Ministerie van Buitenlandse Zaken


---

Conventie-speech mr. H.A.F.M.O. Van Mierlo
Nederlandse regeringsvertegenwoordiger in de EU-Conventie

16 april 2002

Geachte medeleden,

Ik zal naar vermogen de vragen beantwoorden van het presidium.

Vraag A

Er liggen op een paar essentiële terreinen taken, die of nog niet erkend zijn, of zo ver beneden de maat van het vereiste worden volbracht dat we voor het gemak maar spreken van nieuwe taken.

Op het externe vlak zal de unie een gezamenlijk Europees antwoord moeten vinden op de uitdagingen die de lidstaten niet afzonderlijk kunnen aangaan, zoals de globalisering en het effectief en met gezag kunnen reageren op internationale ontwikkelingen. En niet alleen dat. Er is ook behoefte aan het uitdragen van beginselen, die alle lidstaten in de Unie gemeen hebben, zoals de beginselen van democratie, gelijkheid, solidariteit en van de rechtsstaat. Alleen in een gezamenlijke aanpak zijn zij indrukwekkend en effectief. De wereld verwacht van Europa een internationaal optreden in overeenstemming met zijn economisch, cultureel en intellectueel vermogen. De Unie moet daarnaast in staat zijn om de stabiliteit aan haar grenzen te waarborgen en zonodig in te grijpen in een crisis ver daarbuiten. Zoals ik de vorige keer al zei:

De wereld kijkt verwachtingsvol op naar Europa, maar te vaak staan we met lege handen. De grote vraag is natuurlijk hoe we die externe capaciteit inrichten. Ik heb daar ideeën over, maar ik heb begrepen dat dit nu niet aan de orde is.

Ook op het interne vlak vragen grensoverschrijdende problemen en het opheffen van de grenzen binnen de Unie om een Europese aanpak. Niet alleen op het terrein van de milieuproblematiek, maar ook op het vlak van asiel en migratie en gezamenlijke criminaliteitsbestrijding. Op deze terreinen is de toegevoegde waarde van een gezamenlijke Europese aanpak immers groot. Het betreft onderwerpen waar lidstaten steeds minder in staat zijn om afzonderlijk een effectief beleid te realiseren.

Een derde taak wil ik nu alleen maar aanstippen en is van een andere orde. Als Europa dichter bij de burger wil komen, als het ons ernst is om de burger in de lidstaten het gevoel te geven dat hij ook leeft in een Europese democratie, dan is het aan de Unie -in samenwerking met de lidstaten- om een aantal maatregelen te nemen op het terrein van onderwijs, opvoeding en communicatie. Met het uitsluitende doel om burgers, en vooral kinderen, qua kennis en gevoel te richten op Europa. Ook dit zou ik willen zien als een nieuwe taak van de Unie.

Mede gezien de uitbreiding, als gevolg waarvan de gemiddelde slagkracht van de lidstaten voorlopig eerder afneemt dan toe, zie ik op dit moment geen reden tot taakvermindering.

Vraag B

De beginselen van de subsidiariteit en proportionaliteit blijven de belangrijkste criteria voor de toewijzing van taken aan de Unie. Ik zou hieraan willen toevoegen het criterium van de 'solidariteit', dat aan de orde komt wanneer de meeste lidstaten zeer wel in staat zijn een probleem op nationaal niveau op te lossen, maar enkele staten niet of minder goed.

Wat in ieder geval moet gebeuren is het proces van afweging van de beginselen helder te maken, aanwijsbaar en meer inzichtelijk. Voorlopig gaat onze voorkeur daarbij uit naar een extra rol voor de Raad, maar daarover spreken we de volgende keer.

Vraag C

Ik ben voorstander van het uitwerken van twee verdragen, een grondwettelijk verdrag en een beleidsverdrag. Hierover zullen we later in deze conventie nog spreken.

De beginselen van subsidiariteit moeten met de grondrechten in het grondwettelijke verdrag. Maar de bevoegdheden die aan de Unie worden toegekend moeten worden opgenomen in dat tweede verdrag, dat gemakkelijk kan worden gewijzigd. Het spreekt vanzelf dat alle andere taken dan 'for the time being' voor de lidstaten zijn.

Vraag D

Hiermee is ook de vierde vraag beantwoord:

Europa is voorlopig in ontwikkeling en mag niet dichtgetimmerd worden. Het moet altijd mogelijk zijn om de bevoegdheden verder op of af te bouwen.

Een probleem dat voor mij niet relevant is, maar voor anderen misschien wel is de meer ideologische vraag naar wat überhaupt een taak voor de overheid is (Europees dan wel nationaal) en wat de burger zelf moet doen. Mochten er op dit punt verschillen van mening zijn, die een aanpak -zoals ik heb genoemd- in de weg staan, dan zou ik u in overweging willen geven deze vraag voor te leggen aan het Europees Parlement, waar alle ideologische stromingen vertegenwoordigd zijn. We moeten in ieder geval voorkomen dat die discussie
- zo men die al wil voeren- geen verwarring gaat stichten in de discussie van de subsidiariteit.

===