Gemeente Enschede
Veel onregelmatigheden met ingeleende arbeid in de slachterijbranche
in Twente.
Enschede, 15 april 2002
In de periode van 1 september 2000 tot 15 december 2001 heeft het
Regionaal Interdisciplinair Fraudeteam Twente (RIF), onder de naam
SLUIT, een onderzoek ingesteld in de slachterijbranche in Twente. In
het bijzonder heeft zij zich daarbij gericht op de zogenaamde
'ingeleende' arbeid.
Een belangrijk doel van dit onderzoek was het ontwikkelen van een
risicoanalysemodel op basis waarvan objectief kon worden vastgesteld
of toeleveranciers van personeel in deze branche (met name de
uitzendbureaus en onderaannemers) onregelmatigheden plegen met
betrekking tot onder meer:
* loonbelasting en premies werknemersverzekeringen;
* gebruik van sofinummers;
* werken met een uitkering;
* gebruik van identiteitsbewijzen.
Daartoe moesten 33 Twentse slachterijen en de daarin verrichte arbeid
in beeld worden gebracht.
Van de in beeld gebrachte werknemers bleek 54%, zijnde 7048 personen,
te werken bij 141 uitleenbedrijven (uitzendbureaus en onderaannemers).
Het ontwikkelde analysemodel is vervolgens toegepast op 96
uitleenbedrijven met meer dan 10 personeelsleden. Hieruit is gebleken
dat 45% van deze bedrijven als onderzoekswaardig kon worden
bestempeld. De betrouwbaarheid van het risicoanalysemodel is, middels
diepteonderzoeken, getoetst op zes onderzoekswaardige en drie niet
onderzoekswaardige bedrijven. In deze drie niet onderzoekswaardige
bedrijven konden geen onregelmatigheden met betrekking tot arbeid
worden vastgesteld. Bij vijf van de zes onderzoekswaardige bedrijven
werd in het bijzonder vastgesteld:
* een belasting- en premienadeel van Euro 507.000,-;
* onvolledigheid van en onvolkomenheden in de
identiteitsadministratie;
* het niet registreren van gewerkte uren in de loonadministratie;
* het inboeken van uitbetaalde uren terwijl daar geen gewerkte uren
tegenover stonden.
Hieruit kan worden geconcludeerd dat de ontwikkelde methodiek
bruikbaar en betrouwbaar is gebleken.
Het onderzoek heeft verder aangetoond, dat in de slachterijbranche
veel wordt gewerkt met ingeleend personeel. Redenen hiervoor zijn
onder meer de voortdurende schommelingen in vraag en aanbod, het
negatieve imago van het werk en het afwentelen van risico's met
betrekking tot ziekte en ontslag.
Een uitgebreide keten van partijen is betrokken bij de levering van
personeel aan de slachterijen. Het gaat hierbij om diverse
uitzendbureaus, onderaannemers (waarvan 14 buitenlandse),
schoonmaakbedrijven en ZZP-ers (zelfstandigen zonder personeel).
Bij de groep ingeleend personeel zijn vooral de volgende
onregelmatigheden vastgesteld:
* 441 (ruim 6%) van de 7048 werknemers beschikten niet over een
geldig sofinummer. Van 98 werknemers waren de in de
salarisadministratie aangetroffen sofinummers bij de
belastingdienst onbekend;
* in de administratie over de jaren 1999 en 2000 werden 18
repectievelijk 45 werknemers aangetroffen met gelijktijdig tussen
de 5 en 49 dienstverbanden. De verdiensten lagen respectievelijk
tussen Euro 32.000,- en 136.000,- en Euro 32.000,- en 188.000,-.
* Op basis van de risicoanalyse werden 3293 (47%) van de 7048
werknemers onderzoekswaardig bevonden. In 432 gevallen ging het om
samenloop met een bijstandsuitkering. In 767 gevallen was
samenloop met een WW- of WAO-uitkering aan de orde. Nader
onderzoek moet uitwijzen of hier sprake is van misbruik of
oneigenlijk gebruik van uitkeringen.
Het is onmogelijk gebleken om in voldoende mate vast te stellen of de
buitenlandse onderaannemers (14) voor hun personeel (346) premie voor
werknemersverzekeringen en loonbelasting hebben afgedragen. Op basis
van een zogenaamde detacheringsverklaring (E-101) geschiedt dit in het
land van herkomst (het woonland). Bij afwezigheid van zo'n verklaring
dient men in het 'werkland' de premies en belastingen af te dragen. In
slechts 16 gevallen bleek een dergelijke verklaring in het 'woonland'
te zijn afgegeven en in negen gevallen werd bij de inlener een kopie
van een dergelijke verklaring aangetroffen.
De belangrijkste conclusie uit dit onderzoek is dan ook dat de wet- en
regelgeving met betrekking tot ingeleende arbeid in deze branche
onvoldoende wordt nageleefd en dat het gerechtvaardigd is de in dit
onderzoek nog niet betrokken bedrijven (37) en personen onder de loep
te nemen.
Op korte termijn worden op basis van dit onderzoek adviezen en
preventievoorstellen geformuleerd ten behoeve van de partners, de
brancheorganisatie en het Landelijk Overleg Platform (LOP). Door hen
zal worden bezien of op basis van de uitkomsten van dit onderzoek
wettelijke en/of beleidsmatige maatregelen noodzakelijk en/of
wenselijk zijn.
Aan dit project hebben de volgende organisaties deelgenomen: de
uitvoeringsinstellingen GUO en GAK Nederland BV, de Belastingdienst,
de Arbeidsinspectie, de Sociale Recherche in Twente en de regiopolitie
Twente.
---