Nederlandse mededingingsautoriteit (NMa)

BESLUIT

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot afwijzing van een aanvraag tot het nemen van een besluit op grond van artikel 56, eerste lid, van de Mededingingswet.

Nummer 1119/79, 1719/33, 2487/22 /
Betreft zaken: EnTrade vs. Gasunie, Compass Energy vs. Gasunie en Kuwait Petroleum Europoort vs. Gasunie

I. Inleiding


1. Op 16 oktober 1998 heeft EnTrade B.V. (hierna: EnTrade) een klacht ingediend tegen de N.V. Nederlandse Gasunie (hierna: Gasunie). De klacht van EnTrade is gericht tegen onderdelen van het zogenoemde Commodity Diensten Systeem (hierna: CDS) van Gasunie, een tariefsysteem voor transport, additionele diensten en levering van gas aan afnemers met een jaarverbruik van meer dan 10 miljoen m3. EnTrade stelt dat Gasunie met het CDS misbruik maakt van haar machtspositie en daarmee in strijd handelt met artikel 24 van de Mededingingswet (hierna: Mw).


2. Op 27 december 1999 heeft Compass Energy een klacht ingediend tegen Gasunie. De klacht van Compass Energy betreft met name één onderdeel van het CDS, namelijk de toeslag die Gasunie in rekening brengt aan derden voor transportcontracten met een looptijd van minder dan 5 jaar. Aangezien er naar aanleiding van de klacht van EnTrade reeds een onderzoek naar het CDS liep, waarin ook het door Compass Energy naar voren gebrachte punt voorwerp van onderzoek was, is besloten de klacht gevoegd te behandelen met de klacht van EnTrade.


3. Naar aanleiding van de in randnummer 1 en 2 genoemde klachten heeft de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: d-g NMa) een onderzoek ingesteld. Op basis van dit onderzoek is een voorlopige beoordeling opgemaakt, welke op 12 juli 2000 aan partijen is verzonden. Op deze voorlopige beoordeling hebben partijen gereageerd. Met de reacties van partijen op de voorlopige beoordeling is in dit besluit rekening gehouden voor zover zij van materieel belang zijn bij de uiteindelijke beoordeling.


4. Op 9 mei 2001 heeft Kuwait Petroleum Europoort (hierna: KPE) een klacht ingediend tegen het CDS van Gasunie. KPE meent dat Gasunie misbruik maakt van haar economische machtspositie door het opleggen van niet kostengerelateerde tarieven voor transport en additionele capaciteit vanaf 1 januari 2000. Ook ten aanzien van deze klacht is besloten de behandeling te voegen met de eerder genoemde klachten.

II. Betrokken partijen

II.i Klagers


5. EnTrade is een 100% dochtermaatschappij van PNEM/MEGA Groep N.V., statutair gevestigd te Waalre. PNEM/MEGA groep N.V. is inmiddels gefuseerd met N.V. EDON-groep tot Essent. Essent bestaat uit bedrijven die zich onder meer bezig houden met de distributie van elektriciteit en gas. EnTrade is opgezet om zich bezig te houden met de inkoop, handel en verkoop van energie aan grootverbruikers in Nederland.


6. Compass Energy is een onderneming naar Nederlands recht, gevestigd te Hoofddorp. Compass Energy houdt zich bezig met de handel in gas en de verkoop van gas aan grote industriële gebruikers. Compass Energy is een samenwerkingsverband van Eastern Group en ENW. Inmiddels is ENW gefuseerd met Nuon, EWR en Gamog.


7. De besloten vennootschap KPE is statutair gevestigd te Rotterdam. KPE is een industriële grootverbruiker van aardgas en houdt zich bezig met de productie van benzineproducten in het Rotterdamse havengebied.

II.ii Beklaagde


8. Gasunie is een onderneming, statutair gevestigd te Groningen, die zich bezig houdt met inkoop, import, handel, transport, export en verkoop van gas. Daarbij verleent Gasunie tevens additionele diensten zoals kwaliteitsconversie, additionele capaciteit, incidentele capaciteit en uurflexibiliteit (zie hieronder). Gasunie heeft voor het transport van gas hoge- en middendrukpijpleidingen in eigendom.

III. FEITEN


9. Alvorens de klacht van EnTrade, Compass Energy en KPE (alsmede de reactie daarop van Gasunie) nader weer te geven, wordt ingegaan op de werking van het CDS. Het transport van gas voor gebruikers van meer dan 10 miljoen m3 vindt sinds 1 januari 2000 plaats op grond van dit systeem. Gebruikers boven de 50 miljoen m3 maken sinds 1 januari 1999 gebruik van het CDS. Vóór invoering van het CDS voor deze categorieën gebruikers hanteerde Gasunie het zogenoemde zonesysteem.

III.i Het CDS


10. Gasunie geeft aan dat de liberalisering van de gasmarkt de directe aanleiding is geweest voor het ontwikkelen van een nieuw tariefsysteem. In lijn met de Europese regelgeving en vooruitlopend op de Nederlandse Gaswet heeft Gasunie, zo geeft zij aan, een gasprijzensysteem geïntroduceerd waarbij de gasprijs is opgesplitst in een commodity prijs per afgenomen m3 en tarieven voor het gebruik van de gasinfrastructuur. Hierbij zijn de tarieven voor het gebruik van de infrastructuur opgesplitst naar de diensten transport en flexibiliteit. Deze tarieven zijn transparant en zijn, aldus Gasunie, voor klanten die gas bij Gasunie kopen dezelfde als voor die klanten die gas bij derden hebben gekocht en slechts gebruik maken van de gasinfrastructuur van Gasunie.


11. In de hiernavolgende punten 12 tot en met 55 volgt een beschrijving van het CDS, zoals die op de website van Gasunie (www.gasunie.nl) heeft gestaan. De situatie op 31 januari 2000 is daarbij uitgangspunt geweest. Inmiddels is het CDS vervangen door de door Gasunie op basis van artikel 12, eerste lid, van de Gaswet ingediende indicatieve tarieven en voorwaarden voor transport van gas en daarmee noodzakelijkerwijs verbonden diensten voor het jaar 2002. De onderhavige beoordeling betreft het CDS zoals het hieronder is beschreven en door Gasunie is toegepast tot 1 januari 2002. De indicatieve tarieven en voorwaarden voor het jaar 2002 worden materieel buiten beschouwing gelaten.

A) Uitgangspunten en randvoorwaarden


12. Bij het ontwikkelen van het CDS heeft Gasunie, zo stelt zij, de hieronder toegelichte uitgangspunten gehanteerd ten aanzien van marktwaarde, capaciteit, transparantie en non-discriminatie.

Marktwaarde


13. Uitgangspunt is, zo stelt Gasunie, dat het (totale) gasprijsniveau wordt bepaald door de marktwaarde op basis van de prijs van olieproducten. In het CDS gelden dienstentarieven die zijn gebaseerd op de marktwaarde waarbij Gasunie haar schaalvoordelen aan de klanten doorgeeft.

Uurbasis


14. Bij veel internationale gascontracten en ook in Gasunies binnenlandse inkoopcontracten en transito-contracten is het gebruikelijk om capaciteiten uit te drukken in m3 per uur. Dit reflecteert de situatie waarin de benodigde gascapaciteit op uurbasis in belangrijke mate de investeringen van Gasunie in haar infrastructuur bepaalt. Dit is nu ook via het CDS in de binnenlandse verkoopmarkt ingevoerd, evenals bij dienstverlening voor derden-gas. Het voordeel hiervan is, aldus Gasunie, dat klanten die geen extra capaciteit nodig hebben (dus in balans zijn ten opzichte van het geleverde gas door derden) niet via een dagtarief voor capaciteit met het daarbij behorende extra tarief mee hoeven te betalen voor hen die daar wel gebruik van maken.

Transparantie


15. Voor de verschillende diensten en de commodity worden, zo geeft Gasunie aan, eenduidige, openbare prijsvoorwaarden gehanteerd.

Non-discriminatie


16. Uitgangspunt van het CDS is aldus Gasunie dat voor gelijke diensten gelijke prijzen worden gehanteerd, onafhankelijk of Gasunie of een andere leverancier (een derde) het gas levert.

B) Korte beschrijving van het systeem


17. In het CDS wordt in de prijs voor het geleverde gas onderscheid gemaakt tussen de geleverde capaciteit en het volume. Met capaciteit wordt de maximale gasafname van een klant in m3 (n; 35,17) per uur bedoeld en het volume is de hoeveelheid gas in m3 (n; 35,17) die aan een klant wordt geleverd. Het is gebruikelijk de volumeprijzen te corrigeren voor de verbrandingswaarde van het geleverde aardgas, hetzelfde wordt in het nieuwe systeem ook gedaan voor de prijzen voor de capaciteit. Alle prijzen gelden dan ook voor een m3 met een verbrandingswaarde van 35,17 MJ per m3. Met m3 (n) wordt bedoeld een hoeveelheid gas die bij normaalcondities een volume van 1 m3 inneemt. In het vervolg wordt de toevoeging (n; 35,17) weggelaten.


18. Het door Gasunie geleverde volume wordt afgerekend op basis van de commodityprijs. De geleverde capaciteit wordt afgerekend op basis van een capaciteitstarief. Het capaciteitstarief kan door de klant op een aantal verschillende manieren worden ingevuld, zoals bijvoorbeeld incidentele capaciteit en uurflexibiliteit, afhankelijk van de duur van de capaciteitsbehoefte van de klant.


19. Bij de beschrijving van het CDS onderscheidt Gasunie drie verschillende situaties die in het vervolg successievelijk worden behandeld:

1. Gasunie is de exclusieve leverancier

2. Gasunie is niet de exclusieve leverancier
3. Service voor gas van derden

C) Overige elementen uit het CDS

Contractsduur


20. De genoemde tarieven gelden voor contracten met een looptijd van 5 jaar, bij een kortere looptijd geldt een opslag op deze tarieven.

Leveringsdruk


21. Er is op dit moment geen tariefelement voor leveringsdruk. Verwacht mag worden, aldus Gasunie, dat een dergelijke component in de toekomst wel ingevoerd zal worden.

Pooling


22. Pooling, dat wil zeggen voor meerdere locaties tezamen capaciteit bestellen met als doel het maximum van de som van de capaciteiten van meerdere locaties te verminderen ten opzichte van de som van de maximum capaciteiten, is toegestaan. Het poolen van H- en G-gas (hoogcalorisch en laagcalorisch of Groningen-gas) is niet mogelijk.

Capaciteitsoverschrijding


23. Bij capaciteitsoverschrijding, dat wil zeggen indien de afgenomen capaciteit de contractcapaciteit (zie punt 27 voor definitie) met meer dan de operationele marge (2%) overschrijdt, geldt over de overschrijding (inclusief operationele marge) een boete van twee maal het tarief voor incidentele capaciteit (zie punten 37-40). Een overschrijding van de transportcapaciteit kost twee maal het gangbare transporttarief over de maximale capaciteitsoverschrijding (niet bedrijfstijdafhankelijk). Systematische capaciteitsoverschrijding door een afnemer zal, aldus Gasunie, moeten leiden tot ofwel aanpassing van de contractcapaciteit, ofwel acceptatie van installatie van een flowlimiter. Bovendien acht Gasunie zich gerechtigd eventuele kosten of claims op de afnemer te verhalen die de capaciteitsoverschrijding veroorzaakt.

(I) Gasunie als exclusieve leverancier voor klanten met een jaarafname boven de 10 miljoen m3

(A) Prijs van de commodity


24. Voor elke afgenomen m3 aardgas wordt de commodityprijs in rekening gebracht. De commodityprijs is gerelateerd aan de prijsontwikkeling van stookolie.


25. De prijsformule voor de commodity luidt: 37,4/500 x P - 0,8 ct/m3. In deze formule is P gelijk is aan de gemiddelde waarde - gerekend over de zes maanden direct voorafgaande aan het kwartaal waarvoor de gasprijs geldt - van stookolie met een zwavelgehalte van 1 gewichtsprocent, uitgedrukt in Nederlandse guldens per ton. Deze waarde is gelijk aan het rekenkundig gemiddelde van de hoge en lage maandnoteringen voor stookolie met een zwavelgehalte van 1 gewichtsprocent gepubliceerd in Platt's Oilgram Price Report in U.S. dollars per ton onder Barges FOB Rotterdam en omgerekend in guldens per ton. De omrekening geschiedt tegen de gemiddelde maandkoersen afgerond op 4 decimalen uitgegeven door de ABN-AMRO Bank voor de betreffende periode en worden afgerond in centen. Deze uitkomst wordt verhoogd met een toeslag van 48 gulden per ton.


26.De prijs per m3 wordt verhoogd met de door de overheid opgelegde heffingen op aardgas.

(B) Flexibiliteit


27. In de contractuele relatie tussen de klant en Gasunie wordt de contractcapaciteit vastgelegd, waarmee wordt bedoeld de maximale hoeveelheid gas die de klant wenst af te kunnen nemen in een uur, luidend in m3 per uur. Voor de vaststelling van het te betalen bedrag voor capaciteit moet allereerst het onderscheid worden gemaakt tussen basislastcapaciteit en additionele capaciteit. Alle tarieven voor capaciteit zijn voor 25% geïndexeerd aan de algemene prijsontwikkeling in Nederland (hierna inflatie).

(C) Basislastcapaciteit


28. Het in een jaar afgenomen jaarvolume, in m3, wordt gedeeld door 8.000 uur. Deze uitkomst, in m3 per uur, wordt de voor dat jaar geldende basislastcapaciteit genoemd (in uitzonderlijke gevallen kan deze uitkomst hoger zijn dan de contractcapaciteit, in dat geval wordt de basislastcapaciteit gelijk gesteld aan de contractcapaciteit).

Tarief capaciteitscomponent Basislastcapaciteit


29. De capaciteitscomponent van de basislastcapaciteit wordt gratis ter beschikking gesteld.

Tarief transportcomponent Basislastcapaciteit


30. Voor het transport van basislastcapaciteit wordt door Gasunie het volgende tarief berekend: een entrance-fee van 10,10 NLG per m3 per uur per jaar plus een afstandgerelateerde transport-fee voor transport door het hoge druk systeem (HTL) van 40,42 NLG per m3 per uur per 100 kilometer per jaar plus een toeslag voor het regionale transportnet (RTL) en/of de aansluitleiding van 50,52 NLG per m3 per uur per jaar, vermenigvuldigd met een zogeheten Dr-factor (zie punt 32).


31. Het afstandgerelateerde transportbedrag wordt berekend vanaf het dichtsbijzijnde entry-punt voor de klant tot het meet- en regelstation waar het gas voor de klant het RTL binnenkomt of tot het punt in de HTL-leiding waar de toevoerleiding naar het HTL gasontvangststation van de klant van aftakt en wordt berekend over maximaal 200 km. Deze afstand wordt in de contracten Db genoemd. De entry-punten zijn Noordbroek, Balgzand, De Maasvlakte, Zelzate en s-Gravenvoeren.


32. Het RTL tarief en/of aansluitleiding-tarief van 50,52 NLG wordt vermenigvuldigd met een Dr-factor, die tussen 0 en 1 ligt. De hoogte van deze Dr-factor is afhankelijk van de contractcapaciteit van de klant, de locatie van de klant ten opzichte van het HTL en de lengte van de aansluitleiding voor deze klant. Desgevraagd kan een klant inzage krijgen in alle voor hem relevante gegevens om de hoogte van de Dr-factor te beoordelen. Voor nieuwe klanten of uitbreiding van de capaciteit bij bestaande klanten kan het door omstandigheden voorkomen dat de aansluitkosten excessief hoog zijn. In dergelijke gevallen kan Gasunie de klant om een extra bijdrage verzoeken ten behoeve van de dekking van deze aansluitkosten.

(D) Additionele Capaciteit


33. Het verschil tussen de contractcapaciteit en de basislastcapaciteit wordt additionele capaciteit genoemd. Het tarief voor het ter beschikking stellen van de additionele capaciteit bestaat uit twee componenten: een capaciteits- en een transportcomponent.

Tarief capaciteitscomponent additionele capaciteit


34. De capaciteitscomponent voor additionele capaciteit bestaat uit een vast bedrag van 222,30 NLG per m3 per uur per jaar. Het tarief is voor 25% geïndexeerd aan inflatie.

Tarief transportcomponent additionele capaciteit


35. De transportcomponent is opgebouwd uit drie elementen: een entrance-fee van 10,10 NLG per m3 per uur per jaar, een HTL-afstand gerelateerde transport-fee van 40,42 NLG per m3 per uur per 100 kilometer per jaar, en een RTL-toeslag van Dr x 50,52 NLG per m3 per uur per jaar. De tarieven zijn voor 25% geïndexeerd aan inflatie; het transporttarief van de additionele capaciteit wordt berekend vanuit Noordbroek.

(E) Alternatieven voor additionele capaciteit


36. Naast het bovengenoemde capaciteitstarief van 222,30 NLG zijn er mogelijkheden om, afhankelijk van de frequentie waarmee de additionele capaciteit benodigd is, de contractuele capaciteit te optimaliseren. Dit kan door middel van incidentele capaciteit en uurflexibiliteit.

(F) Incidentele Capaciteit


37. Indien het uurafname patroon over een jaar zodanig is dat bepaalde uurcapaciteiten slechts weinig (maximaal 31 perioden per jaar) worden gebruikt, dan zou het voordeliger voor de klant kunnen zijn gebruik te maken van incidentele capaciteit.

Tarief capaciteitscomponent incidentele capaciteit


38. In plaats van het bovengenoemde jaarlijkse tarief van 222,30 NLG per m3 per uur per jaar, geldt een tarief afhankelijk van de verwachte duur van het gebruik van deze dienst. Deze bedragen zijn eveneens geïndexeerd en luiden als volgt:
Frequentie van voorkomen Capaciteitstarief in NLG per m3 per uur per jaar

1 periode van 24 uur per jaar of minder 25,26 4 perioden van 24 uur per jaar of minder 35,37
8 perioden van 24 uur per jaar of minder 50,52
21 perioden van 24 uur per jaar of minder 101,04 31 perioden van 24 uur per jaar of minder 151,57 meer dan 31 perioden van 24 uur per jaar 222,3

Tarief transportcomponent incidentele capaciteit


39. De maanden worden ingedeeld in drie groepen: zomer (april, mei, juni, juli, augustus, september), flank (maart, oktober, november) en winter (december, januari en februari). Als T het standaard transporttarief voor Additionele Capaciteit is (40,42 NLG per m3 per uur per 100 km per jaar over de afstand Da plus Dr x 50,52 NLG per m3 per uur per jaar) exclusief de entrance-fee dan wordt het transporttarief voor incidentele capaciteit als volgt vastgesteld: voor transport van incidentele capaciteit is 10,10 NLG entrance-fee verschuldigd over de maximale incidentele capaciteit die is besteld. Verder geldt voor elke zomermaand, gerekend per zomermaand: T/10 x de hoeveelheid incidentele capaciteit benodigd in de betreffende zomermaand;
voor een flankmaand:
T/5 x de hoeveelheid incidentele capaciteit benodigd in de betreffende flankmaand;
voor een wintermaand:
T x de hoeveelheid Incidentele Capaciteit benodigd in de betreffende wintermaand.


40. Voor een combinatie van maanden geldt een combinatie van bovenstaande tarieven, waarbij de bovengrens voor het tarief gelijk is aan het reguliere transporttarief vanuit Noordbroek (Groningen).

(G) Uurflexibiliteit


41. Bij bepaalde klanten zal de maximale uurvraag gedurende een beperkt aantal achtereenvolgende uren optreden, waarna de uurvraag afneemt en waarna vaak de volgende dag deze cyclus zich zal herhalen. Indien het aantal achtereenvolgende uren van deze piek beperkt is tot zo'n 14 - 15 uur, zou het voordeliger kunnen zijn een deel van de contractcapaciteit als uurflexibiliteit te contracteren. Uurflexibiliteit geeft de klant het recht om gedurende een zekere periode te beschikken over capaciteit in aanvulling op de contractcapaciteit en eventueel bestelde incidentele capaciteit. Daarnaast bestelt de klant een volume uurflexibiliteit, hetgeen de aaneengesloten gebruiksduur van de capaciteit uurflexibiliteit bepaalt.


42. De werking van de dienst uurflexibiliteit kan het best gevisualiseerd worden door middel van een virtuele gasbuffer op het terrein van de klant. De volumebalans is in eerste instantie gelijk aan het volume uurflexibiliteit (de virtuele buffer is vol). De capaciteit van de uurflexibiliteit kan worden afgenomen zolang de volumebalans groter is dan 0 (zolang er nog gas in de virtuele buffer aanwezig is). Elke afgenomen m3 onder de capaciteit uurflexibiliteit wordt in mindering gebracht op de volumebalans. Indien op enig uur minder wordt afgenomen dan de contractcapaciteit, zal de volumebalans worden vermeerderd met het minimum van deze minderafname en de capaciteit uurflexibiliteit, totdat de volumebalans gelijk is aan het gecontracteerde volume uurflexibiliteit (het vullen van de virtuele buffer).

Tarief capaciteitscomponent capaciteit uurflexibiliteit


43. Voor de capaciteit uurflexibiliteit wordt een tarief van 40,42 NLG per m3 per uur per jaar in rekening gebracht. Voor het volume uurflexibiliteit bedraagt het tarief 7,07 NLG per m3 per jaar.

Tarief transportcomponent capaciteit uurflexibiliteit


44. Er wordt geen transporttarief in rekening gebracht voor deze capaciteit.

(H) Overgangsregeling


45. Om de invoering van het commodity/dienstensysteem soepel te laten verlopen, en uit oogpunt van het belang van de klanten, gold voor de klanten van Gasunie voor wie het CDS tot een gasprijsverhoging leidde een overgangsregeling. Het belangrijkste aspect hiervan is, dat in het eerste jaar na invoering de maximum gasprijs gelijk was aan de prijs volgens het huidige zonetariefsysteem plus 1/3 van het verschil (tussen de hogere CDS-prijs en het zonetarief). In het tweede jaar was de maximum gasprijs het zonetarief plus 2/3 van het verschil. Daarnaast werden er in het eerste jaar van invoering in principe geen boetes opgelegd voor capaciteitsoverschrijdingen.

(I) Een voorbeeld ter illustratie


46. Om te laten zien hoe het CDS in een bepaalde situatie werkt, is door Gasunie als voorbeeld een klant genomen uit de regio Utrecht met een jaarvolume van 15 miljoen m3 per jaar en een contractcapaciteit van 3.000 m3 per uur. Dit voorbeeld is onder verschillende condities ter illustratie in bijlage 2 uitgewerkt.

(II) Gasunie als niet-exclusieve leverancier


47. In het CDS kan iedere klant kiezen tussen een exclusief en een niet-exclusief contract met Gasunie. Indien een klant kiest voor een niet-exclusief contract heeft hij de vrijheid om naast Gasunie gas ook gas van andere partijen te kopen. Voor het bij Gasunie gecontracteerde gas geldt het CDS zoals voor exclusieve contracten, echter met één belangrijke uitzondering. Als een klant een niet-exclusief contract met Gasunie heeft dan dient hij een gemiddeld jaarvolume, genaamd ACQ ( annual contracted quantity), met Gasunie overeen te komen. Dit is een jaarvolume dat de klant normaal gesproken bij Gasunie zal afnemen. Rondom dit jaarvolume heeft de klant een jaarlijkse speelruimte van + en - 15%. Indien een klant meer ruimte op jaarbasis nodig heeft kan hij dit bij Gasunie bestellen. Gasunie biedt deze flexibiliteit aan in stappen van + en - 5%. Per stap van +/- 5% van de ACQ geldt een prijs van 0,505 cent per m3 over de ACQ. Deze 0,505 cent per m3 is voor 25% geïndexeerd aan inflatie.

(III) Gasunie services voor derden gas


48. Ook als een klant gas bij andere gasleveranciers koopt zal Gasunie mogelijk een rol spelen bij de gaslevering, immers in veel gevallen zal het gas geleverd worden via het leidingnet van Gasunie. Voor het transport van aardgas voor derden hanteert Gasunie de stelregel: uur in = uur uit. Hiermee wordt bedoeld dat de ingaande en uitgaande flow van het gas geleverd door derden per uur in balans moet zijn. Daarnaast moet er op het gewenste transporttraject natuurlijk nog voldoende pijpleidingcapaciteit zijn om de gewenste hoeveelheid gas te kunnen transporteren. Hier geldt: wie het eerst komt het eerst maalt. Bovendien is het noodzakelijk om op dat moment te laten zien dat er daadwerkelijk gas ingekocht en verkocht zal gaan worden. Gasunie raadt een afnemer van gas wel aan om, als zij een contract met een andere gasleverancier dan Gasunie afsluit, een ontbindende voorwaarde in het contract op te nemen die actief wordt indien blijkt dat er op het gevraagde traject geen transportcapaciteit beschikbaar is.

(A) Tarieven voor transport van gas voor derden


49. Voor het transport door het Gasunie leidingnet van gas dat bij andere leveranciers is gekocht, gelden dezelfde principes als voor het transport van Gasunie gas. De transporttarieven zijn als volgt: een entrance-fee van 10,10 NLG per m3 per uur per jaar plus een afstand gerelateerde transport-fee voor transport door het HTL van 40,42 NLG per m3 per uur per 100 kilometer per jaar plus een toeslag voor het RTL en/of de aansluitleiding ter hoogte van 50,52 NLG per m3 per uur per jaar.


50. Voor nieuwe klanten of uitbreiding van de capaciteit bij bestaande klanten kan het door omstandigheden voorkomen dat de aansluitkosten excessief hoog zijn. In dergelijke gevallen kan Gasunie de klant om een extra bijdrage verzoeken ten behoeve van de dekking van deze aansluitkosten.


51. Voor de berekening van de afstand wordt uitgegaan van de afstand door het Gasunie transportsysteem van het entry-punt van het gas van derden tot aan het exit-punt bij de klant. Hierbij geldt voor de afstand door het hoge druk leidingnet dat deze voor het tarief wordt begrensd op 200 kilometer.

(B) Flexibiliteit


52. Door middel van het contracteren van additionele flexibiliteit bij Gasunie kan de klant eventuele onbalans op uur- en/of dagbasis tussen het aanbod van gas van derden en de flow op het afnamepunt voorkomen. Deze capaciteit kan worden besteld als additionele capaciteit , incidentele capaciteit (beide inclusief transport vanuit Noordbroek) en/of uurflexibiliteit. De tarieven hiervoor zijn gelijk aan die voor Gasunie klanten (zie boven). Uitgangspunt is dat het jaarvolume dat wordt ingenomen bij derden overeenkomt met de jaarafname door de klant, zo niet dan is er sprake van een combi-levering.

(C) ACQ-flexibiliteit


53. Naast flexibiliteit op uurbasis is het ook mogelijk additionele flexibiliteit op jaarbasis bij Gasunie te bestellen. Door middel van deze dienst kan Gasunie ten behoeve van de klant onbalans op jaarbasis tussen gasaanbod derden en gasafname opheffen. Deze dienst kan alleen samen met additionele flexibiliteit op uurbasis worden gecontracteerd omdat een onbalans op jaarbasis alleen kan ontstaan uit een som van onbalansen op uurbasis. Het tarief voor deze dienst is gelijk aan 0,505 cent per m3 voor de ACQ (1999) per marge van +/- 5% op jaarbasis.

(D) Kwaliteitsconversie


54. Afhankelijk van de kwaliteit van het derden-gas dat het Gasunie-net instroomt en de gaskwaliteit bij de afnemer kan het voorkomen dat Gasunie de kwaliteit van het geleverde gas moet aanpassen. Hiervoor wordt een jaarlijks tarief berekend, gesplitst naar capaciteit en volume en voor 25% geïndexeerd aan inflatie. Het capaciteitstarief bedraagt 4,04 NLG per m3 per uur per MJ kwaliteitsverlaging en het volumetarief 0,056 cent per m3 per MJ.

(E) Overgangsregeling


55. In de periode van introductie werden in principe geen boetes in rekening gebracht voor capaciteitsoverschrijdingen.

IV. PROCEDURE


56. Bij brief van 16 oktober 1998 heeft EnTrade een klacht ingediend. De klacht is in het Engels gesteld en is eerder, namelijk op 14 juli 1998, door EnTrade ingediend bij de Europese Commissie. Nadat de ontvangst van de klacht bevestigd is, heeft de NMa om een Nederlandse vertaling van de klacht verzocht. Deze is op 4 december 1998 ontvangen.


57. Bij brief van 23 december 1998 heeft de NMa nadere informatie van EnTrade gevraagd, welke bij brief van 2 februari 1999 door EnTrade is verstrekt.


58. Bij brief van 2 maart 1999 heeft de NMa nogmaals op een aantal punten nadere informatie van EnTrade gevraagd. De gevraagde informatie is door EnTrade bij brief van 19 april 1999 verstrekt.


59. Bij brief van 28 april 1999 heeft de NMa vragen gesteld aan Gasunie, welke door haar op 28 mei 1999 zijn beantwoord.


60. Bij brief van 11 mei 1999 heeft EnTrade een versie van de klacht verstrekt, waaruit de vertrouwelijke gegevens verwijderd zijn. Deze openbare versie van de klacht is door de NMa bij brief van 12 mei 1999 aan Gasunie verstrekt.


61. Op 24 juni 1999 heeft vervolgens ten kantore van de NMa een gesprek plaatsgevonden met Gasunie waarin zij een nadere toelichting heeft gegeven op de door haar verstrekte gegevens. Bij brief van 2 juli 1999 zijn nadere vragen aan Gasunie gesteld, welke door haar bij brief van 13 augustus 1999 zijn beantwoord.


62. Op 7 oktober 1999 heeft er ten kantore van de NMa een gesprek plaatsgevonden met EnTrade. Daarbij is EnTrade verzocht op een aantal punten nadere toelichting te geven op haar klacht. Bij brief van 3 november 1999 heeft EnTrade schriftelijk de in het gesprek aan de orde gestelde vraagpunten van de NMa beantwoord.


63. Bij brief van 1 december 1999 heeft de NMa opnieuw nadere informatie van Gasunie gevraagd, welke bij brief van 20 januari 2000 door Gasunie is verstrekt.


64. Bij brief van 27 december 1999 heeft Compass Energy een klacht ingediend tegen Gasunie. Op 3 februari 2000 heeft er ten kantore van de NMa een bespreking plaatsgevonden waarin Compass Energy haar klacht heeft toegelicht.


65. Bij brief van 16 februari 2000 heeft de NMa een openbare versie van de klacht van Compass Energy aan Gasunie gezonden en haar in de gelegenheid gesteld te reageren op de klacht. Tevens heeft de NMa een aantal nadere vragen gesteld inzake onderdelen van het CDS.


66. Bij brief van 29 februari 2000 heeft Gasunie de NMa op de hoogte gebracht van de aankondiging aan haar relaties van de tariefswijziging voor transport van aardgas, uurflexibiliteit en kwaliteitsconversie in verband met contracten met een kortere looptijd dan 5 jaar.


67. Bij brief van 16 maart 2000 heeft Gasunie antwoord gegeven op de bij brief van 16 februari 2000 gestelde vragen.


68. Bij brief van 31 mei 2000 heeft Gasunie antwoord gegeven op de door de NMa bij brief van 12 mei 2000 gestelde vragen. Additioneel heeft Gasunie een bijlage over De tijdsdimensie in het Commodity Diensten Systeem (CDS) aan deze brief toegevoegd.


69. Bij brief van 28 juni 2000 heeft Gasunie aan de NMa laten weten met de NMA te willen praten over bepaalde aspecten van de door Gasunie gekozen systematiek van entry-punten.


70.Op 12 juli 2000 is de voorlopige beoordeling aan Gasunie, EnTrade en Compass Energy verzonden.


71.Bij brief van 1 september 2000 heeft Compass Energy gereageerd op de voorlopige beoordeling,


72.Bij fax en brief van 8 september 2000 heeft EnTrade haar zienswijze met betrekking tot de voorlopige beoordeling naar voren gebracht.


73.Bij fax en brief van 25 september 2000 heeft Gasunie op de voorlopige beoordeling gereageerd.


74.Bij fax van 31 oktober 2000 heeft EnTrade verzocht op de hoogte te worden gesteld van de termijn waarbinnen een rapport in de zin van artikel 59 Mw tegemoet kan worden gezien.


75.Op 20 november 2000 heeft ten kantore van de NMa een bespreking plaatsgevonden met Compass Energy. In dit gesprek heeft Compass Energy haar zienswijze over de voorlopige beoordeling mondeling toegelicht.


76.Op 22 november 2000 heeft een bespreking plaatsgevonden met Gasunie. Gasunie heeft in dit gesprek mondeling toegelicht om welke redenen zij een systeem van uurbalancering noodzakelijk en niet discriminerend acht.


77.Op 27 april 2001 is aan EnTrade medegedeeld dat in afwachting van een technisch onderzoek van de DTe naar onder meer uurbalancering, wordt gewacht met het uitbrengen van een rapport.


78.Bij brief van 9 mei 2001 heeft KPE een klacht ingediend tegen het CDS van Gasunie. KPE meent dat Gasunie misbruik maakt van haar economische machtspositie door het opleggen van niet kostengerelateerde tarieven voor transport en additionele capaciteit vanaf 1 januari 2000.


79.Op 29 mei 2001 heeft ten kantore van de NMa een gesprek plaatsgevonden met Essent Energy Trading B.V.

V. INHOUD KLACHTEN EN VERZOEK VAN KLAGERS

Inhoud klacht EnTrade


80.De klacht van EnTrade is gericht tegen de volgende onderdelen van het CDS c.q. de uitwerking daarvan:
(a) het tariefsysteem voor transport van basislastcapaciteit (entry-punten);
(b) de vergoeding die derden moeten betalen voor transport door het regionale net van Gasunie;
(c) het vergoedingenniveau voor loadfactorconversie (additionele capaciteit);
(d) het vergoedingenniveau voor back-up service; (e) de boetes op onbalans in Third-Party Access-contracten (hierna: TPA-contracten);
(f) het tarief voor kwaliteitsconversie in TPA-contracten; (g) de verplichting voor distributiebedrijven die gas van derden hebben gekocht om de met dat gas verband houdende diensten uitsluitend van Gasunie te betrekken;
(h) opslagen op korte termijn contracten (korter dan 5 jaar); (i) selectieve commodityprijsstelling door Gasunie.


81. In hoofdzaak komt de klacht van EnTrade er op neer dat Gasunie op bovengenoemde punten discrimineert tussen het geval dat zij zelf het gas levert en het geval dat een afnemer door een derde beleverd wordt en/of dat de tariefstelling van Gasunie excessief en niet op kosten gebaseerd is. Zowel discriminatie als excessieve prijsstelling zijn volgens EnTrade misbruikelijk en derhalve handelt Gasunie volgens EnTrade in strijd met artikel 24 Mw.

(a) Het tariefsysteem voor transport van basislastcapaciteit (entry-punten)


82.Volgens het CDS wordt het tarief voor transport van basislastcapaciteit gebaseerd op de afstand in pijpleidingkilometers tussen het entry-punt en het afleverpunt op het terrein van de afnemer, waarbij de entry-punten van toepassing zijn ongeacht of de afnemer L-gas (laagcalorisch gas) of H-gas (hoogcalorisch gas) geleverd krijgt. Gasunie heeft in het CDS vijf entry-punten gedefinieerd. EnTrade betoogt dat niet alle door Gasunie gedefinieerde entry-punten daadwerkelijk entry-punt voor L-gas en H-gas zijn.


83.Meer concreet betoogt EnTrade dat met name Zelzate en s-Gravenvoeren als virtuele, dus niet als feitelijke, entry-punten fungeren en daardoor de concurrentie in het zuiden van Nederland belemmeren. De vergoedingen zijn gebaseerd op virtuele pijpleidingkilometers waarover basislastcapaciteit wordt geacht te zijn getransporteerd. In feite komt de basislastcapaciteit voor industriële grootverbruikers in het zuiden van het land uit Groningen.


84.EnTrade betoogt dat omdat de vijf door Gasunie gekozen entry-punten niet alle daadwerkelijk entry-punt zijn voor de betreffende gasstromen, Gasunie discrimineert tussen eigen afnemers en derden die gebruik maken van haar transportnet. Bij derden wordt de vergoeding voor transport van basislastcapaciteit gebaseerd op de pijpleidingkilometers gerekend vanaf het feitelijke entry-punt (daar waar het betreffende gas daadwerkelijk het tansportnet van Gasunie inkomt), terwijl het tarief voor eigen afnemers is gebaseerd op het entry-punt dat het dichtst bij de afnemer ligt, ongeacht of dit ook het feitelijk entry-punt is of niet.

(b) De vergoeding die derden moeten betalen voor transport door het regionale net van Gasunie


85. In het CDS is een vergoeding opgenomen indien gas van derden de verbruiker via een regionaal net moet bereiken. EnTrade stelt dat Gasunie deze vergoeding niet, althans niet consequent, in rekening brengt aan haar eigen afnemers van gas. Daarbij noemt zij als voorbeelden . EnTrade meent derhalve dat Gasunie op dit punt discrimineert.

(c) Het vergoedingenniveau voor loadfactorconversie (additionele capaciteit)


86. EnTrade meent dat de vergoedingen voor loadfactorconversie met betrekking tot Third-Party-Access gas (hierna TPA-gas) buitensporig zijn, met name de vaste capaciteitsvergoeding van 220 NLG per m3/uur/jaar. Ter ondersteuning van haar standpunt verwijst EnTrade naar een rapport van EnergieNed van 3 april 1997 waarin wordt geconstateerd dat het tarief voor loadfactorconversie van Gasunie meer dan twee keer zo hoog is als het tarief in de UK.


87. EnTrade stelt voorts dat Gasunie voor eigen klanten een respijtperiode heeft om precies vast te stellen welke contractcapaciteit zij nodig hebben. Een dergelijke overgangsperiode wordt echter niet gehanteerd voor het definitief vaststellen van de contractcapaciteit van TPA-gas, waardoor derden dus eerder worden geconfronteerd met additionele kosten indien de contractcapaciteit te laag blijkt te zijn vastgesteld en additionele capaciteit nodig is. EnTrade meent dat Gasunie zich op dit punt schuldig maakt aan zowel een te hoge prijsstelling als aan discriminatie.

(d) Het vergoedingenniveau voor back-up service


88. Voor ieder uur gedurende hetwelk de contractueel overeengekomen maximale transportcapaciteit met meer dan 2% wordt overschreden, brengt Gasunie een vergoeding in rekening die gelijk is aan twee keer de prijs die ze berekent voor 24-uurs back-up service. Volgens EnTrade is deze vergoeding buitensporig en niet gerechtvaardigd in verhouding tot de kosten die Gasunie maakt bij een overschrijding van de contractueel overeengekomen maximale transportcapaciteit.


89. Bovendien is het vergoedingenniveau dat Gasunie hanteert voor back-up service volgens EnTrade hoe dan ook buitensporig. EnTrade betoogt dat, voorzover haar bekend is, deze vergoeding is gebaseerd op de investerings- en exploitatiekosten van een piekgasinstallatie, zoals een zoutholte waarin gas wordt opgeslagen om daaraan onttrokken te worden op lage-temperatuurdagen wanneer de vraag een piek vertoont. Naar de mening van EnTrade wordt dergelijk piekgas niet gebruikt indien een contractueel overeengekomen maximale transportcapaciteit wordt overschreden of bij het optreden van uuronbalans. De gasleverings- en transportsystemen van Gasunie hebben, aldus EnTrade, voldoende capaciteit en flexibiliteit om deze gevallen aan te kunnen tegen veel lagere kosten.

(e) De boetes op onbalans in TPA-contracten

88.Volgens het CDS brengt Gasunie voor elk uur gedurende hetwelk de contractueel overeengekomen maximale capaciteit met meer dan 2% wordt overschreden een vergoeding in rekening, die gelijk is aan twee keer de prijs die zij in rekening brengt voor een 24-uurs back-up service.

89.Gasunie gaat er van uit dat per uur de hoeveelheid gas die een derde aanbiedt voor transport door Gasunie gelijk moet zijn aan de hoeveelheid gas die de afnemer van die derde afneemt. EnTrade meent echter dat deze veronderstelling in de praktijk niet houdbaar is. In de praktijk zijn kortstondige periodes van onbalans onvermijdelijk, of het nu gas van Gasunie betreft of gas van derden.


90.Boetes op onbalans worden door Gasunie niet in rekening gebracht aan haar eigen afnemers. Beneden de contractcapaciteit kunnen afnemers van Gasunie hun uurafname vrijelijk zonder kosten variëren. EnTrade meent dat Gasunie door deze handelwijze discrimineert tussen haar eigen afnemers en afnemers van derden.


91.In nadere informatie heeft EnTrade aangegeven dat Gasunie het eerste jaar de onbalans niet in rekening heeft gebracht aan EnTrade. Met ingang van 1 januari 2000 brengt Gasunie haar tarieven voor uuronbalans volledig in rekening.


92.Verder heeft EnTrade aangegeven dat bij wijze van voorbeeld in het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Spanje de onbalans op dagbasis wordt berekend, en in Italië zelfs op maandbasis.

(f) Het tarief voor kwaliteitsconversie in TPA-contracten

90. De in Nederland beschikbare capaciteit om de kwaliteit van gas te converteren (van bijvoorbeeld H-gas naar L-gas) is in handen van Gasunie. EnTrade stelt (met verwijzing naar een studie van Gastec) dat de kosten voor kwaliteitsconversie op grote schaal variëren tussen de 0,1 en 0,4 cent per m3. Volgens EnTrade bedraagt de vergoeding die Gasunie op basis van het CDS in rekening brengt ongeveer 1 cent per m3. Het verschil tussen de werkelijke kosten en de in rekening gebrachte kosten is volgens EnTrade niet objectief gerechtvaardigd. De vergoeding die Gasunie in rekening brengt is volgens EnTrade daarom misbruikelijk.

(g) De verplichting voor distributiebedrijven die gas van derden hebben gekocht om de met dat gas verband houdende diensten uitsluitend van Gasunie te betrekken.

91. Volgens informatie van EnTrade heeft Gasunie EnergieNed er van in kennis gesteld dat distributiebedrijven die gas van derden hebben gekocht, verplicht zijn een volledig pakket van met dat gas verband houdende diensten uitsluitend van Gasunie te betrekken, tenzij een distributiebedrijf kan aantonen dat het in feite geen behoefte heeft aan één of meer diensten in dat pakket. EnTrade heeft in Nederland een belang in de Zebra-pijpleiding en zou dus transportdiensten aan distributiebedrijven kunnen aanbieden. EnTrade meent dat Gasunie door genoemde opstelling concurrentie tussen haarzelf en bijvoorbeeld EnTrade uitsluit bij het aanbieden van diensten aan distributiebedrijven. EnTrade meent dat ook deze opstelling van Gasunie misbruikelijk is.

(h) Opslagen voor korte termijn contracten (korter dan 5 jaar)

92. EnTrade heeft ook bezwaar gemaakt tegen de opslagen op de tarieven voor contracten die korter dan 5 jaar duren. Volgens EnTrade bestaat er geen enkele objectieve rechtvaardiging voor deze verhogingen. Gasunie verhindert daarmee volgens EnTrade het ontstaan van gas-to-gas competition en beschermt daarmee haar eigen op oliepariteit gebaseerde gasprijzen.

(i) Selectieve commodity prijsstelling


93. EnTrade stelt dat Gasunie voor Warmte-Kracht centrales (hierna WK-centrales) werkt met een commodity-tarief dat niet zoals het gewone commodity-tarief gebaseerd is op 100% oliepariteit, maar op 50% oliepariteit en 50% steenkoolpariteit. Dit komt neer op een korting op het nieuwe algemene commodity-tarief in het CDS van ongeveer . EnTrade stelt dat Gasunie door deze prijsstelling, een korting van ongeveer ten opzichte van de gewone commodity-prijs, nieuwe concurrenten zoals EnTrade buiten de markt tracht te houden.

Conclusie


94. Concluderend meent EnTrade dat Gasunie haar dominante positie op de Nederlandse markt door middel van een twee-wegen strategie beschermt tegen concurrentie door geïmporteerd gas van derden. Ten eerste hanteert Gasunie in delen van het land waar zij feitelijke of potentiële concurrentie van derden ondervindt een selectieve commodity-prijsstelling alsmede een systeem van virtuele entry-punten voor transport van basislastcapaciteit naar haar eigen afnemers van gas. Door het cumulatieve effect hiervan resulteert dit in uiterst lage prijzen voor afnemers in die delen van het land. Ten tweede brengt Gasunie voor gasdiensten buitensporige vergoedingen in rekening, terwijl derden voor deze diensten vooralsnog afhankelijk zijn van Gasunie en maakt Gasunie onderscheid naar gelang het diensten betreft die verband houden met haar eigen gas of diensten die betrekking hebben op gas van derden.

Inhoud klacht Compass Energy


95. De klacht van Compass Energy is gericht tegen een specifiek onderdeel van het CDS, namelijk de berekening van een toeslag door Gasunie voor transportcontracten die korter dan vijf jaar duren. Volgens Compass Energy levert dit buitengewoon grote financiële obstakels op voor derden die willen toetreden tot de markt voor de levering van gas.


96. Compass Energy meent dat Gasunie zich schuldig maakt aan discriminatie, omdat zij bereid is met haar eigen klanten aansluitend aan een bestaand contract met die klant een korte termijn contract te sluiten tegen gewone CDS-voorwaarden, dus zonder toeslag. Gasunie ziet dit dan als een verlenging van het bestaande contract.


97. Zowel in het geval Gasunie zelf het gas levert, als in het geval dat een derde het gas levert, zal toch gebruik worden gemaakt van de infrastructuur van Gasunie om het gas naar de klant te laten stromen. Compass Energy meent dat de toeslag die Gasunie in rekening brengt voor contracten die minder dan 5 jaar duren, geen aanwijsbare basis heeft in additionele kosten of inkomstenrisicos voor Gasunie. De reden die Compass Energy van Gasunie heeft gekregen ter verklaring van de toeslag is dat er gas van derden vanaf de grens in een andere richting de transportleiding van Gasunie in moet stromen, hetgeen additionele kosten met zich meebrengt. Compass Energy meent echter dat beter gewerkt zou kunnen worden met een extra heffing in verhouding tot de werkelijk gemaakte extra kosten in plaats van met een algemene op niet nadere gespecificeerde theoretische kosten gebaseerde toeslag voor een contract met een korte periode.


98. Overigens geeft Compass Energy aan dat Gasunie ook geen rechtvaardiging heeft gegeven voor de hoogte van de percentages van de toeslag. Oorspronkelijk bedroeg de toeslag voor een 1-jarig contract 25%, maar naderhand heeft Gasunie dit verminderd tot 20%. Bovendien legt Gasunie de toeslag op over alle servicekosten.


99. Compass Energy geeft aan dat er in een veranderende gasmarkt in toenemende mate behoefte bestaat aan korte-termijncontracten, omdat klanten tegen de meest gunstige tarieven gas willen inkopen. Compass Energy verwijst naar markten van Canada en de UK waar de handel in gas op basis van korte-termijncontracten een grote vlucht heeft genomen. Nu de toeslag een waar obstakel vormt, belemmert dit de mogelijkheden voor concurrentie en beschermt het Gasunies aandeel als leverancier op de Nederlandse markt.

Inhoud klacht Kuwait Petroleum Europoort


100. De klacht van KPE is gericht tegen de CDS-tarieven voor gastransport en additionele capaciteit (capaciteitstarief van NLG 220 per m3 per uur per jaar). KPE stelt dat deze tarieven niet kostengeoriënteerd zijn. KPE wijst er in dit verband op dat Gasunie als uitgangspunt hanteert dat de diensttarieven van het CDS zijn gebaseerd op marktwaarde en deze daardoor per definitie niet kostengeoriënteerd zijn.


101. Voorts wijst KPE erop dat zij - zonder wijziging van de feitelijke situatie op basis van de tarieven van het CDS aanzienlijk meer betaalt voor het gastransport dan op basis van het zonetarief het geval was. Ook dit vormt volgens KPE een aanwijzing dat geen sprake is van kostengeoriënteerde tarieven, aangezien het niet zo kan zijn dat het zonetarief, dat jarenlang door Gasunie is toegepast, de kosten niet dekte.

VI. REACTIE GASUNIE


102. Gasunie meent dat het CDS niet discriminerend is. Gasunie heeft aangegeven dat zij voor de levering van eigen gas dezelfde tarieven voor diensten hanteert als voor diensten die worden betrokken bij Gasunie in verband met levering door andere leveranciers. Verder meent Gasunie dat de tarieven uit het CDS niet excessief zijn. Ter ondersteuning van haar opvatting dat de CDS-tarieven tot de laagste tarieven van Europa behoren heeft Gasunie een in haar opdracht uitgevoerde studie overgelegd. Ten aanzien van de diverse onderdelen van de klacht van EnTrade en de voorlopige beoordeling, kan het verweer van Gasunie als volgt worden samengevat.

(a) Het tariefsysteem voor transport van basislastcapaciteit (entry-punten)


103. Met betrekking tot de grieven van EnTrade inzake de wijze waarop met entry-punten wordt omgegaan voor de bepaling van het transporttarief voor basislastcapaciteit heeft Gasunie het volgende aangevoerd.


104. De keuze voor transporttarieven die afhankelijk zijn van de afstand tussen entry-punt en exit-punt, is gebruikelijk in Europa. Gasunie verkeert in de omstandigheid dat op een groot aantal punten gas in grotere en kleinere hoeveelheden wordt ingenomen in het transportsysteem van Gasunie. Deze stromen wisselen in omvang als gevolg van het in of uit productie nemen van velden en/of door het aflopen van importcontracten.

103. Gasunie geeft aan dat zij ernaar streeft het gas over een zo kort mogelijke afstand te transporteren. Regionaal aanbod wordt in principe ook regionaal afgezet. Hierbij treden echter imperfecties op als gevolg van kwaliteitsrestricties, flexibiliteitseisen en de regionale volumematch. Dit betekent dat een afnemer in de meeste gevallen niet uniek is gekoppeld aan een bepaalde productielocatie, maar wordt beleverd uit een zogenaamde comingled stream.

104. Om tot een tariefstelsel te komen is een zekere objectivering en abstrahering nodig. Dit heeft Gasunie gedaan door het systeem van vijf entry-punten (Noordbroek, Balgzand, Maasvlakte, Zelzate en s-Gravenvoeren) te ontwikkelen. Er is gekozen voor entry-punten die een substantiële gasstroom weerspiegelen, waarbij bovendien gestreefd is naar een acceptabele match van regionaal aanbod en regionale vraag van aardgasvolumes. Voor de berekening van het transporttarief voor afnemers van Gasunie wordt uitgegaan van het dichtstbijzijnde entry-punt voor de betreffende afnemer. Voor elders ingekocht gas geldt dat het werkelijke entry-punt in het Gasunie-transportsysteem wordt gehanteerd. Gasunie meent dat de systematiek van de vijf gekozen entry-punten een adequate, zij het noodzakelijkerwijs vereenvoudigde, weergave van de werkelijkheid is.


105. Gasunie heeft niet de indruk dat het tariefstelsel en met name de entry-punten een barrière opwerpen voor toetreding tot de markt. Dit blijkt volgens Gasunie uit het feit dat zij substantieel marktaandeel heeft verloren en dat de klanten die inmiddels hebben gekozen voor een andere gasleverancier, verspreid zijn over het hele land.


106. Ten aanzien van de grief van EnTrade dat s-Gravenvoeren helemaal niet als entry-punt fungeert, heeft Gasunie aangegeven dat s-Gravenvoeren als entry-punt in het CDS is opgenomen omdat ten tijde van de ontwikkeling van het CDS voorzien werd dat daar fysiek gas zou worden ingevoerd in het transportsysteem van Gasunie.


107. Ter toelichting bij dit laatste heeft Gasunie het volgende aangegeven. Of het fysiek mogelijk is gas te laten binnenstromen op een bepaald punt is afhankelijk van drukverschillen. Overigens is het in de gashandel gebruikelijk dat ook contracten worden gesloten voor levering tegen de stroom in. Voorwaarde voor het gebruiken van een tegenstroom op bijvoorbeeld het exportstation s-Gravenvoeren en het zo creëren van een netto stroom op het exportstation is dat er voldoende stroom aan de andere zijde van de grens is. Dit principe wordt ook gebruikt om bijvoorbeeld bij Zelzate een uitgaande stroom mogelijk te maken.

(b) Regionaal netwerktarief


108. Gasunie heeft bevestigd dat voor de twee door EnTrade genoemde afnemers, die feitelijk aan een regionaal netwerk van Gasunie zijn gelegen, inderdaad geen vergoeding wordt betaald voor het regionale netwerk. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat er bij de ontwikkeling van het CDS oorspronkelijk in was voorzien dat klanten met een jaarafname van meer dan 100 miljoen m3 geen RTL-kosten in rekening zouden worden gebracht, omdat ze gezien hun grootte normaal aan het HTL-net zouden zijn gekoppeld.


109. Dit beleid is later, op 30 juni 1998, gewijzigd, omdat de grens van 100 miljoen m3 per jaar een te arbitrair karakter zou hebben. Toen is de RTL-component ingevoerd in het transporttarief in het CDS voor alle afnemers die daadwerkelijk gebruik maken van het RTL-net. De RTL-component geldt op precies dezelfde wijze voor klanten van Gasunie en voor klanten van derden, maar deze systeemwijziging heeft er niet toe geleid dat de voor 30 juni 1998 afgesloten contracten op dit punt zijn opengebroken.

(c) Additionele capaciteit


110. Gasunie definieert additionele capaciteit voor afnemers van Gasunie-gas als de extra benodigde productiecapaciteit ten opzichte van de benodigde capaciteit bij een afname gedurende 8000 uur. De capaciteit van 8000 uur (basislastcapaciteit) wordt berekend op basis van de gerealiseerde jaarafname, waarbij de gerealiseerde jaarafname (volume) wordt gedeeld door 8000. De additionele capaciteit is gelijk aan het verschil tussen gecontracteerde capaciteit en de basislastcapaciteit. Leveranciers van elders gekocht gas kunnen loadfactorconversie contracteren. Dit is extra productiecapaciteit ten opzichte van de bedrijfstijd van elders gekocht gas. Het tarief hiervoor is gelijk aan het tarief voor additionele capaciteit.


111. Gasunie heeft aangegeven dat bij haar gasinkoop naast de commodity ook diensten deel uitmaken van de levering, zoals flexibiliteitsdiensten en capaciteitsleveringen. Zodoende kan de zuivere commodity niet worden gedefinieerd in Gasunies inkoopcontracten en bevat de Gasunie-commodity dus al een aantal diensten, waarvan de kosten niet zijn te scheiden van de commodity.


112. Wat betreft de kosten voor loadfactorconversie heeft Gasunie aangegeven dat zij hiervoor gebruik maakt van het Groningenveld, maar omdat de druk in het Groningenveld terugloopt zij hiervoor in toenemende mate gebruik moet maken van ondergrondse bergingen. Gasunie geeft aan dat zij in zijn algemeenheid niet kan aangeven wat de kosten van capaciteit uit haar inkoopcontracten zijn, omdat deze deels een integraal onderdeel vormen van de voorwaarden van het inkoopcontract. De kosten voor capaciteit uit de ondergrondse berging die Gasunie heeft gehuurd, variëren tussen de .


113. Wat betreft de kosten voor gastransport heeft Gasunie aangegeven dat zij hun oorsprong vinden in de kosten van verrichte investeringen in de fysieke infrastructuur alsmede de kosten voor exploitatie van het systeem. Gasunie heeft een overzicht gegeven van de investeringen sinds 1986. Het gemiddelde investeringsbedrag bedraagt voor de periode 1986-1997. De gemiddelde afschrijvingstermijn is . De totale exploitatiekosten voor de infrastructuur bedragen in 1997, welke in belangrijke mate zijn toe te schrijven aan gastransport.

(d) Het vergoedingenniveau voor back-up service en

(e) Boetes voor capaciteitsoverschrijdingen met meer dan 2%


114. Gasunie heeft aangegeven dat zij met haar boeteregime tracht te stimuleren dat een klant zich in werkelijkheid zal beperken tot de gecontracteerde hoeveelheid dienstverlening. Gasunie sluit importcontracten en transitcontracten af op uurbasis. Ook bij binnenlandse verkoop gaat Gasunie er van uit dat een klant niet mee hoeft te betalen voor de diensten die deze klant zelf niet nodig heeft. Om een klant in staat te stellen gas op uurbasis met de gewenste flexibiliteit te kunnen innemen, is de dienst uurflexibiliteit ontwikkeld. Elke klant kan zich daardoor beperken tot hetgeen hijzelf aan uurflexibiliteit nodig heeft.


115. Gasunie geeft aan momenteel wel technisch in staat te zijn het eventueel meer geleverde gas in te nemen, maar dit zal moeten worden verkocht ten koste van haar eigen inkoop(verplichtingen). Als een klant die diensten bij Gasunie heeft gecontracteerd, meer afneemt dan dat door hem wordt aangeleverd in het Gasunie-systeem, gebruikt hij in feite back-up en betaalt hiervoor het dubbele back-up tarief, naast de Gasunie commodity-prijs. Dit is hetzelfde tarief dat geldt indien een klant die bij Gasunie gas inkoopt zijn gecontracteerde capaciteit overschrijdt.


116. Gasunie stelt dat de daadwerkelijk optredende kosten voor Gasunie bij boete-situaties van ondergeschikt belang zijn. Gasunie hanteert als uitgangspunt dat de boete aanvaardbaar is en dat tarief en boete in een redelijke verhouding tot elkaar staan. Zeer belangrijk is, aldus Gasunie, dat de boete passende economische incentives creëert. Deze incentives moeten ertoe leiden dat realistisch wordt besteld. In alle gevallen geldt dat Gasunie wil voorkomen dat klanten ten gevolge van te lage boetes gaan optimaliseren door structureel te weinig capaciteit te bestellen en op kritieke momenten, als ze toch meer capaciteit nodig hebben dan gecontracteerd, die (te) lage boetes voor lief nemen. Een en ander kan dan tot gevolg hebben dat andere klanten geen gas geleverd krijgen omdat Gasunie in haar totaalplanning de capaciteitsoverschrijding niet had meegenomen. De boete moet derhalve hoger zijn dan de tarieven die bij een normale bestelling van toepassing zouden zijn.


117. Gasunie stelt evenwel dat dit niet wil zeggen dat er geen sprake is van kosten voor Gasunie bij capaciteitsoverschrijdingen. Kosten kunnen voortkomen uit de veranderende optimalisatiemogelijkheden bezien vanuit het transportsysteem en vanuit de inkoopcontracten. Daarnaast bestaat er het risico van schadeclaims.


118. Ook voor de boete voor uuronbalans geldt, aldus Gasunie, dat er in principe geen relatie is met kostenveroorzaking. De boete voor uuronbalans heeft het karakter van een regeling voor inpassing van niet-gecontracteerd volume of levering van niet-gecontracteerd volume of capaciteit. Een afwijking in de uuronbalans naar boven betekent dat Gasunie niet gepland extra gas moet innemen. Hiervoor is Gasunie bereid de halve prijs te betalen. Bij een uuronbalans naar beneden neemt een afnemer feitelijk niet-gecontracteerde capaciteit en volume van Gasunie af, waarvoor Gasunie het dubbele back-up tarief in rekening brengt, plus de commodity prijs.


119. In dit verband heeft Gasunie er op gewezen dat een van de kenmerken van de Gasunie-commodity is dat deze in beginsel altijd beschikbaar is, hetgeen impliceert dat de klant van Gasunie geen back-up voorzieningen hoeft te treffen. Back up is dus een onderdeel van de Gasunie-commodity en daarmee ook van de commodity-prijs van Gasunie in het CDS. De prijs van de (specifieke elementen van de) Gasunie-commodity is op marktwaarde gebaseerd. De kosten zijn derhalve niet eenvoudig vast te stellen, temeer daar er in het verleden altijd sprake is geweest van een integrale prijs.

(f) Kwaliteitsconversie


120. Gasunie schetst dat haar transportsysteem oorspronkelijk is aangelegd voor het in Groningen gevonden L-gas. In de later in ontwikkeling genomen kleine velden is, net als bij import, voornamelijk sprake van H-gas. Hoewel voor H-gas door middel van export, overgang van afnemers op H-gas of menging met L-gas een inpassing is gevonden, is er nog steeds sprake van een overschot aan H-gas. Om de match in kwaliteit tussen aanbod en vraag van gas te realiseren heeft Gasunie geinvesteerd in maatregelen voor kwaliteitsconversie.


121. Gasunie heeft aangegeven dat zij voor kwaliteitsconversie gebruikt maakt van grootschalige stikstofinjectie. Om 1 m3 gemiddeld H-gas in L-gas te converteren is stikstof nodig, dat kost. De conversie van 1 m3 H-gas in L-gas kost ongeveer .


122. Omdat de stikstofinjectie grootschalig en locatiegebonden is, is optimalisatie van inpassing van het H-gas en transportstromen noodzakelijk, waardoor in specifieke gevallen transportstromen worden gesubstitueerd. Optimalisatie van inpassingsmaatregelen kan in de praktijk een fysieke uitwisseling van gasstromen van verschillende kwaliteiten betekenen. Echter, Gasunie geeft aan dat het additionele aanbod van H-gas in het transportsysteem moet worden ingepast en dat daarom, mede vanuit het oogpunt van een niet-discriminatoire tariefstelling, een tarief voor kwaliteitsconversie gerechtvaardigd is. Er wordt overigens geen tarief voor kwaliteitsconversie gevraagd wanneer het aangeboden gas van dezelfde calorische kwaliteit is als het af te leveren gas.


123. Gasunie geeft aan dat het tarief dat voor kwaliteitsconversie in rekening wordt gebracht, is gebaseerd op een inschatting van de kosten die een afnemer zou moeten maken indien hij zelf zou moeten investeren in een installatie voor kwaliteitsconversie. Gasunie zegt daarbij te zijn uitgegaan van een behoorlijke installatie waar op grote schaal kwaliteitsconversie plaatsvindt, waardoor in feite de afnemer kan profiteren van schaalvoordelen die hij waarschijnlijk niet zou hebben als hij zelf voor die ene levering zou moeten investeren in een installatie voor kwaliteitsconversie.


124. Gasunie biedt haar eigen klanten geen kwaliteitsconversie aan omdat kwaliteit een onderdeel is van de Gasunie-commodity en is verwerkt in de commodity-prijs in het CDS.

(g) De verplichting voor distributiebedrijven die gas van derden hebben gekocht om de met dat gas verband houdende diensten uitsluitend van Gasunie te betrekken.


125. Gasunie neemt het standpunt in dat zij de distributiebedrijven exclusief belevert voor gas dat is bestemd voor de openbare voorziening. Gasunie heeft voor de desbetreffende standaardovereenkomst bij de NMa ontheffing aangevraagd (zaak 327).

(h) Opslagen voor korte termijn contracten (korter dan 5 jaar)


126. Gasunie biedt haar diensten aan op basis van een door de klant te bepalen looptijd. Gasunie geeft aan dat haar diensten een zekere relatie hebben met de looptijd van het dienstverband. Naarmate het dienstverband een langere looptijd heeft, geeft dit Gasunie meer zekerheid over haar inkomstenstroom en daarmee meer zekerheid over het bedrijfsresultaat. Gasunie stelt dat indien zij louter korte termijncontracten voor diensten zou hebben, dit voor Gasunie zou resulteren in de genoemde onzekerheid over de opbrengsten, maar bovendien zou leiden tot een grotere kans op leegstand in het systeem en een grotere onzekerheid ten aanzien van de planning en daardoor een hogere risicofactor bij nieuwe investeringen. Op grond daarvan zegt Gasunie te hebben gemeend in redelijkheid een tariefdifferentiatie op basis van looptijd te moeten toepassen. Gasunie geeft aan in de praktijk een tariefdifferentiatie van 5% per contractjaar te hanteren met een maximum van 5 jaar.


127. Gasunie heeft per brief d.d. 29 februari 2000, aan haar relaties laten weten dat zij de tarieven op drie onderdelen in het CDS wijzigt. Met ingang van 1 januari 2000 zijn de opslagen die door Gasunie in rekening werden gebracht voor contracten korter dan 5 jaar, niet meer van toepassing zijn op de tarieven voor het transport van aardgas, voor de dienst uurflexibiliteit en voor de dienst kwaliteitsconversie.

(i) Selectieve commodity-prijsstelling


128. Gasunie heeft aangegeven dat de commodity-prijs voor gasleveringen aan directe industriële afnemers gebaseerd is op het alternatief voor de industriële klant, namelijk stookolie. De indexatie van de prijs is dan ook 100% gerelateerd aan stookolie. Deze commodity-prijs is van toepassing voor alle industriële klanten waarvoor het CDS geldt, ook voor WK-klanten. Een klant met een WK-centrale die meer dan 250 miljoen m3 per jaar afneemt, kan een keuze maken tussen 100% stookoliepariteit of 50% stookolie- en 50% kolenpariteit. Achtergrond hiervan is dat deze klanten met name concurreren met elektriciteit, opgewekt in centrales met dezelfde indicatoren-mix.


129. Volgens Gasunie is er geen sprake van een prijskorting, maar afhankelijk van de ontwikkeling van de twee indicatoren levert de ene of de andere formule een lagere of hogere prijs voor de klant. Gasunie geeft aan dat in de periode van ontwikkeling van het CDS (1996/1997) contracten gesloten zijn met vergelijkbare prijsformules, die echter gelet op de specifieke contractcondities resulteren in een afwijkende totale eindprijs. In die periode gold een korting voor klanten met een afname van meer dan 250 miljoen m3 per jaar van en voor klanten met een afname van meer dan 500 miljoen m3 per jaar een korting van . Deze kortingen zijn later verwerkt in de commodity-prijs van het CDS. Daarnaast is in verband met een minimum-afnameverplichting op jaarbasis korting gegeven. Aan één klant die in staat is om een verandering van de gaskwaliteit van H-gas naar L-gas of andersom te aanvaarden, is een deel van de daarbij behorende kostenvoordelen voor Gasunie doorgegeven in de vorm van een korting van .

(J) Behandeling van uuronbalans


130. Met betrekking tot de in de voorlopige beoordeling als discriminatoir aangemerkte verschillen in de behandeling van uuronbalans, merkt Gasunie ten eerste op dat een regime van uurbalancering voor de operationele aspecten van het Nederlandse gassysteem onontbeerlijk is. Gasunie stelt dat ook voor Gasunie (handel) geldt dat over het geheel genomen de uur - in = uur - uit- regel geldt: het HTL- respectievelijk RTL-gasnet wordt gevoed door Gasunie en derden/shippers. Het door derden aangeleverde gas wordt in datzelfde uur door de afnemers van die derden aan het gasnet onttrokken. Het overige gas is bestemd voor afnemers van Gasunie. Deze hoeveelheid gas wordt in het betrokken uur door Gasunie aangeleverd. Ook hier geldt dus uur - in = uur - uit.


131. Gasunie merkt voorts op, dat de NMa zich ten onrechte op het standpunt stelt dat in een concurrentiële transportmarkt balancering op uurbasis overbodig zou zijn, omdat de onevenwichtigheden in het afnamepatroon binnen een tijdsbestek van 24 uur door de interne flexibiliteit van het transportnet zouden kunnen worden opgevangen. Deze interne flexibiliteit zou, tezamen met het feit dat niet alle op een en dezelfde gaspijp aangesloten afnemers niet gelijktijdig hun gecontracteerde capaciteit volledig zouden uitnutten, ervoor zorgen dat balancering op dagbasis voldoende zou moeten zijn.


132. Gasunie stelt met betrekking hiertoe, dat de noodzaak van uurbalancering niets te maken heeft met het al dan niet langdurig bestaan van een "vrije gasmarkt, maar dat de vraag of uurdimensionering noodzakelijk is primair van doen heeft met de structuur van het transportsysteem. Zij wijst hiertoe op internationale gascontracten, waarbij sprake is van balancering op uurbasis, terwijl ook deze zijn afgesloten in een vrije markt.


133. Tevens wijst Gasunie in dit verband op de fysieke verschillen tussen het Britse en het Nederlandse gasnet, die zodanig zijn, dat de methodiek van balancering op dagbasis die het Britse Transco hanteert, niet binnen de context van het Nederlandse gastransportnet kan worden toegepast. In het Gasunie transportsysteem is sprake van enige interne flexibiliteit door de bufferfunctie. Deze interne flexibiliteit is minder dan 10% van de interne flexibiliteit van het Transco-systeem (het Britse systeem). Uit het oogpunt van de omvang van de interne flexibiliteit is het logisch dat in Nederland op een veel kortere tijdseenheid moet worden teruggegrepen dan in de UK, aldus Gasunie.

VII. BEOORDELING

Artikel 24 Mededingingswet

130. Artikel 24, eerste lid, Mw verbiedt ondernemingen misbruik te maken van een economische machtspositie.

131. Bij de toepassing van deze bepaling moet worden bezien: a. of de gedraging is verricht door een of meer ondernemingen in de zin van de Mededingingswet;
b. welke de relevante productmarkt en geografische markt zijn; c. of de betrokken ondernemingen op deze markt een economische machtspositie innemen;
d. of de betrokken ondernemingen misbruik maken van deze machtspositie.

A) Onderneming

132. Onder een onderneming wordt blijkens artikel 1, onder f, Mw verstaan : een onderneming in de zin van artikel 81, eerste lid, EG-Verdrag. In de Memorie van Toelichting op de Mededingingswet is in aansluiting bij vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen aangegeven dat een onderneming is: iedere entiteit, die ongeacht rechtsvorm of wijze van financiering, een economische activiteit vervult.

133. Gasunie is een vennootschap naar Nederlands recht en verricht diverse economische activiteiten waaronder de levering van gas en de verkoop van diensten zoals transport, loadfactorconversie en kwaliteitsconversie. Gasunie is derhalve een onderneming in de zin van de Mededingingswet.

B) Relevante markt

Relevante product- en/of dienstenmarkt


134. Teneinde een economische machtspositie te kunnen vaststellen, dient de relevante markt zowel naar product/dienst als naar gebied te worden afgebakend. De relevante product- en/of dienstenmarkt betreft de producten en/of diensten ten aanzien waarvan de mededingingsrechtelijk te beoordelen gedraging van ondernemingen zich afspeelt. In algemene zin geldt dat deze markt alle producten en/of diensten omvat die op grond van hun kenmerken, hun prijzen en het gebruik waarvoor zij zijn bestemd, door de afnemer als onderling verwisselbaar of substitueerbaar worden beschouwd.


135. In de onderhavige zaak heeft de materiële beoordeling betrekking op het transport van gas door de hoge- en middendrukpijpleidingen van Gasunie ten behoeve van verbruikers met een jaarverbruik van meer dan 10 miljoen m3. Dit transport van gas is dan ook de relevante productmarkt.

Relevante geografische markt


136. De relevante geografische markt is het gebied waarbinnen de betrokken ondernemingen een rol spelen in de vraag naar en het aanbod van goederen en diensten, waarbinnen de concurrentievoorwaarden voldoende homogeen zijn en dat van aangrenzende gebieden kan worden onderscheiden doordat daar duidelijk afwijkende concurrentievoorwaarden heersen.


137. De vraagzijde van de markt voor transport bestaat uit handelaren die gas inkopen ten behoeve van levering aan verbruikers met een jaarafname van meer dan 10 miljoen m3 en uit verbruikers met een jaarafname van meer dan 10 miljoen m3 die gas inkopen ten behoeve van eigen gebruik. Het transport ten behoeve van de afnemers kan alleen worden verzorgd door aanbieders die beschikken over een voor dat doel geschikte infrastructuur.


138. Gasunie bestrijdt niet de conclusie dat het transport van aardgas bestemd voor industriële grootverbruikers, bezien vanuit het perspectief van de betrokken kring van afnemers, een afzonderlijke relevante markt vormt. Wel tekent Gasunie hierbij aan dat voor dit transport gebruik wordt gemaakt van infrastructurele voorzieningen die ook voor andere activiteiten worden ingezet. Met name wijst zij op het gegeven dat deze infrastructuur wordt gebruikt voor transitverkeer. Voorts wijst zij erop dat de tarieven voor binnenlands gastransport en die voor transitverkeer elkaar in de praktijk weinig ontlopen.


139. Het is op zich correct dat de in Nederland aanwezige infrastructuur zowel voor binnenlands als voor grensoverschrijdend gastransport wordt ingezet. Grensoverschrijdend gastransport wordt vanaf de Nederlandse grens door of van een buitenlandse aanbieder van transportdiensten overgenomen. Het grensoverschrijdend transport omvat export uit Nederland, import naar Nederland en doorvoer door Nederland (transit). Voor de vragers van een transitdienst zal het in bepaalde gevallen mogelijk zijn om het vervoer via een alternatieve route, geheel buiten Nederland om, te doen plaatsvinden. Bij export uit en import naar het Nederlandse gasleidingnetwerk zijn dergelijke alternatieven echter niet beschikbaar. Het transitverkeer vormt voorts slechts een klein deel van het totale gastransport binnen Nederland, in het jaar 2000 minder dan 5%.


140. De kanttekeningen van Gasunie kunnen derhalve niet af doen aan het nationale karakter van de markt in kwestie. De bepaling van de relevante markt moet vanuit het perspectief van de afnemers plaatsvinden. Het is evident, dat voor de afnemers die gebonden zijn aan het net van Gasunie (de binnenlandse gasvraag) de in het buitenland gelegen infrastructuur geen alternatief biedt. Ten aanzien van deze afnemers kan geconcludeerd worden dat Gasunie beschikt over een monopoliepositie (met uitzondering van de afnemers voor wie de Zebrapijp eventueel als alternatief zou kunnen dienen, zie het volgende randnummer).


141. Er zij op gewezen dat er een alternatief transport bestaat in de vorm van de transportactiviteiten van de zogeheten Zebrapijp. Deze is slechts een zeer beperkte factor in het geheel van transportactiviteiten van gas binnen het Nederlandse grondgebied. De Zebrapijp is eigendom van Essent en Delta, die deze faciliteit primair inzetten voor de eigen activiteiten en is slechts 40 kilometer lang. Bedacht dient derhalve te worden dat de Zebrapijp voor het Gasunienetwerk slechts in zeer beperkte mate een reëel alternatief zou kunnen vormen.


142. Gegeven de absolute leidinggebondenheid van het transport van gas valt de geografische markt samen met het grondgebied waarover het (hogedruk en middendruk)transportnet van Gasunie zich uitstrekt.

Conclusie ten aanzien van de relevante markt


143. De relevante markt is de markt voor het (hoge- en middendruk)transport van gas ten behoeve van aflevering van gas aan afnemers met een jaarverbruik van meer dan 10 miljoen m3 in Nederland.

C) Economische Machtspositie


144. Artikel 1, onder i, Mw definieert het begrip economische machtspositie als een positie van een of meer ondernemingen die hen in staat stelt de instandhouding van een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan te verhinderen door hun de mogelijkheid te geven zich in belangrijke mate onafhankelijk van hun concurrenten, hun leveranciers, hun afnemers of de eindgebruikers te gedragen.


145. Gasunie is de enige onderneming in Nederland die beschikt over zowel een landelijk dekkend hogedruk transportleidingnet als over een regionaal net (middendruk). Indien een leverancier gas wil leveren aan een afnemer (met een jaarverbruik van meer dan 10 miljoen m3), dan is hij genoodzaakt gebruik te maken van het transportnet van Gasunie. Zelf een pijpleiding aanleggen is niet verboden, doch geen reëel alternatief. Op dit moment ligt er in Zuid-west Nederland slechts een klein stukje net de Zebrapijpleiding dat niet in handen is van Gasunie. Gezien de enorme schaalvoordelen van een gastransportnet kan niet worden verwacht dat wellicht met uitzondering van een enkele dedicated line het bestaande transportnet van Gasunie kan worden gedupliceerd. Het gevolg is dat vragers van hoge- en middendruktransport van gas in Nederland voor het transportnet afhankelijk zijn van Gasunie.


146. Nu Gasunie als enige in Nederland over een landelijk dekkend transportnet beschikt, moet worden geconcludeerd dat Gasunie een economische machtspositie heeft op de relevante markt voor transport van gas ten behoeve van aflevering van gas aan afnemers met een jaarverbruik van meer dan 10 miljoen m3 in Nederland.

D) Misbruik


147. Uit de Memorie van Toelichting bij de Mededingingswet blijkt dat de voorbeelden van misbruik die genoemd zijn in artikel 82 EG-Verdrag, eveneens te beschouwen zijn als voorbeelden van misbruik in de zin van artikel 24 Mw.


148. Als voorbeeld van misbruik noemt artikel 82 EG-verdrag onder andere de volgende vormen van misbruik:
(i) het misbruik kan bestaan in het rechtstreeks of zijdelings opleggen van onbillijke aan- of verkoopprijzen of van andere onbillijke contractuele voorwaarden;
(ii) het toepassen ten opzichte van handelspartners van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties, hun daarmee nadeel berokkenend bij de mededinging.


149. Deze twee voorbeelden worden aangehaald, omdat zij aansluiten bij de klachten van EnTrade, Compass Energy en KPE. De klachten betreffen immers enerzijds excessieve prijsstelling en anderzijds discriminatie van derden ten opzichte van eigen afnemers van Gasunie.


150. Alvorens in te gaan op deze twee elementen van misbruik zij naar voren gebracht dat het standaardcontract dat Gasunie met elk van de distributiebedrijven heeft afgesloten, separaat door de NMa wordt bekeken (zaak 327). Dit contract houdt in dat de distributiebedrijven exclusief door Gasunie worden beleverd voor gas bestemd voor beschermde afnemers (in de zin van de Gaswet), inclusief de daarmee verband houdende diensten. Derhalve wordt in dit besluit niet ingegaan op de grief van EnTrade dat de daarmee verband houdende diensten bij Gasunie dienen te worden ingekocht.

(i) Onbillijke prijzen


151. Bij een monopolie of bijna monopolie is kostenoriëntatie het uitgangspunt voor de beoordeling of een tariefstelling misbruikelijk is. Kostenoriëntatie wil zeggen dat de tarieven in principe gebaseerd dienen te zijn op de daaraan ten grondslag liggende kosten plus een redelijke winstopslag. In de onderhavige situatie gaat het om transport door een gasnet waarvan duplicatie in totaliteit tot veel hogere kosten leidt. Er is derhalve de facto sprake van een (bijna) monopolie van Gasunie, voorzover het gaat om het transport van gas.


152. De klachten van EnTrade en KPE hebben echter mede betrekking op onderdelen van de gaslevering, die naar het oordeel van de NMa niet tot het gastransportsysteem behoort. Het betreft onder meer het capaciteitsdeel van de loadfactorconversie.


153. Vanuit historisch perspectief neemt Gasunie ook op de gasleveringsmarkt een sterke marktpositie in. De NMa is echter van oordeel dat Gasunie als aanbieder van capaciteitsdiensten op dit moment geen kostenoriëntatie opgelegd dient te worden. Dit zou immers de toetreding van andere aanbieders dan Gasunie ernstig kunnen belemmeren en mogelijk zelfs reeds bestaande aanbieders van capaciteitsdiensten van de markt kunnen drukken. Daar komt bij, dat de richtlijnen van de directeur DTe erop gericht zijn de toetreding door derden en de handel in gas, waaronder capaciteitsdiensten, juist te bevorderen. Naarmate de markt zich verder ontwikkelt en de concurrentie toeneemt, is het aannemelijk dat de tarieven van Gasunie
- voor zover deze zich op dit moment op een bovenconcurrentieel niveau bevinden - vanzelf zullen dalen.

Tarieven voor gastransport, kwaliteitsconversie en het vergoedingenniveau van back-up service en de boetes op uuronbalans


154. De grieven van EnTrade, Compass Energy en KPE hebben eveneens betrekking op de tarieven die Gasunie in rekening brengt voor gastransport, kwaliteitsconversie, alsmede op het vergoedingenniveau van back-up service en de boetes op uuronbalans. Bij de beoordeling van deze tarieven is het uitgangspunt dat deze op de onderliggende kosten dienen te zijn gebaseerd. In de voorlopige beoordeling is aangegeven, dat er op basis van de toen beschikbare gegevens voldoende aanleiding was om op genoemde punten een nader onderzoek in te stellen.


155. Bij brief van 27 april 2001 heeft de NMa aan EnTrade medegedeeld dat de DTe in het kader van het vaststellen van Richtlijnen op grond van artikel 13, eerste lid, van de Gaswet, een onderzoek is gestart naar de kostengeoriënteerdheid van de tarieven die Gasunie voor de diverse diensten in rekening brengt. Dit onderzoek had dezelfde grondslag als een onderzoek dat de NMa uit hoofde van een klacht op basis van artikel 24 Mw zou verrichten. Aan EnTrade is aangegeven dat, aangezien het niet efficiënt en derhalve ongewenst is om beide onderzoeken geheel afzonderlijk te laten uitvoeren, door de NMa gewacht zou worden met een kostenonderzoek op basis van artikel 24 Mw.


156. Inmiddels zijn de resultaten van het kostenonderzoek van DTe bekend. DTe heeft (mede) naar aanleiding van dit onderzoek Gasunie een bindende aanwijzing ex artikel 13, derde lid van de Gaswet gegeven. In deze bindende aanwijzing heeft DTe aangegeven dat Gasunie haar indicatieve tarieven voor transport en kwaliteitsconversie voor de jaren 2002, 2003, 2004 en 2005 steeds met 5 procent nominaal (dat wil zeggen zonder inflatiecorrectie) dient te verlagen ten opzichte van het daaraan voorafgaande jaar. Voor deze jaren dient Gasunie tevens de boetes voor onbalans, d.w.z. boetes voor een teveel aan gas en te weinig aan gas (in het laatste geval is back-up nodig) met hetzelfde percentage te laten afnemen.


157. In dit licht acht de d-g NMa een zelfstandige beoordeling van de kostengeoriënteerdheid van de tarieven voor transport, kwaliteitsconversie en de boetes op onbalans inmiddels niet meer opportuun. Van belang hierbij is dat het eventueel opstellen van een rapport als bedoeld in artikel 59 Mw met betrekking hiertoe geen doel (meer) kan dienen. Een last onder dwangsom is immers niet meer aan de orde nu DTe als sectorspecifieke toezichthouder op de gasmarkt al een bindende aanwijzing aan Gasunie heeft gegeven met betrekking tot de genoemde tarieven. Het opleggen van een boete is in het licht van deze bindende aanwijzing evenmin aan de orde. Het is immers niet opportuun Gasunie te beboeten wegens het hanteren van excessieve tarieven, terwijl haar (tegelijkertijd) door de DTe een aantal jaren wordt gegund om haar tarieven af te bouwen.

(ii) Discriminatie


158. De klacht van EnTrade handelt zowel over de hoogte van de tarieven als over het door Gasunie ongelijk behandelen van derden en eigen afnemers. Onderstaand wordt voor de afzonderlijke onderdelen van het CDS nagegaan of Gasunie derden discrimineert ten opzichte van eigen afnemers.


- Entry-punten


159. Bij het transport van basislastcapaciteit behandelt Gasunie haar eigen afnemers anders dan derden. Hierdoor wordt, zoals uit het navolgende zal blijken, de andere leveranciers dan Gasunie nadeel berokkend.


160. Voor haar eigen afnemers berekent Gasunie de transportafstand vanaf het dichtst bij de afnemer gelegen entry-punt, waarbij zij Noordbroek, Balgzand, de Maasvlakte, Zelzate en s-Gravenvoeren aanmerkt als entry-punten. Indien een derde leverancier basislastcapaciteit via het gasnet van Gasunie bij een afnemer wil afleveren, wordt de transportafstand vanaf het feitelijke innamepunt van dat gas gerekend (het daadwerkelijk entry-punt).


161. Aan de hand van enkele voorbeelden kan de betekenis van deze systematiek duidelijk worden gemaakt. Als bijvoorbeeld een afnemer in Eindhoven basislast van Gasunie afneemt, dan wordt de transportafstand berekend uit s-Gravenvoeren. Als dezelfde afnemer echter gas van een derde leverancier afneemt die het gas in Zelzate in het systeem van Gasunie invoert, dan wordt hij geconfronteerd met een veel grotere transportafstand. A fortiori geldt dit voor een afnemer van Gasunie in Heerlen in vergelijking met afname bij een derde leverancier die het gas in Zelzate in het transportsysteem van Gasunie invoert, zij het dat de transportafstand wel gemaximeerd wordt tot 200 km. Feitelijk zal er in beide gevallen vanuit de optimalisatie van het transportsysteem een uitwisseling van gasstromen plaatsvinden. Gasunie heeft zelf aangegeven zoveel mogelijk tot optimalisatie van het net over te gaan en regionaal inkomend gas zoveel mogelijk regionaal in te zetten.


162. Door de optimalisatie van gasstromen zal de gemiddeld in rekening gebrachte transportafstand van gas van een derde leverancier groter zijn dan de gemiddeld in rekening gebrachte transportafstand voor afnemers van gas van Gasunie. Dit volgt direct uit de keuze voor meer entry-punten. Immers, het hanteren van meerdere entry-punten is reeds voor een deel optimalisatie richting afnemer. Deze optimalisatie geldt niet voor derden.


163. De door Gasunie gemaakte keuze van entry-punten (die weer een vereenvoudiging is van haar inkoopportfolio en de vele entry-punten die daarbij horen) komt niet overeen met de werkelijkheid. Immers, uit gegevens van Gasunie blijkt dat het gas van Gasunie voornamelijk in Balgzand en Noordbroek binnenkomt en dat ook vanuit deze twee punten de meeste basislast wordt geleverd. Gasunie schat dat er in het jaar 2000 ten behoeve van haar eigen afnemers voor circa gas in Zelzate binnenkomt en dat er in het jaar 2000 geen gas in s-Gravenvoeren zal binnenkomen. Dit terwijl voor afnemers van Gasunie in het zuiden van Nederland van de entry-punten Zelzate of s-Gravenvoeren wordt uitgegaan bij het berekenen van het transporttarief voor basislastcapaciteit. De werkelijke en toegerekende hoeveelheden gas behorende bij de entry-punten Zelzate en s-Gravenvoeren verschillen derhalve zeer fors.


164. Optimalisatie van het systeem zal in het algemeen betekenen dat een stroom gas die door een derde in Zelzate te behoeve van een afnemer in bijvoorbeeld Velsen wordt aangeleverd, wordt gesubstitueerd met een stroom gas vanuit Balgzand en dat een afnemer van Gasunie in het zuiden van het land beleverd wordt uit de stroom die in Zelzate binnenkomt. Dit voorbeeld illustreert, mede in het licht van het in het vorige punt gestelde, dat de in rekening gebrachte transportafstand voor een afnemer van Gasunie in ieder geval in het Zuiden van het land zeer wordt bekort, omdat hiervoor gas van andere leveranciers dan Gasunie kan worden gebruikt, terwijl tegelijkertijd deze andere leverancier betaalt voor de volledige transportafstand naar noordelijk gelegen plaatsen, zij het met een maximum van 200 km.


165. Gasunie heeft in haar reactie op de voorlopige beoordeling aangegeven dat zij het entry-punt s-Gravenvoeren (tijdelijk) wilde schrappen bij de bekendmaking van de indicatieve tarieven voor 2001, omdat ten aanzien van dit entry-punt de gasinname ver achter bleef bij de verwachting. Dit doet echter niet af aan het feit, dat Gasunie door de systematiek van entry-punten, haar eigen afnemers structureel anders behandelt dan derden. De overige vier entry-punten blijven immers als zodanig intact. Door de eerder genoemde optimalisatie van gasstromen blijft de feitelijke transportafstand van gas van een derde leverancier (behoudens uitzonderlijke situaties boven de 200 km) kleiner dan de in rekening gebrachte afstand. Voor een afnemer van gas van Gasunie blijft ook na het schrappen van s-Gravenvoeren als entry-punt gelden, dat de werkelijke transportafstand altijd groter of hoogstens gelijk zal zijn aan de in rekening gebrachte afstand. Daarbij komt nog, dat s-Gravenvoeren over de jaren 1999 en 2000 wel als (virtueel) entry-punt heeft gefunctioneerd.


166. Uit de bovenstaande overwegingen blijkt dat Gasunie eigen afnemers en derden ongelijk behandelt bij het in rekening brengen van transport van basislast en dat dit verschil in behandeling leidt tot bevoordeling van eigen afnemers dan wel benadeling van derden.


167. Het toepassen van voorwaarden die bij gelijkwaardige prestaties eigen afnemers en derden ongelijk behandelen, derden daarmee nadeel berokkenend bij de mededinging, is een verboden handeling voor een onderneming met een economische machtspositie. Deze ongelijke behandeling kan niet worden gerechtvaardigd door het feit dat Gasunie een geïntegreerd bedrijf is. Voor de toegang tot het transportnet moet Gasunie als transporteur Gasunie als leverancier hetzelfde behandelen als een derde. Ook kan met betrekking tot het verschil in behandeling geen rechtvaardiging worden gevonden in het verschil in type afnemers. In beide gevallen gaat het om grootverbruikers met een jaarafname van meer dan 10 miljoen m3 per jaar. Dat de meeste derde leveranciers gas slechts op één enkel entry-punt aan het HTL-net afstaan en Gasunie dit doet op een veelheid van entry-punten, kan evenmin een rechtvaardiging vormen voor een systeem , dat in zijn uitwerking de derde- leverancier een concurentieel nadeel berokkent.


- Basislast


168. In het CDS staat dat de basislastcapaciteit in geval van exclusieve levering door Gasunie wordt bepaald door het afgenomen jaarvolume te delen door 8000 uur. In dat geval wordt additionele capaciteit in rekening gebracht boven het afgenomen jaarvolume van de levering gedeeld door 8000 uur. Een jaar telt echter 8760 uur in plaats van 800o uur. In feite krijgt de afnemer van Gasunie die een bedrijfstijd heeft van minder dan 8760 uur, hierdoor een stukje flexibiliteit of additionele capaciteit dat niet in rekening wordt gebracht. Gasunie stelt dat dit een weerspiegeling is van hetgeen internationaal gebruikelijk is.


169. Een derde partij die elders gas heeft ingekocht, kan de bedrijfstijd waarmee het gas wordt aangeleverd, door Gasunie laten converteren naar de voor zijn klant specifiek benodigde bedrijfstijd. Hiervoor contracteert de derde partij zogenaamde loadfactorconversie. De basis voor de berekening van de benodigde hoeveelheid loadfactorconversie is de bedrijfstijd van het door de derde partij aangeleverde gas (het jaarvolume van het door die derde geleverde gas gedeeld door contractcapaciteit van die levering). De levering die Gasunie bovenop de levering van een derde verzorgt, vindt exact volgens dezelfde systematiek plaats als de levering aan klanten van Gasunie. Dat wil onder andere zeggen dat de berekening van basislast van het door Gasunie geleverde gas op grond van een bedrijfstijd van 8000 uur plaatsvindt.


170. Uit het bovenstaande volgt dat Gasunie er dus niet voor zorgt dat de levering van een derde partij meer flexibiliteit krijgt, als die levering van die derde een bedrijfstijd van meer dan 8000 uur heeft. Het is ook niet reëel dat Gasunie zou moeten betalen voor flexibiliteit die samenhangt met een levering van een derde. Dat laatste zou bijvoorbeeld kunnen inhouden dat een derde gas met een bedrijfstijd van 8760 uur inkoopt en met een bedrijfstijd van 8000 verkoopt, terwijl Gasunie de bijbehorende loadfactorconversie voor haar rekening neemt. Daarnaast kan worden gesteld dat een bedrijfstijd van meer dan 8000 uur heel wel zou kunnen impliceren dat een derde partij zijn gas goedkoper kan inkopen naarmate de bedrijfstijd oploopt richting de 8760 uur.


171. Aan het bovenstaande kan worden toegevoegd dat Gasunie haar eigen klanten ook minder (onbetaalde) flexibiliteit levert naarmate de bedrijfstijd van een klant verder boven de 8000 uur ligt. Omdat Gasunie een commodity-prijzen systematiek heeft waarbinnen geen onderscheid wordt gemaakt in prijs tussen bedrijfstijden lopend van 8000 uur tot 8760 uur, heeft de genoemde systematiek van het berekenen van basislast zelfs nadelige kanten voor Gasunie. Immers, een klant die bij Gasunie met een bedrijfstijd van 8760 uur afneemt, betaalt dezelfde prijs als iemand die bij Gasunie met een bedrijfstijd van 8000 uur afneemt. Een derde die met Gasunie concurreert, kan ceteris paribus bij 8000 uur onder gelijke condities concurreren, maar bij 8760 uur niet, omdat bij de levering van 8760 uur feitelijk een lagere commodity prijs hoort.


172. Concluderend kan worden gesteld dat het berekenen van basislast op grond van de internationaal gebruikelijke bedrijfstijd van 8000 uur en het uitgaan van de werkelijke bedrijfstijd van een leverantie van een derde partij bij het leveren van loadfactorconversie door Gasunie in combinatie met de mogelijk goedkopere gasinkoop door die derde partij, niet als discriminerend wordt beoordeeld.


- Regionaal nettarief


173. Gasunie heeft bevestigd dat door de twee door EnTrade genoemde afnemers, die feitelijk aan een regionaal netwerk van Gasunie zijn gelegen, inderdaad geen vergoeding wordt betaald voor het regionale netwerk. Gasunie voert als reden aan dat er bij de ontwikkeling van het CDS oorspronkelijk in was voorzien dat klanten met een jaarafname van meer dan 100 miljoen m3 geen RTL-kosten in rekening zouden worden gebracht, omdat ze gezien hun grootte normaal aan het HTL-net zouden zijn gekoppeld.


174. Dit beleid is later, op 30 juni 1998, gewijzigd, omdat de grens van 100 miljoen m3 een te arbitrair karakter zou hebben. Andere grote afnemers met een afname beneden de 100 miljoen m3 per jaar, die aangesloten zijn op het regionale net en dichtbij het HTL-net zijn gesitueerd, eisten ingeval zij bij aansluiting op het regionale net zouden moeten betalen dat ze aan het HTL-net dienden te worden gekoppeld. Dientengevolge was het noodzakelijk economische prikkels in te bouwen, teneinde te voorkomen dat bestaande aansluitingen op het regionale net niet meer zouden worden gebruikt en dienden te worden vervangen door nieuwe aansluitingen op het HTL-net. Toen is de RTL-component ingevoerd in het transporttarief in het CDS voor alle afnemers die daadwerkelijk gebruik maken van het RTL-net. Deze systeemwijziging heeft er niet toe geleid dat de voor 30 juni 1998 afgesloten contracten op dit punt zijn opengebroken.


175. Gasunie hanteert met betrekking tot het RTL-tarief een vermenigvuldigingsfactor die tussen o en 1 ligt (zie hiervoor bij CDS). De hoogte van deze zogenoemde Dr-factor is afhankelijk van de contractcapaciteit van de klant, de locatie van de klant ten opzichte van het HTL en de lengte van de aansluitleiding voor deze klant en wordt aldus Gasunie, voor klanten van Gasunie en voor klanten van derden op precies dezelfde wijze toegepast.


176. De contracten met de door EnTrade genoemde twee afnemers zijn inderdaad voor 30 juni 1998, de datum van de wijziging van het CDS, afgesloten. Het gaat hier echter om twee contracten die in de ontwikkelingsfase van het CDS zijn afgesloten, waarbij de ongelijkheid in behandeling juist is ontstaan in het kader van het genereren van meer economische prikkels voor afnemers om aan het regionale net aangesloten te blijven en zodoende transportkosten te besparen. Gegeven deze omstandigheden is de d-g NMa van oordeel dat bij het afsluiten van deze twee contracten geen sprake is van misbruik van een economische machtspositie.


- Uuronbalans


177. Uit het CDS volgt een ongelijke behandeling tussen eigen afnemers van Gasunie en
(afnemers van) derden als het gaat om de behandeling van uuronbalans. Hierbij wordt
andere leveranciers dan Gasunie nadeel berokkend in hun mededinging.


178. Indien Gasunie transport voor derden verricht, geldt dat per uur de hoeveelheid gas die het gasnet inkomt, gelijk moet zijn aan de hoeveelheid gas die een afnemer van een derde afneemt (uur in = uur uit), tenminste als die afnemer uitsluitend bij derden gas inkoopt. De derde leverancier dient vooraf aan te geven wat de hoeveelheid aan te leveren en af te nemen gas per uur zal zijn. Gasunie meet bij de individuele afnemer de afname op uurbasis. Indien meer of minder dan de gecontracteerde uurhoeveelheid wordt afgenomen, is sprake van uuronbalans en wordt een boete in rekening gebracht.


179. Het totaal aan transport van gas binnen het Nederlandse gastransportnetwerk brengt met zich mee dat onverwachte fluctuaties in het afnamepatroon deels tegen elkaar wegvallen. Bij afnemers die uitsluitend afnemen van derde leveranciers worden individuele afwijkingen van uurbalans in rekening gebracht. Dat betekent dat voordelen als gevolg van het ten dele wegvallen van fluctuaties wel aan de klanten van Gasunie toevallen, maar niet aan de afnemers van derde leveranciers. Een voorbeeld mag dit verduidelijken.


180. Als twee individuele afnemers van Gasunie binnen een uur een precies tegengestelde afwijking van uurbalans hebben, zal dit per saldo niet leiden tot een verandering van druk in het systeem, dus ook niet tot toevoer van extra gas, dan wel opslag (door Gasunie) van extra gas. Als twee afnemers van een derde leverancier een precies tegengestelde afwijking van uurbalans hebben, zal dit per saldo evenmin leiden tot een verandering van druk in het systeem, maar aangezien bij beiden een afwijking is gemeten zal de ene leverancier een boete voor afname van een teveel aan gas in rekening worden gebracht, terwijl de andere een vergoeding moet betalen voor 'back-up'. Als een afnemer van een derde leverancier uuronbalans heeft, die wordt gecompenseerd door een tegengestelde (maar overigens niet gemeten) fluctuatie van een Gasunie-klant, dient de afnemer van die derde te betalen voor de onbalans, terwijl de fluctuatie van de Gasunieklant niet in rekening wordt gebracht.


181. Natuurlijk geldt meer in het algemeen dat fluctuaties (per uur) niet geheel tegen elkaar weg zullen vallen. Echter, onverwachte fluctuaties worden door het gehele gastransport in elk geval ten dele door elkaar opgevangen. Dit voordeel wordt aan afnemers van Gasunie toegekend, aangezien afnemers van derden dienen te betalen ook als dit voordeel voor en door hen bestaat.


182. EnTrade heeft met cijfermateriaal van een afnemer laten zien dat de uuronbalans in de praktijk groot kan zijn. Ondanks het feit dat EnTrade het bestaan van uuronbalans voor een deel heeft opgevangen door het contracteren van uurflexibiliteit, zijn de kosten veroorzaakt door uuronbalans zeer hoog. . Men zou kunnen betogen dat EnTrade een groter deel had kunnen opvangen door middel van extra uurflexibiliteit. Dit is weliswaar correct maar dat neemt niet weg dat als de betreffende afnemer bij Gasunie was gebleven het gaat hier om een oude afnemer van Gasunie en de betreffende levering bestaat bijna uitsluitend uit basislast deze afnemer in het geheel niet voor uuronbalans zou zijn aangeslagen, waardoor de kosten op een duidelijk lager niveau hadden gelegen.


183. Naast de dienst uurflexibiliteit bestaan er voor derden weliswaar mogelijkheden om uuronbalans op te vangen door middel van de diensten additionele capaciteit en incidentele capaciteit, maar feit blijft hierbij dat (afnemers van) derden anders worden behandeld dan afnemers van Gasunie.


184. Daarnaast houdt de ongelijke behandeling bij uuronbalans in dat als er sprake is van een gecombineerde levering van gas van derden en gas van Gasunie, de onbalans van het gas van derden niet gemeten kan worden. Immers, als een afnemer zijn behoefte aan gas voor een bepaalde hoeveelheid bij een derde afneemt, en voor het overige deel zijn gas bij Gasunie inkoopt, dan is bij het afnamepunt van deze afnemer niet te meten welk deel van het gas van deze derde afkomstig is, en welk deel van Gasunie.


185. In het CDS is aangegeven dat pooling is toegestaan. Gasunie heeft aangegeven dat het in principe mogelijk is om zowel capaciteit als transport te poolen en dat deze mogelijkheid geldt voor zowel bij Gasunie gekocht gas als bij derden gekocht gas. Gasunie heeft echter schriftelijk aangegeven dat de dienst uurflexibiliteit gebaseerd is op een plaatselijke maatregel waarvoor derhalve in de Gasunie systematiek geen pooling mogelijk is.


186. Inmiddels is gebleken dat Gasunie toch pooling van uurflexibiliteit toestaat. Hoewel uurflexibiliteit een plaatselijke maatregel is, laat het transportsysteem pooling kennelijk toch toe en kan de druk binnen het transportsysteem meer variëren dan Gasunie tot nu toe beweerde. Het betreft hier immers een som van gasstromen die elk afzonderlijk minder constant zijn dan hun som.


187. Als pooling van uurflexibiliteit toch is toegestaan, dan is deze pooling ten onrechte afhankelijk van het aantal klanten van de leverancier. Derden die aan één of enkele afnemers gas leveren, hebben in de regel gemiddeld genomen immers met net zoveel (onverwachte) uurfluctuaties te maken als partijen die aan veel afnemers gas leveren. Van alle gebruikers van het transportsysteem gezamenlijk vallen de (onverwachte) uurfluctuaties voor een deel tegen elkaar weg. Leveranciers met veel klanten profiteren hier echter meer van dan leveranciers met minder klanten in geval van pooling per shipper in plaats van pooling over het hele systeem.


188. Het feit dat Gasunie heeft gesteld dat het gasnet van Gasunie zich niet laat vergelijken met bijvoorbeeld het Transco-systeem doet ten principale niet af aan de ongelijke behandeling. Evenmin kan het verweer slagen dat ook voor Gasunie (handel) over het geheel genomen de uur in = uur uit regel geldt. Gasunie meet voor haar eigen klanten immers niet hoe groot de individuele uuronbalans is, terwijl dit bij derden wel wordt gemeten. Door deze systematiek wordt onbalans, ook als deze (gedeeltelijk) wordt opgevangen door tegengestelde fluctuaties waardoor de druk in het systeem min of meer gelijk blijft, bij een afnemer van een derde in rekening gebracht, terwijl dit bij een afnemer van Gasunie niet het geval is (zie randnummers 180 en 181).

188. Concluderend kan worden gesteld dat, hoewel er voor derden naast de dienst uurflexibiliteit ook nog mogelijkheden bestaan om uuronbalans op te vangen door middel van de diensten additionele capaciteit en incidentele capaciteit, afnemers van derden anders worden behandeld dan afnemers van Gasunie. Deze ongelijke behandeling van eigen afnemers en derden is, gegeven de kenmerken van het transportsysteem, waarin de druk in zekere mate kan variëren, discriminerend. Afnemers van Gasunie betalen niet voor uuronbalans, waardoor een ongelijke concurrentiële situatie ontstaat tussen leveranties door derden en leveranties door Gasunie. Pooling van uurflexibiliteit lost dit niet op.


- Opslagen op korte termijn contracten (korter dan 5 jaar)

189. De grieven van EnTrade en Compass Energy zijn gericht op de opslagen op de korte termijn contracten. Gasunie heeft inmiddels de opslagen op deze contracten voor wat betreft het transport van gas, voor uurflexibiliteit en voor kwaliteitsconversie laten vervallen (met ingang van 1 januari 2000; zie hiervoor). Gasunie heeft aangegeven dat zij in het verleden slechts bij één onderneming de korte-termijnopslag voor transport voor een éénjarig contract in 1999 in rekening heeft gebracht. Dit contract is afgesloten in de aanvangsfase van het CDS.


190. Het feit dat Gasunie in de aanvangsfase van het CDS opslagen wenste te hanteren voor korte termijn contracten, maar deze opslagen heeft laten vervallen en uiteindelijk slechts in één contract heeft toegepast, acht de d-g NMa onder deze omstandigheden geen misbruik van een economische machtspositie.

E) Selectieve commodityprijsstelling door Gasunie


191. Voor zover er al sprake zou zijn van selectieve commodityprijsstelling, dan vindt deze plaats op de markt voor levering van gas. In dit besluit is (zijn) de relevante leveringsmarkt(en) niet afgebakend en dat is ook voor de beoordeling van dit aspect van de klacht niet nodig, gezien het onderstaande.


192. Gasunie baseert haar commodity-prijs voor gasleveringen aan directe industriële afnemers op het alternatief voor de industriële klant, namelijk stookolie. De indexatie van de prijs is dan ook 100% gerelateerd aan stookolie. Deze commodity-prijs is van toepassing voor alle industriële klanten waarvoor het CDS geldt, ook voor WK-klanten. Een klant met een WK-installatie die meer dan 250 miljoen m3 per jaar afneemt, kan een keuze maken tussen 100% stookoliepariteit of 50% stookoliepariteit en 50% kolenpariteit. Achtergrond van dit laatste is dat deze klanten met name concurreren met elektriciteit, opgewekt in centrales met dezelfde indicatoren-mix.


193. EnTrade betoogt dat dit alternatief neerkomt op een prijskorting en dat Gasunie door deze alternatieve prijsstelling nieuwe concurrenten zoals EnTrade buiten de markt tracht te houden. Naar het oordeel van de d-g NMa is het niet aannemelijk dat dit het geval is. Ten eerste golden tijdens de periode van ontwikkeling van het CDS ook al afwijkende condities voor grote WK-centrales. Ten tweede is het prijsverschil veeleer te verklaren door het verschil in niveau van kolen- en olieprijs en niet door een mogelijk gegeven korting. Concluderend kan derhalve worden geoordeeld dat hier geen sprake is van selectieve commodity pricing (en dus geen discriminatie) teneinde nieuwe concurrenten zoals EnTrade buiten de markt te houden.

VIII. CONCLUSIE


194. Gasunie beschikt over een economische machtspositie, i.c. een (bijna) monopoliepositie, op de markt voor het (hoge- en middendruk)transport van gas ten behoeve van aflevering van gas aan afnemers met een jaarverbruik van meer dan 10 miljoen m3 in Nederland.


195. Het is Gasunie verboden misbruik van haar economische machtspositie in de zin van artikel 24 Mededingingswet te maken. Dit betekent onder andere dat prijzen niet excessief mogen zijn en dat er geen sprake mag zijn van discriminatie van derden ten opzichte van eigen afnemers van Gasunie.


196. Met betrekking tot de tarieven voor (het capaciteitsdeel van) de loadfactorconversie en de beweerde discriminatie met betrekking tot de opslag hierop voor contracten met een looptijd korter dan vijf jaar, alsmede de opslagen op contracten met een looptijd korter dan vijf jaar op het capaciteitsdeel van de incidentele capaciteit en ACQ zij opgemerkt dat het op dit moment niet opportuun is hiernaar een nader onderzoek in te stellen (zie randnummer 153).


197. Met betrekking tot de tarieven voor gastransport en kwaliteitsconversie en de boetes met betrekking tot onbalans (waaronder het vergoedingenniveau voor de back-up service) zij opgemerkt dat Gasunie hiervoor reeds een bindende aanwijzing van DTe heeft gekregen, waardoor handhavend optreden van de NMa niet meer opportuun is (zie randnummer 157). Er zal door de NMa dan ook geen nader onderzoek naar deze tarieven worden verricht.


198. Het systeem van entry-punten dat Gasunie voor transport van basislast in het CDS hanteert, impliceert een ongelijke behandeling van afnemers van Gasunie en (afnemers van) derden. Deze ongelijke behandeling ontstaat zowel door het feit dat de hoeveelheid Gasunie-gas die bij een entry-punt binnenkomt, ongelijk is aan de afgenomen hoeveelheid gas van afnemers die het dichtst bij dat entry-punt gelegen zijn als door de optimalisatie van de gasstroom die in een transportnet mogelijk is. Het gehanteerde systeem van entry-punten levert naar het oordeel van de d-g NMa misbruik op in de zin van artikel 24 Mw (zie randnummer 167).


199. Het berekenen van basislast op grond van de internationaal gebruikelijke bedrijfstijd van 8000 uur en het uitgaan van de werkelijke bedrijfstijd van een leverantie van een derde partij bij het leveren van loadfactorconversie door Gasunie in combinatie met de mogelijk goedkopere gasinkoop door die derde partij, wordt niet als discriminerend in de zin van artikel 24 Mw geoordeeld (zie randnummer 172).


200. Gasunie hanteert met betrekking tot het regionale nettarief een vermenigvuldigingsfactor die tussen o en 1 ligt. Niet gebleken is dat Gasunie deze factor, die sinds 30 juni 1998 wordt gehanteerd, niet op precies dezelfde wijze toepast voor eigen klanten van Gasunie en klanten van derden. De hoogte van de vermenigvuldigingsfactor zorgt voor de noodzakelijke economische prikkels, teneinde te voorkomen dat nieuwe aansluitingen op het hoge-druknet moeten worden gecreëerd terwijl oude aansluitingen op het regionale net voldoen. Twee eerdere, in de ontwikkelingsfase van het CDS afgesloten contracten, waarin geen vergoeding van het regionale net is overeengekomen, zijn echter niet opengebroken. Gegeven de omstandigheden waarin deze contracten zijn afgesloten is naar het oordeel van de d-g NMa ook hier echter geen sprake van discriminatie in de zin van artikel 24 Mw (zie randnummer 176).


201. Door (afnemers van) derden uuronbalans in rekening te brengen behandelt Gasunie deze afnemers anders dan afnemers van Gasunie. Afnemers van Gasunie wordt uuronbalans immers niet in rekening gebracht. Er bestaan voor derden weliswaar mogelijkheden om uuronbalans op te vangen door middel van de diensten uurflexibiliteit, additionele capaciteit en incidentele capaciteit, maar het feit blijft dat deze ongelijke behandeling van eigen afnemers en derden discriminerend is en tot een ongelijke concurrentiële situatie leidt. Pooling van uurflexibiliteit lost dit probleem niet op. De wijze van in rekening brengen van onbalans aan derden levert, gegeven de karakteristieken van het gastransportsysteem, misbruik op in de zin van artikel 24 Mw (zie randnummer 188).


202. Gasunie heeft de opslagen op korte termijncontracten voor wat betreft het transport van gas, voor uurflexibiliteit en voor kwaliteitsconversie met ingang van 1 januari 2000 laten vervallen en uiteindelijk slechts in één contract, afgesloten in de aanvangsfase van het CDS, in rekening gebracht, hetgeen de d-g NMa onder deze omstandigheden geen misbruik van een economische machtspositie acht.


203. Gasunie hanteert een speciale commodity-prijs voor WK-klanten met een WK-centrale die meer dan 250 miljoen m3 per jaar aan gas verbruikt. Deze klanten kunnen een keuze maken tussen 100% stookoliepariteit of 50% stookoliepariteit en 50% kolenpariteit. De d-g NMa is van oordeel dat hier geen sprake is van selectieve commodity pricing die leidt tot discriminatie en derhalve dat er geen sprake is van een inbreuk op de Mw. Immers, de achtergrond van deze afwijkende tariefstructuur is dat deze klanten met name concurreren met elektriciteit, opgewekt in centrales met eenzelfde indicatoren-mix van stookolie en kolen (zie randnummer 193).


204. Het standaardcontract dat Gasunie met elk van de distributiebedrijven heeft afgesloten, wordt separaat door de NMa bekeken (zaak 327). Op diensten die direct gekoppeld zijn aan dit standaardcontract, is in deze beoordeling niet ingegaan.

IX. OVERWEGINGEN OM GEEN RAPPORT OP TE STELLEN


205. Per 10 augustus 2000 is de Gaswet in werking getreden. Op basis van artikel 13, eerste lid, van de Gaswet, heeft de d-g NMa voorlopige richtlijnen vastgesteld voor het jaar 2001. In randnummer 16 van deze richtlijnen wordt uitdrukkelijk gesteld dat maatvoering en redelijkheid belangrijke uitgangspunten zijn bij het toepassen van genoemde richtlijnen.


206. Een gastransportbedrijf is op basis van artikel 12, eerste lid, van de Gaswet verplicht jaarlijks voor 1 oktober een indicatie bekend te maken van de tarieven en voorwaarden die het bedrijf in het volgende kalenderjaar voornemens is te hanteren voor het transport van gas en van de daarmee noodzakelijk verbonden diensten. Artikel 13, tweede lid, van de Gaswet bepaalt dat bij het vaststellen van de indicatieve tarieven en voorwaarden het gastransportbedrijf de richtlijnen in acht neemt. De indicatieve tarieven en voorwaarden worden beoordeeld door de directeur DTe, die het gastransportbedrijf bindende aanwijzingen kan geven met betrekking tot deze indicatieve tarieven en voorwaarden. De netbeheerders, waaronder Gasunie, hebben te kennen gegeven de richtlijnen voor het jaar 2001 niet volledig uit te kunnen voeren. Vervolgens heeft Gasunie het CDS bij de DTe voorgesteld als indicatieve tarieven en voorwaarden voor het jaar 2001.


207. In het kader van de genoemde maatvoering en redelijkheid is bij brief van 9 januari 2001 door de directeur DTe aan Gasunie meegedeeld dat de directeur DTe, onder de in de brief verwoorde voorwaarden door Gasunie te vervullen, geen bindende aanwijzing zal geven inzake de indicatieve tarieven en voorwaarden die van toepassing zijn voor transport van gas en daarmee noodzakelijkerwijs verbonden diensten in het jaar 2001.


208. De directeur DTe heeft derhalve, onder voorwaarden, geen gebruik gemaakt van zijn handhavingsinstrumentarium (het geven van een bindende aanwijzing op grond van artikel 13, derde lid van de Gaswet en het zonodig daarvan afdwingen met een last onder dwangsom), ondanks het feit dat de door Gasunie ingediende indicatieve tarieven en voorwaarden niet (geheel) voldeden aan de richtlijnen. Dit geldt evenzeer voor de elementen die in onderhavig besluit als discriminatoir zijn beoordeeld, te weten de systematiek van entry-punten en de ongelijke behandeling van derden met betrekking tot uuronbalans.


209. Inmiddels heeft de directeur DTe ook richtlijnen vastgesteld voor het jaar 2002. Mede naar aanleiding hiervan heeft Gasunie voor het jaar 2002 een nieuw tariefsysteem als indicatieve tarieven en voorwaarden ingediend, dat (sterk) afwijkt van het CDS. De directeur DTe heeft Gasunie een aantal bindende aanwijzingen gegeven met betrekking tot elementen waarvan hij heeft geoordeeld dat deze strijdig waren met de door hem opgestelde richtlijnen.


210. Vanaf 1 januari 2002 is Gasunie organisatorisch gesplitst in een handel- en transportonderneming (Gasunie Trade & Supply en Gastransport services). De handelonderneming van Gasunie sluit daardoor thans op dezelfde wijze en op basis van dezelfde indicatieve tarieven en voorwaarden als derde leveranciers transportcontracten af met de transportonderneming van Gasunie. De basis voor de onderhandelingen is voor Gasunie Handel derhalve dezelfde als voor andere gasleveranciers. Discriminatie zoals die in het onderhavige besluit is vastgesteld met betrekking tot de toepassing door Gasunie van elementen van het CDS, is dan ook niet meer aan de orde.


211. Gelet op het feit dat het tariefsysteem van Gasunie inmiddels is gewijzigd en wordt beoordeeld door de directeur DTe, en de overtredingen zoals vastgesteld in het onderhavige besluit inmiddels zijn beëindigd, is een sanctie in de vorm van een last onder dwangsom niet aan de orde. De d-g NMa acht het voorts niet opportuun, in de jaren voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Gaswet en het sectorspecifiek toezicht door de DTe, op te treden door middel van het opleggen van een boete tegen gedragingen van Gasunie, waartegen de directeur DTe in het jaar 2001 feitelijk niet is opgetreden.

X. BESLUIT

Gelet op het voorgaande is de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit van oordeel dat de aanvragen van EnTrade, Compass Energy en KPE om toepassing van artikel 56, eerste lid, Mw, moeten worden afgewezen.

Datum: 29 maart 2002

De directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit,

voor deze:

w.g. drs. R.J.P. Jansen

Plv. directeur-generaal

Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na de dag van bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, Juridische Dienst, Postbus 16326, 2500 BH Den Haag.

Klik hier voor het persbericht van 4 april 2002

Bijlage 1

Samenvatting van het Commodity Diensten Systeem

Gasunie hanteert haar Commodity Diensten Systeem (CDS) voor het transport van gas en andere gasgerelateerde diensten. In het CDS worden de prijzen voor de commodity en de prijzen voor diensten niet volledig gescheiden. Wel kan gesteld worden dat bij de levering van een continue stroom gas (basislast; zie hierna) de prijs van de commodity betrekking heeft op de kale commodity.

Bij het transport gaat het om de reservering van de pijpleiding voor het maximaal mogelijke transport (gedurende een tijdsduur met een zekere lengte), namelijk transport op het niveau van de gecontracteerde capaciteit. Ook al stroomt er gedurende vele uren bijna geen gas door een pijpleiding, toch dient deze pijpleiding op grond van de gecontracteerde capaciteit te worden gereserveerd. Er wordt derhalve vanuit gegaan dat iemand altijd een hoeveelheid gas op het niveau van zijn gecontracteerde capaciteit kan afnemen en dat iedereen tegelijkertijd een hoeveelheid gas op het niveau van zijn gecontracteerde capaciteit kan afnemen (gelijktijdigheid van maximale afname).

Een gaslevering vindt voor een levering van Gasunie continu plaats als de levering gemiddeld gedurende tenminste 8000 uur (van de jaarlijkse 8760 uur) op het niveau van de contractcapaciteit plaatsvindt. Een dergelijke levering wordt aangeduid met Basislast. Als een levering niet continu plaatsvindt dient een afnemer voor flexibiliteit in de vorm van Additionele Capaciteit, Incidentele Capaciteit en/of Uurflexibiliteit te betalen. Waarvoor de afnemer dient te betalen, is afhankelijk van hetgeen contractueel is overeengekomen.

Het transport van Basislast van Gasunie wordt gerekend vanaf het dichtstbijzijnde entry-punt, waarvan er vijf zijn, gelegen aan de rand van Nederland. Het transport van Additionele Capaciteit en Incidentele Capaciteit wordt door Gasunie gerekend vanaf Noordbroek (Groningen). In de zogenaamde capaciteitscomponent zijn betalingen opgenomen voor de te leveren flexibiliteit, die met name met behulp van gasvelden of ondergrondse bergingen kan worden gegenereerd.

Een derde kan gas via het transportsysteem van Gasunie transporteren. Als een derde voor zijn afnemer op elk uur precies die hoeveelheid gas in het transportsysteem invoert die de desbetreffende afnemer in dat uur uit het transportsysteem haalt (balans per uur), dan kan deze derde volstaan met het reserveren van transportcapaciteit vanaf het entry-punt waar het gas binnenkomt. Een derde partij dient per uur te balanceren. Als een derde partij dit niet doet, dan dienen additionele diensten te worden gecontracteerd om deze onbalans op te vangen. Voor de leveringen van Gasunie zelf wordt geen uuronbalans gemeten, want Gasunie beschouwt onbalans als een eigenschap die in haar commodity is begrepen.

Bijlage 2

De werking van het CDS geïllustreerd aan de hand van een voorbeeld van een gastransport

Stel dat er een klant in de regio Utrecht is die per jaar een volume van gas van 15 miljoen m3 afneemt bij een Contract Capaciteit van 3600m3 per uur.

(a) Voorbeeld van een prijsberekening van de commodity

Grafiek van de commodity-prijs (excl. overheidsheffingen) versus de prijsontwikkeling van de prijs van stookolie (P)

Het 6-maands gemiddelde van de stookolieprijs over de maanden oktober 1999 tot en met maart 2000.
Omgerekend naar guldens per ton 294,73 NLG per ton Toeslag 48 NLG per ton +
P voor het tweede kwartaal 2000 342,73 NLG per ton.

Op basis hiervan is de commodity-prijs voor het tweede kwartaal 2000 gelijk aan:
37,4/500 x 342,73 - 0,8 = 24,836 ct per m3.

Indien de gasprijs gedurende het hele jaar constant zou zijn, zou het commodity-deel van de gasrekening gelijk zijn aan: 15 mln m3 x 24,836 ct per m3 = 3.725.400 NLG (excl. heffingen).

(b) Voorbeeld Basislast: bepaling Capaciteit en transporttarief

Kaartje voorbeeld transportafstand Entry-punt

Grafiek Basislast Capaciteit

In deze situatie is de afstand tot het dichtstbijzijnde entry-punt, Db, gelijk aan 120 km. Stel verder dat Dr (factor voor het regionale net) gelijk is aan 0,3.

Op basis van het afgenomen jaarvolume van 15 miljoen m3 is de Basislast Capaciteit gelijk aan
15.000.000/8.000 = 1.875 m3 per uur.

Het jaarlijkse transport-tarief per m3 per uur is gelijk aan 10 NLG + 120/100 x 40 NLG + 0,3 x 50 NLG= 73,00 NLG/m3/hr

Dit komt overeen met 0,91 cent per m3.

(c) Voorbeeld Additionele Capaciteit: bepaling Capaciteit en transporttarief

Kaartje transportafstand vanaf Noordbroek

Grafiek Additionele Capaciteit

De Additionele Capaciteit wordt berekend als het verschil tussen de Contract Capaciteit en de Basislast Capaciteit: Contract Capaciteit 3.000 m3 per uur
Basislast Capaciteit 1.875 m3 per uur -
Additionele Capaciteit 1.125 m3 per uur

De afstand vanaf Noordbroek bedraagt meer dan 200 km, zodat Da = 200 km.

Transport-tarief Additionele Capaciteit voor het transport van Noordbroek naar de klant:
10 NLG + 200/100 x 40 NLG + 0,3 x 50 NLG = 105,00 NLG per m3 per uur

Het Capaciteitstarief van de Additionele Capaciteit bedraagt 220 NLG per m3 per uur.

Het totale tarief voor Additionele Capaciteit bedraagt derhalve 325 NLG per m3 per uur

Het jaarlijks te betalen bedrag voor Additionele Capaciteit: 1.125 x 325 NLG = 365.625 NLG.

Dit komt overeen met 2,44 cent per m3.

(d) Voorbeeld Incidentele Capaciteit

Grafiek Incidentele Capaciteit

Stel dat in het voorbeeld eerder genoemd de capaciteit tot 2.175 m3 per uur regelmatig wordt gebruikt en dat slechts zo nu en dan capaciteit boven de 2.175 m3 per uur wordt gebruikt. Ook van jaar tot jaar wordt verondersteld dat het aantal dagen dat de uurvraag boven de 2.175 m3 per uur komt beperkt is.

In dit voorbeeld wordt 2.175 m3 per uur vastgelegd als capaciteit die gedurende het hele jaar met onbeperkte gebruiksduur ter beschikking moet staan.
Daarboven moet zo'n 325 m3 per uur tussen de 4 en 8 dagen per jaar beschikbaar zijn.
Boven de 2.500 m3 per uur moet zo'n 500 m3 per uur maximaal 4 dagen per jaar beschikbaar zijn.
Door dit als Incidentele Capaciteit te contracteren, verandert het tarief voor Additionele Capaciteit. Dit wordt hieronder uitgewerkt.

Capaciteitscomponent

In dit voorbeeld wordt ervan uitgegaan dat deze additionele capaciteit gedurende het hele jaar beschikbaar moet kunnen zijn. 10 NLG + 200/100 *40 NLG + 0,3 x 50 NLG = 105 NLG per m3 per uur

Totale Additionele Capaciteit te transporteren: 1.125 m3 per uur => 118.125 NLG per jaar
Capaciteitstarief incidentele capaciteit
220 NLG x 300 m3 per uur +
50 NLG x 325 m3 per uur +
35 NLG x 500 m3 per uur => 99.750 NLG per jaar

+/- 217.875 NLG per jaar

Dit komt overeen met 1,45 cent per m3 en betekent een besparing van circa 1 cent per m3 ten opzichte van het contracteren van alleen Additionele Capaciteit.

Dit voorbeeld levert een besparing op van ruim 40% ten opzichte van het standaard capaciteitstarief van 220 NLG. Hier tegenover staat dat de gebruiksduur van een groot deel van deze Capaciteit beperkt is.

Transportcomponent

Indien deze Incidentele Flexibiliteit niet het hele jaar benodigd is, maar bijvoorbeeld alleen gedurende de zomermaanden, dan zal het transportdeel van dit tarief voordeliger uitpakken. Transporttarief Incidentele Capaciteit voor 6 zomermaanden: 825 m3 per uur
(10 NLG + 6 x (80 NLG + 0,3 x 50 NLG) /10) x 825 m3 per uur = 55.275 NLG per jaar
Transport Incidentele Capaciteit zonder beperking tot de zomer: (10 NLG + 80 NLG + 0,3 x 50 NLG) x 825 m3 per uur = 86.529 NLG per jaar

In dit voorbeeld levert de nadere detaillering in afname-patroon een besparing van ruim 30.000 NLG per jaar op voor de klant. Dit komt overeen met een besparing van 0,21 cent per m3.

(e) Voorbeeld Uurflexibiliteit

Grafiek Uurvraag en Basislast

De bestelling van additionele capaciteit zou in dit voorbeeld op de volgende wijze geoptimaliseerd kunnen worden:
Contract Capaciteit zonder restricties = 2.400 m3 per uur Uurflexibiliteit = 600 m3 per uur
Capaciteit Uurflexibiliteit = 3.600 m3
Volume Uurflexibiliteit

Opsplitsing in Additionele Capaciteit en Uurflexibiliteit

De totale ter beschikking staande capaciteit is in dit voorbeeld 3.000 m3 per uur, waarvan de "bovenste" 600 m3 per uur slechts gedurende een beperkt aantal uren achtereen afgenomen kan worden.

Een periode van afname boven de 2.400 m3 per uur moet worden gevolgd door een periode van afname beneden de 2.400 m3 per uur, te visualiseren met het vullen van een virtuele gasbuffer op het terrein van de klant. Dit teneinde weer voldoende mogelijkheid te hebben om een periode weer gebruik te kunnen maken van de capaciteit in deze gasbuffer.

De jaarlijkse kosten voor de klant van deze dienst zijn:

40 NLG x 600 m3 per uur + 3.600 m3 x 7 NLG = 49.200 NLG per jaar

Ter vergelijking het niet bestellen van uurflexibiliteit voor dit afname-patroon, maar gebruik te maken van Additionele Capaciteit zou leiden tot een jaarlijkse kosten voor deze 600 m3 per uur van: Capaciteitstarief 220 NLG x 600 m3 per uur =133.380 NLG per jaar Transport Additionele Capaciteit (10 NLG + 200/100 * 40 NLG + 0,3 x 50 NLG) x 600 m3 per uur =63.000 NLG per jaar
Totaal =197.038 NLG per jaar

Het bestellen van uurflexibiliteit levert in dit voorbeeld een voordeel van 145.800 NLG per jaar op. Dit komt overeen met een besparing van 0,97 cent per m3.


---

---

Voorlopige beoordeling van de d-g NMa d.d. 12 juli 2000, waarin een voorlopig standpunt ten aanzien van de klachten van EnTrade en Compass Energy is weergegeven.

Compass Energy heeft gereageerd bij brief van 1 september 2000; EnTrade heeft haar reactie gegeven bij fax en brief van 8 september 2000 en Gasunie heeft gereageerd bij fax van 25 september 2000.

Zie besluit d-g NMa in zaak 2487, Kuwait Petroleum Europoort vs Gasunie, d.d. 25 september 2001. Daarnaast meende KPE overigens dat Gasunie misbruik zou maken door te dreigen met leveringsweigering. Dit onderdeel van de klacht is in hetzelfde besluit afgewezen.

Zie besluit d-g NMa in zaak 1331, PNEM/MEGA EDON, d.d. 20 oktober 1999, waarin onder voorwaarden een vergunning is verleend voor de fusie.

EnTrade B.V. dient te worden onderscheiden van een andere dochtermaatschappij van Essent: Essent Energy Trading B.V. De onderhavige klacht is ingediend door EnTrade B.V. (zie brief d.d. 18 juli 2000, met ref/ 328/sp/289, van de raadsman van Essent).

Zie besluit d-g NMa in zaak 1186, Nuon-ENW-EWR-Gamog, d.d. 15 maart 1999, waarin is bepaald dat voor de fusie geen vergunning is vereist.

Behoudens enkele tekstuele wijzigingen, inkorting op bepaalde onderdelen en toevoegingen ter verduidelijking.

Wet van 22 juni 2000, houdende regels omtrent het transport en de levering van gas, laatstelijk gewijzigd bij Stb. 2000, 607.

Deze opslag bedraagt 5% voor contracten van 4 jaar, 10% voor contracten van 3 jaar, 15% voor contracten van 2 jaar en 20% voor contracten van 1 jaar. Op 29 februari 2000 is deze opslag voor contracten met een kortere looptijd dan 5 jaar met terugwerkende kracht tot 1 januari 2000 komen te vervallen voor de onderdelen transport, uurflexibiliteit en kwaliteitsconversie.

Zoals gezegd betreft de onderhavige beoordeling het CDS zoals het is toegepast tot 1 januari 2002. De tarieven luiden derhalve in guldens en niet in euros.

In het regionale net is de druk lager dan in het hoge druk systeem; in het vervolg worden daarom ook de woorden middendruksysteem en middendrukpijpleidingen gebruikt.

Gasunie gebruikt hier de term Load Factor capaciteit, daar waar zij voor dezelfde dienst onder exclusieve levering door Gasunie de term additionele capaciteit gebruikt. Om verwarring te voorkomen wordt hier eveneens de term additionele capaciteit gebruikt. In het vervolg van dit rapport komt overigens eveneens de term loadfactorconversie voor. Daarmee wordt in meer algemene termen bedoeld dat het gas wordt geconverteerd naar meer flexibiliteit.

EnTrade gebruikt de term kwaliteitsaanpassing. Vanwege de uniformiteit zal in dit besluit de term kwaliteitsconversie worden gebruikt.

Vertrouwelijk EnTrade.

Vertrouwelijk EnTrade.

Vertrouwelijk EnTrade.

Gas Carriage and Third Party Transmission Tariffs in Europe; A Report for NV Nederlandse Gasunie, PHB Hagler Bailly Ltd, mei 1999.

Vertrouwelijk Gasunie.

Vertrouwelijk Gasunie.

Vertrouwelijk Gasunie.

Vertrouwelijk Gasunie.

Vertrouwelijk Gasunie.

Vertrouwelijk Gasunie.

Vertrouwelijk Gasunie.

Vertrouwelijk Gasunie.

Vertrouwelijk Gasunie.

Vertrouwelijk Gasunie.

Vertrouwelijk Gasunie.

Met interne flexibiliteit wordt in dit verband de aan een gastransportnet inherente opslagcapaciteit bedoeld, die (onder meer) ontstaat door de optimalisatie van gasstromen. Thans wordt dit door de d-g NMa anders geformuleerd (zie noot 20 en randnummers 177-189), hetgeen overigens voor de beoordeling immaterieel is.

Kamerstukken II 1995-1996, 24 707, nr. 3, p. 58.

Zie onder andere HvJ EG, 23 april 1991, C-41/90, Höfner en Elser vs Macrotron, Jur. 1991, I-1979, r.o. 21.

Dit volgt uit de commissiepraktijk en de jurisprudentie van het Hof van Justitie, zoals uitgelegd in de Bekendmaking van de Commissie inzake de bepaling van de relevante markt voor het gemeenschappelijk

mededingingsrecht, PB EG, 9-12-1997, C 372/5.

In economische zin komt het (tegelijkertijd) vaststellen van zowel de product- en/of dienstenmarkt als de geografische markt neer op de toets of een denkbeeldige monopolist op de markt in staat is het prijsniveau profijtelijk en permanent te verhogen met 5 tot 10%.

Gezien de niet-inhoudelijke beoordeling van de elementen van de klacht met betrekking tot o.a. de diensten kwaliteitsconversie en flexibiliteit, dan wel de vaststelling dat geen sprake is van misbruik, laat de d-g NMa een afbakening van de relevante markten met betrekking tot deze diensten in het midden.

Bekendmaking van de Europese Commissie inzake de bepaling van de relevante markt voor het gemeenschappelijk mededingingsrecht, paragraaf 8.

In de nabije toekomst zullen ook de kleinere verbruikers vrij worden.

Zie jaarverslag Gasunie, blz. 5.

Het is dan ook voor de positie van Gasunie op de relevante markt immaterieel of de Zebrapijp wel of niet tot de relevante markt moet worden gerekend, immers, zo wel, dan nog gaat het om hooguit een fractie van de totale capaciteit van het Nederlandse netwerk.

Kamerstukken II 1995-1996, 24 707, nr. 3, p. 71.

Deze grief is in randnummer 80 weergegeven in onderdeel g.

Hierbij zij opgemerkt, dat EnTrade heeft aangegeven dat de opslag op het capaciteitsdeel van de additionele capaciteit, voor contracten met een looptijd korter dan vijf jaar, alsmede de opslagen op contracten met een looptijd korter dan vijf jaar op het capaciteitsdeel van de incidentele capaciteit en ACQ zijn blijven bestaan. EnTrade stelt dat hier sprake is van discriminatie. Aangezien de additionele capaciteit, incidentele capaciteit en ACQ naar het oordeel van de d-g NMa echter behoren tot de leveringsmarkt, geldt ook hier de redenering van randnummer 153.

Zie onder andere artikel 13, eerste lid, van de Gaswet en randnummer 2 van de Toelichting bij de Richtlijnen Gastransport voor het jaar 2002.

Zie besluit 100554/15 van de directeur DTe d.d. 20 december 2001.

Indien sprake zou zijn van excessieve tarieven, hetgeen niet is onderzocht.

Gemakshalve worden hier en in het vervolg de woorden eigen afnemers en derden gebruikt. In feite gaat het enerzijds om Gasunie levering en afnemers van Gasunie levering en anderzijds om derden die leverancier zijn en afnemers van derden.

Tenzij elke afnemer exact zijn benodigde hoeveelheid gas fysiek afneemt vanuit het dichtstbijzijnde entry-punt, hetgeen bij lange na niet het geval is.

Vertrouwelijk Gasunie.

Op grond van de door Gasunie aangeleverde gegevens is het niet mogelijk exact vast te stellen hoe groot het verschil tussen de werkelijke en toegerekende hoeveelheden gas behorend bij elk entry-punt is.

Gasunie schat dat in het jaar 2000 er geen gas in s-Gravenvoeren zal binnenkomen.

Gasunie heeft dit begrip in haar reactie op de voorlopige beoordeling niet gekwantificeerd.

Gedoeld wordt op het door Gasunie gehanteerde systeem van entry-punten.

Hierbij moet bedacht worden dat Gasunie ook feitelijk geen enkele activiteit, zoals het toevoegen of opslaan van gas, hoeft te verrichten, aangezien er geen drukverschil in het transport ontstaat. In feite betaalt deze afnemer van een derde leverancier voor een niet verrichte dienst.

Vertrouwelijk EnTrade.

Geciteerd uit de brief van Gasunie d.d. 16 maart 2000. Eerdere antwoorden van Gasunie (bij brieven d.d. 28 mei 1999 en 20 januari 2000) wijzen hier ook op.

Of niet in dezelfde mate, omdat een gedeelte van de kosten van uuronbalans in de commodity prijs kan zijn verwerkt.

Bij de wijziging van de Gaswet u.h.v. artikel 20 van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector (Wet van 21 december 2000, houdende regels met betrekking tot het beëindigen van de overeenkomst van samenwerking van de elektriciteitsproductiesector en tot het aandeelhouderschap van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, Stb. 2000, 607), is voor de d-g NMa de directeur DTe in de plaats getreden. Artikel 20 van de Overgangswet is met ingang van 1 januari 2001 bij Koninklijk Besluit in werking getreden (Stb. 2000, 608).

Staatscourant nr. 165, 28 augustus 2000.

terug

Aan de inhoud van deze pagina's kunt u geen rechten ontlenen.