Actueel

Opzegging (auto-)dealerovereenkomst

Bron: Gerechtshof Arnhem

Datum actualiteit: 18-04-2002

Deze is in dit geval niet strijdig zijn met de toepasselijke EG-verordening (28 juni 1995, Vo 1475/95, Publicatieblad L145/25) noch met de redelijkheid en billijkheid. De tussentijdse verlengingen van termijn waartegen de opzegging zou aflopen, zijn niet ongeoorloofd. Er is geen sprake van door Nissan veroorzaakte gerechtvaardigde verwachtingen bij Kleijssen dat de relatie tussen partijen zou worden voortgezet. Kleijssen heeft gedurende de herhaald verlengde opzegtermijn in redelijkheid alle gelegenheid gehad om haar onderneming over te dragen of om te polen naar een ander merk of andere activiteiten.
Kleijssen bepleit subsidiair een "legistische toepassing" van de Verordening, die tot de conclusie zou moeten leiden dat de verlenging(en) van de opzegtermijn moet(en) worden gekwalificeerd als het aangaan van een nieuwe dealerovereenkomst, die krachtens de Verordening een minimale looptijd van vijf jaar zou moeten hebben. Voorshands verwerpt het hof deze stelling van Kleijssen. In het Riviera-arrest van 21 januari 1999 (Jur EG 1999, blz. II-0093) heeft het EG-hof beslist dat de oude verordening inzake dealerovereenkomsten (EEG 123/85, 12 december 1984 Publicatieblad EG L 15, bladzijde 16) geen dwingende voorschriften bevat, die de geldigheid van de clausules van een dealerovereenkomst rechtstreeks aantasten. De oude verordening wijkt in materiële zin niet af van de Verordening, zodat de hiergenoemde beslissing haar geldigheid ook onder de Verordening heeft behouden. Er is derhalve door (enkele herhaalde) verlenging(en) van de opzegtermijn na opzegging naar het voorlopig oordeel van het hof niet krachtens een bepaling van de Verordening een nieuwe dealerovereenkomst tot stand gekomen.

Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AE1666
(Zie het originele bericht)