---
Rapporten - Verslag Nationale Conferentie voor Onderofficieren
---
Verslag Nationale Conferentie voor Onderofficieren
16-04-2002
Een goede strijdwagen heeft vier paarden
Verslag Nationale Conferentie voor Onderofficieren 17 20 september 2001
Nationale Conferentie voor Onderofficieren: Aan de basis van een adequaat Defensie apparaat.
INLEIDING
Sinds enkele jaren staat het onderofficierskorps goed in de belangstelling. De gewijzigde taakstelling, overgang naar een beroepskrijgsmacht, deelname aan vredesoperaties, etc. zijn reden geweest om de rol en positie van de onderofficier te herijken. De onderofficieren zelf hebben daarin een belangrijke rol vervuld. De onderofficier naast de commandant heeft zijn intrede gedaan tot op het hoogste niveau. Daarnaast hebben zij zelf het initiatief genomen voor het houden van conferenties voor en door onderofficieren. Nadat in 2000 op succesvolle wijze de eerste Internationale Conferentie voor Onderofficieren is gehouden, is nu voor de eerst maal een Nationale Onderofficiersconferentie georganiseerd. Beide conferenties zijn zowel in nationaal als internationaal opzicht uniek voor het onderofficierskorps.
DOELSTELLING NATIONALE ONDEROFFICIERSCONFERENTIE
In de krijgsmacht van vandaag moeten de krijgsmachtdelen steeds meer met elkaar werken i.p.v. naast elkaar. Tegelijkertijd bestaan er tussen de krijgsmachtdelen verschillen in cultuur, traditie, etc. Verschillen die niet hoeven te verdwijnen, die functioneel zijn, maar waarvoor begrip en respect verwacht mag worden. Doel is te komen tot integratie en samenwerking onder behoud van eigen identiteit en cultuur. Juist bij joint optreden, onder operationele omstandigheden (bijv. vredesoperaties) en in vredestijd (bijv. interservice-opleidingen) is het de onderofficier die veelvuldig voorop staat en daadwerkelijk met collegas van andere krijgsmachtdelen moet samenwerken. Hij / zij (Natuurlijk zijn er ook vrouwelijke onderofficieren. Voor de leesbaarheid zal in de tekst alleen gebruik worden gemaakt van de mannelijke vorm.) makes things happen. De doelstelling van de conferentie is derhalve als volgt geformuleerd:
Onderofficieren kennis en inzicht verschaffen over de rol en positie van de onderofficier bij de vier krijgsmachtdelen. Dit wordt bereikt door: - onderofficieren kennis te laten nemen van de taakstelling en organisatie van de respectievelijke krijgsmachtdelen; - onderofficieren inzicht te geven in de taak en verantwoordelijkheden van de onderofficier bij de respectievelijke krijgsmachtdelen; - onderofficieren te informeren over de respectievelijke onderofficiersopleidingen.
D.m.v. onderlinge discussies over voornoemde onderwerpen, in syndicaatverband, tijdens plenaire debatten en tijdens informele gelegenheden zullen de deelnemende onderofficieren meer inzicht en begrip krijgen voor elkaars situatie. Daarnaast dienen mogelijkheden te worden onderzocht om te komen tot een verdere integratie en (nog) betere samenwerking.
ORGANISATIE
Programma De conferentie vond plaats op het marinecomplex Nieuwe Haven in Den Helder in de periode van 17 t /m 20 september 2001. Kolonel b.d. C.P.M. van Egmond trad op als dagvoorzitter. De eerste dag stond in het teken van ontvangst en kennismaking met de vier krijgsmachtdelen. Op de tweede dag werd de rol en de positie van de onderofficier per krijgsmachtdeel belicht. De derde dag kwamen de onderofficiersopleidingen aan de orde. D.m.v. syndicaatopdrachten, waarbij de syndicaten zoveel mogelijk zijn gemixt, werden respectievelijke onderwerpen uitgediept en meningen beargumenteerd. Op de vierde en laatste dag werden de conclusies en aanbevelingen gepresenteerd aan de deelnemers van de conferentie, genodigde militaire commandanten. Bij afsluiting van de conferentie is het eindverslag aan de vertegenwoordiger van de CDS aangeboden. Zie bijlage A: programma.
Rapportage Van de conferentie wordt een eindverslag gemaakt dat aan de CDS en de bevelhebbers zal worden aangeboden. Daarnaast zullen artikelen over de conferentie worden gepubliceerd in de Defensiekrant en de diverse krijgsmachtdeelbladen.
Logistieke ondersteuning De Koninklijke Marine i.c. Commandant Maritieme Middelen Den Helder heeft de conferentie op uitstekende wijze ondersteund. Zij bood een auditorium, syndicaatruimtes, legering, voeding en facilitaire diensten. Tevens dank aan al het ondersteunend personeel van de vier krijgsmachtdelen.
RESULTATEN
Dag 1: 17 september 2001
Deelnemers Er hebben 122 onderofficieren aan de conferentie deelgenomen (KL 40, KLu 30, KM 37, KMar 15) variërend in leeftijd van 22 tot 54 jaar. Er waren 10 vrouwen. Toegevoegd /assistent Defensie-attachés waren aanwezig te weten uit de VS, VK, Hongarije, Frankrijk en Israël. De assistent Defensie-attaché uit Duitsland heeft helaas af moeten zeggen.
Ontvangst De ontvangst was goed georganiseerd en tot in het kleinste detail voorbereid. Deelnemers ontvingen bij aanmelding een goed verzorgd informatiepakket. Ook de legering werd aangegrepen om de integratie te bevorderen. Onderofficieren van verschillende krijgsmachtdelen moesten samen een kamer delen.
Welkom In zijn welkomstwoord dankte de Adjudant van de Krijgsmacht, adjudant R. Clausen, de Chef Defensiestaf, luitenant-admiraal L. Kroon, voor zijn persoonlijke betrokkenheid bij het Nederlands onderofficierkorps en de steun die hij had ontvangen bij de voorbereiding van de conferentie. Vervolgens ging hij in op de doelstelling van de conferentie en op wat hij verwachtte van de deelnemers. Ten slotte memoreerde hij het antwoord van de Chef Militair Huis van Hare Majesteit de Koningin in reactie op zijn telegram verzonden aan het Koninklijk Huis ter gelegenheid van deze eerste Nationale Onderofficiersconferentie.
Opening Na de officiële opening wees de Chef Defensiestaf, Luitenant-admiraal L. Kroon, op een uitspraak van Napoleon dat een land alleen goede militairen heeft, indien dat land in oorlog is. Nederland is niet in oorlog, maar neemt wel deel aan internationale vredesoperaties. De Nederlandse militair is goed. Dat kon hij zelf constateren bij zijn werkbezoeken maar ook internationale bronnen bevestigen dat beeld. De onderofficier vervult tijdens de operaties maar ook in de voorbereiding een centrale rol als leider, vakman /specialist en instructeur. De indruk die de onderofficierinstructeur opwekt bij de rekruut is voor de vorming van de rekruut als militair essentieel: de onderofficier aan de basis van een adequaat defensieapparaat. Begrip en respect krijgen voor de verschillen in cultuur en tradities van andere krijgsmachtdelen zag hij tegen de achtergrond van een toenemend joint optreden als een belangrijk doel van de conferentie. Het was goed om elkaars eigen aardigheden te kennen. Hij constateerde dat het onderofficierskorps steeds meer een eigen identiteit ontwikkelt en zelfstandig verder werkt aan professionaliteit. Onder het motto het kan altijd beter en deze conferentie kan daaraan bijdragen, wenste hij de deelnemers een nuttige en plezierige conferentie toe.
Presentaties Een vertegenwoordiger van elk krijgsmachtdeel verzorgde een presentatie over betreffend krijgsmachtdeel, waarin onder meer mission statement, taken en organisatie aan de orde kwamen. Zie bijlage B: Samenvatting presentaties taak en organisatie van de krijgsmachtdelen.
Forumdiscussie: In de forumdiscussie na de presentaties is gesproken en discussie gevoerd over onderstaande onderwerpen: - de vraag in hoeverre de krijgsmachtdelen een afspiegeling zijn van de maatschappij; - verschillen in keuringseisen tussen de krijgsmachtdelen; - verschillen tussen krijgsmachtdelen m.b.t. het naar buiten brengen van onoorbare zaken en de positie van de KMar in deze; - huidige samenwerkingsverbanden tussen de krijgsmachtdelen; - de uitzendproblematiek / uitzenddruk.
Conclusies dag 1: 1. Opvang, ontvangst en logistieke ondersteuning waren uitstekend geregeld; 2. Presentaties over de taak en organisatie van de respectievelijke krijgsmachtdelen was nuttig en leerzaam. Er is een ruime belangstelling voor elkaars situatie; 3. De deelnemers zijn positief kritisch, nemen geen blad voor de mond en zijn belangstellend voor wat leeft bij andere krijgsmachtdelen; 4. De deelnemers zijn geïnteresseerd in huidige samenwerkingsverbanden tussen de krijgsmachtdelen; 5. Alle deelnemers waren het met elkaar eens dat de krijgsmacht en elk krijgsmachtdeel op zich een dynamisch bedrijf is met een veelheid aan taken en afwisseling; 6. Een heerlijk koud buffet en een social in burgerkleding blijken een prima afsluiting van de eerste dag; 7. De fases in het groepsproces zijn zichtbaar: bij aankomst tijdens de koffie zitten de deelnemers krijgsmachtdeelgewijze bij elkaar, na een verkenningsfase in de middag is tijdens de social s avond de integratie zichtbaar.
Dag 2: 18 september 2001
Na een korte terugblik naar de eerste dag hebben de krijgsmachtdeeladjudanten presentaties gehouden over de rol en verantwoordelijkheden van de onderofficier per krijgsmachtdeel in het verleden, heden en met een blik naar de toekomst.
Presentaties: zie bijlage C: Presentaties rol en verantwoordelijkheden van de onderofficier per krijgsmachtdeel.
Na de presentaties zijn 8 syndicaten geformeerd bestaande uit een mix van ca. 13 onderofficieren van verschillende krijgsmachtdelen ingedeeld op basis van rangsniveau. Hiervoor is gekozen om te zien of de beleving van de oudere en jongere onderofficieren veel van elkaar verschillen.
Hieronder staan de syndicaatopdrachten opgesomd met een samenvatting van de uitkomst van de syndicaatdiscussies. Opgemerkt wordt dat in de syndicaten constructieve en open debatten hebben plaatsgevonden en dat de deelnemers maximaal informatie aan elkaar uitwisselden. Er was geen significant verschil te merken noch in het proces noch in de uitkomsten tussen de syndicaten met de hogere onderofficieren en die met de lagere onderofficieren.
Syndicaatopdracht 1 U heeft vier presentaties van de Krijgsmachtdeeladjudanten aangehoord. Inventariseer de overeenkomsten en verschillen die bestaan tussen de krijgsmachtdelen m.b.t. de rol en positie van de onderofficier. Zijn de geconstateerde verschillen wenselijk en zo ja, onder welke omstandigheden, dan wel moet hier verandering in komen. Motiveer uw antwoord.
Antwoord syndicaatopdracht 1
Overeenkomsten: In algemene zin hebben de syndicaten veel overeenkomsten gevonden, waarvan de meest belangrijke hierna zijn weergegeven. De meeste syndicaten zien de onderofficier als leider op de werkvloer, vakman / specialist en als coach / mentor voor manschappen, jongere collegas en jonge officieren. Instructie is typisch een taak voor de onderofficier, de instructeur is een onderofficier, maar niet elke onderofficier is een instructeur bij alle krijgsmachtdelen. Goed voorbeeldgedrag op basis van de gedragscode hoort tot het onderofficierschap evenals het dragen en nemen van verantwoordelijkheid. De positie van de onderofficier is cruciaal voor het functioneren van de krijgsmacht. De onderofficier is de ruggengraat van de krijgsmacht, maar niet iedereen vindt dat het ook zo gewaardeerd wordt. De onderofficier naast de commandant, en daarmee een directe lijn naar de commandant tot op het hoogste niveau, wordt als een belangrijk instrument gezien. Kritische opmerkingen zijn gemaakt m.b.t. de volgende gemeenschappelijke knelpunten: inboeten aan kwaliteit en devaluatie van de rangen, uitzenddruk, personeelstekorten en daarmee samenhangend werkdruk. Loyaliteit is de kracht van de onderofficier, die zijn werk, -ondanks alles-, professioneel wil uitvoeren. Deze loyaliteit dient te worden erkend en gewaardeerd en niet te worden misbruikt zoals sommigen dat nu voelen. De loyaliteit van de onderofficier staat onder druk. De militaire en politieke leiding dienen hiervan doordrongen te zijn.
Verschillen: Hoewel leiding geven hoort tot de rol van de onderofficier zijn er per krijgsmachtdeel verschillen m.b.t. het niveau en de mate van leiding geven. Dit wordt echter niet als storend ervaren. Cultuurverschillen tussen de krijgsmachtdelen zijn duidelijk aanwezig, maar zijn ook functioneel omdat zij daarmee een zekere identiteit en groepsbinding verschaffen. Het is noodzakelijk om acceptatie, begrip en respect op te brengen voor elkaars cultuur en identiteit. Daar waar cultuurverschillen of traditiebeleving in strijd zijn met de operationele taakuitvoering (bijvoorbeeld tijdens een gezamenlijke vredesoperatie) moeten ze (evt. tijdelijk) worden aangepast. De gedragscodes van de krijgsmachtdelen, gebaseerd op een krijgsmacht-gedragscode moeten beter op elkaar worden afgestemd. Bij gezamenlijk optreden levert het hanteren van een gedragscode van een van de krijgsmachtdelen problemen op. De korporaal wordt bij de Koninklijke Marine gezien zijn functie en werkzaamheden terecht beschouwd als onderofficier. Helaas levert dat interservice en internationaal nog de nodige problemen op. Er bestaan verschillen in functiezwaarte tussen de diverse onderofficiersfuncties zowel binnen een krijgsmachtdeel als tussen de krijgsmachtdelen. Dit pleit voor functiegebonden beloning. Dit maakt Defensie een aantrekkelijke(er) werkgever en bevordert een meer normale en logische personele opbouw.
Syndicaatopdracht 2 Wat zijn de mogelijkheden om te komen tot een betere integratie en / of informatie-uitwisseling?
Antwoord syndicaatopdracht 2 Het is opvallend dat geen van de syndicaten de noodzaak tot een betere informatie-uitwisseling tussen de krijgsmachtdelen in twijfel trekt. Alle deelnemers binnen de conferentie zijn het hier over eens. Bij integratie worden meer vraagtekens gezet, waarbij echter dient te worden opgemerkt dat er in de praktijk al vele vormen van integratie en samenwerking blijken te bestaan, zij het niet structureel. Het gevoel leeft dat op onderofficiersniveau samenwerking gemakkelijk te realiseren is, maar dat commandanten niet altijd hiertoe de bereidheid hebben of hun eenheid willen afschermen voor buitenstaanders. De volgende suggesties zijn door de syndicaten geopperd:
Opleiden en oefenen · Meer samen (paars) opleiden en waar mogelijk integratie van (delen van) opleidingen (gezamenlijk vertrekpunt, meer vertrouwen en begrip kweken); · Uitwisseling van loopbaanopleidingen of delen van loopbaanopleidingen gezamenlijk uitvoeren; · Tijdens opleidingen andere krijgsmachtdelen bezoeken; · Waarom wel uitwisseling van onderofficieren met buitenland en niet met andere krijgsmachtdelen? · Gezamenlijke voorbereiding en oefeningen m.n. voorafgaande aan uitzending.
Informatie uitwisseling · Frequenter elkaar krijgsmachtbreed informeren (centrale informatievoorziening voor onderofficieren); · Informatie ruimer terugkoppelen (top down vertel wat er speelt, we zijn niet dom); · Dit soort onderofficiersconferenties evt. aangevuld met sub onderofficiersconferenties met terugkoppeling van de bereikte resultaten naar de achterban; · Gebruik intranet; · Wederzijdse briefings en werkbezoeken.
Integratie · Ja, waar mogelijk en wenselijk, maar wel doel van integratie goed formuleren (geen doel op zich, kwaliteitsverhoging, kostenbesparing, etc) en oog hebben voor evt. consequenties (verlies identiteit, vormingsaspecten minder krijgsmachtdeel gerelateerd, etc.); · Paars leren denken, gedragen en uitgedragen door de hogere militaire leiding; · Koppelen / gelijkschakelen van logistieke en automatiseringssystemen (bijv. personeels- en materieelbeheer. Dit bevordert tevens gemeenschappelijke opleiding; · Standaardisatie van rangonderscheidingstekens (niet elk syndicaat vindt dit noodzakelijk, verbeteren van herkenbaarheid is ook een alternatief); · Dezelfde (rechtspositionele) regelgeving voor alle krijgsmachtdelen; · Dezelfde uitrusting voor zover mogelijk.
Bladen · Uitbreiden van de informatievoorziening krijgsmachtbreed, bijv. Defensiekrant (mits het informatieve karakter verbeterd wordt); · Er was geen overeenstemming over de noodzaak van een krijgsmachtbreed blad voor onderofficieren.
Overleg · Structureel krijgsmachtbreed overleg tussen onderofficieren o.l.v. de onderofficier-naast-de-commandant; · Geadviseerd wordt een werkgroep krijgsmachtbreed te laten inventariseren waar reeds samenwerking plaats vindt en vervolgens mogelijkheden onderzoeken voor verdere vormen van integratie.
Met dank aan de Luchtmachtadjudant kan het motto hier luiden: Van samen werken naar samenwerken
Syndicaatopdracht 3 Is er gelet op de onderlinge informatie-uitwisseling en integratie behoefte aan een gemeenschappelijke visie op de rol en positie van de Nederlandse onderofficier. Zo ja, hoe moet deze luiden / zo neen, waarom niet. Motiveer uw antwoord.
Antwoord syndicaatopdracht 3 Na verlenging van de discussie in syndicaatverband en plenair zijn alle syndicaten van mening dat er behoefte bestaat aan een gemeenschappelijke visie op de rol van de onderofficier om de onderofficieren als ruggengraat van de krijgsmacht te erkennen en behouden.
Een syndicaat gaf aan waarom een gemeenschappelijke visie noodzakelijk is: De onderofficier voelt zich niet gewaardeerd als ruggengraat door misplaatste erkenning en foutieve informatie van bovenaf. Bezoldiging ten opzichte van elkaar is niet identiek en ten opzichte van het bedrijfsleven ondergewaardeerd.
De uitkomsten van de hiervoor genoemde vragen zijn een duidelijke indicatie dat er veel overeenkomsten tussen de krijgsmachtdelen bestaan en dat de wens bestaat om meer van elkaar te weten en om meer gezamenlijk en gemeenschappelijk te doen. Een overkoepelende beleidsvisie kan dienen als vertrekpunt voor het (verder) ontwikkelen van onderofficiersbeleid per krijgsmachtdeel. Tevens kan het dienen als kapstok om bestaande ad-hoc samenwerkingsverbanden en activiteiten in het kader van integratie te structureren. Een beleidsvisie over de rol en positie van de onderofficier moet duidelijk worden uitgedragen naar de Defensieleiding, respectievelijke krijgsmachtdeelstaven en naar de onderofficieren tot op het laagste niveau.
Een eerste opzet van deze visie zou als volgt kunnen luiden.
De positie van de onderofficier is cruciaal voor het functioneren van de krijgsmacht. Hij functioneert binnen zijn eigen domein in de rol van leider, vakman / specialist en coach voor ondergeschikten, collegas en superieuren
In de uitwerking van een gemeenschappelijke visie zouden de volgende elementen kunnen worden opgenomen: - De onderofficier is de laagste leidinggevende in de bevelsketen, hij staat op het snijpunt van bevelen ontvangen en uitvoeren als kaderlid tussen de manschappen en officieren; - Het is voor de krijgsmacht noodzakelijk te beschikken over een sterk onderofficierskorps (niet bij alle krijgsmachtdelen wordt dit nu als zodanig ervaren); - De wens bestaat om de status van de onderofficier en de onderofficiersrangen te versterken; - Een domein van de onderofficier is per krijgsmachtdeel af te bakenen, met dien verstande dat er inhoudelijk verschillen zijn, bijvoorbeeld op het gebied van het instructeurschap; - De onderofficier heeft de uitdrukkelijke wens om vakmanschap en leiderschap uit te kunnen stralen en als voorbeeld te dienen voor zijn omgeving; - De onderofficier voelt zich moreel verplicht zijn taak zo optimaal mogelijk uit te voeren; - De wens om de communicatie binnen het onderofficierskorps te verbeteren (o.a. door jaarlijks of tweejaarlijks een onderofficiersconferentie), maar zeker de communicatie vanuit de staven naar de onderofficieren op de werkvloer; - De onderofficier moet de gelegenheid krijgen om daar waar zijn loyaliteit en inzetbaarheid overmatig worden belast zijn mening hierover op een passend niveau op basis van vakmanschap en ervaring gefundeerd weer te geven.
Verder werd door een aantal syndicaten manieren aangegeven die kunnen bijdragen aan een duidelijkere visie bijvoorbeeld door het organiseren van werkbezoeken, conferenties, centrale informatie voorziening en het waar mogelijk gezamenlijk opleiden.
Tot slot een creatief motto afkomstig van een ander syndicaat en gebruikt op de omslag van het verslag: Een goede strijdwagen heeft vier paarden.
Conclusies dag 2: 1. Gezien de grote hoeveelheid uitkomsten van de syndicaatdiscussies bleek dag 2 tekort om te komen tot een gemeenschappelijke mening. Gezien het belang van deze resultaten is dit onderwerp op dag 3 in de ochtend afgerond; 2. Conferentiedeelnemers zien duidelijk meer overeenkomsten dan verschillen waar het de positie van de onderofficier betreft. Een belangrijke overeenkomst is de onderofficier als leider, vakman / specialist, coach en voorbeeld voor zijn omgeving. Er zijn ook verschillen; deze zijn functioneel en worden niet als storend gezien; 3. Er is behoefte aan verdere vormen van samenwerking, integratie en informatie-uitwisseling. Op dit gebied is een veelheid aan voorstellen gedaan; 4. Unaniem is de conferentie van mening dat er behoefte is aan een gemeenschappelijke visie m.b.t. de rol en positie van de onderofficier. Een eerste opzet van deze visie is geformuleerd en elementen zijn genoemd die mogelijk in zon visie zouden kunnen worden opgenomen.
Dag 3: 19 september 2001
Zoals hiervoor vermeld is in de ochtend van dag 3 de discussie van de vorige dag afgerond (zie conclusies dag 2). Dit leidde tot een aanpassing van het tijdschema op dag 3.
Vier onderofficieren van de respectievelijke krijgsmachtdelen werkzaam in de opleidingssector verzorgden een presentatie over de onderofficiersopleiding bij hun krijgsmachtdeel. Dit betrof zowel de initiële als de loopbaanopleidingen. Zie bijlage D: Presentaties onderofficiersopleidingen.
Vervolgens zijn 8 nieuwe syndicaten geformeerd die de volgende opdracht kregen:
Syndicaatopdracht opleidingen Geef uw visie over de onderofficiersopleidingen van nu en in de toekomst gezien de uitkomsten van de voorgaande discussies (rol en positie onderofficier, integratie en samenwerking, gemeenschappelijke visie, etc.).
Antwoord syndicaatopdracht opleidingen Door diverse syndicaten is de vraag opgesplitst in twee subvragen: de stand van zaken m.b.t. de huidige onderofficiersopleidingen en de wens of noodzaak voor integratie en samenwerking op opleidingsgebied.
De opleidingen voor onderofficieren zoals deze momenteel bij de verschillende krijgsmacht delen gegeven worden voldoen. Bij alle krijgsmachtdelen zijn het ervaren onderofficieren die (aspirant-)onderofficieren opleiden. De deelnemers uitten hun zorg over de kwaliteit van de opgeleide onderofficier. De opleidingsduur wordt bekort, het aanvangsniveau is lager en de functiewisselingen zijn frequenter.
Bij het onderwerp over integratie van de opleiding kwam een ruim spectrum van meningen en mogelijkheden aan de orde. Zo waren er syndicaten die van mening waren dat de elementaire militaire opleidingen geheel samengevoegd kunnen worden om zo het onderling begrip bij de basis aan te brengen. Bij uitval in verband met fysieke beperkingen kan de militair probleemloos doorstromen naar een ander krijgsmachtonderdeel, waar fysiek minder zware eisen gelden. Er waren echter ook syndicaten die van mening waren dat het samenvoegen van de elementaire opleidingen absoluut niet wenselijk is. Als belangrijkste reden gaf men aan dat juist in de basis het gevoel en identiteit van de het betreffende krijgsmacht deel aangebracht dient te worden (Als matroos ga ik geen put graven).
Een meerderheid gaf aan dat men momenteel bij diverse, met name vaktechnische opleidingen, al veel samenwerkt bijv. rijopleidingen, geneeskundige opleidingen, schietopleidingen, voorlichtingslessen door de KMar, NBC-opleidingen, instructeuropleidingen, etc. Verdere integratie wordt wenselijk geacht, mits het doelmatig is. Integreren en samenwerken zijn geen doel op zich. Het moet winst opleveren voor de organisatie in de vorm van kwaliteitsverhoging, efficiency en/of kostenbesparing. Daarvoor dient eerst geïnventariseerd te worden welke opleidingen of delen van opleidingen dusdanige overeenkomsten vertonen dat samenvoegen zinvol is. Wat betreft de loopbaan opleidingen ziet men mogelijkheden om onderdelen als militaire-, sociale-, communicatieve- en leidinggevende vaardigheden samen te voegen. Het is aan te bevelen om met elkaar samen te werken en elkaar te steunen op het gebied van opleidingsontwikkeling van dezelfde militaire onderwerpen (bijv. ZHKH, NBC, Diemaco, exercitie, etc). Geconstateerd wordt dat verschillen in rechtspositionele regelgeving m.b.t. loopbaanopleidingen en verschillen in examenregelingen samenwerking bemoeilijken. Samenwerking op opleidingsgebied betekent voor de onderofficier tevens een verbreding van zijn kennis en zijn netwerk. Dit geeft hem meer verantwoordelijkheid en daarmee ook een verbetering van zijn positie als onderofficier.
Conclusies dag 3: 1. Voortzetting van de discussie van dag 2 was zeer nuttig; 2. Presentaties over de opleidingen waren verhelderend en vormden een goede basis voor de discussie in syndicaatverband en daarna in plenair debat; 3. De huidige onderofficiersopleidingen voldoen. De kwaliteit van de onderofficier staat echter onder druk als gevolg van verkorte opleidingsduur, lager aanvangsniveau en te frequente functiewisselingen bij het personeel; 4. Over samenwerking en integratie in de militaire basisopleiding zijn de meningen verdeeld. Diverse functieopleidingen worden reeds interservice uitgevoerd; 5. Integreren en samenwerken op opleidingsgebied mogen geen doel op zich zijn. Het moet in enige vorm winst opleveren voor de organisatie; 6. Delen van de loopbaanopleidingen waarin leidinggevende vaardigheden worden aangeleerd bieden mogelijkheden voor samenwerking; 7. Mogelijkheden worden onderkend in de samenwerking op het gebied van onderwijs ontwikkeling en ondersteuning; 8. Verschillende rechtspositionele regelingen tussen de krijgsmachtdelen m.b.t. loopbaanopleidingen en verschillende examenregelingen bemoeilijken samenwerking en verdere integratie.
Dag 4: 20 september 2001
Dag 4 vormde de afsluiting van de conferentie. In de ochtend werd het conceptverslag aan de deelnemers van de conferentie aangeboden en mochten zij in een plenaire discussie commentaar leveren. Tevens zijn evaluatieformulieren ingediend. Voor de resultaten zie bijlage E. Militaire genodigden werden in de gelegenheid gesteld om de discussie te participeren. Vervolgens vonden lezingen plaats van over het Veteraneninstituut en de ervaringen van een groepscommandant in UNMEE.
De conferentie werd afgesloten door het aanbieden van het conferentieverslag aan de vertegenwoordiger van de Chef Defensiestaf.
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
Conclusies 1. De doelstelling van de conferentie, -onderofficieren kennis laten maken met de andere krijgsmachtdelen voor wat betreft taak en organisatie, onderofficiersopleidingen en de rol van de onderofficier is ruimschoots gehaald; 2. Hetzelfde geldt voor de doelstelling meer inzicht en begrip te krijgen voor elkaars situatie; 3. De derde doelstelling was het onderzoeken van mogelijkheden voor verdere integratie en samenwerking. De behoefte aan verdere vormen van samenwerking, integratie en informatie-uitwisseling bleek overduidelijk aanwezig. Op dit gebied is een veelheid aan voorstellen gedaan; 4. Loyaliteit is de kracht van de onderofficier, die zijn werk, -ondanks alles-, professioneel wil uitvoeren. De loyaliteit van de onderofficier staat onder druk. De militaire en politieke leiding dienen hiervan doordrongen te zijn. 5. Er is de onderofficieren veel aan gelegen om erkend en gewaardeerd te worden voor hun cruciale rol in de krijgsmacht. Conferentiedeelnemers zien meer overeenkomsten dan verschillen waar het de positie van de onderofficier betreft bij de respectievelijke krijgsmachtdelen. Een belangrijke overeenkomst is de onderofficier als leider, vakman / specialist, coach en voorbeeld voor zijn omgeving. Unaniem is de conferentie van mening dat er behoefte is aan een gemeenschappelijke visie m.b.t. de rol en positie van de onderofficier. Dit moet uiteindelijk leiden tot een versterking van hun rol en positie. Een eerste opzet van deze visie is geformuleerd en elementen zijn genoemd die mogelijk in zon visie zouden kunnen worden opgenomen; 6. Cultuurverschillen tussen de krijgsmachtdelen worden onderkend en als functioneel geaccepteerd. Het is noodzakelijk om hiervoor wederzijds begrip en respect op te brengen. Cultuurverschillen of traditiebeleving mogen echter de operationele taakuitvoering (bijvoorbeeld tijdens een gezamenlijke vredesoperatie) niet in de weg staan; 7. Voorkomen moet worden dat excellerende onderofficieren het onderofficierskorps verlaten omwille van een officiersrang met de daarbij behorende bezoldiging. Dit pleit voor een functiegebonden beloning; 8. Kritische opmerkingen zijn gemaakt m.b.t. de volgende gemeenschappelijke knelpunten: inboeten aan kwaliteit en devaluatie van de rangen, uitzenddruk, personeelstekorten en daarmee samenhangend werkdruk; 9. De huidige onderofficiersopleidingen voldoen. De kwaliteit van de onderofficier staat echter onder druk als gevolg van verkorte opleidingsduur, lager aanvangsniveau en te frequente functiewisselingen bij het personeel; 9. In algemene zin zijn de deelnemers voorstander om open en creatief te kijken naar meer en andere vormen van samenwerking en integratie op opleidingsgebied. Voorgesteld wordt om na een inventarisatie van reeds bestaande interservice opleidingen andere mogelijkheden te (laten) onderzoeken. De beste kansen bieden naar verwachting de algemene onderwerpen in de loopbaanopleidingen voor onderofficieren (leiding geven, management, vergadertechniek, etc.). Een IDL voor onderofficieren !! Daarnaast zijn andere opties voorgesteld bijv. op het gebied van onderwijsontwikkeling, uitwisseling van cursisten voor loopbaanopleidingen, etc.; 10. De conferentie werd door alle deelnemers als nuttig ervaren. Voorgesteld wordt om een soortgelijke conferentie (twee)jaarlijks te herhalen maar dan met een specifiek thema (bijv. leidinggeven en het nemen van verantwoordelijkheid door de onderofficier).
Aanbevelingen Onderofficieren van de vier krijgsmachtdelen bijeengekomen op de eerste Nationale Onderofficiersconferentie bevelen aan om: 1. In te stemmen met de conclusies en de in dit verslag opgenomen punten nader te laten onderzoeken dan wel te (doen) realiseren; 2. Het verslag van de conferentie in te brengen in het Comité Chef Defensiestaf en Bevelhebbers (COCB) en vervolgens in de lijn verder te communiceren; 3. Te reageren op het verslag naar de deelnemers d.t.v. de krijgsmachtadjudant. Gezien de noodzaak van spoedige terugkoppeling zo mogelijk voor 1 december 2001; 4. De deelnemers aan de eerste Nationale Onderofficiersconferentie de uitkomsten van de conferentie op hun eigen werkvloer uit te dragen.
N.B. De aanwezigheid van de Chef Defensiestaf, bevelhebbers (of zijn vertegenwoordiger), commandanten en de overige militaire genodigden op de eerste Nationale Onderofficiersconferentie is door de deelnemers van de conferentie zeer op prijs gesteld.
Nieuws
Ministerie van Defensie