Ministerie van Buitenlandse Zaken


---

Samenvatting:

We moeten als regeringen van de rijke landen het globaliseringproces stevig bijsturen zodat de armste groepen en landen in de wereld beter kunnen profiteren van de kansen die mondiale integratie biedt. Een sociaal offensief is noodzakelijk om de dramatische verschillen in leefomstandigheden te verkleinen. Dat zei minister Eveline Herfkens (Ontwikkelingssamenwerking) in een toespraak op de Afrika-conferentie van de Evert Vermeer Stichting op 13 april 2002 in Utrecht. Herfkens vindt dat de rijke landen haast moeten maken met het openen van hun markten, Europa voorop. Internationaal opererende bedrijven hebben de taak om maatschappelijk verantwoord ondernemen tot standaard te verheffen. En tenslotte is een sterker mondiaal bestuur nodig met heldere doelen, doorzichtige structuren en voldoende middelen. Een volgend kabinet zou dit tot hoofdpunten van internationaal beleid moeten maken.

Volledige tekst:

De welvaartsverschillen in de wereld zijn dramatisch groot geworden. Toch is een behoorlijke groep ontwikkelingslanden stilaan bezig het gat met de rijke landen te dichten: in landen als China, Thailand, Vietnam, Mexico, Brazilië, Botswana en Uganda groeit de economie in een tempo waarmee de kloof naar de westerse rijke landen langzaam verkleint. Hun aandeel in de wereldhandel steeg, buitenlandse investeringen versterkten de werkgelegenheid, sociale indicatoren en lonen gingen omhoog en welvaart nam toe. Enkele honderden miljoenen mensen zijn in deze landen de afgelopen decennia uit de ergste armoede ontsnapt.

Maar veel landen, vooral in Afrika, blijven achter en zien de afstand tot het rijke deel van de wereld alleen maar groter worden. In de wereldhandel spelen ze geen rol van betekenis, investeringen weten ze niet of nauwelijks aan te trekken. Globalisering leidt voor hen tot marginalisering.

Ook binnen de landen die veel vooruitgang hebben geboekt zijn de arbeids- en leefomstandigheden voor veel mensen vaak nog beroerd. De groei in deze landen is veel te weinig ten goede gekomen aan bewoners van krottenwijken en arme boeren. Het forse arbeidsaanbod in ontwikkelingslanden maakt dat de druk tot verbetering van lonen en arbeidsomstandigheden beperkt is. De kloof tussen rijk en arm binnen deze landen blijft veel te groot.

Hoewel in het kielzog van het globaliseringsproces de welvaart in grote delen van de wereld toeneemt -- ook in een flink aantal ontwikkelingslanden
- gaat het allemaal veel te langzaam en het is nog veel te weinig. Ruim éé miljard mensen moeten nog steeds rondkomen met minder dan één miserabele dollar per dag.

Deze situatie is moreel onaanvaardbaar vanuit het perspectief van onze regio van overvloed, waar drie buitenlandse vakanties per jaar geen uitzondering meer zijn en het beltegoed een van de voornaamste zorgpunten is voor de jeugd. Het is ook onhoudbaar: zonder perspectief op verbetering in eigen land zullen velen de stap wagen naar migratie en eventueel illegaliteit. Frustraties door verpaupering en uitzichtloosheid gaan regelmatig samen met gewapende conflicten en het uiteenvallen van staten. Niemand kan zich afzonderen voor de fall-out hiervan, zoals ook 11 september aantoont.

We kunnen het globaliseringsproces dus niet 'maar een beetje op z'n beloop laten'.

Zeker, ontwikkelingslanden moeten zelf het voortouw nemen om de armoede in eigen land te bestrijden. Goed en democratisch bestuur, bestrijding van corruptie, investeringen in onderwijs en gezondheidszorg voorop. Als kleine boeren geen recht op landbezit hebben, slecht geïnformeerd zijn over markten en prijzen, geen geld kunnen lenen, niet over wegen en transport beschikken, van een enkele opkoper afhankelijk zijn, dan kunnen zij vruchten van liberalisering en globalisering niet plukken. Ontwikkelingslanden moeten zelf de stappen zetten om tot goede werkende markten en een goed sociaal beleid te komen. Zij zullen zelf de randvoorwaarden moeten scheppen waaronder armoedebestrijdende groei tot stand kan komen.

Maar van ons mag verwacht worden dat we alles doen om hen daarbij te helpen. Helpen begint, maar houdt niet op bij genereuze financiering van armoedebestrijdingsstrategieën van die arme landen, die hun eigen verantwoordelijkheid nemen. Er moeten ook handelsbarrières worden geslecht; de private sector zal haar verantwoordelijkheden moeten nemen, om maar een paar voorbeelden te noemen.

In de onlangs vanuit de ILO opgerichte 'World Commission on the Social Dimension of Globalisation', waarvan ik lid ben, heb ik een actieplan met 10 punten gepresenteerd om meer greep te krijgen op globalisering om gericht bij te sturen ten gunste van achtergebleven groepen en landen. Drie hoofdlijnen voor zo'n sociaal offensief zijn de volgende.


· Het handelsbeleid moet wereldwijd veel beter worden afgestemd op belangen van de armste groepen -- en Europa moet voorop gaan. Wij hebben geen vrije markt in de wereld; handelsbarrières zijn met name gericht op producten uit arme landen (textiel- enlandbouwproducten)

Als de EU haar koopkrachtige markt zou opengooien, dan zou dat de ontwikkelingslanden jaarlijks 40 miljard dollar extra aan exportinkomsten opleveren, zo blijkt uit een rapport dat ik samen met staatssecretaris Ybema en minister Brinkhorst twee weken geleden naar de Kamer stuurde. Terwijl liberalisering in de textiel & kleding voor 20% bijdragen aan die extra inkomsten, zou liberalisering van het Europese Landbouwbeleid het leeuwendeel opleveren voor ontwikkelingslanden: 70%.

Er is wel enige vooruitgang: onder het huidige kabinet zijn we erin geslaagd om voor de allerarmste 'Minst Ontwikkelde Landen' voor vrijwel alle producten vrije toegang tot de Europese markt te realiseren. Nu is het tijd om verder te gaan: vrije toegang voor de grotere groep van 'lage inkomenslanden', zodat bijvoorbeeld ook Ghana, Nigeria, Pakistan, Indonesië en Nicaragua kunnen profiteren.

Een vrije markt dus, althans de onze. Want arme landen moeten wel het recht behouden - waar nodig voor armoedebestrijding - om hun eigen markten enige bescherming te bieden. Ze moeten bijvoorbeeld niet gedwongen worden hun landbouwmarkten te openen, zeker niet zolang wij nog doorgaan met zware subsidiering van onze export.

In de komende WTO-onderhandelingen zou een aanzienlijke en meetbare verbetering moeten worden gerealiseerd voor de ontwikkelingslanden. Geen nieuw akkoord tekenen, zonder duidelijke netto-voordelen voor ontwikkelingslanden, zou ik willen voorstellen.

Afgelopen donderdag (11 april) lanceerde Novib als lid van Oxfam International een wereldwijde handelscampagne. De actiepunten die Novib/Oxfam samen met partnerorganisaties uit ontwikkelingslanden nastreeft komen voor een belangrijk deel overeen met de punten die ik op handelsgebied heb geagendeerd. Ik heb dan ook met genoegen geconstateerd dat de zogenaamde anti-globaliseringsbeweging nu met een duidelijke positieve agenda lijkt te gaan werken en er een scheiding lijkt te komen tussen de warhoofdige globofoben - die alles wat op handel lijkt afwijzen -- en een beweging rond globalisering die met duidelijke actiepunten globalisering inclusiever wil maken. Ik hoop van harte dat de kracht van deze beweging van gemotiveerde en bezorgde jonge mensen de komende tijd ingezet zal worden voor concrete verbeteringen voor ontwikkelingslanden. Dus niet ongericht 'top-hoppen'. Met dergelijke constructieve acties zal ik graag meewerken en samenwerken.


· Het internationaal opererende bedrijfsleven moet Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen tot uitgangspunt verheffen -- en toepassen op hun core-business.

Private transnationale ondernemingen zijn de dragers van het globaliseringsproces. Met de wereldwijde erkenning dat productie het best door de markt kan gebeuren en met de toename van productie door internationaal opererende ondernemingen, is de verantwoordelijkheid van de private sector voor de situatie in de wereld navenant toegenomen.

Sommige voorhoedebedrijven erkennen hun verantwoordelijkheid als globale spelers. Nederlandse banken, bijvoorbeeld, investeren niet meer in illegale kap van het tropenbos. Sommige ondernemers dragen financieel bij aan projecten en programma's, zoals de bestrijding van Aids/Hiv in ontwikkelingslanden of scholingsprojecten.

Maar Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen mag geen franje worden: de grote uitdaging is om verantwoord ondernemerschap consequent toe te passen op de core-business. Bij investeringen in ontwikkelingslanden, bij de arbeidsvoorwaarden en vakbondsrechten binnen de uitbestedingsketen, bij belastingafdracht in ontwikkelingslanden.

Om een willekeurig actueel voorbeeld te noemen: het is natuurlijk uitstekend dat een koffiebrander zoals Douwe Egberts sociale projecten opzet in enkele landen waar het bedrijf inkoopt. Maar uiteindelijk gaat het erom of de koffieboeren en boerinnen een behoorlijke prijs voor hun bonen krijgen van DE. Op dit moment zijn de prijzen wereldwijd zo laag dat koffieboeren daar nog geen droog brood aan verdienen. Douwe Egberts heeft de wereldmarktprijs niet in de hand, maar kan wel meer lange-termijn-contracten met producenten afsluiten waarbinnen een behoorlijke prijs wordt gegarandeerd. Consumenten hier zullen er geen kopje koffie voor laten staan als ze een kwartje meer moeten betalen voor hun favoriete merk. Voor boeren daar is dit veelal het verschil tussen een hongerloon en een aanvaardbaar bestaansminimum met perspectief.

Overheden moeten binnen de marges van de bestaande marktverhoudingen mechanismen ontwikkelen om dergelijk verantwoord gedrag systematisch te bevorderen en minder verantwoord optreden af te remmen.

Eén aspect daarvan lijkt mij het instellen van een rapportageplicht voor multinationale ondernemingen over hoe bedrijven de OESO-richtlijnen naleven. In die richtlijnen zitten ook de basisarbeidsnormen van de ILO, de afspraken over de minimale voorwaarden waaraan bedrijven zich op het gebied van arbeidsverhoudingen zouden moeten houden.

Openbare rapportage hierover zou de transparantie van bedrijven sterk kunnen vergroten en maakt hen beter publiek aanspreekbaar op hun bijdrage aan rechtvaardige arbeidsverhoudingen in ontwikkelingslanden. Ik vind dat een heel redelijke eis en steun dan ook volledig het initiatief-wetsontwerp van de PvdA en Groen Links (Koenders/Rabbae) om een dergelijke rapportage verplicht te stellen.

o En tenslotte is versterking van mondiaal bestuur - global governance-- op sociaal terrein dringend noodzakelijk.

Met de voortschrijdende globalisering is het van groot belang dat de rol van de publieke sector - nationaal en internationaal - gericht wordt versterkt.

De nationale staat - hier in en ontwikkelingslanden -- moet zich intensief bekommeren om de verdeling van de baten van de groei. Ze moet de randvoorwaarden creëren waaronder de economische ontwikkeling optimaal is en optimaal bijdraagt aan armoedebestrijding, pro-poor growth.

Maar ook de internationale publieke sector moet worden versterkt. We kennen nu slechts een embryonaal systeem van regels voor het handels- en kapitaalverkeer op internationaal niveau. En velen beschouwen IMF en WTO niet als wereldwijde organisaties, maar als instrumenten van de rijke landen. Samenwerking op het gebied van conflictpreventie en regulering van de wapenhandel is zeer beperkt. De grote internationale conferenties van de jaren negentig en de afspraken die daar zijn gemaakt, zijn uitgemond in de door regeringsleiders in VN-verband wereldwijd ondertekende Millennium Doelstellingen. Deze zijn nu zelfs onderschreven door Wereldbank en IMF; alleen de WTO erkent nog niet dat handel geen doel op zichzelf is maar een middel. Maar voor het realiseren daarvan is een veel hechtere en meer coherente aanpak vanuit alle betrokken instellingen nodig.

Er is een gebrek aan evenwichtige slagkracht tussen de economische (WB, IMF en WTO) en de sociale internationale organisaties. Voor het sociaal offensief dat ik voorsta zijn geen nieuwe instellingen nodig, maar wel versterking van de positie van bestaande sociale organisaties en instellingen zoals de WHO, de ILO en het Mensenrechten-Commissariaat. En betere coördinatie tussen alle instellingen die zich met de Millennium Doelstellingen bezig houden. Internationale parlementaire netwerken en civil society organisaties moeten meer bij het beleid van de internationale instellingen betrokken worden.

Maar bovenal moet de coherentie in het beleid op nationaal niveau vorm krijgen. In Nederland zijn we op dit punt een heel eind gekomen de afgelopen jaren (zie Coherentiebrief), maar meer is nodig en mogelijk. Naast voldoende ontwikkelingshulp zie ik de drie bovenstaande elementen (betere handelsvoorwaarden - maatschappelijk verantwoord ondernemen - global governance) als sleutel voor een coherent internationaal beleid van een volgend kabinet.

Het 10-puntenplan voor de ILO Commissie is een stukje 'werk in uitvoering' en ik sta dan ook open voor suggesties. Achter in het document zit een e-mail adres voor uw opmerkingen en voorstellen.

===