Ministerie van Economische Zaken Berichtnaam: OBRAGAS Nummer: 62 Datum: 16-04-2002
De leden Crone (PvdA) en Van Walsem (D66) hebben aan de minister van Economische Zaken op 11-04-2002 de volgende schriftelijke vragen.
1 Heeft u kennis genomen van de aandeelhoudersovereenkomst tussen aandeelhouders van Obragas en RWE die onderdeel is van de (gedeeltelijke) privatisering van Obragas?1
2 Is het juist dat in deze overeenkomst is geregeld dat de meerderheidsaandeelhouders (overheden) hun 51% stemrecht op zodanige wijze dienen uit te oefenen 'als dat niet ten nadele zal zijn van RWE'?
3 Betekent dit dat de overheden/meerderheidsaandeelhouders op enigerlei wijze zijn beperkt in de uitoefening van hun publieke taken om er voor te zorgen dat de gasnetwerken van Obragas adequaat worden beheerd (incl. investeringen)?
4 Is het juist dat op het niet volgen van de belangen van RWE de zware sanctie staat dat deze overheden de aandelen Obragas moeten terugkopen?
5 Is deze afspraak dat de meerderheidsaandeelhouder de belangen in de minderheidsaandeelhouder niet mag benadelen, ook niet als er een maatschappelijk belang mee is gediend, niet in strijd met uw toezegging tijdens de bespreking met de Kamer (AO 27 juni 2001) dat 'voorkomen (moet worden) dat de statuten het nakomen van die wettelijke plicht zouden kunnen frustreren, op welke manier dan ook'?
6 Is het mogelijk dat met deze privaatrechtelijke overeenkomst publiekrechtelijke afspraken, regelgeving en toezicht wordt ontdoken?
7 Is de instemming die u aan de (gedeeltelijke) privatisering van Obragas heeft gegeven nietig indien deze door de aandeelhoudersovereenkomst materieel in strijd is met de beleidsregels (Staatscourant 11 juli 2001)?
8 Kunt u verklaren of het uitgangspunt 'dat de netwerkbeheerder zich moet kunnen gedragen als zijnde zowel de economisch als juridische eigenaar' overeenkomstig de bedoeling is dat juist de overheid juridisch eigenaar moet blijven? Zo ja, hoe verhoudt dit uitgangspunt zich tot de gewenste onafhankelijkheid van de netwerkbeheerder?
9 Wilt u deze vragen uiterlijk maandag 15 april aanstaande beantwoorden?
---
1 Vergaderstukken Provinciale Staten 22-3-2002, http://www.brabant.nl/agenda/index.asp?categorie=17
De minister van Economische Zaken, A. Jorritsma-Lebbink, heeft deze vragen als volgt beantwoord.
Ministerie van Economische Zaken
1 Ja. Om de vormgeving en inrichting van de gedeeltelijke privatisering van Obragas te kunnen beoordelen in het licht van de Gaswet en de Beleidsregels privatisering energiedistributiebedrijven, heb ik kennis genomen van onder meer de aandeelhoudersovereenkomst tussen de publieke aandeelhouders van Obragas Holding N.V. en RWE Gas.
2, 4 en 5) Nee. Met de passage in het voorstel van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant van 5 maart jl. is geregeld dat de meerderheidsaandeelhouders (overheden) hun stemrecht zodanig dienen uit te oefenen "dat dit niet ten nadele zal zijn van RWE" is. Hiermee wordt gedoeld op het volgende. De aandeelhouders hebben in hun overeenkomst een voorziening getroffen voor de uitzonderlijke situatie waarin het stemgedrag van de meerderheidsaandeelhouders (overheden) zodanig nadelig kan zijn voor de rechten en belangen van de minderheidsaandeelhouder (RWE) dat van RWE redelijkerwijs niet langer verwacht kan worden dat zij aandeelhouder blijft. Het treffen van deze voorziening is ingegeven door de relatief sterke positie die de meerderheidsaandeelhouders binnen de grenzen van de wet hebben. Indien zich een dergelijke situatie zou voordoen, kan RWE zijn aandelen onder voorwaarden overdragen aan de meerderheidsaandeelhouders. Dit kan evenwel pas nadat genoegzaam kennis is gegeven van het voornemen tot overdracht en eerst in goed vertrouwen is onderhandeld over het oplossen van het in voorkomend geval gerezen probleem. Deze voorziening komt in essentie overeen met de zogenoemde geschillenregeling die is opgenomen in de artikelen 2:335 e.v. van het Burgerlijk Wetboek.
Met het vorenstaande is dus niet geregeld dat de meerderheidsaandeelhouders (overheden) zonder meer de belangen van RWE moeten volgen, maar dat diens belangen niet zodanig mogen worden geschaad, dat van RWE in redelijkheid niet langer kan worden gevergd dat hij aandeelhouder blijft. De bedoelde voorziening is dan ook niet in strijd met mijn standpunt dat moet worden voorkomen dat statutaire of contractuele voorzieningen het nakomen door de netbeheerder van zijn wettelijke verplichtingen zou kunnen frustreren. Overigens merk ik op dat de getroffen afspraken alle moeten worden beoordeeld in het licht van de beperkingen die de Gaswet expliciet en meer ten algemene heeft gesteld aan de invloed van zowel publieke als private aandeelhouders op het zelfstandig functioneren van de netbeheerder.
3 De zorg en publieke taak inzake het adequaat beheer van het gasnetwerk van Obragas is door de Gaswet opgedragen aan de vennootschap die is aangewezen als netbeheerder van dat netwerk. Dat is dus die vennootschap en niet de aandeelhouder. Reeds daarom kan er geen sprake van zijn dat de meerderheidsaandeelhouders (de overheden) zijn beperkt in hun publieke taak om te zorgen voor adequaat netbeheer. Wat betreft het verrichten van voor het netbeheer noodzakelijke investeringen geldt overeenkomstig de Beleidsregels aanwijzing netbeheerders Gaswet (Stcrt. 2000, 196) voorts dat de aangewezen netbeheerder beschikt over voldoende eigen financiële middelen of over andere financieringsmogelijkheden. Ten slotte is door partijen erin voorzien dat investeringsbesluiten niet behoren tot de besluiten waarvoor instemming met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen van de aandeelhouders is vereist.
6 Nee. In de transactiedocumentatie is immers expliciet verwezen naar de rol die de netbeheerder heeft ingevolge de Gaswet. Overigens geldt, overeenkomstig artikel 3:14 BW, dat een bevoegdheid die een rechtspersoon krachtens burgerlijk recht toekomt niet mag worden uitgeoefend in strijd met regels van publiekrecht.
7 Nee. Zoals hiervoor aangegeven leidt de inhoud van de desbetreffende elementen van de aandeelhoudersovereenkomst niet tot de conclusie dat met het verlenen van de instemming is afgeweken van de beleidsregels. Overigens is, indien wat betreft die overeenkomst wel van afwijking van de beleidsregels sprake zou zijn, de instemming daarmee niet nietig. Artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht heeft immers de bevoegdheid geregeld voor een bestuursorgaan om onder omstandigheden niet overeenkomstig de beleidsregels te handelen.
8 Ja, dat kan ik verklaren. Het genoemde uitgangspunt is in zijn algemeenheid niet overeenkomstig de bedoeling dat juist de overheid juridisch eigenaar moet blijven. Met dat uitgangspunt is evenwel slechts bedoeld aan te geven dat tussen partijen is overeengekomen dat de netwerkbeheerder bevoegd moet zijn om met het oog op exploitatie, onderhoud en uitbreiding de nodige juridische handelingen te verrichten. Bij die overeenkomst is expliciet voorbehouden dat de decentrale overheden juridisch eigenaar van het netwerk zullen blijven, met het oog op het waarborgen van het adequaat netbeheer ingeval van (dreigende) taakverwaarlozing door de aangewezen netbeheerder.
9 Ja.