid
Schipholweg 13 - 15
Postbus 985
2300 AZ Leiden
telefoon: (071) 5253737
telefax: (071) 5253702
e-mail: rvb@
rvbh.nl
www.researchvoorbeleid.nl
73