Actueel
Gerechtshof gelast spermabank mee te werken aan inseminatie van sperma
van overleden man
Bron: Gerechtshof Arnhem
Datum actualiteit: 16-04-2002
Een vrouw heeft de spermabank, die sperma van haar overleden partner
in bewaring heeft, rechtstreeks voor het hof gedagvaard om medewerking
te krijgen voor de door haar gewenste IVF-behandeling. Enige jaren
geleden is sperma van de man opgeslagen in het kader van een
IVF-behandeling van de vrouw. Daaruit is toen al een kind geboren. De
vrouw was zwanger van dat kind toen de man plotseling overleed.
De spermabank weigerde vooral medewerking omdat getwijfeld werd of de
man wel schriftelijke toestemming voor gebruik van het sperma na
overlijden had verleend. Daarnaast beriep de spermabank zich erop dat
het sperma slechts voor de eerste IVF-behandeling ter beschikking was
gesteld en dat verder niet voldaan was aan enige eisen uit de
bewaarnemingsovereenkomst en aan de eisen van de ontwerp-Embryowet,
die nu bij de Eerste kamer ligt.
Het hof heeft beslist dat in Nederland het gebruik van in bewaring
gegeven sperma van een overleden man voor het laten ontstaan van een
zwangerschap bij de achtergebleven partner toelaatbaar is, mits de man
daartoe uitdrukkelijke schriftelijke toestemming heeft gegeven en
toetsing van het belang van het toekomstige kind plaatsvindt door de
voor de IVF-behandeling verantwoordelijke arts. Er is volgens het hof
sprake van een uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de man.
Het gaat om een eerst recent gevonden brief van de man aan de vrouw,
waarin de man de vrouw toestemming geeft tot gebruik van het in
bewaring gegeven sperma na zijn eventueel overlijden. De toetsing van
het belang van het toekomstige kind geschiedt door de behandelend arts
aan de hand van de standaard van zijn beroepsgroep. Bij de behandeling
van de Embryowet in de Tweede kamer heeft de regering voor zo'n
gebruik van sperma van een overledene de "Nee, tenzij .."-maatstaf
gesteld.
Het hof kent geen redenen waarom de arts in dit geval geen medewerking
zou mogen verlenen.
Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AE1479
(Zie het originele bericht)