Vereniging Nederlandse Gemeenten
Prestatievergelijking tussen gemeenten: burgerzaken moet
uitdaging oppakken
Gemeenten moeten hun prestaties op het terrein van burgerzaken
onderling gaan vergelijken om zo de kwaliteit en de dienstverlening
aan de burgers te verbeteren. Dat is de boodschap die drs. C. Pels
Rijcken, directeur Bestuurlijke en Juridische Zaken van de VNG, op 19
april meegaf aan de ruim 400 ambtenaren burgerzaken die in
Noordwijkerhout het jaarlijkse Burgerzakencongres van de NVVB
(Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken) en de VNG bijwoonden.
De oproep aan gemeenten om in de komende tijd aan 'vergelijkend warenonderzoek' te gaan doen, is afkomstig van VNG-voorzitter Deetman, en vloeit rechtstreeks voort uit het manifest Om het vertrouwen van de burger, ambities van de gemeenten voor de periode 2002-2006. Burgers zijn mondiger geworden en vragen van de overheid steeds vaker verantwoording over de geleverde prestaties. Organisaties als de Consumentenbond spelen daarop in met hun activiteiten.
Wanneer het om concrete diensten en producten gaat -zoals bij burgerzaken- is nogal eens de prijs het enige beoordelingscriterium. Voor de kwaliteit van burgerzaken zijn zaken als zorgvuldigheid, fraudebestendigheid, privacybescherming van minstens zo groot belang. Door zelf de prestatievergelijking ter hand te nemen, kan ook dit soort criteria meewegen, aldus Pels Rijcken. Het bestuur van de NVVB en de VNG hebben afgesproken om daarvoor gezamenlijk een aanpak te ontwikkelen. Binnenkort starten de voorbereidingen.
Speech mevr. drs. C. Pels Rijcken voor het VNG/NVVB-congres d.d. 19
april 2002 te Noordwijkerhout Embargo tot vrijdag 19-4-2002, 13.30
uur
Alleen gesproken woord geldt
Dames en heren,
Op 15 januari jl. kopte de voorpagina van de Volkskrant: Gemeentelijke
tarieven burgerzaken verschillen hemelsbreed. Voor de zoveelste keer
werd de indruk gewekt dat de prijs het enige is dat telt bij de
beoordeling van de gemeentelijke dienstverlening. En tussen de regels
door lees je dan ook altijd de mening dat gemeenten deze tarieven wel
zullen beschouwen als een melkkoe. Pikante van dat artikel was
bovendien dat het gebaseerd was op gegevens van het
VNG-onderzoeksbureau SGBO. Met zulke vrienden heb je geen vijanden
meer nodig, zegt men dan wel eens. Toch heeft de journalistieke aanpak
in dat artikel en de reeks Gemeenten gemeten die er op volgde, ons wel
aan het denken gezet over zaken als kwaliteit van dienstverlening,
prestatievergelijking tussen gemeenten als stimulans voor
kwaliteitsverbetering, verbeteren van transparantie en verantwoording,
enzovoort.
Vandaag wil ik u een aantal zaken voorleggen dat daaruit is
voortgekomen. Om maar gelijk de schijn weg te nemen dat wij als
gemeenten bang of boos zouden moeten zijn over de hiervoor genoemde
krantenartikelen: ik vind dat wij prestatievergelijking juist niet als
een bedreiging moeten zien. Gemeenten in het algemeen en zeker ook de
afdelingen Burgerzaken moeten mijns inziens de uitdaging aangaan en
zelf een aantal stappen zetten.
Het bestuur van de NVVB en de VNG hebben reeds een principe-afspraak
gemaakt om dat pad op te gaan en ik wil van deze gelegenheid gebruik
maken om daar alvast een voorzet voor te geven.
Maar eerst wil ik stilstaan bij de bredere context van de kwaliteit
van het werkterrein van burgerzaken. Vervolgens zal ik mijn verhaal
toespitsen op het onderwerp prestatievergelijking om dan te eindigen
met enkele ideeën over de manier waarop wij dat op het terrein van
burgerzaken zouden kunnen aanpakken.
Dames en heren,
Burgemeesters en wethouders, maar ook bestuurskundigen, hebben veelal
geen idee van de complexe organisatie die schuilt achter de loketten
van Burgerzaken. Zij missen vaak inzicht in wat er nodig is aan
menskracht en organisatie om de kwaliteit van de hele keten van de
identiteitsinfrastructuur te blijven waarborgen. Zij kijken vaak
alleen naar de voorkant, de dienstverlening aan de loketten, en lijken
er maar op te vertrouwen dat wat daarachter gebeurt wel in orde zal
zijn. U weet beter dan wie ook dat dat inzicht wel nodig is om de
kwaliteit van de identiteitsinfrastructuur te verbeteren en
toekomstbestendig te maken.
Professor Snellen, de man die zijn naam heeft gegeven aan de
Adviescommissie Modernisering GBA, heeft dat aan den lijve
ondervonden: hij heeft ooit opgemerkt dat het terrein waarop de GBA
zich beweegt veel uitgebreider is dan de commissieleden hadden
voorzien. Tegelijk was ook de wens om aan de voorkant voor burgers,
maar ook voor afnemers - betere dienstverlening te realiseren een
belangrijke drijfveer voor de modernisering.
Professor Snellen had aan het begin van zijn werkzaamheden voor de
Adviescommissie al het standpunt ingenomen dat hij zich niet wil laten
opjutten door de vele mogelijkheden van nieuwe technologieën, maar dat
hij daarvan wel optimaal gebruik wil maken. Daarmee heeft hij precies
het spanningsveld aangegeven waarin we zitten als het gaat om
kwaliteitsverbetering.
Het gebruik van internettechnologie voor de identiteitsinfrastructuur
maakt een betere koppeling mogelijk tussen bestanden waardoor de
serviceverlening voor de burger in belangrijke mate kan worden
verbeterd. Maar dat stelt weer bijzondere eisen aan de technische en
juridische waarborgen voor de uitwisseling van persoonsgegevens. Ik
heb het in de eerste plaats natuurlijk over de modernisering van de
GBA zelf, maar het speelt op alle terreinen waarbij GBA-gegevens
worden gebruikt. Gisteren heeft u daarvan een aardige illustratie
kunnen meemaken: de heer Spijers die een boeiend betoog heeft gehouden
over de mogelijke aanpak van identiteitsfraude waarbij de ICT optimaal
wordt benut, en de visie van het College Bescherming Persoonsgegevens,
verwoord door de heer Hustinx, die de juridische waarborgen stevig
heeft neergezet.
Op veel andere gebieden vinden soortgelijke ontwikkelingen plaats. Er
zijn bijvoorbeeld wetsvoorstellen in behandeling die de elektronische
handel en handtekening juridisch houdbaar maken. Ook wordt de Algemene
wet bestuursrecht zodanig aangepast dat communicatie tussen overheden
onderling en tussen burger en overheid een juridische basis krijgen.
Dit vormt bijvoorbeeld weer een basis voor het digitaliseren van
bestemmingsplannen. Een belangrijk voordeel van gedigitaliseerde
bestemmingsplannen is dat voor burgers en bedrijven een beter zicht
ontstaat op de mogelijkheden en belemmeringen die de overheid biedt of
van plan is vast te stellen. De burger raakt hierdoor ook sterker
betrokken bij de planvorming.
Een sterkere betrokkenheid van de burger. Dat is ook een van de
achtergronden van het project Kiezen op Afstand. Dat project heeft als
doel om, naast het bestaande kiesproces, de mogelijkheid te creëren om
in een virtueel stemlokaal te stemmen. Daarvoor is het noodzakelijk
dat een door het GBA gevuld kiezersregister vanaf elke plaats in
Nederland geraadpleegd kan worden en dat elke kiesgerechtigde zich
betrouwbaar wellicht met behulp van biometrie - kan identificeren.
Uiteraard is in dit kader het programma Stroomlijning Basisgegevens zeer belangwekkend: met dat programma streeft de rijksoverheid naar de totstandkoming van authentieke registraties. De VNG participeert in dat project. De bedoeling is dat burgers en bedrijven hun gegevens maar eenmaal aan de overheid behoeven te verstrekken. Een zestal basisregistraties gaat op die manier een unieke bron vormen voor de gehele overheid, waarvan verplicht gebruik moet worden gemaakt.
Toch laten wij ons op deze terreinen niet opjutten door de vele
mogelijkheden van nieuwe technologieën: techniek en regelgeving moeten
op elkaar blijven aansluiten. Soms heeft dit juist tot gevolg dat
snelheid wordt opgeofferd aan betrouwbaarheid: we zien dat bij de
Nieuwe Generatie Reisdocumenten, waar de burger een aantal dagen moet
wachten voordat hij zijn nieuwe paspoort in ontvangst kan nemen. Dat
wordt geaccepteerd, want men onderkent het belang van een
fraudebestendig paspoort. De zogenaamde zelfbewuste burger is dus niet
iemand die stante pede bediend wil worden, maar ook iemand die oog
heeft voor de eisen waaraan in dit geval een paspoort tegenwoordig
moet voldoen.
Dat zegt ons in ieder geval een belangrijk ding: hoe belangrijk de
zuiverheid van de GBA ook is, hoe efficiënt en effectief de technische
samenwerking tussen verschillende overheden ook vormgegeven kan
worden, uiteindelijk gaat het erom dat maatschappelijke problemen zelf
op een voor de burger herkenbare en aanvaardbare wijze worden
aangepakt.
Kwaliteit is dus niet: u vraagt wij draaien. Kwaliteit wordt niet
gemeten naar snelheid, effectiviteit of betrouwbaarheid alleen. De
samenhang van deze criteria is het kader waarbinnen de dienstverlening
van burgerzaken beoordeeld dient te worden.
Vooral nu bestaat daartoe een noodzaak, wanneer de kritiek vanuit de
rijksoverheid op de gemeentelijke dienstverlening op het gebied van
burgerzaken verontrustend eendimensionaal begint te worden: het
Volkskrantartikel dat zo gemakkelijk aanleiding gaf tot Kamervragen en
de minister die zich onder druk gezet weet en begint aan te dringen op
een vaste prijs voor het rijbewijs. Alsof dat het enige is waarom het
gaat binnen Burgerzaken.
Hoewel je je in alle redelijkheid toch wel kunt afvragen of er niet
ook een bandbreedte voor rijbewijzen moet komen. Op een zeker moment
zijn erg grote verschillen in leges voor rijbewijzen ook niet meer uit
te leggen aan de burger.
Het is mede hierom dat ik ervoor pleit dat gemeenten in hun streven
naar kwaliteitsverbetering het aandurven om zich aan elkaar te meten.
De bestaande instrumenten, zoals audits, zijn in dit bredere kader dat
ik zojuist heb geschetst beperkt en dragen mijns inziens niet veel bij
aan het lerend vermogen van gemeenten. Het zijn veelal technische
vormen van verantwoording die de burger en de (gemeentelijke) politiek
weinig zeggen.
De VNG heeft al een aantal initiatieven genomen om te komen tot
prestatievergelijkingen tussen gemeenten. Een voorbeeld is het
Platform Kwaliteit Gemeenten waarin wij samenwerken met een dertiental
aan gemeenten gerelateerde, niet-commerciële organisaties. De
doelstelling van het PKG is nog bescheiden: uitwisseling van kennis en
ervaring. Een indicatie van het belang dat aan dit initiatief wordt
gehecht is het gebruik van de website van het platform: op het
besloten gedeelte van de website vindt een permanente uitwisseling
plaats tussen ruim 250 deelnemers. En gemiddeld 800 bezoekers per
maand gebruiken de open bronnen die de site biedt. Op 29 mei
aanstaande vindt het jaarcongres plaats van het PKG. Het thema is, u
raadt het al, benchmarking.
Na deze reclame voor het PKG en het PKG-congres kom ik op het punt
van de prestatievergelijking.
De VNG heeft onlangs de ambities van de gemeenten gepresenteerd voor
de komende kabinetsperiode. De titel van dat manifest luidt Om het
vertrouwen van de burger. Daarin wordt sterk de nadruk gelegd op de
noodzaak om de burger inzicht te geven in de prestaties van de
gemeenten. Ook het vertrouwen in de overheid komt nu eenmaal te voet
en gaat te paard. De burger vraagt - terecht - steeds vaker van de
overheid verantwoording over de geleverde prestaties. Een gemeente
legt betekenisvol verantwoording af als het de eigen doelen en
prestaties afzet tegen die van vergelijkbare gemeenten.
Het instrument benchmarking, uiteindelijk niets anders dan
vergelijkend warenonderzoek, stelt organisaties in staat zich te
vergelijken met andere (gelijksoortige) organisaties. Deze
vergelijking kan betrekking hebben op het werkproces en de vormgeving
van de organisatie. Ook kan men producten en diensten die door de
organisatie worden geleverd vergelijken. Maar een benchmark kan,
evenals andere kwaliteitsinstrumenten, ook informatie opleveren die
benut kan worden in de verantwoordingsrelaties richting rijk of
burgers.
In verband met de verantwoording aan het rijk wil ik kort wijzen op
het SGBO-onderzoek Benchmarking Interbestuurlijke Betrekkingen, in
opdracht van BZK, waarbij de VNG ook is betrokken. Het onderzoek is
nog gaande. Bekeken wordt in hoeverre de resultaten van de benchmark
geschikt zouden kunnen zijn voor het verbeteren van afspraken tussen
rijksoverheid en decentrale overheden en zelfs kan dienen ter
vervanging van het traditionele toezicht van rijk op gemeenten.Toch is
dit voor ons niet het primaire doel. Prestatievergelijkingen zijn wat
ons betreft gericht op horizontale kwaliteitsverbeteringen. Het kan
niet zo zijn dat we de rijksoverheid handvatten geven om nog meer
gegevens van gemeenten te vragen. Prestatievergelijkingen kunnen door
gemeenten juist worden gebruikt om hun positie t.o.v. de rijksoverheid
te versterken!
Wanneer benchmarking wordt ingezet als verantwoordingsinstrument
richting burger bestaat de verleiding om de kwaliteit van het
gemeentelijk functioneren uit te drukken in termen van snelheid en
daadkrachtig optreden (hoe snel wordt een paspoort geleverd) en
efficiency (wat moet dat kosten). We stelden al vast dat deze
definitie van kwaliteit van overheidsoptreden wat eenzijdig is. Het
veld waarin de overheid opereert is er nu eenmaal geen van grote
stappen, snel thuis. En het veld is vaak zeer complex, waar vaak door
een proces van vallen en opstaan een adequaat antwoord gegeven kan
worden op een beleidsvraagstuk.
Het aardige van een benchmark is dat aan de burger zichtbaar kan
worden gemaakt dat kwaliteit ook andere dimensies dan snelheid kent.
In het geval van burgerzaken kan het dan gaan om de fraudegevoeligheid
van functies bij de afdeling Burgerzaken zelf. Door zichtbaar te maken
hoe gemeenten in dit opzicht van elkaar verschillen kan - onder
andere! - het verschil in prijs van een document of de snelheid
waarmee een aanvraag wordt afgehandeld worden verklaard.
Dit kan leiden tot een kwaliteitsslag bij de afdelingen burgerzaken, maar het maakt ook een transparante verantwoording mogelijk. Prestatievergelijking tussen gemeenten dus als stimulans voor kwaliteitsverbetering bij gemeenten en ter publieke verantwoording.
Daarnet noemde ik het manifest Om het vertrouwen van de burger. Bij de
presentatie van dat manifest deed Walter Etty aan de VNG de oproep om
het tot haar verantwoordelijkheid te rekenen dat gemeenten
verantwoording afleggen. Een recent inventariserend onderzoek naar
benchmarking door gemeenten bevestigt dit. Alhoewel gemeenten op brede
schaal het nut van benchmarking onderschrijven, nemen gemeenten zelden
zélf het initiatief tot een benchmark. De voornaamste belemmering van
gemeenten bestaat uit de hoeveelheid werk die het opstarten van een
benchmark met zich meebrengt. Daarnaast is het een prijzig instrument.
Een benchmark komt wel tot stand wanneer een professionele trekker een
concrete benchmark aanbiedt. Voorbeelden te over in dit verband, zoals
de benchmark afvalverzameling, die door de branche is opgestart of het
Rioned, dat een haalbaarheidsonderzoek benchmark riolering heeft
uitgevoerd.
Tussen de NVVB en de VNG is een principe-afspraak gemaakt om te komen
tot een prestatievergelijking tussen gemeenten op het terrein van
burgerzaken. Het nadrukkelijke doel is om echt verder te gaan dan het
verzamelen van een hoop gegevens: we streven naar een brede
kwaliteitsaanpak waarbij gemeenten niet in de eerste plaats door
anderen de maat genomen worden, maar waarbij gemeenten zelf door zich
onderling te vergelijken een leerproces op gang brengen.
Zoals gezegd kan een kwaliteitsaanpak ook worden benut om publieke
verantwoording af te leggen. Waarom zouden we onder stoelen of banken
steken dat we werken aan kwaliteitsverbetering en dat er nog
resultaten te melden zijn ook!
Ik deel nu graag met u de contouren van een benchmark burgerzaken
zoals ik die mij voorstel.
Duidelijk is dat het meer zal worden dan de benchmark dienstverlening,
die in het kader van de MDWII-operatie is opgezet. Deze benchmark- het
is eigenlijk niets meer dan een eenmalig vergelijkend onderzoek- had
tot doel in kaart te brengen hoe de publieke dienstverlening op lokaal
niveau verder kan worden verbeterd. De MDW-werkgroep had daarbij
voornamelijk voor ogen om best practices van de 20 gemeenten die
participeerden te verspreiden. Enkelen onder u hebben hier wellicht
aan meegewerkt.
Op zichzelf is dit een prima initiatief, maar met het gezamenlijke
VNG/NVVB initiatief voor wordt veel meer beoogd.
Naast de gebruikelijke aspecten van prestatievergelijkingen zoals wachttijden, doorlooptijden, hoogte van leges, het aantal contactmomenten en dergelijke, zal ook worden ingezet op andere aspecten die de daadwerkelijke kwaliteit van Burgerzaken bepalen, zoals de waarborging van privacy in het beheer van de GBA-gegevens door burgerzaken, de mate waarin fraudegevoeligheid van de werkprocessen zijn beperkt door functiescheiding of een gedegen opleiding bij de beoordeling van brondocumenten. Ter illustratie: Gemeente A kan ten opzichte van gemeente B wel slecht scoren op snelheid van levering, maar dit kan wel eens veroorzaakt worden doordat gemeente A het werkproces deugdelijker heeft georganiseerd.
We proberen ons daarnaast te richten op het hele scala van producten
van burgerzaken. Kort gezegd: in een kwaliteitsaanpak voor burgerzaken
zou ik recht willen doen aan alle dimensies die de kwaliteit van uw
afdeling bepalen.
Wij zullen ons ook niet beperken tot het meedelen van de resultaten
van een prestatievergelijking aan de deelnemers. Mijn bedoeling is om
met u te zoeken naar de oorzaken van de verschillen in prestaties. Dit
werkt vaak heel verhelderend. Een vergelijking zonder de afdelingen
burgerzaken te betrekken leidt tot een redelijk mager inzicht in
verschillen op het gebied van - bijvoorbeeld - leveringssnelheid,
openingstijden en kosten. Om nog maar eens op eerder genomen voorbeeld
terug te komen: Gemeente A zou zelf vrij eenvoudig het verschil in
snelheid ten opzichte van gemeente B kunnen verklaren. Waarom zou je
niet van deze beschikbare kennis gebruik maken? Het direct betrekken
van gemeenten heeft bovendien als voordeel dat het leerproces van de
deelnemers al kan starten bij de start van het onderzoek.
Wil er echt van een dergelijk onderzoek geleerd kunnen worden, dan is
het ook goed als de deelnemers zich onderling met een zekere regelmaat
vergelijken. Een eenmalige actie, zo leren ook andere beleidsterreinen
ons, zet geen zoden aan de dijk. Juist het cyclische proces bevordert
het leerproces.
En daarbij is het dan de vraag of je iedere rapportage openbaar maakt,
of dat je, net als in het Grotestedenbeleid, eens per zoveel jaar
verantwoording aflegt. Hoe dan ook: het proces zal cyclisch, in
overleg met deelnemers, moeten worden vormgegeven.
Ik sta dus een volwaardige kwaliteitsaanpak voor burgerzaken voor op
het terrein van de snelheid van levering, openingstijden, opbouw van
de kosten, privacyaspecten en de fraudegevoeligheid. Vanwege de
standaardisering van werkprocessen leent uw werkveld zich bij uitstek
voor een onderlinge vergelijking en het zoeken van verklaringen voor
verschillen. Een verklaring zou kunnen zijn dat enkele gemeenten een
efficiëntieslag kunnen maken of minder leges moeten berekenen, maar
wellicht betekent het ook dat enkele gemeenten meer waarborgen hebben
ingebouwd om fraude tegen te gaan. Dit kan dus het misverstand
wegnemen dat de producten van burgerzaken als melkkoe worden benut
door gemeenten. Ik ben ervan overtuigd dat de hierom geschikte aanpak
niet alleen misverstanden wegneemt. Ons verhaal van de
kwaliteitsbewuste gemeente die aan openbaar kritisch zelfonderzoek
doet is voor de kritische burger zo boeiend dat die dit óók in de
krant wil lezen. Daar ben ik van overtuigd.
Dames en heren, ik kom tot een afronding. De waardering van de burger
van de prestaties bij burgerzaken zou door meer bepaald moeten worden
dan snelheid..openingstijden.leges. Daar kunnen we zelf aan bijdragen
door een integrale kwaliteitsaanpak voor burgerzaken op te zetten. Het
doet mij plezier dat de NVVB en de VNG samen optrekken om deze
belangrijke stap te nemen.
Binnenkort zal gesproken worden over de definitieve vorm van ons
initiatief. Te denken valt aan een kwaliteitsaanpak zoals geschetst
met of zonder visitatiecommissie, aan een kwaliteitshandvest van
afdelingen burgerzaken of aan een website waarop burgers kunnen volgen
hoe afdelingen Burgerzaken door zich onderling te vergelijken van
elkaar leren. Wij geven onszelf de opdracht om binnenkort iedere
gemeente te kunnen ondersteunen bij dit proces van
kwaliteitsverbetering door prestatievergelijking. Bij de keuze van
gemeenten waarmee ze zich willen vergelijken, bij de gedachtevorming
over zinvolle indicatoren waarop een afdeling Burgerzaken zich kan
vergelijken, bij de organisatie van bijeenkomsten en bij de
publiciteit rond dit initiatief.
Dames en heren, Ik spreek de hoop uit dat wij gezamenlijk komen tot
een project waar wij niet alleen met een zekere regelmaat lering uit
kunnen trekken, maar dat ook zichtbaar maakt aan het publiek wat
Burgerzaken presteert. Kortom: een nieuwe weg voor Burgerzaken om
publiek verantwoording af te leggen.