Wim van Velzen
Persbericht drs Wim van Velzen
Speech Eurocommissaris Franz Fischler, Landbouw
"HET LANDBOUWBELEID VOOR DE TOEKOMST
Hoe maken wij ons beleid in ieder opzicht duurzaam?"
Dr. Franz Fischler
Lid van de Europese Commissie, bevoegd voor Landbouw,
Plattelandsontwikkeling en Visserij
Discussiebijeenkomst in Noord-Brabant
Tilburg, 18 april 2002
Beste Wim van Velzen,
Dames en Heren,
Allereerst wil ik jou, Wim, danken voor de uitnodiging om hier in
Tilburg te komen spreken over de toekomst van het gemeenschappelijk
landbouwbeleid. Noord-Brabant is zonder enige twijfel een van de meest
concurrerende landbouwgebieden van Europa en daarom ben ik blij dat ik
hier vanavond met U, de boeren van deze streek, kan discussiëren over
de toekomst van ons landbouwbeleid.
Het tijdstip voor deze bijeenkomst is goed gekozen, want U weet allen
dat wij ons midden in een zeer dynamisch jaar bevinden, een jaar vol
uitdagingen voor het landbouwbeleid.
In de eerste plaats zal de Europese Commissie met een tussentijdse
beoordeling van ons landbouwbeleid komen. Ik zal U in het eerste deel
van mijn toespraak uitleggen wat mijn visie op het landbouwbeleid is
en hoe de tussentijdse beoordeling ons kan helpen om de toekomstige
uitdagingen aan te nemen.
Maar wij worden niet alleen voor belangrijke interne taken geplaatst.
Wij hebben ook te maken met de uitbreiding van de Europese Unie naar
Midden- en Oost-Europa. In het tweede deel van mijn toespraak zal ik
in het kort schetsen welke aanpak de Europese Commissie voorstelt om
de nieuwe lidstaten in onze Unie te integreren.
En ten slotte hebben wij vorig najaar in Doha de aanzet gegeven tot een nieuwe WTO-ronde. In het derde deel van mijn toespraak zal ik U uitleggen waarom deze ronde een grote kans betekent voor de Nederlandse boeren, en zal ik aangeven waar wij op dit moment staan.
Dames en Heren,
Precies één jaar geleden was de situatie moeilijk voor de Nederlandse
agrovoedingssector, en vooral voor U, de Nederlandse landbouwers: in
sommige gebieden was mond- en klauwzeer uitgebroken en het gevaar
bestond dat de ziekte zich zou uitbreiden, mogelijk ook tot
Noord-Brabant. Dit gevaar had een enorme toename van de belangstelling
bij het grote publiek tot gevolg. Tot dan was het landbouwbeleid een
zaak geweest waarmee alleen een handvol deskundigen zich bezighield.
Door de dierziektes werd het plotseling een kwestie waarvoor zowat
iedereen zich interesseerde. In wezen is dat positief, omdat een breed
debat gunstig kan zijn voor onze toekomst. Wij moeten echter ook
altijd een uitspraak van de vroegere Amerikaanse president Eisenhower
in gedachten houden: "Het boerenbedrijf lijkt makkelijk als je ploeg
een pen is en je je op 1.000 mijl van het korenveld bevindt."
En toch hebben vele politici gepoogd een belangrijke rol in de
discussie te spelen door extreme standpunten in te nemen: sommigen
hebben gepleit voor een totale verandering van ons beleid, terwijl
anderen vonden dat het het beste zou zijn om het gemeenschappelijk
landbouwbeleid maar helemaal op te geven. Zo heeft de Duitse minister
gevraagd om een "ommezwaai" van het landbouwbeleid. Dat is beslist
niet wat wij nodig hebben: mogelijk denken sommigen dat het
boerenbedrijf in het verleden romantisch was. Maar wie zo denkt, moet
misschien eens kijken naar schilderijen van Van Gogh zoals "De
Aardappeleters", een tafereel dat hij in de vorige eeuw hier in
Noord-Brabant heeft geschilderd. Dat was de werkelijkheid voor de
boeren 100 jaar geleden.
Andere politici hebben de crisis als basis voor hun hervormingsideeën
genomen. Zo heeft bijvoorbeeld de Nederlandse Minister van Landbouw
betoogd dat "de huidige crises (....) moeten worden gekoppeld aan het
bredere vraagstuk van de hervorming". Ik ben het daar niet mee eens:
het is waar dat het vreselijk is als een ziekte uitbreekt en dat wij
alles in het werk moeten stellen om die ziekte te stoppen en om te
voorkomen dat nieuwe ziektes uitbreken. Maar hoe belangrijk
ziektebestrijding ook is, beleidsvorming is een heel andere kwestie.
Hysterische reacties leveren geen bijdrage aan de toekomst van de
landbouw. Ons beleid moet op feiten worden gebaseerd, en niet op
hysterie.
De Europese Commissie analyseert momenteel de feiten. Op basis van die
analyse zal de Europese Commissie in juni een beoordeling van ons
landbouwbeleid publiceren. Waarom hebben wij deze tussentijdse
beoordeling nodig? Niet omdat wij in de afgelopen jaren dierziektes
hebben gehad. Wij hebben de tussentijdse beoordeling nodig omdat wij
het hervormingsproces waarmee wij tien jaar geleden zijn begonnen,
moeten voortzetten.
Wij moeten het landbouwbeleid herzien: de landbouwproductie wordt nu
gestuurd door de vraag en onze landbouwsector moet concurreren met
producenten uit nagenoeg de hele wereld. Als U vandaag de dag
producten wilt verkopen, is het niet voldoende om alleen maar te
produceren; Uw producten moeten concurrerend zijn, of anders zult U
geen succes hebben. Voor U is dit allemaal beslist niet nieuw. Van
alle landen van de Europese Unie heeft Nederland een van de meest
concurrerende landbouwsectoren.
De statistieken tonen Uw succes duidelijk aan: in 1961 importeerde Uw
land bijna evenveel landbouwproducten als het uitvoerde. Vandaag is
Nederland echter de derde grootste exporteur van landbouwproducten ter
wereld en bedraagt zijn handelsoverschot voor landbouwproducten bijna
16 miljard euro. Uw aandeel in dit succes is aanzienlijk. U, de boeren
van Noord-Brabant, houdt op Uw bedrijven 19 % van de Nederlandse
koeien en maar liefst 43 % van de Nederlandse varkens.
Dit succes heeft echter ook zijn prijs gehad: door de stijging van de
productie is ook het gebruik van bestrijdingsmiddelen en kunstmest
toegenomen. En het grotere aantal dieren op Uw bedrijven heeft geleid
tot problemen met de hoeveelheid mest in Brabant en in de rest van
Nederland.
Het is dus duidelijk dat concurrentiekracht alleen niet genoeg is. Om
op lange termijn succesvol te kunnen zijn, moet het landbouwbeleid
duurzaam zijn in drie opzichten: niet alleen economisch, maar ook
ecologisch en maatschappelijk.
Wat betekent dit in de praktijk? Het betekent eerst en vooral dat Uw
producten concurrerend moeten zijn om op de markt afzet te kunnen
vinden. Tegelijk moet de productiemethode milieuvriendelijk zijn zodat
de bodem niet vervuild raakt. In Nederland is grond schaars en U kent
dus de waarde van een schone bodem. De ruimte is beperkt en wij moeten
ervoor zorgen dat wij deze in goede conditie houden voor toekomstige
generaties.
Bovendien moet het landbouwbeleid maatschappelijk aanvaardbaar zijn.
Het landbouwbeleid wordt niet in een politiek vacuüm gemaakt, maar wij
moeten rekening houden met de verwachtingen die de samenleving heeft.
Dames en Heren,
Het kan niet worden betwijfeld dat de verwachtingen die de samenleving
van de landbouw heeft, veranderd zijn. Terwijl de burgers in het
verleden bezorgd waren of er voldoende voedsel zou zijn, hebben zij nu
een hele serie verwachtingen. De Europese Commissie heeft een enquête
gehouden om te weten wat de belangrijkste punten van zorg zijn, en dit
zijn de resultaten:
* 90 % van de Europese burgers wil dat de EU ervoor zorgt dat de
landbouwproducten gezond en veilig zijn.
* 89 % zegt dat wij een milieuvriendelijke landbouw moeten
bevorderen.
* 82 % van de burgers wil dat wij kleine landbouwbedrijven
beschermen.
* 78 % wil dat de EU ervoor zorgt dat de Europese landbouw beter kan
concurreren op de wereldmarkten, en
* driekwart van de Europese burgers wil dat de EU stimulansen geeft
voor diversificatie van de landbouwproductie en voor biologische
productiemethoden.
Zoals U ziet, zijn de wensen van de Europese burgers moeilijk allemaal
met elkaar in overeenstemming te brengen. Een grotere marktgerichtheid
kan een verbetering van de inkomens van de landbouwers bemoeilijken.
En normen op het gebied van milieu of dierenwelzijn zijn misschien
niet verenigbaar met een noodzakelijk geachte verlaging van de
productiekosten.
Maar nog belangrijker is dat er niet alleen tegenstrijdigheid is in
wat de mensen willen. Het grootste probleem is dat er
tegenstrijdigheid is in wat zij in feite doen. Dezelfde mensen die
pleiten voor natuurlijker productietechnieken, gaan de volgende dag
naar de supermarkt en kopen daar batterijeieren, alleen maar omdat die
goedkoper zijn.
Juist deze tegenstrijdigheid maakt het landbouwbeleid zo belangrijk.
Wij kunnen niet gewoon alles aan de vrije markt overlaten, omdat de
markt niet altijd zal bieden wat de samenleving verwacht. Ons beleid
moet erop gericht zijn om samen met de Europese boeren die
verwachtingen te vertalen in concrete actie. Ons "oude"
gemeenschappelijk landbouwbeleid met zijn nadruk op productie was
echter niet langer in staat om aan de verwachtingen van onze
samenleving tegemoet te komen. Daarom zijn wij tien jaar geleden
begonnen met het proces om ons landbouwbeleid te hervormen.
Als wij echter de landbouwproductie in alle drie de genoemde aspecten
duurzaam willen maken, zijn marktmaatregelen alleen niet genoeg.
Daarom hebben wij een tweede pijler voor ons landbouwbeleid opgericht:
de plattelandsontwikkeling. Dit beleidsinstrument maakt het ons
mogelijk om de boeren te belonen voor juist die diensten die de
samenleving van hen verwacht en waarvoor de vrije markt niet betaalt.
Voorbeelden zijn de bescherming van het milieu en het behoud van onze
typische landschappen. Daarnaast gaat het bij de maatregelen voor
plattelandsontwikkeling onder meer om steun voor de vestiging van
jonge landbouwers, voor verwerking en afzet, voor investeringen in
landbouwbedrijven, voor bebossing enz.
In één woord, het beleid inzake plattelandsontwikkeling is de beste
manier om het landbouwbeleid geschikt te maken voor de toekomst.
Het is belangrijk erop te wijzen dat de EU alleen het juridische kader
en de financiering voor de programma's vaststelt. De lidstaten en de
regio's kunnen zelf hun prioriteiten bepalen. Wat Nederland betreft,
heeft de regering besloten te werken met één horizontaal plan voor het
hele land. Dit zogenoemde Platteland Ontwikkelingsplan is in oktober
2000 goedgekeurd. In de periode 2000-2006 draagt de Europese Unie
417 miljoen euro bij voor dit programma. Het totale budget voor het
programma bedraagt 2,3 miljard euro. De Nederlandse regering besteedt
daarvan echter slechts 10 % of 243 miljoen euro aan
agromilieumaatregelen. In plaats daarvan geeft de regering 25 % van
het totale budget uit voor herverkavelingsmaatregelen. Ik vraag mij af
of deze verdeling het mogelijk zal maken om U te belonen voor alle
maatregelen die U voor het milieu wilt nemen. Ik denk dat, als de
samenleving wil dat U diensten verleent die verdergaan dan de
basisnormen op milieugebied, U het recht hebt daarvoor vergoed te
worden. Ik hoop dat de differentiatie van de rechtstreekse betalingen
het de regering mogelijk zal maken om meer geld toe te kennen voor de
milieuactiviteiten van haar landbouwers.
En ongeacht of wij het hier over Nederland of over de rest van Europa
hebben: wat wij voor de toekomst van het platteland nodig hebben, zijn
duidelijke en samenhangende strategieën. Het beleid inzake
plattelandsontwikkeling is een voortreffelijk instrument voor de
ontwikkeling op lange termijn. Maar dit instrument kan alleen
succesvol zijn als de lidstaten het gebruiken op een toekomstgerichte
manier. De oplossing kan niet zijn dat er enerzijds natuurreservaten
worden aangelegd, en er anderzijds gebieden zonder milieuzorg zijn. En
het heeft ook geen zin om in een bepaald jaar te werken met een
bepaalde strategie, en in het volgende jaar weer een andere strategie
te volgen. In de hele Unie hebben wij goede, samenhangende
ontwikkelingsplannen nodig, en duidelijke milieunormen die haalbaar
zijn en voor duurzaamheid zorgen.
Bovendien moeten de doelstellingen van het plan voor
plattelandsontwikkeling in overeenstemming zijn met het algehele
EU-beleid. Er mag bijvoorbeeld geen tegenstrijdigheid bestaan tussen
ons milieubeleid en het beleid inzake plattelandsontwikkeling. Naar
verluidt zijn er in sommige gebieden bepaalde problemen met de
uitvoering van de nitraatrichtlijn. Ik ben mij ervan bewust dat het
niet altijd gemakkelijk is om aan de eisen van die richtlijn te
voldoen. Mijn diensten en ikzelf zijn daarom bereid om naar de
argumenten te luisteren als zich problemen voordoen. Algemene klachten
zijn echter niet genoeg. Wat wij nodig hebben, is duidelijke en
relevante informatie over Uw problemen, alleen dan zullen wij kunnen
helpen. Maar het moet duidelijk zijn dat alle beleidsmaatregelen op
Europees en op nationaal niveau een samenhangend geheel moeten
vormen.
Dames en Heren,
Strategieën voor de duurzame ontwikkeling van de plattelandsgebieden
zijn niet alleen in de bestaande EU nodig, maar zelfs nog meer voor
het belangrijkste project dat momenteel gaande is, de uitbreiding. De
uitbreiding is geen project zoals alle andere. De uitbreiding is een
historische kans die wij niet mogen missen. Ik weet dat jij, beste
Wim, een van de actiefste voorvechters van de uitbreiding bent, en ik
denk dus dat wij over dit project niet van mening verschillen.
Als iemand de wereld zoals die tot 1989 was, niet kent of zich die
niet kan herinneren, zal hij of zij moeite hebben om het belang van de
uitbreiding te begrijpen. Maar tot 15 jaar geleden was Europa verdeeld
door een vrijwel ondoordringbaar ijzeren gordijn. De volkeren van
Midden- en Oost-Europa werden door totalitaire regimes onderdrukt.
Vrijheid van het individu bestond nagenoeg niet. En, het belangrijkste
van allemaal, voortdurend dreigde er oorlogsgevaar, in sommige jaren
minder, in andere meer.
Dit behoort allemaal tot het verleden: nu kan iedereen vrij reizen
tussen Rotterdam en Riga, tussen Amsterdam en Boedapest. De volkeren
in deze landen hebben stabiele democratieën tot stand gebracht en de
handel tussen oost en west is in snel tempo toegenomen.
Het Nederlandse voorbeeld laat zien hoezeer wij van de nieuwe situatie
kunnen profiteren. In niet meer dan zeven jaar tijd is de omvang van
de handel tussen Nederland en Polen met precies 100 % gestegen. Deze
handel bedraagt nu 3,8 miljard euro.
Bij de handel in landbouwproducten is de situatie vergelijkbaar. Ook
al hebben de meeste kandidaat-lidstaten een belangrijke
landbouwsector, dan nog bestaat er een grote vraag naar producten van
hoge kwaliteit uit landen als Nederland. Hierdoor heeft de Nederlandse
agrovoedingssector een groot handelsoverschot met deze landen. Zodra
de kandidaat-lidstaten tot de Europese Unie toetreden, zult U het
potentieel van deze markten nog meer kunnen benutten, zodat Uw echte
belangen beslist door de uitbreiding zullen worden gediend.
De kandidaat-lidstaten wachten al meer dan tien jaar op hun toetreding tot de Europese Unie en verder getalm zal ons nergens brengen. Daarom ben ik het volkomen oneens met sommige stemmen in de Nederlandse regering die betogen dat wij eerst ons gemeenschappelijk landbouwbeleid moeten hervormen voordat uitbreiding mogelijk wordt. Wij mogen de uitbreiding niet van deze hervorming afhankelijk stellen. Degenen die daarvoor pleiten, moeten weten dat zij de uitbreiding zouden uitstellen of zelfs onmogelijk zouden maken.
Wat zijn nu de grote uitdagingen die de uitbreiding voor de landbouw
meebrengt? Anders dan uit het debat in de media zou kunnen worden
opgemaakt, is het echte probleem niet zozeer dat van de rechtstreekse
betalingen. De echte vraag is hoe wij de plattelandsgebieden en de
landbouw in Midden- en Oost-Europa levensvatbaar en duurzaam kunnen
maken. In wezen gaat het om hetzelfde probleem als in de huidige EU.
Maar in de kandidaat-lidstaten is dit probleem zelfs nog urgenter. De
gevolgen van 40 jaar van gescheiden ontwikkeling kunnen wij absoluut
niet negeren. De plattelandsgebieden in landen zoals Polen hebben
enorme structurele problemen, terwijl de grote steden zoals Warschau
en Praag een snelle groei kennen. Daarom kunnen wij het bestaande
landbouwbeleid van de EU niet zomaar overbrengen naar Midden- en
Oost-Europa. Wat wij nodig hebben, is een geschikte aanpak die zal
helpen om de nieuwe lidstaten harmonisch in de Europese Unie te
integreren.
Hoe willen wij dat gaan doen? De Europese Commissie heeft in januari
een onderhandelingsvoorstel gedaan dat hoofdzakelijk uit drie
elementen bestaat:
* In de eerste plaats leggen wij voor de nieuwe lidstaten bijzondere
nadruk op plattelandsontwikkeling. Deze landen zullen gemiddeld 50
% meer geld voor maatregelen voor plattelandsontwikkeling
ontvangen dan in de huidige EU het geval is. Dit geld moet
impulsen geven voor duurzame structurele veranderingen.
* In de tweede plaats stellen wij voor de rechtstreekse betalingen
geleidelijk in te voeren. In het jaar van toetreding zouden de
boeren in de nieuwe lidstaten 25 % ontvangen van het in de EU-15
geldende niveau, en het volle steunniveau zouden zij bereiken na
tien jaar.
* In de derde plaats stellen wij voor de productiequota te bepalen
op basis van cijfers over recente jaren.
Met dit voorstel kunnen wij binnen de financiële grenzen blijven die
in Berlijn zijn overeengekomen. Daardoor is de uitbreiding mogelijk in
2004, volgens het tijdschema waarmee alle lidstaten van de EU hebben
ingestemd. Ik ben er dan ook van overtuigd dat ons voorstel een
eerlijk en evenwichtig pakket is, en met behulp van dit voorstel
moeten wij overeenstemming met de kandidaat-lidstaten kunnen bereiken.
Dames en Heren,
Door de uitbreiding zal de Europese markt beslist nog belangrijker
worden voor de Nederlandse boeren. Wij mogen echter ook niet vergeten
dat de EU de grootste importeur en de tweede grootste exporteur van
landbouwproducten ter wereld is. Nederland voert 75 % van zijn
landbouwproducten uit en het is dus zeker in Uw belang dat binnen de
Wereldhandelsorganisatie WTO duidelijke regels voor de internationale
handel worden vastgelegd.
Daarom heeft de Europese Unie vorig jaar actief bijgedragen tot de
start van een nieuwe ronde van wereldhandelsbesprekingen. Deze nieuwe
ronde wordt de ontwikkelingsagenda van Doha genoemd, omdat wij ervan
overtuigd zijn dat een eerlijk handelssysteem zal bijdragen tot een
duurzame ontwikkeling in de ontwikkelingslanden.
In Doha hebben wij verklaard bereid te zijn tot verdere verlagingen
van de uitvoersubsidies en van de interne steun. Maar wij zijn daar
slechts toe bereid op voorwaarde dat onze handelspartners hun vormen
van uitvoersteun eveneens verlagen. De dagen zijn voorbij dat het
gemeenschappelijk landbouwbeleid moest worden verweten dat het de
handel verstoorde. Onze hervormingen hebben ons beleid niet alleen
voorspelbaarder gemaakt, maar er ook voor gezorgd dat het de handel
veel minder verstoort.
In een internationale context is de relevante vraag per slot van
rekening niet zozeer of wij de landbouw ondersteunen. Het moet
duidelijk zijn dat elke samenleving het recht heeft om haar eigen
beleid te kiezen. De vraag is echter hoe de landbouw te ondersteunen.
Wanneer wij ons beleid uitstippelen, moeten wij de handelsverstorende
uitwerking ervan op andere landen beperken. Dit is precies wat wij met
onze meest recente hervormingsmaatregelen hebben gedaan en dit is ook
de reden waarom ik denk dat wij in deze richting verder moeten gaan.
Versterking van het beleid inzake plattelandsontwikkeling zal niet
alleen helpen om bij ons beleid meer in te spelen op de punten van
zorg van onze burgers, maar zal bovendien ons beleid aanvaardbaarder
maken in de WTO.
Hoe ziet ons werkschema voor dit jaar er nu uit? Halverwege dit jaar
zal de Europese Commissie haar tussentijdse beoordeling presenteren.
Het is de bedoeling dat de EU nog vóór het einde van het jaar
overeenstemming bereikt met de kandidaat-lidstaten over de voorwaarden
voor toetreding. En tegelijk onderhandelen wij met onze partners in de
WTO over de regelingen voor de nieuwe ronde. Deze ronde moet tegen
2005 tot een goed einde zijn gebracht.
Zoals U ziet, zijn er dus heel wat taken te verrichten. In
werkelijkheid zijn al die taken echter slechts onderdelen van een
enkele doelstelling: het landbouwbeleid duurzaam maken. Uw producten
moeten kunnen concurreren, terwijl de productiemethoden ecologisch
duurzaam moeten zijn en ons beleid moet inspelen op de punten van zorg
van de samenleving. Ik sta klaar om dit doel te helpen verwezenlijken.
En ik ben ervan overtuigd dat wij het zullen kunnen bereiken als wij
voortgaan op de weg die wij tien jaar geleden zijn ingeslagen. De
Europese landbouw heeft een toekomst, maar wij moeten ons beleid
aanpassen aan de eisen van onze tijd. Daartoe is samenwerking nodig
tussen alle betrokkenen: niet alleen de boeren, maar ook de
consumenten, het bedrijfsleven en de politiek. Het is in deze geest
dat ik U het beste wens met Uw werk in de toekomst, en ik verheug mij
nu op onze discussie.