Ministerie van Buitenlandse Zaken
---
Aan de Voorzitters van de Algemene Commissie voor Europese Zaken en de Vaste
Commissie voor Economische Zaken van De Tweede Kamer der Staten Generaal
Binnenhof 4 Den Haag i.a.a. De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten
Generaal Directie Integratie Europa DIE/IN Bezuidenhoutseweg 67 2594
AC Den Haag
Datum 19 april 2002 Auteur Drs. J.W. Wiersma
Kenmerk DIE-195/02 Telefoon 070-3485712
Blad / Fax 070-3484086
Bijlage(n) E-mail Jacob.wiersma@minbuza.nl
Betreft Geannoteerde Agenda van de IMC&T Raad van 21 mei a.s.
C.c. PV EU
Zeer geachte Voorzitters,
Hierbij gaat u de geannoteerde agenda toe van de Interne Markt-,
Consumenten- en Toerismeraad van 21 mei as. De agenda voor deze Raad is nog
niet definitief vastgesteld. Voor een aantal agenda-onderwerpen zijn nog
geen stukken beschikbaar. Op deze onderwerpen zal in het verslag van de Raad
in meer detail worden ingegaan. De belangrijkste dossiers waarvoor
besluitvorming is voorzien zijn de richtlijnen overheidsaanbestedingen en
het gemeenschapsoctrooi. De deadline die door de Europese Raad van Lissabon
voor deze dossiers was vastgesteld, is eind vorig jaar verstreken. De
Europese Raad van Barcelona van 15 en 16 maart jl. heeft een hernieuwde
oproep gedaan om een besluit te nemen over deze twee belangrijke dossiers
tijdens de komende IMC&T Raad van 21 mei as.
De Minister van Economische Zaken De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken
Herziening Strategie Interne Markt
De Raad zal conclusies aannemen over de herziening van de Strategie voor de
Interne Markt (1999-2003). Het betreft hier een jaarlijkse actualisering die
thans sinds 1999 zijn derde jaargang beleeft.
De Commissie analyseert of de doelstellingen voor de vervolmaking van de
interne markt het afgelopen jaar zijn verwezenlijkt. Mede in het licht van
de Voorjaarstop van Barcelona geeft zij aan welke actielijnen door Europees
Parlement, Raad en Commissie de komende achttien maanden uitgevoerd dienen
te worden. Daarbij is het van belang dat zij alle drie een substantiële
inspanning leveren ten einde de Lissabon-doelstelling te verwezenlijken om
Europa vóór 2010 te transformeren tot 's werelds meest concurrerende en
dynamische kenniseconomie, die in staat is tot duurzame groei, met meer en
betere banen en een hechtere sociale samenhang.
Evaluatie van het afgelopen jaar brengt een gemengd beeld naar voren. Van de
actielijnen uit de vorige jaargang van de Strategie voor de Interne Markt is
slechts 50% gerealiseerd. Belangrijkste wapenfeiten waren de verdere
liberalisering van de postdiensten, oprichting van de Europese
Voedselveiligheidsautoriteit en goedkeuring van het nieuwe regelgevende
pakket voor de telecommunicatiesector. Teleurstellingen waren het gebrek aan
voortgang bij het Gemeenschapsoctrooi en het wetgevende pakket voor de
overheidsaanbestedingen. Eveneens teleurstellend was het nog steeds niet
beschikbaar zijn van Commissievoorstellen voor de liberalisering van de
dienstensector en vereenvoudiging en verbetering van regelgeving.
Vooruitkijkend naar de komende achttien maanden (tot eind 2003),
identificeert de Commissie een dertigtal acties onderverdeeld in vier
rubrieken:
modernisering van markten;
verbetering van het ondernemingsklimaat;
kwaliteit van leven van burgers;
voorbereiding op de uitbreiding.
Wat betreft de eerste rubriek, modernisering van markten, legt de Commissie
prioriteit bij openstelling van de elektriciteits- en gasmarkten, inclusief
vrije keuze van leverancier voor alle niet-huishoudelijke consumenten vanaf
2004 (conform de opdracht van Barcelona), totstandkoming van een Europees
luchtruim en regels voor toewijzing van "slots" op luchthavens, goedkeuring
van het tweede pakket spoorwegmaatregelen, opheffing van belemmeringen op de
interne markt voor diensten, voortgang op het gebied van standaardisatie en
harmonisatie (met name bouwmaterialen en machines) en goedkeuring van de
verordening voor verkoopbevordering.
Ter verbetering van het ondernemingsklimaat mikt de Commissie op goedkeuring
van de nieuwe mededingingsverordening en indiening van een nieuwe
concentratieverordening (fusies en overnames), volledige implementatie van
het belastingpakket (o.a. richtlijn spaargelden, geleidelijke afschaffing
van schadelijke belastingregels) en goedkeuring van de richtlijn voor
octrooiering van software.
Om de levenskwaliteit van burgers te verbeteren wil de Commissie nauwere
samenwerking tussen handhavinginstanties voor consumentenbescherming in de
Lidstaten, invoering van een gezondheidskaart ter vervanging van formulieren
die benodigd zijn voor medische behandeling in een andere Lidstaat en
goedkeuring van het Commissievoorstel voor onderlinge erkenning van
academische en beroepskwalificaties.
Om de uitbreiding van de Europese Unie op internmarktterrein soepel te laten
verlopen, is het noodzakelijk dat de bestuurlijke capaciteit van de
Kandidaat-lidstaten (KLS) wordt versterkt waar het naleving en handhaving
van internemarkt-acquis betreft. Zwakke plekken in de administratieve
infrastructuur van KLS liggen bijvoorbeeld op het terrein van de
intellectuele- en industriële eigendomsrechten, wederzijdse erkenning,
overheidsaanbestedingen en het tegengaan van witwaspraktijken. Ter
ondervanging van deze problematiek wil de Commissie implementatie van "peer
reviews" door deskundigen van Lidstaten en Commissie op de geïdentificeerde
probleemgebieden. Verder wil de Commissie totstandbrenging van
"twinning-overeenkomsten" waarbij Lidstaten bestuurlijk advies verstrekken
aan KLS voor interne markt sectoren en uitvoering van opleidingprogramma's
voor ambtenaren uit KLS die verantwoordelijk zijn voor handhaving van
internemarkt-regels.
Nederland verwelkomt, net zoals de meeste andere Lidstaten, de
Commissiemededeling inzake de herziening van de Strategie van de Interne
Markt. Positief is dat de Commissie ertoe heeft besloten het aantal
actiepunten voor de komende periode aanzienlijk uit te dunnen, van ruim 80
acties in de vorige versie van de Strategie tot 30 nu. Voordeel is dat de
Strategie thans een handzaam kader vormt, met duidelijke en realistische
prioriteiten, die Nederland onderschrijft. De tekst van de resolutie is nog
niet beschikbaar.
Kwaliteit van Regelgeving
De Raad zal een resolutie aannemen over het onderwerp kwaliteit van
regelgeving. Hiermee wil de Raad nogmaals het signaal afgeven dat hij zeer
hecht aan de spoedige totstandkoming van het actieplan voor de verbetering
van de kwaliteit van de regelgeving van de Europese Commissie. In de
conceptresolutie wordt de Commissie aangespoord om de aanbevelingen uit het
rapport van de High Level Group, het zogenaamde Mandelkernrapport, te
integreren in haar actieplan. De High Level Group, waarin vertegenwoordigers
van de Lidstaten zitting hadden en die werd geleid door de Franse Staatsraad
Mandelkern, publiceerde haar rapport eind 2001.
In de resolutie legt de Raad prioriteit bij vereenvoudiging van het acquis
communautaire, doelmatige wetgeving met daaraan voorafgaand consultaties en
impact assessments op milieu, economisch en sociaal terrein alsmede bij
aandacht voor alternatieven voor formele wetgeving. Tevens benadrukt de
Resolutie het belang van een structurele dialoog over regelgeving tussen de
Gemeenschapsinstellingen en een daarop toegeruste infrastructuur. Hiermee
sluit de Raad aan bij de mededeling die de Commissie eind december 2001
heeft gedaan.
De Europese Raad van Barcelona concludeerde dat de Commissie voor de
Europese Raad van Sevilla haar actieplan dient te publiceren. Nederland
hecht sterk aan kwalitatief betere Europese wetgeving en kan deze
raadsresolutie dan ook van harte ondersteunen.
Gemeenschapsoctrooi
De Europese Raad van Barcelona van 16 en 17 maart jl. heeft een oproep
gedaan om tijdens de IMC&T raad van 21 mei 2002 een akkoord op hoofdlijnen
te sluiten op dit moeilijke Lissabon- dossier. Ook onder het Spaanse
voorzitterschap liggen er nog altijd vier discussiepunten waarover geen
overeenstemming is bereikt:
Rol van de nationale octrooibureaus
Talenregime
Financiële aspecten
Rechtspleging.
De situatie wijkt derhalve nauwelijks af van die ten tijde van het Belgisch
voorzitterschap. Op ambtelijk niveau wordt nog onderhandeld hierover. Naar
verwachting zal het Spaanse voorzitterschap op korte termijn komen met een
compromis eindvoorstel waarin de bovengenoemde deelgebieden op hoofdlijnen
worden geregeld. Dit zal ter beoordeling aan de Raad worden voorgelegd.
Rol van de nationale bureaus (uitbesteed werk)
Voor het uitbesteden van werk door het Europees Octrooibureau (EOB) te
Munchen aan de nationale bureaus lijkt een compromis te kunnen worden
gevonden. Alle lidstaten, met uitzondering van Frankrijk, Duitsland en het
Verenigd Koninkrijk komen in aanmerking voor het verrichten van uitbesteed
werk. Deze drie lidstaten zouden willen afzien van uitbesteed werk voor hun
nationale bureaus omdat anders de centrale rol van het EOB teveel onder druk
zou kunnen komen te staan. Voor Nederland blijft van belang dat er bij
uitbesteed werk goede kwaliteitsgaranties komen en een onafhankelijke
controle met sanctiemogelijkheden.
Talenregime
Enkele delegaties houden vast aan het beginsel van gelijke behandeling van
alle EU-talen. Dit sluit welhaast uit dat overeenstemming mogelijk is over
een beperkt talenregime. Waarschijnlijker lijkt nu een oplossing waarbij
slechts een beperkt deel van het octrooischrift in alle EU-talen wordt
vertaald. De discussie richt zich nu op welk gedeelte precies zou moeten
worden vertaald. Sommige lidstaten zijn voorstander van het vertalen van de
volledige conclusies van het octrooischrift (de claims) en anderen willen
slechts het belangrijkste deel van de conclusies (de zogenaamde
onafhankelijke claims) laten vertalen. Nederland blijft vasthouden aan een
talenregime dat een aanzienlijk kostenreductie voor de gebruiker betekent
ten opzichte van de huidige situatie onder het Europees Octrooiverdrag.
Daarvoor moet het te vertalen deel van het octrooischrift zo beperkt
mogelijk zijn.
Financiële aspecten
Hier gaat het vooral om de hoogte van de zogenaamde instandhoudingstaksen
(vergoedingen voor verlengingen van de octrooigeldigheid) en de verdeling
daarvan tussen de nationale octrooibureaus en het EOB. Voor Nederland staat
ook hier de voor het succes van het Gemeenschapsoctrooi noodzakelijke
kostenreductie centraal. De instandhoudingstaksen moeten gebaseerd zijn op
de werkelijke kosten die de nationale octrooibureaus en het EOB maken. Het
mag niet zo zijn dat het Gemeenschapsoctrooi een inkomstenbron is voor
lidstaten op kosten van gebruikers van het systeem.
Rechtspleging
Er is overeenstemming over de komst van een communautaire rechtsprekende
instantie, met als zetel Luxemburg. Deze instantie zal in ieder geval worden
belast met appèl-zaken. Wel wordt er nog gesproken over de zogenaamde
"eerste-aanlegzaken." De vraag is of er filialen komen buiten Luxemburg.
Nederland houdt in deze discussie nadrukkelijk de toegankelijkheid van het
systeem voor MKB'ers in het oog.
Octrooiering van software
De Raad zal kennisnemen van de stand van besprekingen van het voorstel voor
een richtlijn betreffende de octrooieerbaarheid van in computers
geïmplementeerde uitvindingen. De kern van het voorstel is de voorwaarde van
de "technische inventiviteit" of "technische bijdrage" die aan een
uitvinding wordt gesteld. Daar waar de inventiviteit niet gelegen is in de
technische aspecten van de software, maar bijvoorbeeld in het
toepassingsgebied (bijv. een bepaalde methode van bedrijfsvoering) is de
uitvinding niet octrooieerbaar. Hiermee is de Commissie bewust afgeweken van
de praktijk in de Verenigde Staten, waar een technische toets niet
noodzakelijk is.
Het voorstel komt voort uit de rechtsonzekerheid van dit moment over wat wel
en niet octrooieerbaar is op softwaregebied. Dit komt omdat de regels van
het Europees Octrooiverdrag -waarop de huidige octrooipraktijk in de EU is
gebaseerd- door het Europees Octrooibureau in München en de diverse rechters
en nationale octrooiverlenende instanties in de lidstaten verschillend
worden geïnterpreteerd. Deze rechtsonzekerheid heeft volgens de Commissie
nadelige gevolgen voor de goede werking van de interne markt. Doeltreffende
en geharmoniseerde bescherming van in computers geïmplementeerde
uitvindingen in alle lidstaten is van essentieel belang om de investeringen
op dit gebied aan te moedigen.
Nederland is positief over het doel van dit voorstel: erkenning van de
octrooieerbaarheid van in computer geïmplementeerde uitvindingen, een meer
transparante regelgeving en het afstand nemen van de VS-praktijk waarbij in
feite business methods als zodanig octrooieerbaar zijn. Tot nu toe is het
voorstel nog niet inhoudelijk besproken. Nederland zal aandringen op
spoedige behandeling van dit dossier. De Nederlandse inzet zal zijn de
kernartikelen aan te scherpen. Het lijkt met de huidige formulering
onvoldoende gewaarborgd dat uitvindingen waarbij geen sprake is van
technische inventiviteit, ook daadwerkelijk worden uitgesloten van
octrooiering. Dit is van belang om, anders dan in de VS, te voorkomen dat
octrooien worden verleend voor uitvindingen die die naam eigenlijk niet
waard zijn (zogenaamde "triviale octrooien").
Verordening NUTS
De Raad zal tot een politiek akkoord komen over een verordening van het
Europees Parlement en de Raad betreffende de opstelling van een
gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek
(NUTS).
De nomenclatuur (classificatie) van Europese territoriale eenheden voor de
statistiek is een samenhangend systeem voor de indeling van het grondgebied
van de Europese Unie op drie niveaus. Onderscheidend criterium daarbij zijn
de bevolkingsaantallen. Op basis van de nomenclatuur worden regionale
statistieken voor de Gemeenschap opgesteld op EU-beleidsterreinen, zoals de
toewijzing van subsidies uit de structuurfondsen. De huidige nomenclatuur is
gebaseerd op een gentlemen's agreement tussen de Lidstaten en de Commissie
en is in het begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw door Eurostat in
samenwerking met de nationale statistiekbureaus opgesteld. Vanuit het
oogpunt van rechtszekerheid en transparantie wordt thans een verordening
voorgesteld.
Nederland kan instemmen met een politiek akkoord indien de verordening
waarborgen biedt voor de autonomie van lidstaten bij het aanbrengen van
veranderingen in bestaande administratieve eenheden. Hierbij is van belang
dat de verordening Lidstaten geen ruimte laat NUTS-grenzen dusdanig te
wijzigen dat EU-middelen voor regionaal en sociaal beleid op oneigenlijke
wijze kunnen worden ingezet. Daarbij is Nederland van mening dat in de
toekomst toekenning van EU-middelen voor regionaal en sociaal beleid niet
meer plaats dient te vinden op regionale doch op nationale basis.
Overheidsaanbestedingen
De Raad zal trachten een politiek akkoord te bereiken inzake het wetgevend
pakket voor de overheidsaanbestedingen, op basis van een compromisvoorstel
van het Spaanse Voorzitterschap. Op dit moment wordt er nog volop
onderhandeld op ambtelijk niveau, waarna het Voorzitterschap een
concept-eindtekst zal voorleggen. Het wetgevend pakket, dat bestaat uit een
richtlijnvoorstel voor klassieke aanbestedingen (diensten, leveringen,
werken) en een richtlijnvoorstel voor de nutssectoren, bundelt en
moderniseert de bestaande Europese aanbestedingsrichtlijnen. Na het
verstrijken van de Lissabon-deadline van eind 2001 heeft de Europese Raad
van Barcelona de IMC&T Raad van 21 mei 2002 opdracht gegeven om een akkoord
te bereiken over de richtlijnen overheidsopdrachten en de daarbij behorende
verordening voor een Gemeenschappelijk Aanbestedingsvocabulair (GAV).
Het Europees Parlement, dat medebeslissingsbevoegdheid op dit dossier heeft, heeft in eerste lezing een aanzienlijk aantal amendementen aangenomen. De Commissie heeft inmiddels aangegeven welke amendementen overgenomen zullen worden in haar voorstel. De Nederlandse inzet ten aanzien van de amendementen van het Europees Parlement, met name voor wat betreft het gebruik van milieu- en sociale criteria bij aanbestedingen, treft u aan in de bijlage bij deze agenda. In deze bijlage worden de vragen beantwoord die daarover werden gesteld aan de Staatssecretaris van Economische Zaken tijdens het laatste AO IMC&T Raad op 28 februari jl.
Naar de mening van Nederland en andere lidstaten kan er van een politiek
akkoord alleen sprake zijn als gelijktijdig overeenstemming wordt bereikt
over beide richtlijnvoorstellen ("klassieke" richtlijn en
nutssectorenrichtlijn). De kansen op een akkoord lijken aanwezig. Op de
meeste, belangrijke onderwerpen voor de klassieke richtlijn bestaat er
inmiddels op hoofdlijnen overeenstemming over de teksten. De
nutssectorenrichtlijn is slechts een aantal keren besproken, maar er is veel
overlap tussen de klassieke richtlijn en deze laatste. Oplossingen voor de
een gelden veelal ook de ander.
In de nieuwe concept-richtlijn hebben de EU-lidstaten onveranderd de
mogelijkheid om hun ontwikkelingshulp uit te sluiten van de Europese regels.
Dat continueert de mogelijkheid dat Lidstaten bij het geven van hulp,
geografische voorwaarden stellen aan de besteding ervan, wanneer daarvoor
goederen, diensten of werken worden aangeschaft. Nederland heeft tijdens de
afgelopen IMC&T Raad van 1 maart jl. bepleit dat overheidsopdrachten in het
kader van gebonden officiële ontwikkelingshulp Europees worden aanbesteed en
dat ontwikkelingslanden betere toegang krijgen tot de Europese
aanbestedingsmarkt. Nederland bereidt op dit moment voorstellen voor om
hieraan concreet gestalte te geven. Het zal deze zo spoedig mogelijk in
Brussel inbrengen. Het is op dit moment niet duidelijk op hoeveel steun het
Nederlandse initiatief kan rekenen.
Actieplan voor het consumentenbeleid 2002-2005
De Europese Commissie zal tijdens de IMC&T Raad (waarschijnlijk) het nieuwe
actieplan voor het consumentenbeleid 2002-2005 presenteren. De Europese
Commissie legt sinds 1990 in een driejaarlijks programma de acties van haar
voorgenomen consumentenbeleid vast. Het huidige actieplan besloeg de periode
1999-2001 en concentreerde zich op:
een krachtiger stem voor consumenten in de hele EU;
een hoog beschermingsniveau op het gebied van gezondheid en veiligheid;
aandacht voor de economische belangen van Europese consumenten.
Op dit moment is het Actieplan 2002-2005 nog niet beschikbaar. Voor zover bekend denkt de Commissie voor de komende drie jaar aan:
totstandbrenging van een echte interne markt (wegnemen resterende
knelpunten) voor consumenten;
aanpassing consumentenbeleid aan economische en technologische veranderingen
(euro, elektronische handel);
integratie van consumentenbelangen in alle aspecten van het interne
marktbeleid;
uitbreiding van de EU;
"governance" (de politieke relatie tussen de EU en de burgers).
Een dergelijke benadering komt op hoofdlijnen overeen met het Nederlandse consumentenbeleid. In de reactie op het Groenboek "Consumentenbescherming in de EU" heeft Nederland aangegeven voorstander te zijn van een specifieke aanpak (sector, soort product) waar het gaat om regelgeving. Terughoudendheid zal moeten worden betracht met nieuwe regelgeving; alleen waar problemen niet met zelfregulering kunnen worden opgelost, is wetgeving aan de orde. Nederland zal de acties van het plan van de Commissie beoordelen tegen de achtergrond van de benadering van het consumentenbeleid zoals is vastgelegd in de nota "Versterking van de positie van de consument" (de kamer toegegaan op 23 juli 2001; kamerstuk 27 879, nr. 2).
Verordening Verkoopbevorderende Activiteiten
Naar verwachting zal de Raad aan de hand van een Voorzitterschapsnotitie het
Commissievoorstel bespreken voor een verordening inzake verkoopbevorderende
activiteiten binnen de interne markt.
De Verordening heeft tot doel grensoverschrijdende verkoopbevordering
middels kortingsacties, waardebonnen, spelletjes en geschenken makkelijker
te maken. De verordening staat niet langer toe:
algehele verboden op verkoopbevorderende acties en commerciële communicatie
(reclame) daarover;
het opleggen van beperkingen aan de waarde van verkoopbevorderende acties,
d.w.z. dat kortingen niet aan maxima mogen worden gebonden. Een uitzondering
geldt voor kortingen op boeken;
een verbod op kortingen voorafgaand aan uitverkoop;
het opleggen van een verplichting om voorafgaand toestemming te vragen aan nationale autoriteiten voor verkoopbevorderende acties en daaraan gerelateerde de commerciële communicatie (reclame).
Voorts verbiedt de verordening dat kinderen een geschenk of premium wordt
aangeboden dat schadelijk kan zijn voor hun gezondheid. Voor personen onder
de 18 jaar geldt hetzelfde wat betreft het aanbieden van alcoholische
dranken als geschenk/premium.
Tot slot voorziet het verordeningsvoorstel in een annex met daarin
gedetailleerde informatievereisten (voor de verkoper) waaraan moet worden
voldaan bij verkoopbevorderende acties. Het gaat dan bijvoorbeeld om een
aanduiding dat een actie verkoop met verlies betreft dan wel een aanduiding
over de waarde van een cadeau.
Met het oog op een goed functionerende interne markt, is Nederland
voorstander van afschaffing van onnodige beperkingen ten aanzien van
grensoverschrijdende verkoopbevorderende acties. Hierbij heeft ook de
consument baat, want zijn keuzemogelijkheden worden vergroot. Wel vindt
Nederland het daarbij van belang dat de consument bij verkoopbevorderende
acties adequate informatie wordt verstrekt omtrent het karakter en inhoud
van de actie. Ook vindt Nederland het vanuit oogpunt van volksgezondheid en
bescherming van bepaalde groepen kwetsbare consumenten van belang dat het
mogelijk blijft bepaalde acties te verbieden, zeker waar het bepaalde
verslavende en riskante stoffen betreft. Nederland zal ernaar streven dat
dit genoegzaam in de verordeningstekst wordt vastgelegd.
Groenboek Consumentenbescherming in de Europese Unie
De Commissie zal de Raad informeren over de follow-up van het publieke debat
over het Groenboek Consumentenbescherming. De Nederlandse reactie op het
groenboek is in februari aan de Commissie verzonden (Kamerstuk no. 27879,
nr. 3).
De Commissie schetst in haar Groenboek een tweetal mogelijke benaderingen
voor de toekomstige ontwikkeling van consumentenbescherming binnen de
interne markt:
de specifieke aanpak, op basis waarvan het merendeel van de huidige Europese
consumentenwetgeving tot stand komt, is gebaseerd op het ontwikkelen van
selectieve, specifieke wetgeving voor bepaalde branches of soorten goederen
/ diensten;
de gemengde aanpak behelst een allesomvattende kaderrichtlijn, waarin
basisregels en criteria zijn neergelegd voor eerlijke handelspraktijken,
daar waar nodig aangevuld met sectorspecifieke richtlijnen.
Commissaris Byrne heeft tijdens de IMC&T Raad op 1 maart jl. verslag uitgebracht over de reacties op het Groenboek van lidstaten, consumentenorganisaties en bedrijfsleven. Daaruit bleek dat de meeste lidstaten zich voorstander hebben getoond van (een zekere mate van) hervorming van het huidige consumentenbeleid, waarbij de meerderheid van de lidstaten zich uitsprak voor de gemengde aanpak. Het Verenigd Koninkrijk, Luxemburg en Nederland zijn op voorhand geen voorstander van de gemengde aanpak. Ook het Europese bedrijfsleven heeft in meerderheid zijn voorkeur gegeven aan de specifieke aanpak. Nederland was dan ook verrast door de reactie van commissaris Byrne (o.a. consumentenzaken) die heeft gesteld dat het bedrijfsleven verdeeld is over het nut van een algemene kaderrichtlijn.
Zoals aangegeven in de kabinetsreactie is Nederland van mening dat de specifieke aanpak vooralsnog de voorkeur geniet. Eventuele voorstellen voor een kaderrichtlijn kunnen wel nader worden bestudeerd. De specifieke aanpak heeft in het verleden zijn nut bewezen en Nederland houdt vooralsnog enige twijfels over de toegevoegde waarde van een "algemene kaderrichtlijn". Nederland stelt meer vertrouwen in het opstellen van specifieke wetgeving op terreinen waar dat nodig is om concrete problemen van consumentenbescherming op te lossen, aangevuld door vormen van zelf- en co-regulering.
De Commissie zal de Raad een document voorleggen waarin de resultaten van de consultatieronde worden samengevat en waarin heldere vervolgstappen worden beschreven. Aangezien dit document nog niet beschikbaar is kan nog geen reactie worden gegeven op de interpretatie van de Commissie van de consultatieronde. Nederland heeft een voorkeur voor een witboek als vervolg op het groenboek, waarin de verschillende opties concreet uitgewerkt worden.
Toerisme
De Raad zal waarschijnlijk een resolutie aannemen over de toekomst van
toerisme in Europa. Deze vat de discussie samen die afgelopen anderhalf jaar
over toerisme is gevoerd. Het betreft met name maatregelen - op basis van
vrijwilligheid - ter bevordering van het toerisme in Europa. Voorgestelde
acties zijn onder meer:
verbetering van samenwerking tussen Commissie, lidstaten en de
toerisme-sector;
versterking van de rol van het Adviescomité voor het Toerisme;
opbouw van een netwerk om kennis en ervaring op toerisme-gebied uit te
wisselen;
bevordering van duurzaam toerisme.
Bij gezamenlijke brief d.d. 21 maart 2002 van de staatssecretaris van
Economische Zaken en van de staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij (Kamerstuk no. 26419, nr. 9) is uw Kamer reeds op de hoogte gesteld
van deze ontwikkelingen.
Nederland kan akkoord gaan met de concept-Resolutie. De Resolutie zal tevens
onderwerp van gesprek zijn tijdens de informele bijeenkomst van ministers
van toerisme in Santander op 4 en 5 mei as. Tijdens deze bijeenkomst wordt
geen substantiële wijziging van de Resolutie verwacht.
Bijlage: Sociale- en Milieucriteria bij overheidsaanbestedingen
Naar aanleiding van de vragen gesteld aan de Staatssecretaris van
Economische Zaken tijdens het Algemeen Overleg met uw Commissie d.d. 28
februari jl. treft u hieronder de beantwoording aan inzake het toepassen van
sociale- en milieucriteria bij overheidsaanbestedingen.
De interpretatieve mededelingen van de Commissie over het gebruik van
milieu- en sociale criteria in aanbestedingsprocedures hebben inderdaad
betrekking op de geldende regelgeving. De mededelingen hebben echter
evenzeer betrekking op de herziening van het wetgevende pakket, omdat de
teksten in het wetgevende pakket voor het overgrote deel op deze punten
gelijk blijven. De mogelijkheden voor het stellen van genoemde criteria
verminderen dus niet.
De door de Tweede Kamer aangenomen motie over de EU Aanbestedingsrichtlijn
(motie Feenstra, Augustein-Esser; Begrotingsbehandeling VROM, 22 november
2001) in aanmerking genomen is de inzet van de Nederlandse regering er ook
op gericht om stimulansen voor maatschappelijk verantwoord of duurzaam
aanbesteden in de EU Aanbestedingsrichtlijn in te bouwen en om eventuele
belemmeringen weg te nemen. De regering steunt daartoe die elementen uit de
amendementen van het Europees Parlement, die daaraan bijdragen. Voorts is de
regering er voorstander van om tenminste die mogelijkheden voor het
toepassen van sociale- en milieucriteria die overeenkomen met de
interpretatieve mededelingen van de Europese Commissie, nu ook te
introduceren in de EU Richtlijn. Dit komt onder meer tot uitdrukking in de
artikelen 24 (Technische specificaties) en 53 (Gunningscriteria).
Indien deze wijzigingen door de Europese Commissie worden overgenomen en
voldoende steun van de lidstaten krijgen, betekent dit dat aanbestedende
diensten eisen kunnen stellen aan de milieuvriendelijkheid van producten,
diensten en werken (een autobus mag slechts een bepaald maximum aan NOx
uitstoten, een onderzoek naar afvalverwerking moet oplossingen geven die
binnen de 'Ladder van Lansink' vallen, de kozijnen in een nieuw gebouw
moeten van milieuvriendelijk verkregen hout zijn gemaakt) en aan de sociale
verantwoordelijkheid (is een dienstverlening makkelijk te bereiken voor een
gehandicapte, is een computer makkelijk te gebruiken door iemand met een
stoornis aan de handen, is een gebouw goed toegankelijk voor
rolstoelgebruikers).
Voorts mogen aanbestedende diensten milieueisen aan het productieproces
stellen. Deze dienen verband te houden met het produceren van het product
zelf. Hieruit volgt dat een aanbestedende dienst bijvoorbeeld mag eisen dat
er bij de productie groene stroom wordt gebruikt, dat een consultantsbureau
bij het vervaardigen van een rapport gebruik maakt van ongebleekt papier,
dat bij het bouwen van een kantoorpand goede maatregelen genomen moeten zijn
om te voorkomen dat schadelijke stoffen in het milieu weglekken. Voor wat
betreft sociale aspecten geldt dat een consultant bij het produceren van een
rapport de geldende arbeidswetgeving niet mag overtreden, verhuisdozen
zodanig verpakt moeten zijn dat ze zonder gevaar opgetild kunnen worden, dat
er bij het neerzetten van een kantoorgebouw rustvoorzieningen moeten zijn
voor de bouwvakkers.
Er mogen echter geen sociale- of milieu-eisen worden gesteld die niet
gerelateerd zijn aan de productie van de gevraagde dienst, werk of
levering: men mag dus niet voorschrijven van welk materiaal de wc-rollen
gemaakt moeten zijn die in het bedrijfspand hangen of de wijze van vervoer
die gebruikt wordt om arbeiders van de ene fabriekshal naar de andere te
rijden. Voor wat betreft sociale aspecten betekent dit dat de aanbestedende
dienst niet kan eisen dat een it-specialist zich door een taxi-bedrijf laat
vervoeren dat minimaal 30% werklozen in dienst heeft of dat bouwvakkers voor
een bepaald werk alleen met de trein mogen komen en niet met een busje.
Voor wat betreft leveringen is het minder goed mogelijk om voorwaarden aan
de productiewijze te stellen dan voor diensten en werken, zeker als de
producten in het buitenland gemaakt worden. Bij de productie van goederen in
Nederland moet in ieder geval de in Nederland geldende wetgeving worden
nageleefd. Wel mag de aanbestedende dienst biologische groenten of
'eerlijke' koffie vragen.
Aanbestedende diensten mogen voorts eisen dat bedrijven aantonen dat zij
kunnen voldoen aan de milieu-eisen die zij aan het product of
productieproces hebben gesteld (is het betreffende bedrijf in staat om een
autobus te maken met een lage NOx-uitstoot, weet een aannemer hoe hij
kozijnen van milieu-vriendelijk verkregen hout moet maken) of aan de sociale
eisen (heeft een arbo-dienstverlener aantoonbare kennis en ervaring op het
gebied van de adviezen die hij moet geven, heeft een aannemer ervaring met
het maken van rolstoelvriendelijke ingangen van een bedrijf). Hiertoe mag de
aanbestedende dienst criteria uit milieukeuren of sociale labels gebruiken,
voorzover die voldoen aan bovengestelde voorwaarden (ze moeten betrekking
hebben op het product, de dienst of het werk zelf of op de directe productie
daarvan). Hij mag daarbij aangeven dat bepaalde milieukeuren of sociale
labels gelden als bewijs dat de inschrijver voldoet aan de gestelde
criteria. De aanbestedende dienst mag niet eisen dat een inschrijver een
bepaald milieukeur of sociaal label heeft, want de inschrijver mag ook op
andere wijze bewijzen dat hij aan de gestelde milieucriteria of sociale
criteria voldoet.
Het doel van de herziening van het wetgevend pakket is stroomlijning,
verduidelijking en modernisering van de bestaande regels voor aanschaffingen
door overheden. Transparantie, meer concurrentie en daarmee betere
prijs-kwaliteit verhoudingen bij de aanschaf door overheden van diensten,
leveringen en werken staat voorop. De Europese richtlijnen voor
overheidsopdrachten hebben niet tot doel om een Europese standaard voor MVO
neer te leggen, maar vormen wel een middel om MVO te bevorderen. Het is
daarbij van belang dat voorkomen wordt dat deze mogelijkheden misbruikt
worden om markten af te schermen voor aanbieders van buitenaf. Een Europese
standaard zou direct tot bedrijven gericht dienen te zijn en in een aparte
richtlijn moeten worden neergelegd. Op dit moment inventariseert de
Commissie de mogelijkheden en heeft hiertoe in het najaar van 2001 een
groenboek gepubliceerd.
Kenmerk
Blad /1
===