Ministerie van Buitenlandse Zaken
---
Aan de Voorzitter van de VasteCommissie voor BuitenlandseZaken van de
TweedeKamerderStaten-Generaal Binnenhof4 Den Haag Directie Azië en
Oceanië Bezuidenhoutseweg 67 Postbus 20061 2500 EB Den Haag
Datum 17 april 2002 Behandeld A.H.M. Lansink
Kenmerk DAO-357/02 Telefoon 070 - 348 60 08
Blad /5 Fax 070 - 348 53 23
Bijlage() E-Mail dao@minbuza.nl
Betreft Verslag bezoek aan Kabul
Zeer geachte Voorzitter,
Op 6 april bracht ik een kort bezoek aan Kabul, Afghanistan. Tijdens het
bezoek heb ik gesprekken gevoerd met Voorzitter Karzai en de ministers van
Buitenlandse Zaken, Financiën en Wederopbouw van de Afghanistan Interim
Administration (AIA). Tijdens de lunch sprak ik de Minister van Onderwijs en
de Minister van Vrouwenzaken en een vertegenwoordiger van de Centrale Bank.
Voorts sprak ik met de Voorzitter van de Loya Jirga Commissie, Presidentieel
adviseur Ashraf Ghani, VN-vertegenwoordiger voor de wederopbouw en
humanitaire hulp Nigel Fisher en de leiding van het Nederlandse
ISAF-contingent. Mijn bezoek viel samen met de finalisering van de eerste
lopende begroting en de voorbereidingen voor de grote donorbijeenkomst in
Kabul over reconstructie. Hoewel de nadruk in de gesprekken op
ontwikkelingsrelevante onderwerpen lag, werd ook ingegaan op de
veiligheidsituatie in Kabul en de rest van het land en de voorbereiding van
de Loya Yirga.
Mijn algemene indruk is dat de AIA in een betrekkelijk korte periode al
bijzonder veel vooruitgang heeft geboekt. Dat neemt niet weg dat er nog een
lange en risicovolle weg te gaan is voordat er gerustheid kan zijn dat
Afghanistan definitief de oorlogsperiode heeft afgesloten. Wat mij bijzonder
opviel was de enorme inzet en betrokkenheid van alle gesprekspartners. Er
wordt door iedereen zeven dagen in de week rondom de klok gewerkt. Alle
gesprekspartners waren zich daarbij bewust van de veiligheidsrisico's die
zij ook persoonlijk liepen, maar tegelijkertijd was er het inspirerende
besef dat Afghanistan nu een unieke mogelijkheid wordt geboden om het land
weer op te bouwen.
Mijn Afghaanse gesprekspartners meenden overigens dat de veiligheidsrisico's
in Afghanistan door velen als te hoog werden ingeschat. Zowel voorzitter
Karzai als Minister van Buitenlandse Zaken Abdullah ontkenden dat er sprake
zou zijn geweest van een recente couppoging en spraken in termen van enkele
terroristen die tijdig zouden zijn gearresteerd. Het was duidelijk dat zij
vreesden dat de veiligheidssituatie door donoren en Afghanen in de diaspora
als excuus zou kunnen worden gebruikt om niet nu al volledig betrokken te
raken bij de wederopbouw. Abdullah verwoordde dit met de opmerking dat er
niet gewacht moest worden tot de omstandigheden perfect zijn: de bijdrage
van donoren en de diaspora is juist nodig om de omstandigheden te verbeteren
en in die zin is er een directe koppeling tussen het wederopbouw -en het
politieke proces. De AIA administratie is zich ervan bewust dat de koppeling
ook in omgekeerde richting werkt: indien de afspraken in Bonn omtrent het
politieke proces niet worden nagekomen zal de wederopbouw onder grote druk
komen te staan. In dit kader onderstreepten alle gesprekspartners het
cruciale belang van een succesvolle Loya Yirga die voor begin juni is
voorzien.
Minister Abdullah toonde zich bijzonder ingenomen met de bijeenkomst van 3
april j.l. in Genève waar met internationale donoren gesproken is over de
opbouw van de Afghaanse veiligheidsstructuren in samenhang met nog op te
zetten activiteiten op het gebied van Demobilisatie, Ontwapening en
Reïntegratie. Op die conferentie heeft de AIA haar eerste gedachten over
deze onderwerpen ontvouwd. Gestreefd wordt inmiddels naar een leger van
ongeveer 60-80.000 man, een aanzienlijk lager getal dan waar in een eerder
stadium aan werd gedacht. Ook over de reïntegratie en demobilisatie van de
ongeveer 200.000 man, die nu nog onderdeel van milities uitmaken, zijn goede
eerste plannen ontworpen. Ik verwijs ook naar de brief over ISAF die Uw
kamer separaat is toegezegd. Zoals ik u reeds in de ISAF-brief
(DVB/CV-115/02) van 12 april j.l. meldde heb ik in Kabul met de Nederlandse
commandant van het ISAF detachement de tot nu toe door het detachement
ondernomen civiel-militaire "quick impact" projecten besproken. Het betreft
met name de rehabilitatie van twee scholen en de ondersteuning van een
bijeenkomst in het kader van de internationale vrouwendag. De commandant
toonde zich bijzonder ingenomen dat door deze financiële steun het
Nederlandse ISAF-detachement aan dergelijke nuttige activiteiten kon
bijdragen, waarop ik van mijn kant heb toegezegd dat er zo nodig meer
fondsen voor dergelijke activiteiten beschikbaar zijn.
De heer Qasemyar, voorzitter van de voorbereidingscommissie voor de Loya
Jirga, verwoordde de eerder genoemde noodzaak van coherentie tussen politiek
en wederopbouw door te stellen dat het reconstructieproces het hart van het
politieke transformatieproces is. Zijn taak is bijzonder uitdagend. Binnen
een zeer korte periode dient hij niet alleen te verzekeren dat de deelnemers
aan de Loya Jirga in Afghanistan en internationaal worden ervaren als een
min of meer representatieve vertegenwoordiging van de Afghaanse samenleving,
hij dient er ook voor te zorgen dat in de krappe tijd die voor de Loya Jirga
beschikbaar is de 1450 deelnemers met elkaar in communicatie zijn en
gezamenlijk cruciale besluiten nemen over de toekomst van Afghanistan. De
heer Qasemyar gaf toe dat het mogelijk niet in alle 348 districten zal
lukken om een representatieve vertegenwoordiging te laten kiezen, maar hij
verwachtte dat, met de hulp van de VN, ten minste in de meerderheid van de
districten dit wel het geval zal zijn. Verder zal de Loya Jirga zich gaan
concentreren op de hoofd-besluiten en zou de uitwerking daarvan aan andere
instanties worden overgelaten. Zo zal de Loya Jirga de Minister-president
kiezen, maar zich niet bezig houden met de keuze van de verschillende
ministers.
In alle gesprekken heb ik de structuur en omvang van de Afghaanse overheid
opgebracht. Uit mijn gesprekken met in het bijzonder Karzai, de Minister van
Financiën, de Minister van Buitenlandse Zaken en de Presidentiële adviseur
blijkt dat dit onderwerp ook binnen de AIA tot diepgaande discussies
aanleiding geeft. De huidige omvang en structuur is de uitkomst van het
politieke proces in Bonn, waar alle facties tevreden dienden te worden
gesteld. Het gevolg is echter dat er een te groot aantal ministeries en
ministers is, met veelal overlappende mandaten. Gezien de politieke
verhoudingen tussen het centrum en de regio's ligt in Afghanistan een model
met een beperkt aantal ministeries op centraal niveau en een relatief sterke
overheid op regionaal niveau meer voor de hand. Ook waren wij het eens dat
het ambtenarenapparaat, hoewel klein in omvang, wel goed betaald diende te
worden ten einde corruptie tegen te gaan.
Ik heb in de gesprekken de blijvende Nederlandse steun voor het Afghaans
'ownership' van het wederopbouwproces onderstreept en de Afghaanse
autoriteiten gefeliciteerd met de door hen betoonde assertiviteit op dit
gebied. Ook heb ik mijn bewondering uitgedrukt voor de resultaten die door
de AIA al waren bereikt. In dit kader werd gesproken over de presentatie van
de begroting en het eigen Afghaans wederopbouwplan tijdens de voor 10 en 11
april geplande bijeenkomst van de 'Implementatie Groep'. De AIA sprak
teleurstelling uit dat de toezeggingen in Tokio zich nog te weinig vertaald
hadden in concrete activiteiten en toonde zich bezorgd over het verstorende
karakter van bepaalde bilaterale hulpactiviteiten. De recentelijk
aangetreden VN-vertegenwoordiger voor wederopbouw en humanitaire hulp, de
heer Nigel Fisher, onderschreef de door mij gehoorde kritiek op het
functioneren van de VN. Zijn heldere visie en betrokkenheid geven echter
hoop op verbetering.
In mijn gesprekken kwam ook steeds het thema van de donorcoördinatie terug.
Zowel Karzai als de Minister van Financiën waren hierover duidelijk: de
huidige structuren zijn te gecompliceerd en bewerkelijk en moeten snel
worden vervangen door een gebruikelijke 'Consultatieve Groep'. Karzai heeft
dit onderwerp inmiddels zelf opgebracht in de donorbijeenkomst die na afloop
van mijn bezoek in Kabul plaats vond en waar op dit punt belangrijke
vooruitgang is geboekt. Ik heb tevens de volledige Nederlandse steun betuigd
voor het herhaalde verzoek dat alle donoren uniforme en eenvoudige
procedures voor aanbesteding, rapportage en financiële gebruiken. Ook dit
onderwerp is op de donorconferentie aan de orde geweest. Mijn
gesprekspartners verwelkomen de goedkeuring door de Wereldbank van het
Afghanistan Reconstruction Trust Fund en hopen eveneens dat dit instrument
mede tot de gewenste standaardisering.
De betrokkenheid van NGO's bij de humanitaire hulp en wederopbouw van
Afghanistan kwam ook in verschillende gesprekken terug. Nederlandse fondsen
voor NGO-financiering van humanitaire hulp worden tot nu toe via de VN
gesluisd. Ik heb bij de heer Fischer aangekaart dat verschillende
(Nederlandse) NGO's zich bij mij beklaagd hebben over de samenwerking met de
VN in dit kader. In zijn reactie verwees hij naar de lessen van eerdere
crisis-situaties. Ook in Afghanistan is het aantal NGO's spectaculair
gegroeid. Daarbij zijn een groot aantal NGO's die tot nu toe geen enkele
ervaring en draagvlak in Afghanistan hebben en die mede daardoor
complicaties veroorzaken. Mijn Afghaanse gesprekspartners refereerden in dit
kader bij voortduring naar het verschijnsel dat een groot aantal (nieuwe)
NGO's zich vooral in Kabul en op 'populaire en gemakkelijke' onderwerpen
zouden concentreren en daardoor een snelle en evenwichtige ontwikkeling van
Afghanistan in de weg staan. Ik heb de heer Fischer gemeld dat dit bekende
"post-conflict" verschijnsel de reden van mijn besluit was om de fondsen via
de VN te kanaliseren, maar dat de VN in dit kader dan wel haar coördinerende
taak effectief dient uit te oefenen en geen onnodige barrières moet
opwerpen. De heer Fischer erkende dit en zei zeer positief te staan tegen
over het Nederlandse aanbod tijdelijk een extra medewerker voor zijn kantoor
te financieren voor verbetering van de samenwerking en coördinatie met
NGO's. Ook de uitkomsten van een Nederlandse missie die op dit moment in
Afghanistan onderzoekt hoe samenwerking met de NGO's kan worden verbetert
zullen van invloed zijn op de te nemen maatregelen.
Een specifiek probleem betreft de monetaire politiek en daaraan gekoppeld de
budgettaire transparantie. Er is gesuggereerd dat de AIA zou moeten overgaan
tot een dollarisering van de overheidsbegroting. In mijn gesprekken bleek
dat de interim-regering hiervoor zal niet opteren, maar een nieuwe
munteenheid wil introduceren. Tot de introductie van de nieuwe munt verwacht
de AIA dat zowel het besluit niet monetair te financieren als nadere
afspraken met Rusland (waar de munt wordt gedrukt) de risico's in afdoende
mate zullen afdekken. Het IMF heeft toegezegd de AIA op dit onderwerp te
ondersteunen.
De AIA wil heel nadrukkelijk ruimte bieden aan de private sector. Ik heb
hier met instemming op gereageerd en mijn gesprekspartners in dit kader
gewezen op het 'Everything but Arms' besluit van de EU waardoor Afghanistan
als één van de Minst Ontwikkelde Landen in beginsel vrije toegang tot de
Europese markt heeft. Ik heb steun aangeboden om de resterende non-tarifaire
barrières binnen de EU te helpen overwinnen.
Tenslotte heb ik van de gelegenheid van mijn bezoek aan Kabul gebruik
gemaakt om de Nederlandse vertegenwoordigers aldaar de dank van mijn collega
van Buitenlandse Zaken en mijzelf over te brengen voor het vele goede werk
dat zij onder bijzonder risicovolle omstandigheden verrichten. Ik heb grote
bewondering voor deze collega's die zich ter plekke onder gevaarlijke
omstandigheden inzetten om bij te dragen aan de terugkeer van Afghanistan in
de wereldgemeenschap.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking
Kenmerk
Blad /1
===