Sociaal-Economische Raad
SER in ontwerpadvies over middellangetermijnbeleid: VERHOOG ARBEIDSPARTICIPATIE EN GROEI ARBEIDS-PRODUCTIVITEIT
19 april 2002 -
Een structureel hogere groei van de arbeidsproductiviteit en een
grotere arbeidsdeelname door modernisering van het arbeidsmarktbeleid.
Hiervoor moet het nieuwe kabinet zich vooral gaan inzetten. Om de
arbeidsmarkt beter te laten functioneren moet het reïntegratiebeleid
worden verbeterd en de armoedeval structureel worden aangepakt.
Dat staat in een ontwerpadvies (1) over het sociaal-economisch beleid op de middellange termijn 2002-2006 dat de SER in zijn openbare raadsvergadering van vrijdag 17 mei zal bespreken. Het ontwerpadvies is opgesteld door de Commissie Sociaal-Economische Beleid, onder voorzitterschap van SER-voorzitter dr. H.H.F. Wijffels. Het is een reactie op een adviesaanvraag van het kabinet van 25 oktober 2001.
Activerend arbeidsmarktbeleid
De commissie doet een aantal aanbevelingen voor een beter
arbeidsmarktbeleid. Zij volgt hierbij twee sporen: modernisering van
het reïntegratiebeleid en een coherente aanpak van de armoedeval.
Beide sporen moeten er in samenhang toe leiden, dat meer mensen een
plaats in het arbeidsproces krijgen en daarvoor ook adequaat worden
beloond.
Uitgangspunt van het reïntegratiebeleid moet zijn te komen tot een
betere en intensievere begeleiding van werkzoekenden (casemanagement)
en een sluitende keten met als elementen arbeidstoeleiding, scholing
(onder meer in combinatie met werk; zogeheten duale trajecten) en
activering. Een deel van de bestaande gesubsidieerde banen zou een
regulier karakter moeten krijgen.
De armoedeval moet worden bestreden om te voorkomen dat mensen die
vanuit een uitkeringssituatie betaald werken aanvaarden, er financieel
op achteruitgaan.
Hiervoor is in eerste instantie een heldere
verantwoordelijkheidsverdeling tussen rijk en gemeenten noodzakelijk.
De commissie is van mening dat uitsluitend de rijksoverheid
verantwoordelijk is voor het algemene inkomensbeleid. Gemeenten dienen
zorg te dragen voor individueel inkomensondersteunend beleid
(maatwerk) met een vangnetkarakter. Daar waar inkomensondersteunend
beleid op rijksniveau maatschappelijk wenselijk is, heeft toepassing
van het fiscale instrumentarium (met het systeem van
heffingskortingen) de voorkeur van de commissie. Dit maakt het
inkomensondersteunend beleid, en de consequenties ervan voor de
armoedeval, transparanter waardoor een betere politieke afweging en
verantwoording mogelijk is.
Verhoging groei arbeidsproductiviteit
Voor een bevredigende economische groei in de komende jaren moet
volgens de commissie de groei van de arbeidsproductiviteit structureel
omhoog. Dit is van cruciaal belang, omdat de
arbeidsproductiviteitsgroei al jaren een dalende tendens vertoont.
De commissie wil dit bereiken door een beter innovatieklimaat te
scheppen, verbetering van de fysieke infrastructuur (waaronder de
communicatie-infrastructuur) en een beter werkende overheid. Op ieder
van deze terreinen komt de commissie tot een aantal aanbevelingen. Zo
is er een meersporenbeleid nodig om het innovatieklimaat te
versterken. De commissie doet onder meer voorstellen om de
samenwerking tussen bedrijfsleven en kennisinstellingen te verbeteren,
de beschikbaarheid en kwaliteit van kenniswerkers te verhogen en het
innovatieve ondernemerschap te stimuleren.
De kwaliteit van de overheid kan worden verbeterd door meer aandacht
te schenken aan lerend beleid. Het beleid moet sterker inspelen op de
veranderingen in de samenleving om vormen van overheidsfalen te
voorkomen. Zo bepleit de commissie een zo mogelijk onafhankelijk
expertisecentrum dat zich gaat bezighouden met de voorbereiding,
vormgeving en begeleiding van de grote hervormingsoperaties, zoals in
de netwerksectoren (onder meer energiesector) maar ook in de zorg en
het onderwijs. Dit centrum zou zich ook met de monitoring en evaluatie
van deze processen moeten bezighouden, zodat de opgebouwde kennis kan
worden benut voor de lerende overheid.
Consistent budgettair beleid
De commissie is er voorstander van dat het budgettair beleid uitgaat
van een voorzichtige trendmatige groei, zoals de SER al eerder heeft
geadviseerd. Zij vindt dat moet worden vastgehouden aan het principe
van gescheiden overheidsuitgaven en inkomsten. Verder is zij van
mening dat gestreefd moet worden naar een structureel
begrotingsoverschot (het zogeheten EMU-saldo) van ten minste 1 procent
van het bruto binnenlands product. Het terugdringen van de
staatsschuld is van belang met het oog op de toenemende vergrijzing
die een toename van de collectieve lasten met zich zal meebrengen. De
commissie is verdeeld over de vraag binnen welke termijn de situatie
van een structureel EMU-overschot van ten minste 1 procent bereikt
moet zijn. Een deel vindt dat het in 2006 zo ver moet zijn. Gelet op
de tegenvallende economische situatie op dit moment geeft een ander
deel van de commissie er de voorkeur aan de 1 procentdoelstelling
uiterlijk in 2008 te bereiken.
1. Het gaat om een ontwerpadvies. De standpunten die hier worden
weergegeven, zijn die van de commissie van voorbereiding.