Ministerie van Buitenlandse Zaken


---

Aan de Voorzitter van de TweedeKamerderStaten-Generaal Binnenhof4 Den Haag Bezuidenhoutseweg 67 Postbus 20061 2500 EB Den Haag
Datum 15 april 2002 Behandeld Mirande Mulder

Kenmerk Uw verzoek Telefoon +31 (0) 70 348 5439
Blad /1 Fax +31 (0) 70 348 6639

Bijlage(n) 1 E-Mail hm.mulder@minbuza.nl

Betreft Beantwoording vragen over de notitie 'Islamitisch radicalisme' Zeer geachte Voorzitter,

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken over de notitie 'Islamitisch radicalisme'. Deze vragen werden ingezonden op 12 december 2001 met kenmerk 28091.

De Minister van Buitenlandse Zaken

Beantwoording Kamervragen Notitie Islamitisch Radicalisme


1


Ofschoon de notitie een doorkijk biedt in het ontstaan en de drijfveren van islamisten, laat zij een belangrijke vraag onbeantwoord, namelijk: in hoeverre islamitische extremisten een bedreiging vormen voor het politieke establishment in staten in het Midden Oosten en Centraal-Azië. Is de regering van mening dat die dreiging of uitdaging niet aan de orde is?


2


De eigenstandige rol van regeringen in de betreffende regio bij het ontstaan van islamistische bewegingen blijft voor een groot deel onbesproken. Is de regering bereid daar alsnog op in te gaan?


3

Deelt de regering de mening dat in dit licht een aanvullende analyse van de interactie tussen de staat en maatschappelijke actoren, zijnde in dit geval islamisten en radicaal islamitische bewegingen, gewenst is? Zo nee, waarom niet? Is de regering tevens bereid de notitie te voorzien van een degelijk begrippenkader?

6

Hoe denkt de regering over de veel geuite mening dat overheden in islamitische landen onvoldoende tegenwicht bieden aan de populariteit die Osama bin Laden en zijn organisatie onder veel inwoners van islamitische landen genieten, zoals bijvoorbeeld in Egypte, Saoedi-Arabië en Indonesië? (p. 3/5)

7

Welke regeringen in islamitische landen zetten zich actief in om religieus pluralisme te bevorderen en de eigen bevolking respect voor andere religies bij te brengen? Welke regeringen doen dat in mindere mate en welke in het geheel niet resp. voeren een tegengesteld beleid? (p. 3/4)

8

Ondervindt niet juist het islamitisch extremisme steun vanuit belangrijke islamitische landen, ook van overheden van landen, terwijl het seculiere extremisme daarop in mindere mate een beroep kan doen? (p. 3/4)

9

De regering verwijst naar de MKO als een voorbeeld van een terroristische organisatie waarbij men zich niet bedient van een islamitische ideologie. Moet niet worden vastgesteld dat het seculiere terrorisme dat eerder de overhand leek te hebben in de islamitische regio reeds geruime tijd geleden is voorbijgestreefd door terrorisme dat zich wel bedient van een islamitische ideologie? (p. 4)

25

Behelst het zinsdeel 'De verpaupering en de vaak enorme kloof tussen arm en rijk, de grote druk op de voorzieningen als gevolg van de explosieve bevolkingsgroei, de introductie van een levensstijl die sterk afwijkt van hetgeen traditioneel aanvaardbaar worden geacht, het onvermogen of het verbod om zich politiek te organiseren en het gevoel van machteloosheid tegenover het wassende tij van problemen' een uitwerking van de verwijzing naar 'de veranderingen onder invloed van buitenaf'? Zo ja, kan dat dan nader worden onderbouwd? In hoeverre dienen islamitische landen ten aanzien van deze problemen de hand niet juist in eigen boezem te steken? (p.6)

26

Hangt het geloof in samenzweringen en in kwaadwillendheid van externe machten wellicht ook samen met een aanzienlijke dosis irrationaliteit? Kan een en ander ook in verband worden gebracht met een gebrek aan behoorlijk onderwijs in een reeks van islamitische landen (vergelijk ook de uitspraken van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking in de Volkskrant d.d. 14 november 2001)? (p. 7)

31

Kan het gegeven dat er op grond van de denkwijze van de politieke islam 'geen concessies hoeven te worden gedaan' in verband worden gebracht met de 'zero sum game' die in de notitie 'Midden Oosten: een analyse' werd genoemd? (p. 7)

54

De notitie rept op p. 10 over de 'ideologische kern van de politieke islam waarvan begrippen als strijd en verzet een wezenlijk onderdeel zijn'. Deze kern wordt echter niet nader omschreven. Zou de regering wat nauwkeuriger aan kunnen geven wat die ideologische kern van de politieke islam inhoudt? (p. 10)


4

In de notitie wordt gesteld dat de islam een vreedzame godsdienst is die terrorisme als strijdmiddel afwijst. Politiek gezien is deze uitspraak goed te begrijpen, maar de vraag is of er niet meer gezegd kan worden over de inhoudelijke relatie tussen islam en gebruik van geweld voor het bereiken van godsdienstige doelen. Steunt de uitspraak dat de islam een vreedzame godsdienst is op empirische waarnemingen of op godsdienstinhoudelijke argumenten? Deze vraag is mede relevant omdat de regering in de notitie de radicalisering van de islam hoofdzakelijk toerekent aan sociale, politieke en economische factoren. Wil zij daarmee zeggen dat er geen zelfstandige relatie is tussen vormen van de islam en geweldgebruik? (p. 3)

24

Over de gespannen verhouding tussen radicaal islamitische politieke stromingen en democratisch gedachtegoed is in de notitie niet expliciet geschreven, hoewel daar aan de hand van bijvoorbeeld de situaties in Iran en Turkije wel veel over te zeggen zou zijn. Is de regering bereid dat alsnog doen? (p. 6-11)

32

Moet worden geconcludeerd dat moslim-fundamentalisme haaks staat op essentiële mensenrechten? Kan in dat verband ook iets worden gezegd over de betekenis van moslim-fundamentalisme voor de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van drukpers en de vrijheid van godsdienst? (p. 8)

33

Wat betekent een overwinning van moslim-fundamentalisme voor eventuele democratische ambities van inwoners van islamitische landen? Heeft succes voor aanhangers van de politieke islam ooit geleid tot een volwaardige democratie? (p. 8)

44

Is sprake van een patroon waarbij eerst vaak sprake was van de verspreiding van fundamentalistisch gedachtegoed en vervolgens van het overgaan tot gewelddadigheid? Kan daarvan een overzicht worden gegeven? (p. 9)

52

Zijn door islamitische extremisten ook seculiere regimes die niet op goede voet staan met de Verenigde Staten zoals het regime van Nasser in Egypte of het Baath-regime in Syrië als 'afvallig' bestempeld? (p. 10)

71

Zullen pogingen om het gevaar van het islamitische radicalisme te bezweren niet tekort schieten wanneer men zich daarbij goeddeels beperkt tot het bijdragen aan het verdwijnen van politieke en sociaal-economische voedingsbodems en tot het oproepen tot tolerantie? Moet ook islamitische radicalisme een begunstigde zijn van de genoemde tolerantie wanneer dat islamitisch radicalisme op zeer gespannen voet staat met essentiële mensenrechten, met werkelijke democratie en met internationale stabiliteit? (p. 17)

Antwoord op vragen 1, 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 44, 52, 54 en 71

De beleving van de islam kan per land, per regio en per stroming sterk verschillen. Men kan daarom niet zonder meer spreken over 'de islam' en 'de moslims'. Evenmin is het zo dat de islam op zich gewelddadig is of onverenigbaar met democratie. Zowel de regeringen als de religieuze orde in de regio waarover de notitie handelt hebben de aanslagen op de Verenigde Staten veroordeeld en elke band tussen islam en terrorisme afgewezen. De notitie 'Islamitisch Radicalisme in het Midden-Oosten en Centraal-Azië' gaat dan ook niet over de islam als godsdienst, maar over de islam zoals die wordt misbruikt door mensen en groeperingen die hun politieke doelstellingen trachten te realiseren via gewelddadige en terroristische acties. Zij tonen daarbij vaak geen enkel respect voor mensenlevens en mensenrechten van moslims en niet-moslims, zoals werd aangetoond tijdens de aanslagen in de Verenigde Staten op 11 september. De slachtoffers van individuen en groeperingen die zich voor de ideologische rechtvaardiging van hun gewelddadige activiteiten beroepen op de islam zijn in de eerste plaats veelal (islamitische) mensen in de islamitische landen zelf. Tevens zijn hiervan het slachtoffer de moslimgemeenschappen wereldwijd die hun godsdienst op een vreedzame wijze belijden en als gevolg van dergelijke terroristische acties gestigmatiseerd worden.

In zowel de notitie 'Midden-Oosten: een analyse' , die Uw Kamer op 26 mei 2000 toeging, als in de notitie 'Islamitisch radicalisme in het Midden-Oosten en Centraal Azië' wordt ingegaan op de opkomst en ontwikkeling van het islamitisch radicalisme, dat aan aantrekkingskracht won naarmate ideologieën als het pan-Arabisme en Arabisch socialisme van de eerste jaren na de dekolonisatie in de regio hun glans verloren. Het is aannemelijk dat tijdens de totalitaire regimes van het postkoloniale tijdperk in de Arabische wereld, waarin geen ruimte was voor democratisch debat of pluraliteit van visies, de kiem werd gelegd voor het totalitarisme van de radicaal-islamitische extremisten.

Vaak zijn in islamitische landen de eigen regeringsleiders, die door de radicale islamisten worden gebrandmerkt als 'afvallige' handlangers van 'de ongelovigen', het doelwit van radicale moslims. In de leer van de meest radicale islamitische groeperingen zijn de regimes in alle staten in de islamitische wereld 'afvallig'; immers geen enkel regime voldoet aan het voorbeeld van de 'islamitische staat' zoals die volgens deze groepen zou hebben bestaan ten tijde van de profeet in de 7e eeuw. In de jaren '70 en '80 hebben de Moslimbroeders in Syrië geprobeerd het regime van Hafez al-Assad met geweld te ondermijnen en zelfs omver te werpen. Het ontbreken van enige ruimte voor de politieke islam in het Baath systeem en het dictatoriale bestuur van het land motiveerden dit verzet. Het feit dat het regime van Hafez al-Assad zeker niet pro-Amerikaans was veranderde niets aan het streven van islamisten dit regime te verketteren. In de notitie 'Midden-Oosten: een analyse', wordt uiteengezet hoe de opkomst van het islamitisch radicalisme nauw samenhangt met de politieke situatie in de verschillende landen in de regio en wordt ingegaan op de rol die de verschillende regeringen hierbij hebben gespeeld.

In de meeste landen in de regio bestaat dringende behoefte aan maatschappelijke hervormingen, versterking van democratie en invoering van een onpartijdige rechtsorde. In mijn speech, waarvan de tekst als bijlage bij deze antwoorden is opgenomen, voor de bijeenkomst van de EU en de Organisation of Islamic Conference in Istanbul op 12 februari van dit jaar heb ik hiertoe opgeroepen. De Nederlandse regering is van mening dat mensenrechten universeel geldend zijn en maakt dus geen onderscheid tussen mensenrechtenschendingen door islamitische of niet-islamitische staten, groeperingen en individuen. Het mensenrechtenbeleid van de regering is uiteengezet in de in mei verschenen Notitie Mensenrechtenbeleid 2001 en in algemeen overleg met de Tweede Kamer besproken op 13 december 2001. Mensenrechten zijn door Nederland veelvuldig aan de orde gesteld in multilaterale fora (VN, OVSE, Raad van Europa) en in bilaterale contacten. Daarbij is in toenemende mate sprake van gezamenlijk optreden van de Europese Unie.

Tevens is, zeker na 11 september, het eminent belang van dialoog, tolerantie en wederzijds begrip tussen beschavingen duidelijk geworden. Dit was het thema van mijn rede tijdens de bijeenkomst in Istanbul. Daarbij heb ik de nadruk gelegd op het feit dat tolerantie wederzijds respect betekent, en dus geen eenrichtingsverkeer mag zijn. Een van de belangrijke factoren in de opbouw van wederzijds respect en tolerantie is gelegen in het onderwijs. In veel Arabische landen is het onderwijs voor een belangrijk deel in handen van religieuze organisaties. Landen als Pakistan en Saoedi-Arabië hebben naar aanleiding van 11 september aangekondigd, hun onderwijssystemen nauwkeurig onder de loep te nemen; zie voor de reeds genomen maatregelen in Pakistan ook mijn antwoord op de vragen 59, 65 en 66. Een dergelijke ontwikkeling kan ertoe bijdragen het extremisme de wind uit de zeilen te nemen. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt in de eerste plaats bij de overheden van die landen. De internationale gemeenschap dient zich in te spannen dergelijke processen waar mogelijk te ondersteunen.


5

Kan een overzicht worden gegeven van de verschillende positieve en negatieve reacties van alle overheden en tevens alle belangrijkste religieuze gezagsdragers in de gehele islamitische wereld, apart per land aangegeven, op de aanslagen van 11 september jl.? Welke nuances zijn daarbij te onderkennen? (p. 3)

Antwoord op vraag 5

Wereldwijd hebben wereldlijke en religieuze leiders hun afschuw uitgesproken over de aanslagen van 11 september. Hierover is in de media uitgebreid bericht . Opvallend was dat Iran, dat normaal zeer kritisch is ten opzichte van de Verenigde Staten, de aanslagen veroordeelde. Een uitzondering werd gevormd door Irak, dat aangaf dat de VS de aanslagen aan zichzelf te wijten hebben.

14

Is de regering zich ervan bewust dat door de Kamer in 1999 bij de behandeling van de begroting Buitenlandse Zaken voor het jaar 2000 ook een motie is aanvaard die pleit voor een anti-terrorisme top? Is de regering bereid deze kameruitspraak serieus te nemen en de motie alsnog uit te voeren? (p. 4/5)

16

Moet de 'Midden Oosten terrorismetop' in Sharm el-Sheikh in 1996 niet in die zin als een succes worden beschouwd dat het onderwerp nadrukkelijk onder de aandacht van politici en van een breed publiek werd gebracht? (p. 4/5)

18

Hoe kunnen de verschillen van mening over uiteenlopende visies op de definitie van terrorisme (terroristen zogenaamde vrijheidsstrijders) tot een oplossing worden gebracht? (p. 5)

19

Kan nadere informatie worden gegeven over het Indiaas voorstel voor een Alomvattend Verdrag ter bestrijding van internationaal terrorisme? (p. 5)

Antwoord op vraag 14, 16, 18, 19

Als publiciteit als de doelstelling van de 'Midden Oosten terrorismetop' in Sharm el-Sheikh in 1996 moet worden gezien, dan kon deze opzet indertijd geslaagd genoemd worden. Concrete maatregelen voor de bestrijding van terrorisme heeft de top echter niet opgeleverd.

De Algemene Vergadering van de VN heeft een ad-hoc werkgroep Terrorisme ingesteld. In deze werkgroep staan drie onderwerpen op de agenda: het alomvattend antiterrorismeverdrag, het verdrag tegen nucleair terrorisme en het Egyptische voorstel voor een antiterrorismetop. Ten aanzien van beide verdragen geldt dat op de meer juridische aspecten grotendeels overeenstemming is bereikt. Op politiek gevoelige punten bestaat echter een fundamenteel verschil van mening tussen diverse groepen lidstaten.

Gezien de stagnatie waarin de onderhandelingen over het alomvattend antiterrorismeverdrag en het verdrag tegen nucleair terrorisme zich bevinden zijn de vooruitzichten voor een antiterrorismetop op korte termijn niet gunstig. Het risico dat een dergelijke top de tegenstellingen tussen de lidstaten op dit punt zal versterken, in plaats van deze nader tot elkaar te brengen, is dusdanig groot dat de Nederlandse regering het houden van een antiterrorismetop dit moment niet opportuun acht.

Tevens verwijs ik u in dit verband naar de lijst van vragen en antwoorden die uw Kamer op 15 februari 2002 toeging onder nummer TK 23 530 nr. 51, 'Verdragen in voorbereiding'.

27

Is de regering bekend met de, in de politieke wetenschap, gangbare aanname dat Muhammad Abduh deel uitmaakte van de salafi-stroming? (p. 7)

28

Is de regering bekend met het feit dat de salafisten het recht op individuele en derhalve onafhankelijke interpretatie van de oorspronkelijke teksten (het begrip ijtihad) eisten, en op die wijze moderne antwoorden formuleerden op nieuwe veranderde omstandigheden? Zo ja, waarom wordt deze stroming dan afgedaan als 'demagogisch' en 'reactionair'? (p. 7)

29

Is de regering van mening dat er een directe historische lijn loopt van de salafi islam naar hedendaagse radicaal islamitische bewegingen? (p. 7)

30

Is de regering bereid de notitie op het punt van de algemene kwalificatie van de salafi islam bij te stellen? Zo nee, waarom niet? (p. 7)

Antwoord op vragen 27, 28, 29 en 30

Voor een diepgaand wetenschappelijk inzicht in de verschillende stromingen binnen de islam verwijst de regering naar de Encyclopaedia of Islam en andere terzake gezaghebbende standaardwerken.

Vraag 106

Hoe ordeelt de regering over de beslissing in juli 2001 van het Europese Hof, dat het verbod van de Refah Partisi bekrachtigde?

Vraag 107

Welke motivatie noemde het Europese Hof voor de Rechten van de Mens bij het accorderen van het Turkse verbod van de Refah-partij?

Vraag 108

Kwalificeert de regering de voormalige leden van de inmiddels opgeheven Refah Partisi als islamitische activisten?

Vraag 109

Waarom wordt geen melding gemaakt van de naoorlogse militaire coups in Turkije in 1960, 1971,1980 en de meer recentelijk militaire ingreep in 1998. Is dit volgens de regering niet relevant in relatie tot het onderwerp politieke islam?

Vraag 110

Deelt de regering de mening dat de Turkse politiek voor wat betreft deelname van islamitische partijen, kortom Turkse islamisten, een wat curieus karakter heeft. Of islamisten nu hun entree maken onder de namen van de bevrijding, van de deugdzaamheid, van het moederland of het geluk, na een tijdje worden ze verboden om vervolgens weer uit de as te herrijzen onder evenzovele nieuwe namen. Graag een reactie van de regering op deze cyclus?

Antwoord op vragen 106, 107, 108, 109, 110

De Refah partij werd in Turkije verboden wegens 'anti-seculiere activiteiten'. De partij werd opgevolgd door de Fazilet partij. Deze werd door het Turkse constitutionele Hof eveneens verboden, omdat naar Turks recht een verboden partij niet mag worden heropgericht onder een nieuwe naam. Het Europese Hof bepaalde dat Turkije met de oplegging van het verbod van de Refah partij de bepaling van artikel 11 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (beginsel van vrijheid van vereniging en vergadering) niet heeft geschonden. Het Europese Hof oordeelde dat de programmabeginselen van de Refah partij (waaronder invoering in Turkije van de islamitische 'sharia'-wetgeving) strijdig waren met de normen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en dat de partij een bedreiging vormde voor het democratisch bestel van Turkije. De Nederlandse regering respecteert, zoals dat met alle uitspraken van het Europese Hof het geval is, de betreffende uitspraak. Overigens zal het sinds de Turkse grondwetswijzigingen van oktober 2001 (o.a. betreffende de vrijheid van vereniging) moeilijker worden om in Turkije politieke partijen te ontbinden.

Niet alle leden van de Refah partij streefden overigens naar een religieuze Turkse staat. Binnen de partij waren verschillende stromingen. Dat blijkt onder meer uit de splitsing, na het verbod van de Fazilet partij, in reformisten die zich hebben ontdaan van het etiket 'islamitisch' (Adalet ve Kalkinmak Partisi, hetgeen Gerechtigheids- en Ontwikkelings Partij betekent) en een behoudende vleugel (Saadet Partisi, de Partij van het Geluk).

De militaire coups in Turkije van 1960, 1971 en 1980 zijn van beperkte beleidsinhoudelijke relevantie voor de notitie die beoogde een beeld te geven van de actuele situatie in de regio met betrekking tot het islamitisch radicalisme, en zijn daarom niet in de notitie meegenomen.

34

Wordt door wahhabitische schriftgeleerden in Saoedi-Arabië haat gepredikt tegen joden en christenen (zie artikel B. Udink in Trouw, 24 november 2001)? (p. 8)

35

Moet worden aangenomen dat delen van de Saoedische geestelijkheid en de rest van de Saoedische bevolking een grote sympathie hebben voor extremistische vormen van de islam? Wat kan in dat verband worden gezegd over het Saoedische koningshuis? (p. 8/9)

36

Wat is de reactie van de regering op het gegeven dat, volgens door de Britse krant de Guardian aangehaalde islamitische bronnen, vandaag de dag nog steeds tachtig procent van de aanhang van Osama Bin Laden uit Saoedi-Arabie komt? (p. 8/9)

37

Wat is de reactie van de regering op het feit dat de echtgenote van een broer van Osama bin Laden onlangs voor de Amerikaanse televisie zei dat verschillende leden van het Saoedische koningshuis het terreurnetwerk van Osama Bin Laden steunen? (p. 8/9)

39

Doen zich ook binnen het Saoedische koningshuis aanzienlijke spanningen voor die in verband staan met de vraag of een meer pro-Westerse of een meer islamitisch-radicale koers moet worden gevolgd, zo ja welke? (p. 8/9)

56

Hoe oordelen Saoedische schriftgeleerden over zelfmoordaanslagen? Hoe oordelen Egyptische schriftgeleerden over zelfmoordaanslagen? Wat is het oordeel van de regering hierover? (p. 10; vgl. p. 4/5)

96

Hoe beoordeelt de regering het gegeven dat de Saoedische regering heeft verklaard dat Bin Laden geen aanslagen heeft gepleegd binnen het Saoedische koninkrijk, mede in het licht van het gegeven dat ook Saoedi-Arabië doelwit is geweest van Bin Laden? (p. 23)

Antwoord op vragen 34, 35, 36, 37, 39, 56 en 96

De positie van het Saoedische koningshuis berust historisch gezien in sterke mate op het behoud van de religieuze identiteit van Saoedi-Arabië. Koning Fahd voert reeds sinds 1985 de titel 'Bewaarder van de Twee Heilige Steden'; hiermee worden de islamitische heiligdommen in de steden Mekka en Medina aangeduid. In dit licht moet de zeer conservatieve opvatting van de islam door de Saoedische regering worden beschouwd.

Het Saoedische koningshuis bestaat volgens recente schattingen uit ongeveer 10.000 mannelijke leden en een soortgelijk aantal vrouwelijke leden. De omvang van het Soedische koningshuis en de nabijheid van het moment waarop de zonen van de stichter van het koningshuis, Abd al-Aziz Al- Saoed, worden opgevolgd door een volgende generatie, brengt onvermijdelijk factievorming binnen het koningshuis met zich mee. In iedere zo grote groep mensen leven diverse meningen, en derhalve valt niet uit te sluiten dat enkele leden van het koninklijk huis sympathie voor Osama bin Laden koesteren of hebben gekoesterd. Openlijke steun aan bin Laden wordt in Saoedi-Arabië echter niet getolereerd. De Saoedische regering heeft zeer duidelijk stelling genomen tegen terrorisme en de organisatie van Osama bin Laden. Het Saoedische koningshuis heeft de aanslagen van 11 september krachtig veroordeeld. Zo richtte Kroonprins Abdullah na de aanslagen van 11 september een oproep tot de Saoedische geestelijkheid om hun toon ten opzichte van het Westen te matigen.

Ook de hoogste geestelijke leider in Saoedi-Arabië, Sheikh Abdul Aziz Al-Sheikh, heeft de zelfmoordaanslagen krachtig veroordeeld. "De explosies die plaatsvonden in de VS en andere vergelijkbare incidenten zoals het kapen van vliegtuigen, het terroriseren van mensen en het doden van anderen zonder redenen... zijn niet in overeenstemming met de Islam en zijn zonder uitzondering verboden en grote zonden.", aldus al-Sheikh op 14 september 2001. Ook in Egypte zijn de aanslagen door de geestelijke leiders, waaronder Sheikh al-Tantawi van de al-Azhar-moskee, veroordeeld.

Osama Bin Laden werd bij zijn terugkeer in Saoedi-Arabië na de overwinning van de Afghanen op de voormalige Sovjet-Unie door velen binnen en buiten Saoedi-Arabië als een held beschouwd. Zijn uitspraken over de militaire aanwezigheid van de VS in Saoedi-Arabië vonden volgens persberichten enige weerklank onder de bevolking. Dit is echter onvoldoende grond om te veronderstellen dat de Saoedische bevolking aanslagen zoals die op de U.S.S. Cole of in de VS zou goedkeuren. Er is één aanslag in Saoedi-Arabië geweest (Al-Khobar, 1996) waarvan Osama bin Laden werd verdacht. Onderzoek van de VS en van Saoedi-Arabië wees echter in de richting van een aanslag door radicale shi'itische groeperingen. De Saoedische regering ontnam bin Laden in 1994 zijn Saoedische staatsburgerschap wegens zijn felle kritiek op het zijns inziens te weinig islamitische karakter van de Saoedische regering.

97

Is de Saoedische regering bereid medewerking te verlenen aan Amerikaans onderzoek naar de personele en financiële banden van het netwerk van Bin Laden binnen het Saoedische koninkrijk? (p. 23)

98

Is de Saoedische regering bereid medewerking te verlenen aan Amerikaans onderzoek naar de voor het merendeel Saoedische plegers van de aanslagen van 11 september jl.? (p. 23)

99

Op welke wijze verleent Saoedi-Arabië discrete assistentie aan de Verenigde Staten bij de strijd tegen het terrorisme? (p. 23)

Antwoord op vragen 97, 98 en 99

Saoedi-Arabië heeft naar tevredenheid van de Verenigde Staten meegewerkt aan onderzoek naar aanleiding van de aanslagen van 11 september. Zo hebben banken in Saoedi-Arabië opdracht gekregen om financiële transacties die zijn gedaan in de afgelopen jaren grondig te bestuderen en te controleren. De Saoedische regering verleent ook medewerking bij het onderzoek naar de verdachten van de aanslagen van 11 september.

Een van de meest geavanceerde Amerikaanse bases in het Midden-Oosten ligt 50 km ten zuiden van de Saoedi hoofdstad Riyad. De vliegtuigen die de posities van de Taliban hebben gebombardeerd hadden geen toestemming om vanuit Saoedi-Arabië op te stijgen. Er wordt echter een groot aantal logistieke activiteiten vanuit de bases in Saoedi-Arabië ondernomen. Het verbod op vluchten vanuit het Saoedi-Arabië kan worden gezien als een maatregel van de Saoedi overheid om de islamitische oppositie in het land niet in de kaart te spelen. Er zijn geen aanwijzingen dat de Amerikaanse operatie in Afghanistan door dit verbod onoverkomelijke problemen heeft ondervonden.

38

Kent de regering het bericht dat al in 1994 een Saoedische VN-diplomaat naar de VS overliep met 14.000 documenten vol bewijzen van Saoedische corruptie en steun aan terroristische organisaties? Wat is het oordeel van de regering hierover en wat is het oordeel van de regering over het gegeven dat met deze kennis niets schijnt te zijn gedaan? (p. 8/9)

40

Kan een schatting worden gegeven van de hoeveelheid Saoedisch geld dat jaarlijks wordt besteed aan islamitische doelstellingen buitenslands? Aan welke doelen wordt dit geld feitelijk besteed? (p. 9)

41

Hoe belangrijk is de positie bij deze geldstromen van de Muslim World League? Wat kan worden gezegd over de doelstellingen van de Muslim World League? Welke andere organisaties zijn noemenswaard ten aanzien van deze geldstromen? Wanneer is er tegen dergelijke organisaties opgetreden? (p.9)

42

Zijn soortgelijke geldstromen als vanuit Saoedi-Arabie, die worden besteed aan Islamitische doelstellingen, elders ook te traceren naar kleinere Golfstaten, zoals Qatar of Koeweit? Vanuit welke gezindheid worden deze gelden beschikbaar gesteld? Aan welke doelen wordt dit geld besteed? (p.9)

43

Kan een overzicht worden gegeven van 'salafi'-bewegingen elders die hebben geprofiteerd resp. nog steeds profiteren van financiële hulpverlening vanuit het Arabisch schiereiland? (p. 9)

45

Hoe belangrijk is de connectie tussen Saoedi-Arabië enerzijds en Moslim Broeders uit Egypte en Syrië anderzijds? Is deze connectie nog steeds actueel? Gaat het daarbij ook om Moslim Broeders die voor geweld hebben gekozen? (p. 9)

75

Welke omvang heeft de steun van Saoedi-Arabië aan Hamas? Heeft de regering de Saoedische regering hier ooit direct op durven aanspreken; zo ja, wanneer precies en met welk resultaat; zo neen, waarom niet en is de regering bereid dit alsnog op korte termijn te doen? (p. 19)

95

Deelt de regering de mening dat indien Saoedi-Arabie blijft toestaan dat vanuit dat land steun wordt gegeven aan terroristische organisaties, dit land zich indirect ook eigenlijk zelf schuldig maakt aan terrorisme? Welke gevolgen verbindt de regering hieraan? (p. 23)

100

Is het kabinet bevreesd als het gaat om Saoedi-Arabië het beestje bij de naam te noemen? Waarom is dat het geval? Spelen andere belangen hier een rol bij, zo ja welke? Hoe kan anders worden verklaard dat paragraaf 3.8 slechts 18 regels telt en met geen woord wordt gerept over de kwalijke geldstromen vanuit dat land naar radicaal islamitische en terroristische organisaties en de noodzaak om dat land daar onverbloemd op aan te spreken? (p. 23)

101
Heeft de Nederlandse regering zicht op financiële steun vanuit Saoedi-Arabië aan (internationale) liefdadigheidsinstellingen bijvoorbeeld de World Assembly of Muslim Youth? Is de regering in dit verband bekend met het artikel in Trouw van 6 december 2001 "Pas op voor Saoedische miljoenen"? Doet Nederland onderzoek naar dit soort instellingen en is er aanleiding om tegoeden te bevriezen, deze instellingen te verbieden en de regering van Saoedi-Arabie hier in het diplomatieke verkeer op aan te spreken? (p. 23)

Antwoord op vragen 38, 40, 41, 42, 43, 45, 75, 95, 100, en 101

Het overlopen van een Saoedische VN-diplomaat in 1994 is bekend. Volgens een zegsman van het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken bleek uit de documenten geen bewijs voor steun aan terroristische organisaties. De bewijzen duidden voornamelijk op zelfverrijking van een aantal Saoedische diplomaten op de Saoedische VN-missie in New York.

Saoedi-Arabië investeert veel in ontwikkelingsprojecten in (vaak islamitische) ontwikkelingslanden, rechtstreeks of via internationale kanalen als de Islamic Development Bank. Daarnaast worden gelden overgemaakt aan Islamitische (charitatieve) instellingen. Zo werden na de oorlog in het voormalige Joegoslavië vele moskeeën hersteld. De Saoedische overheid geeft in haar begroting echter geen specificatie over de omvang en besteding van deze fondsen. Donaties aan charitatieve instellingen zijn voorts vaak afkomstig van leden van de koninklijke familie en andere gefortuneerde Saoedische burgers. Deze giften worden als zakat (een vorm van aalmoezen) beschouwd, één van de vijf zuilen van de Islam.

Er is thans geen connectie bekend tussen Saoedi-Arabië en de Moslim Broeders in Egypte en Syrië. Het is mogelijk dat in de jaren zeventig en tachtig leden van de islamitische oppositie in Egypte en Syrië onderdak kregen in Saoedi-Arabië, aangezien Saoedi-Arabië indertijd streed tegen het pan-Arabische en Arabisch socialistisch gedachtegoed. Het is onmogelijk gebleken om berichten, dat het financiële hoofdkantoor van de Hamas in Riyad gevestigd zou zijn, te bevestigen. Er zijn geen bewijzen dat Saoedi-Arabië toestaat dat er vanuit dit land steun wordt gegeven aan terroristische organisaties, en evenmin dat Saoedi-Arabië zelf geld doet toekomen aan terroristische organisaties. De stelling dat Saoedi-Arabië zich indirect schuldig maakt aan terrorisme kan de regering dus niet onderschrijven.

Er is geen zicht op de financiële steun vanuit Saoedi-Arabië aan organisaties als de WAMY, die zich voornamelijk richt op liefdadigheid, dan wel de Muslim World League, waar islamitische zending voorop staat. Er worden in Saoedi-Arabië geen gegevens gepubliceerd inzake financiële hulp aan fundamentalistische bewegingen. Ook vanuit de meeste andere Golf-staten worden charitatieve, c.q. islamitische doelen wereldwijd ondersteund. Evenals Saoedi-Arabië hebben de betrokken regeringen zich sinds de aanslagen van 11 september bereid getoond deze geldstromen aan strenger toezicht te onderwerpen. Recentelijk werden, na overleg tussen de Verenigde Staten en Saoedi-Arabië, de tegoeden van twee kantoren van de grootste Saoedische liefdadigheidsinstelling 'Al Haramain' in Somalië en Bosnië bevroren nadat verdenking van connecties tussen deze kantoren met al-Qa'ida waren gerezen. De directeur van de instelling ontkende overigens elke band met terrorisme.

88

Kan worden gesproken van rivaliteit tussen Iran en Saoedi-Arabië bij het verspreiden van concurrerende islamiseringsmodellen? Waar deed die rivaliteit zich gevoelen en welke ontwikkelingen deden zich daarbij voor, en in hoeverre speelt dit nog steeds? (p. 22/23)

In de periode die direct volgde op de Iraanse revolutie van 1979 had de ideologie van de nieuwe leiders een krachtig missionair karakter, dat bij vele achtergestelden in diverse islamitische samenlevingen weerklank vond. Het Iraanse islamiseringsmodel - met de bijzondere politieke rol voor de geestelijkheid, tot uiting komende in de oppermachtige positie van de 'geestelijk leider', thans Ayatollah Khamenei - heeft uiteindelijk evenwel nergens navolging gekregen. Dit hangt samen met het specifiek shi'itische karakter van dit model. Vrijwel overal buiten Iran behoren de shi'iten tot de minderheid van de islamitische bevolking, zoals in Saoedi-Arabië, waar de sunnitische stroming van de islam de overheersende is. Over het algemeen geldt dat in de buurlanden van Iran na de shi'itische revolutie van Khomeini bij sunnitische machthebbers de vrees ontstond voor de gevolgen van deze revolutie voor de eigen interne veiligheid en stabiliteit; gezien de dominante geografische, demografische en culturele positie die Iran in de regio inneemt een niet geheel denkbeeldig gevaar. Door de Iraanse revolutie werd het verschil tussen sunna en shi'a, dat tot dusver met name op het religieus en maatschappelijk vlak speelde, ook een thema in de politiek.

Waar in het geval van Iran in de periode aansluitend op de revolutie inderdaad gesproken kan worden van pogingen tot verspreiden van het eigen shi'itische islamiseringsmodel, gericht op een bepaalde vorm van staatsinrichting, geldt dat in veel mindere mate voor het sunnitische Saoedi-Arabië. De Saoedische steun aan de islamitische zending is meer algemeen (sunnitisch) islamitisch getint, en wel in de ultraorthodoxe wahhabitische variant van de sunna: zie hierover mijn antwoord op de vragen 38, 40, 41, 42, 43, 45, 75, 95, 100, en 101. De Iraanse steun voor bevordering van de islam is zich overigens in de loop der tijd minder gaan richten op het uitdragen van de Iraanse revolutie.

91

Deelt de regering de mening dat indien Iran haar hulp aan terroristische organisaties niet staakt, dit land zich indirect ook eigenlijk zelf schuldig maakt aan terrorisme? Welke gevolgen verbindt de regering hier aan? (p. 23)

Iran heeft de aanslagen van 11 september 2001 in de VS direct veroordeeld en heeft aangedrongen op terrorisme-bestrijding in VN-verband. Feitelijk heeft het land ook bijgedragen aan de bestrijding van de Taliban en al-Qa'ida in Afghanistan. Anderzijds is Iran geen partij bij de meeste VN-terrorismeverdragen en onthoudt het zich van veroordeling van de terroristische daden van wat het als bevrijdingsbewegingen beschouwt. Op deze houding wordt Iran door Nederland in het kader van de met dit land gevoerde dialoog krachtig aangesproken.

48

Is het correct om te spreken over het zoeken van een toevlucht door radicale islamitische bewegingen in 'failed states' zoals Soedan? Zijn islamitische radicalen niet veeleer actief geworden in Soedan omdat de Soedanese regering resp. leidende persoonlijkheden in Soedan als Al Turabi volledig instemden met hun komst? Welke faciliteiten werden daarbij door de Soedanese autoriteiten geboden en wat is het oordeel van de regering daarover? (p. 9)

63

Kan meer uitgebreide informatie worden verschaft over extremistische activiteiten van Bin Laden vanuit Soedan tussen 1991 en 1996? (p. 13)

Antwoord op vragen 48 en 63

Afghanistan is een duidelijk voorbeeld van een 'failed state' waarin radicale islamitische bewegingen hun toevluchtsoord hebben kunnen zoeken. Het is echter de vraag of Soedan in zijn geheel tot de 'failed states' kan worden gerekend. Het noorden van Soedan, waar bin Laden zich begin jaren negentig heeft kunnen vestigen, is altijd vrij stabiel geweest. Het huidige regime is sinds 1989 aan de macht.

Het is bekend dat bin Laden de gelegenheid heeft gehad om commerciële activiteiten te ontplooien in Soedan. Zijn bouwbedrijf was betrokken bij de aanleg van wegen. Ook heeft hij destijds samenwerkingsverbanden opgezet met Soedanese zakenlieden. Dit wordt bevestigd door de regering van Soedan. Dat bin Laden eveneens in staat zou zijn gesteld om (terroristische) trainingskampen op te zetten of te ondersteunen, wordt door de Soedanese regering echter ten stelligste ontkend. De Soedanese regering beschouwt bijvoorbeeld de beelden, uitgezonden door de BBC, van trainingskampen van bin Ladens organisatie al-Qa'ida in Soedan niet als bewijs, omdat bin Laden zelf er niet in voorkomt.

De Nederlandse regering beschikt niet over uitgebreide informatie over extremistische activiteiten van bin Laden vanuit Soedan tussen 1991 en 1996.

67

Kan worden ingegaan op de vanuit Iran gegeven steun aan de opkomst van het islamitisch radicalisme in de Centraal-Aziatische republieken? Aan wie in welke landen werd die steun gegeven, wat behelsde deze steun precies en wordt die nog steeds gegeven? (p. 14)

68

Kan een analyse worden gemaakt van de steun die na het uiteenvallen van de voormalige Sovjet-Unie vanuit het sunnitische Saoedi-Arabië en het shi'itische Iran aan islamitische groeperingen respectievelijk overheden werd gegeven aan voormalige Sovjetrepublieken. In hoeverre vindt dergelijke steun nog steeds plaats(p. 14)

Antwoord op vragen 67 en 68

Als gevolg van de onder Gorbatsjov ingezette politiek van perestrojka vond in de Centraal-Aziatische republieken van de voormalige Sovjet-Unie een heroriëntatie op de eigen islamitische traditie plaats, leidende tot nieuwe of hernieuwde contacten met de islamitische wereld. Deze ontwikkeling raakte in een stroomversnelling na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991. Geestelijke docenten uit Pakistan en Saoedi-Arabië reisden naar Centraal-Azië om daar onderwijs te geven. Omgekeerd volgden studenten uit Centraal-Azië - soms met Saoedische studiebeurzen - onderwijs in Pakistan en de Golfstaten. Veel moskeeën in Centraal-Azië werden met behulp van geld uit Saoedi-Arabië herbouwd. Vanuit Saoedi-Arabië en Pakistan werden ook gratis korans verspreid in Centraal-Azië. Veel islamitische literatuur die zijn weg vond naar de landen van Centraal-Azië is gedrukt in landen als Pakistan en Saoedi-Arabië.

Het grootste deel van deze contacten betrof religieuze of economische contacten. Wel is het zo dat contacten met politieke organisaties als Jamiat i- islami (Pakistan), de Arabische Moslimbroeders en Iran een stimulans betekenden voor islamitische politieke bewegingen als de Islamic Renaissance Party (IRP) in Oezbekistan en Tadzjikistan. De Oezbeekse en Tadzjiekse IRP zijn afsplitsingen van de in 1990 in Astrachan opgerichte IRP die beoogde een niet-etnische partij voor alle moslims in de Sovjet-Unie te zijn. De politieke doelstellingen van deze partijen werden subversief geacht door de lokale post-communistische politieke elite. De Oezbeekse IRP werd door president Islam Karimov hard onderdrukt en besloot in 1992 ondergronds te gaan. Een afsplitsing van deze partij dook enkele jaren later op onder de naam Islamic Movement of Uzbekistan (IMU). In Tadzjikistan brak in 1992 een burgeroorlog uit tussen de neo-communisten, die de macht in handen hadden, en een coalitie van democraten en islamisten, waaronder de Tadzjiekse tak van de IRP. De coalitie week in 1992 uit naar Afghanistan en zette de strijd tot 1997 voort onder de naam United Tajik Opposition (UTO). Van 1992 tot 1997 had dus zowel de IMU als de UTO zijn thuisbasis in Afghanistan.

De moslims in Centraal-Azië zijn overwegend sunnitisch. Iran, als shi'itische staat, had derhalve weinig aanknopingspunten om zijn invloed in de regio te verstevigen. Er zijn echter wel aanwijzingen dat Iran de verwantschap in taal met de Tadzjieken gebruikt heeft om nauwe banden op te bouwen met de Tadzjiekse tak van de IRP.

De aard en omvang van de steun die momenteel vanuit islamitische staten als Iran en Saoedi-Arabië aan Centraal-Azië wordt verleend is vanwege het gebrek aan objectieve gegevens moeilijk vast te stellen.

69

Wat zijn de precieze doelstellingen van de IMU? (p. 16)

70

Is de IMU ook actief geweest in de strijd van de Taliban en hun bondgenoten in Afghanistan tegen de zogenoemde Noordelijke Alliantie? Welke schade heeft de IMU opgelopen bij de recente ontwikkelingen in deze strijd? (p. 17)

Antwoord op vraag 69 en 70

Zoals vermeld onder vraag 67 en 68, zochten begin jaren negentig aanhangers van de Oezbeekse IRP hun toevlucht in Afghanistan. Uit een deel van deze groep kwam de Islamic Movement of Uzbekistan (IMU) voort. De motor achter de opkomst van de IMU was de onderdrukking van elke vorm van islamitische oppositie in Oezbekistan door de Oezbeekse president Karimov. De beweging streeft naar omverwerping van het bewind van president Karimov en vestiging van een islamitische staat in Oezbekistan. De doelstellingen van de IMU richten zich voornamelijk op de situatie in Oezbekistan zelf, en dan met name in de Ferghanavallei.

Het IMU onderhield trainingskampen in Afghanistan en zou, volgens sommige berichten, zelfs een kantoor in Kabul geopend hebben. De Taliban en Osama bin Laden steunden de IMU met geld en trainingsfaciliteiten. Omgekeerd vochten strijders van de IMU aan de zijde van de Taliban bij de verovering van Afghanistan vanaf medio jaren negentig. Het is echter aannemelijk dat de IMU met zijn banden met de Taliban in de eerste plaats zijn eigen regionale (Oezbeekse) agenda nastreefde.

In het kader van de Amerikaanse acties in Afghanistan en de opmars van de Noordelijke Alliantie werden ook aan de IMU verliezen toegebracht. Voor de aanvang van de Amerikaanse acties in Afghanistan werd de omvang van de IMU geschat op 2 à 3000 strijders; thans is dat aantal aanzienlijk kleiner.

59

Hebben de Taliban (beperkt) onderwijs genoten aan scholen die behoren tot de Deobandi-richting en hebben dergelijke scholen veel financiële steun gekregen vanuit Saoedi-Arabië? Wat is het oordeel van de regering hierover (p. 11/14)

65

Overwegende dat Pakistan een bondgenoot van de VS is in de mondiale strijd tegen terrorisme, en daarbij overwegende dat steun aan de Pakistaanse president Musharraf zo verleend dient te worden dat tegenstanders hem niet kunnen afschilderen als 'marionet' van het Westen, hoe gaan met name de VS dan om met de aanwezigheid van terroristische organisaties op het grondgebied van deze coalitiepartner? (p. 14)

66

Heeft de Pakistaanse president Musharraf inmiddels maatregelen genomen tegen buitenlandse financiering van scholen in Pakistan? Zo ja, welke maatregelen (vgl. artikel F. van Straten in NRC Handelsblad, 10 november 2001)? Welke andere maatregelen heeft president Musharraf wellicht nog meer genomen na 11 september 2001 om het islamitisch radicalisme in Pakistan te beteugelen? Hoe kan president Musharraf daarvoor ook vanuit Europa/Nederland worden ondersteund? (p. 14)

Antwoord op vragen 59, 65 en 66.

Een aantal vooraanstaande Taliban heeft onderwijs genoten aan scholen die tot de Deobandi-richting behoren. Er zijn geen cijfers bekend, maar dergelijke religieuze scholen zouden financiële steun (hebben) ontvangen vanuit Saoedi-Arabië. Een nieuwe scholen-verordening is door de Pakistaanse overheid uitgevaardigd om het functioneren van deze religieuze scholen te reguleren en tekortkomingen weg te werken. Bestaande scholen dienen voor 23 maart a.s. te worden geregistreerd en nieuwe kunnen slechts met toestemming van de regering worden geopend. Scholen die zich met extremisme of militante activiteiten bezig houden, dan wel wapens bezitten, worden gesloten. Het curriculum van de religieuze scholen zal met financiële hulp van de regering worden aangepast. Buitenlandse leraren en studenten dienen om zich in te schrijven op een religieuze school een 'No Objection Certificate' van hun nationale autoriteiten te tonen.

Door president Musharraf zijn - mede op aandringen van de Verenigde Staten - ter beteugeling van het islamitisch radicalisme in aanvulling op het bovenstaande meerdere maatregelen genomen. Zo is een aantal extremistische organisaties verboden of onder toezicht gesteld. Voorts is het geen enkele organisatie toegestaan militante groeperingen te vormen. Om misbruik van moskeeën voor gewelddadige doeleinden tegen te gaan, zullen alle moskeeën worden geregistreerd en is toestemming vereist voor de bouw van nieuwe. Luidsprekers zijn slechts toegestaan voor de oproep tot gebed. Het bestuur van moskeeën zal verantwoordelijk worden gehouden in het geval er toch in de moskee tot extremisme wordt opgeroepen.

Een van de problemen bij het aanpakken van extremisme en terrorisme is de gebrekkige capaciteit van de Pakistaanse autoriteiten om opsporing te verrichten. De internationale gemeenschap zou steun kunnen verlenen bij totstandbrenging van hervormingen van het politieapparaat die mede leiden tot versterking die opsporingscapaciteit.

60

Welke motieven werden nog meer aangevoerd voor het uitvaardigen van sancties tegen het

Taliban-regime naast het niet-uitleveren van Bin Laden? (p. 11)

Antwoord op vraag 60

De betreffende Veiligheidsraad-resolutie 1267 (1999) eiste naast de uitlevering van Osama bin Laden dat de Taliban niet langer een toevlucht en training zouden verschaffen aan internationale terroristen en hun organisaties. Voorts eiste de resolutie dat door de Taliban gecontroleerd gebied niet zou worden gebruikt voor terroristische installaties en kampen noch voor de voorbereiding of organisatie van terroristische daden tegen andere staten of hun ingezetenen. Tenslotte werd medewerking geëist bij pogingen beschuldigde terroristen te berechten.

46

Is het de regering bekend dat vanuit het shi'itisch fundamentalistische Iran ook sunni-extremistische organisaties worden gesteund? Zo ja, welke organisaties worden naast de door de regering zelf genoemde terroristische Hamas, nog meer door Iran gesteund? Hoe moet dit worden verklaard? Welke omvang heeft de Iraanse steun aan Hamas overigens? (p. 9 en 19)

47

Heeft er geruime tijd een vorm van samenwerking bestaan tussen Iran en Soedan waarbij

islamitische extremisten in een aantal landen werden ondersteund? Waar bestond die samenwerking precies uit? Hoe zou een dergelijke samenwerking tussen een shi'itisch en een sunnitisch land moeten worden verklaard? Welke activiteiten zouden daar uit zijn voortgekomen? (p. 9; vgl. p. 13)

77

Welke omvang heeft de Iraanse steun aan Hezbollah, de Islamitische Jihad en Hamas? Heeft de regering de Iraanse regering hier ooit direct op durven aanspreken; zo ja, wanneer precies en met welk resultaat; zo neen, waarom niet en is de regering bereid dit alsnog op korte termijn te doen? (p. 19)

80

Waar bestaat de Iraanse invloed op PFLP-GC precies uit en wat is het oordeel van de regering daarover? (p. 19)

90

Deelt de regering de mening dat indien landen die de radicale islam en terrorisme voeden met geld en/of wapens en/of ideologie, hier niet in onverbloemde taal over worden aangesproken, de oorlog tegen terrorisme bij voorbaat verloren is? Op welke wijze heeft de regering landen als Saoedi-Arabië, Iran en Syrië maar ook Soedan hierop aangesproken? Is dit gebeurd, zo ja wanneer precies en met welk gevolg; zo neen, waarom niet en is de regering bereid dit alsnog op korte termijn te doen? (p. 20 t/m 23)

Antwoord op vraag 46, 47, 77, 80, 90

Steun van het shi'itische Iran voor sommige sunnitische radicaal-islamitische organisaties zou verklaarbaar kunnen zijn uit een gedeeld antagonisme tegen Israël en de Verenigde Staten. Overigens is de Iraanse steun aan sunnitische organisaties voor zover bekend niet beperkt tot organisaties die actief zijn het Midden-Oosten conflict, maar heeft deze ook plaatsgehad in Afghanistan. Daar steunde Iran jarenlang en openlijk met militaire middelen de Noordelijke Alliantie, die voor een belangrijk deel uit sunnitische organisaties bestond. Deze steun was juist gericht tegen het extremisme van de Taliban, die ook in Iraanse ogen de islam een slecht imago bezorgden.

Zoals vermeld ontkent Iran betrokkenheid bij terrorisme. Iran spreekt echter geen afkeuring uit over terroristische daden van organisaties die het als bevrijdingsbewegingen tegen de Israëlische bezetting beschouwt.

Iran lijkt goede contacten te onderhouden met radicale Palestijnse groeperingen zoals Hamas, Jihad en de PFLP-GC. Iran ontkent dat het, naast politieke steun, ook financiële steun geeft aan deze groeperingen, behalve wat betreft Hezbollah, dat door Iran als bevrijdingsbeweging wordt beschouwd. Over de omvang van Iraanse steun aan de in deze vragen genoemde organisaties, of inzake eventuele samenwerking daarbij met Soedan, staat mij geen informatie ter beschikking.

Herhaaldelijk heb ik de Iraanse autoriteiten opgeroepen zich met betrekking tot het Israëlisch-Palestijnse conflict constructief op te stellen en openlijk afstand te nemen van terroristische activiteiten, onder meer tijdens mijn bezoek aan Teheran op 2 december 2001 en tijdens bezoeken van de Iraanse Vice-Minister van Buitenlandse Zaken, Ahani, aan Nederland op 9 juli 2001 en 29 januari 2002. Tevens verwijs ik u terzake naar de brief die uw Kamer terzake toeging onder nummer TK 28 000 V nr. 40 en de Aanhangsels van Handelingen, Vergaderjaar 2000-2001 nr. 1591 en Vergaderjaar 2001-2002 nr. 565.

13

Kan de Nederlandse regering klip en klaar bevestigen dat zij organisaties als Islamitische Jihad, Hamas en de in Zuid-Libanon actieve Hezbollah wel degelijk als terroristisch beschouwt? (p. 4 en 18)

Antwoord op vraag 13

De Nederlandse regering is van mening dat gewapende acties die specifiek op burgerdoelen zijn gericht als terroristisch dienen te worden aangemerkt, ongeacht de achterliggende ideologie of doelstellingen. Dit geldt ook voor organisaties als Islamic Jihad en Hamas. In de Verklaring van Laken van 15 december 2001 heeft de EU met betrekking tot deze organisaties een krachtige oproep gericht aan de Palestijnse Autoriteit om "de terroristische netwerken van Hamas en Islamic Jihad te ontmantelen, alle verdachten te arresteren en hen gerechtelijk te vervolgen". Wat betreft de positie van Hezbollah verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 78.

78

Zijn er aanwijzingen voor (meer dan morele) activiteiten van Hezbollah buiten Libanon ter ondersteuning van de strijd van Palestijnen tegen Israël? (p. 20/21)

Antwoord op vraag 78

Hezbollah is een legale, in het Libanese parlement vertegenwoordigde politieke partij, die evenwel ook over een militaire vleugel beschikt, die met name in het zuiden van het land actief is. Verder zou een vermeende en mogelijk aan Hezbollah gelieerde 'buitenlandse cel' in het verleden terroristische aanslagen op burgerdoelen hebben gepleegd. In hoeverre deze vermeende cel ook daadwerkelijk operationeel is en wordt aangestuurd door Hezbollah is tot op heden echter nooit ondubbelzinnig aangetoond. Dat Hezbollah op grote schaal steun zou verlenen aan terroristische groeperingen buiten Libanon kan evenmin worden bevestigd. Wel geeft Hezbollah morele steun aan de Palestijnen in hun verzet tegen Israël en zijn er aanwijzingen dat er op kleine schaal pogingen zijn ondernomen wapens naar de Palestijnse Gebieden te smokkelen. Tenslotte is het mogelijk dat individuele activisten betrokken zijn of zijn geweest bij dergelijke activiteiten. Vooralsnog is de Nederlandse regering echter van mening dat er onvoldoende bewijsmateriaal voorhanden is, om een actieve rol van Hezbollah in het internationaal terrorisme te kunnen staven.

Dit laat onverlet dat de Nederlandse regering zeer bezorgd is over de recente opvoering van de activiteiten van de eerder genoemde militaire vleugel van Hezbollah, in het bijzonder de raketaanvallen die recentelijk zijn uitgevoerd op doelen in het noorden van Israël. De EU heeft middels een troika-demarche bij de autoriteiten in Beiroet zorg uitgesproken over de ontwikkelingen aan de grens met Israël en heeft de Libanese regering opgeroepen al het mogelijke te doen, dergelijke incidenten te voorkomen. Deze zorg wordt gedeeld door de Amerikaanse Secretary of State Colin Powell, die tijdens zijn recente bezoek aan de regio zowel in Damascus als in Beiroet de Amerikaanse bezorgdheid over deze kwestie overbracht. De Nederlandse regering en haar Europese partners zullen nieuwe ontwikkelingen in dezen scherp in de gaten houden.

79

Beschouwt de regering het ontvoeren van drie Israëlische soldaten door Hezbollah ook als een puur terroristische daad? (p. 19)

Antwoord op vraag 79

De ontvoering door Hezbollah van drie Israëlische soldaten wordt door Nederland beschouwd als een flagrante schending van de mensenrechten, die scherp wordt veroordeeld. Nederland geeft waar mogelijk actieve ondersteuning aan pogingen van het Rode Kruis om meer informatie over het lot van de soldaten te verkrijgen. Ook steunt ons land alle initiatieven die een einde kunnen maken aan de gespannen situatie aan de Israëlisch-Libanese grens; in dit verband ondersteunt Nederland de resolutie van de Veiligheidsraad 1365 waarin de Libanese regering wordt opgeroepen haar verantwoordelijkheid te nemen en haar autoriteit over geheel Zuid-Libanon uit te oefenen.

73

Op basis waarvan 'vermoedt' de regering dat Hamas en Jihad financieel gesteund worden door Syrië? Kan het bestaan van deze steun niet worden bevestigd? (p. 19)

74

Bestaat er niet meer dan een vermoeden ten aanzien van internationale steun voor Hamas en de Islamitische Djihad? Zijn ook andere westerse landen deze mening toegedaan? (p. 19)

76

Welke omvang heeft de steun van Syrië aan de Islamitische Jihad? Heeft de regering de Syrische regering hier ooit direct op durven aanspreken, zo ja wanneer precies en met welk resultaat; zo neen, waarom niet en is de regering bereid dit alsnog op korte termijn te doen? (p. 19)

81

Deelt de regering de mening dat indien Syrië blijft toestaan dat vanuit dat land of via haar grondgebied steun wordt gegeven aan terroristische organisaties als Hezbollah, dit land zich indirect ook eigenlijk zelf schuldig maakt aan terrorisme? Welke gevolgen verbindt de regering hieraan? (p. 20)

82

Wat is het oordeel van de regering over het gegeven dat Syrië een thuishaven biedt aan het hoofdkantoor van PFLP-GC welke organisatie nauwe banden onderhoudt met de Islamitische Jihad en steeds meer onder de invloed raakt van Iran? (p. 21)

Antwoorden op vragen 73, 74, 76, 81 en 82

Syrië ziet Hezbollah niet als een terroristische organisatie maar als een organisatie die legitiem verzet heeft gevoerd tegen de Israëlische bezetting van Zuid-Libanon (tot mei 2000) en de voortdurende bezetting van de zogeheten Sheeba farms.

Het seculiere Baath regime in Syrië heeft weinig op met religieus geïnspireerde extremistische organisaties. Zoals vermeld in de notitie 'Islamitisch radicalisme in het Midden-Oosten en Centraal Azië' is de ratio hiervoor vooral gelegen in het licht van de rol die Syrië in het Midden-Oosten wil spelen. Wel is het een tiental Palestijnse groeperingen zoals Hamas, Jihad en de PFLP-GC toegestaan in Syrië kantoor te houden en, op beperkte schaal, politieke activiteiten te ontplooien. De speelruimte die deze organisaties hiervoor krijgen, lijkt echter gering. De regering beschikt niet over bewijzen die duiden op grootschalige financiële of materiele Syrische steun aan organisaties als Hamas en Jihad. Gezien het feit dat de Syrische overheid deze organisaties in eigen land gedoogt, kan een mate van samenwerking uiteraard niet uitgesloten worden. Over de mogelijke omvang van deze steun is evenwel niets bekend.

Een half jaar geleden heeft Syrië een nieuwe wet ingevoerd m.b.t. verblijfsvergunning voor Arabieren. Volgens goed ingewijde bronnen beoogde die wet vooral te voorkomen dat radicale elementen uit de Iraakse, Iraanse en Afghaanse oppositie Syrië zouden gebruiken als transitland voor hun activiteiten. Dit is een aanwijzing dat Syrië er veel aan doet om te voorkomen dat vanuit Syrië terroristische activiteiten worden voorbereid.

83

Is Al-Qa'ida nog steeds actief in Jordanië (p. 21)

Antwoord op vraag 83

Voor zover de regering bekend is Al-Qai'da niet georganiseerd actief in Jordanië. De Jordaanse overheid is een belangrijke bondgenoot van de Verenigde Staten in de strijd tegen terrorisme. Zij is zeer alert op terroristische activiteiten in Jordanië en heeft blijk gegeven snel en doeltreffend op te treden tegen (leden van) extremistische groeperingen die worden verdacht van terroristische doelstellingen.

55

De regering wijst erop dat radicale groepen die door de ideologische kern van de politieke islam aangesproken worden, zich vaak onderdrukt of bedreigd voelen 'door machten en invloeden, zoals het Westen aangevoerd door de VS, en uiteraard Israël'. Om welke reden gebruikt de regering het woord 'uiteraard'? Is dat omdat zij constateert dat in het islamisme de haat tegen Israël een centrale plaats inneemt (denk bijvoorbeeld aan uitspraken van Osama Bin Laden)? Zo ja, zou zij daar nader op in willen gaan? Wat is, zowel politiek als godsdienstig gezien, de plaats van Israël in het islamitisch-fundamentalistische denken? (p. 10)

58

Kan de regering duidelijk maken waarom het islamitisch radicalisme wel in afgeleide zin, maar niet ten principale als anti-Amerikaans valt te definiëren? Is er namelijk bij de aanslagen niet sprake van een stelselmatige voorkeur voor Amerikaanse doelen? (p. 10)

72

Wat leidt de regering af uit het gegeven dat opinieonderzoek heeft uitgewezen dat maar liefst een vijfde van de Palestijnse bevolking achter Hamas staat? (p. 19)

Antwoord op vragen 55, 58 en 72

Het optreden van Israël jegens de Palestijnen en in het bijzonder de Israëlische aanwezigheid in de bezette gebieden, worden in de Arabische en islamitische wereld algemeen als onrechtmatig beschouwd. De recente toename van het gebruik van geweld door het Israëlische leger in de Palestijnse gebieden, waarvan de beelden dagelijks op de Arabische televisie verschijnen, heeft de aantrekkingskracht van radicale organisaties zoals Hamas, die zich profileren als verzetsgroepen tegen wat wordt gezien als een bezetting door Israël van Palestijns land, sterk doen toenemen. Daarnaast speelt ook mee dat organisaties als Hamas garen spinnen bij de verslechtering van de sociaal-economische omstandigheden van de Palestijnse bevolking.

Bij radicaal-islamitische organisaties als al-Qa'ida van bin Laden heeft het conflict tussen Israël en de Palestijnen een centrale plaats in de retoriek. In hun ogen is het onrecht, dat de Palestijnse bevolking wordt aangedaan, symbool voor het onrecht waar de gehele Arabische wereld onder lijdt. De Verenigde Staten worden daarbij als belangrijkste bondgenoot van Israël gezien. Daarnaast zijn de Verenigde Staten steunpilaar van Arabische regeringen, die door radicaal-islamitische groeperingen als 'afvallig' worden beschouwd. Zie in dit verband ook mijn antwoord op de vragen 1, 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 44, 52, 54 en 71.

50

Is de Marokkaanse regering bevreesd nieuwe verkiezingen uit te schrijven omdat zij vreest voor een succes voor de moslim-fundamentalisten? Wat is het oordeel van de regering hierover? (p. 9/10/25)

Antwoord op vraag 50

De Marokkaanse koning heeft bepaald dat in september a.s. algemene verkiezingen zullen worden gehouden. Een nieuwe kieswet wordt verwacht in het voorjaar van 2002. Op grond van de nieuwe kieswet zal een politieke partij - zoals dat ook nu het geval is - slechts aan de verkiezingen kunnen deelnemen indien zij het koningschap van Marokko en de Marokkaanse nationale soevereiniteit accepteert, en het gebruik van geweld afkeurt. De Islamitische partij die thans met 14 zetels in het Marokkaanse Parlement zit, de PID, zal wellicht aanzienlijke winst boeken. Deze partij heeft zich gecommitteerd aan de Marokkaanse democratische beginselen en voldoet aan de vereisten in de kieswet, zoals hierboven beschreven.

104

Heeft het islamitisch radicalisme in Marokko ook een rol gespeeld bij het frustreren van recente voorstellen van de Marokkaanse regering om de positie van de vrouw te verbeteren? Wat is het oordeel van de regering hierover? (p. 25)

Antwoord op vraag 104

Na sterke oppositie, onder andere in de vorm van demonstraties van conservatief-islamitische groeperingen, is een wetsvoorstel ter verbetering van de positie van de vrouw ingetrokken. De Marokkaanse koning heeft vervolgens een commissie benoemd ter bestudering van voorstellen tot wetswijziging, die de verbetering van de positie van de vrouw tot doel hebben. De Nederlandse regering is voorstander van het programma van democratiserende hervormingen dat door de Marokkaanse regering is bekendgemaakt; verbetering van de positie van de vrouw is hiervan een belangrijk onderdeel.

51

Waren er binnen het FIS al personen/groepen met sympathie voor islamitisch extremisme voordat de tweede ronde van de Algerijnse parlementsverkiezingen van eind 1991/begin 1992 werd afgelast? (p. 10/24)

Antwoord op vraag 51

Hiervoor bestaan geen concrete aanwijzingen.

103

Heeft de GSPC uit Algerije nog steeds banden met de organisatie van Bin Laden, zo ja welke? (p. 25)

De GSPC wordt, als belangrijkste terroristische organisatie in Algerije van dit moment, inderdaad in verband gebracht met het al-Qai'da netwerk van bin Laden. Over de aard en omvang van deze banden zijn mij geen gegevens bekend.

15

Bestaan er als het gaat om de bestrijding van terrorisme verschillen tussen de benadering van de Verenigde Staten enerzijds en de benadering van EU-landen anderzijds? Zo ja, welke verschillen? Welke transatlantische resultaten zijn in dat opzicht geboekt? Kan op dit dossier wellicht ook overeenstemming worden bereikt met andere belangrijke mogendheden zoals de Russische Federatie en de Volksrepubliek China? (p. 4)

Antwoord op vraag 15

Sinds de aanslagen van 11 september is de reeds bestaande samenwerking tussen de VS en de EU op het gebied van bestrijding van terrorisme sterk geïntensiveerd. Mede naar aanleiding van deze versterkte samenwerking heeft de Europese Unie een groot aantal maatregelen genomen. U bent hiervan middels verslagen van raden, in het bijzonder in het verslag van de Europese Raad van Laken op de hoogte gebracht. Met de Russische Federatie wordt de reeds bestaande dialoog inzake terrorisme, voortgezet en waar mogelijk geïntensifieerd. Specifieke samenwerking met de Volksrepubliek China wordt op dit moment niet overwogen.

102

Is samenwerking voor de regering een voldoende legitieme reden om van doelwit naar partner te eroderen of is het uiteindelijke resultaat als het gaat om het terugdringen van radicaal-islamitische en terroristische elementen het enige dat telt? (p. 24)

121

Zijn de maatregelen die Nederland stelt ten aanzien van radicaal islamitische terroristen gelijk aan de maatregelen die Duitsland, België en andere Europese landen stellen? Zo nee, kunnen de verschillen worden aangegeven tussen Nederland, Duitsland, België en andere Europese landen? (p. 28)

123

Waarom ontbeert de notitie concrete beleidsmatige voorstellen om vanuit Nederland op internationaal gebied bij te dragen aan een inperking van de radicale islam en het gevecht tegen terrorisme? Waarom is de notitie zo vrijblijvend van aard? Lijkt het de regering geen goed idee het studeerkamergehalte te overstijgen door ook concrete voorstellen te doen en de notitie daarmee te verbeteren en te completeren? Kan de regering hier alsnog voor zorgdragen?

Antwoord op vragen 102, 121 en 123

Mede in reactie op de gebeurtenissen van 11 september heeft de Europese Unie een groot aantal maatregelen genomen op het gebied van terrorismebestrijding. Nederland heeft steeds ingezet op deze EU-brede aanpak en is tevreden over de op dit terrein bereikte resultaten. Nederland hecht aan voortzetting van discussie over maatregelen, die verder noodzakelijk zijn in dit kader. Terrorismebestrijding zal hoog op de Nederlandse en internationale agenda blijven. Naast de EU-brede aanpak hebben individuele lidstaten uiteraard ook zelf maatregelen genomen. Wat betreft Nederland zijn deze maatregelen verwoord in het Nationaal Actieplan Terrorisme en Veiligheid, dat uw Kamer is toegegaan , evenals diverse voortgangsrapportages terzake.

10

De regering heeft de MKO eerder in antwoord op kamervragen terroristisch genoemd. Wat betekent dit als het gaat om de activiteiten van de MKO in Nederland? Dient de MKO in Nederland naar het oordeel van de regering te worden verboden? (p. 4)

11

In hoeverre is de netwerk-organisatie van al-Qaida van Bin Laden, die gebruik maakt van activisten afkomstig uit tientallen cellen en vertakkingen, en banden met zusterorganisaties, niet alleen in het Midden-Oosten, maar ook verspreid over delen van Azië, Europa en Amerika in kaart gebracht? (p. 4)

12

Op welke wijze worden organisaties en verenigingen in Nederland onderzocht op islamitisch radicalisme? En waarop baseert de Nederlands regering de opvatting dat dit in voldoende mate gebeurt? (p. 4)

17

Welke definitie van terrorisme wenst de Nederlandse regering te hanteren? (p. 4/5)

20

Is er een bijzondere reden waarom de regering het klaarblijkelijk nodig acht de steun aan terroristische organisaties vanuit islamitische landen te bagatelliseren, door te suggereren dat vrome geldschieters zich niet bewust zijn van het feit dat geld aan verkeerde doelen wordt uitgegeven en door te stellen dat men slechts ten dele op de hoogte is van elkaars activiteiten? (p. 5)

21

De regering stelt dat groeperingen opereren met steun van geheime diensten. Kan de regering concreet aangeven welke groeperingen steun ontvangen van exact welke geheime diensten van welke landen? Kan hier een expliciet antwoord op worden gegeven? (p. 5)

22

Kunnen moorddadige praktijken resp. het niet naleven van internationaal geldende normen ten aanzien van gewapende strijd worden gesignaleerd bij een veelheid van radicaal islamitische groeperingen? Kan daarvan een opsomming worden gegeven? (p. 5)

23

Kan exact worden aangegeven welke organisaties uit welke landen islamitische principes aanvoeren als dekmantel voor ordinaire criminaliteit? (p. 5)

53

Wenst de regering in de derde volledige alinea van p. 10 aan te geven dat alleen grootschalig geweld tegen burgers als terrorisme moet worden bestempeld? Hoe moet dit worden gerelateerd aan de opvattingen van de regering over de definitie van terrorisme? (p. 10)

57

Is het juist dat veel exponenten van radicaal islamitische bewegingen in Londen onderdak hebben gevonden? (p. 10)

61

Welke instanties/personen zijn tot nu toe door de Verenigde Staten geïdentificeerd als donoren van islamitisch terrorisme? (p. 11/12; vgl. ook p. 9)

62

Kunnen meer gegevens worden verstrekt over de 'bijdragen van particulieren (en regeringen) uit de islamitische wereld' voor het netwerk van Bin Laden? De regeringen van welke landen worden hier bedoeld, kan dit precies worden aangegeven? (p. 12)

64

Kan de bekende fatwa van Bin Laden en enkele gelijkgezinden van februari 1998 ook worden gezien als een verbreding van de strijd van de extremistische Islam naar geheel andere wereldregio's? (p. 13)

89

Waarom besteedt de regering zo ongelooflijk weinig aandacht aan de steun die vanuit landen als Saoedi-Arabië, Iran en Syrië maar ook Soedan aan terroristische en radicaal-islamitische organisaties wordt gegeven? Waar is de regering voor bevreesd? Kan hier alsnog een aparte gedegen hoofdstuk aan worden besteedt? (p. 20 t/m 23)

92

Zijn er aanwijzingen voor de betrokkenheid van Irak bij de aanslag op het New Yorkse World Trade Centre in 1993? Zijn er aanwijzingen voor een nadrukkelijke connectie tussen Irak en de Al-Qa'ida-organisatie van Bin Laden? (p. 23)

93

Zijn er aanwijzingen voor enige betrokkenheid van Irak bij de aanslagen van 11 september jl.? (p. 23)

111

Hoe serieus neemt de regering het gevaar dat terroristen in het bezit zijn danwel komen van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen en waar blijkt dat uit? Welk beleid wordt ontwikkeld om dit tegen te gaan? (p. 27)

112

Kan de regering meedelen of zij signalen heeft dat moslimfundamentalistische organisaties ook in Nederland aan rekrutering doen? Idem aan fondsenwerving? (vgl. Trouw 6 december 2001, "De Saoedische geldkraan") (pp. 27-28)

113

Is het de regering bekend hoe in de aan de Milli Görüs-beweging en de Süleymanli-beweging gelieerde moskeeën gereageerd is op de aanslagen van 11 september? Is überhaupt bekend hoe door imams in deze moskeeën gesproken wordt over de relatie tussen islam en geweldgebruik? (pp. 27-28)

114

Wat is de omvang van de "kleine kring" van moslims die in ons land waarbij mogelijk bereidheid bestaat geweld te gebruiken als middel om politiek-religieuze doelen na te streven? Van welke groeperingen maken zij deel uit? (p. 28)

115

Heeft de regering kennisgenomen van de beslissing van de Amerikaanse regering om de tegoeden van aan Hamas-gelieerde organisaties te bevriezen? Is de Nederlandse regering voornemens deze stap te volgen? Welke organisaties betreft het hier? (p. 28)

117

In hoeverre bevinden zich islamitische radicalen in Nederland? (p. 28)

118

Hoe worden de kleine kernen of individuen onder wie een gering aantal "Afghanistan veteranen", die een dreiging vormen voor Nederland aangepakt? (p. 28)

119

In hoeverre wordt opgetreden tegen eerder op antwoord op kamervragen door de regering bevestigde intimidatie van Afghaanse asielzoekers in asielzoekerscentra door Taliban-aanhangers? Hoe vaak heeft dit plaatsgevonden respectievelijk vindt dit plaats en hoe is daar tegen opgetreden? (p. 28)

120

Op welke wijze zijn er maatregelen genomen om Nederland minder aantrekkelijk te maken als verblijfplaats of doorgangsland voor radicaal islamitische terroristen? (p. 28)

Antwoord op vragen 10, 12, 11, 17, 21, 22, 23, 53, 57, 61, 62, 64, 89, 92, 93, 101, 111, 112, 113, 114, 115, 117, 118, 119, 120

Voor wat betreft terreurbestrijding verwijs ik de naar de Kamerbrieven en diverse verslagen die sinds 11/9 uw Kamer zijn toegegaan (zie bijlage I), alsmede naar de notities van het Ministerie van Binnenlandse Zaken getiteld Terrorisme aan het begin van de 21e eeuw, dreigingsbeeld en positionering BVD, en De democratische rechtsorde en islamitisch onderwijs: buitenlandse inmenging en anti-integratieve tendensen. Voor de vertrouwelijke informatie op dit gebied verwijs ik naar de Vertrouwelijke Kamercommissie Inlichtingen en Veiligheid.

84

Beperken Moslim Broeders zich altijd tot legale middelen bij hun streven naar de vestiging van een islamitische staat? Was Sayyid Qutb een Moslim Broeder? Wat waren zijn opvattingen terzake? Stonden Moslim Broeders ook in de Palestijnse gebieden en in Syrië aan de basis van gewapend verzet? Wat is het oordeel van de regering daarover? (p. 22)

Antwoord op vraag 84

De Moslim Broederschap is een maatschappelijke en politieke beweging die een 'terugkeer' naar een op islamitische waarden gebaseerde samenleving voorstaat. Sayyid Qutb was een invloedrijk lid van de Broederschap. Voor een uiteenzetting van zijn filosofie verwijs ik naar de terzake relevante wetenschappelijke publicaties ; wel kan in algemene zin worden opgemerkt dat zijn opvattingen een 'reactionaire' reactie vormden op pogingen tot modernisering van zijn moederland Egypte en de daarmee gepaard gaande toenemende oriëntatie op westerse normen en waarden.

De Moslim Broederschap beperkt zich als organisatie bij het nastreven van haar politieke doelen over het algemeen tot legale middelen. In Egypte bijvoorbeeld hebben de Moslimbroeders officieel verklaard tegen gebruik van geweld te zijn. Dit laat onverlet dat individuele leden van de Moslim Broederschap in sommige gevallen nauwe banden kunnen hebben met of zelfs lid kunnen zijn van extremistische organisaties die zich niet beperken tot legale middelen. Het verzet in de Palestijnse gebieden tegen Israël is in de beginjaren vooral ontstaan vanuit seculiere, door socialistisch en communistisch gedachtegoed geïnspireerde, groepen.

85

Wordt de Djama'at al-Islamiyya ook verdacht van de aanslag de Egyptische president Mubarak in Addis Abeba in 1995? (p. 22)

Antwoord op vraag 85

De aanslag op Mubarak in 1995 wordt inderdaad meestal in verband gebracht met de Djama'at al-Islamiyya, ook wel bekend onder de naam Egyptische Islamitische Jihad.

86

Wat kan worden gezegd over de groeiende rol van een zeer behoudende islam in Egypte in

de laatste tijd? Kan worden gesteld dat de invloed van een behoudende islam op de Egyptische samenleving thans groter is dan in de tijd van Nasser of Sadat? Zo ja, waaraan moet dit worden geweten? Hoe staat het met de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienst in dit opzicht? (p. 22)

87

Hoe beoordeelt de regering de zeer sterke anti-Israëlische en anti-semitische toonzetting en berichtgeving van de Egyptische media? Is de Egyptische media naar het oordeel van de Nederlandse regering volstrekt onafhankelijk? Heeft de Nederlandse regering haar ongenoegen over deze berichtgeving in de Egyptische media al eens direct aan de Egyptische regering overgebracht? Zo ja, wat was daarvan het resultaat, zo neen, waarom niet? (p. 22)

Antwoord op vragen 86 en 87

De invloed van de conservatieve islam lijkt in Egypte in de afgelopen decennia inderdaad te zijn gegroeid. De verklaring hiervoor wordt meestal gezocht in de uitzichtloze sociaal-economische situatie van grote delen van de bevolking. Ook het ontbreken van politieke perspectieven is in dit verband van belang. Ideologieën zoals het Nasserisme, communisme of het Pan-Arabisme hebben aan glans verloren. Dit leidt ertoe dat de boodschap van behoudende islamitische groepen, die gebruik maakt van de godsdienstige overtuiging van de islamitische bevolking, in toenemende mate weerklank vindt.

Met betrekking tot de gevolgen van de groeiende rol van de behoudende islam in Egypte voor de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van godsdienst en de mensenrechten in het algemeen verwijs ik graag naar de notitie daarover die uw Kamer is toegegaan . In deze notitie wordt onder andere ingegaan op de verhouding tussen de overheid en de media. Kort gezegd is in Egypte tot op zekere hoogte sprake van vrijheid van meningsuiting. De anti-Israëlische en antisemitische toonzetting van berichtgeving in sommige media in Egypte is inderdaad zorgwekkend. Wel is het zo dat 'regeringsgezinde' media over het algemeen een meer gematigde toonzetting hebben, terwijl de meeste anti-Israëlische en antisemitische getinte uitingen zich voordoen in de minder van de staat afhankelijke media. De Nederlandse regering heeft mede in het licht van het voorgaande de kritiek op Israël in de Egyptische media niet op officiële wijze aangekaart.

49

Waarop doelt de regering met 'de virulentie van deze militante visie' (p.10)? Werd de virulentie van de Wahhabis volgens de regering aangemoedigd door de Iraanse revolutie?

Bedoeld wordt het 'militante puritanisme van wahhabitische extremisten, die eerder al een bedreiging voor de interne Saoedische politieke stabiliteit zijn geweest' (p. 9). De Iraanse revolutie van 1979 vereiste in Saoedische ogen ideologisch weerwerk en kan een trend tot matiging in de weg hebben gestaan.

94

Is er een relatie tussen Jund al-Islam en Saddam Hussein? (p. 23)

Over een mogelijke relatie tussen de Jund al-Islam en Saddam Hussein staat mij geen informatie ter beschikking. Zoals vermeld in de notitie bestaan er wel vermoedens van een relatie tussen Jund al-Islam en Osama bin Laden.

105

Besteedt het tv-station Al-Jazeera veel aandacht aan de islamitisch-radicale oppositie tegen de overheden in Marokko, Algerije en Tunesië? Hoe wordt dit station precies gefinancierd? (p. 25)

In het kader van zijn berichtgeving over de actuele politieke en economische ontwikkelingen in de (islamitische) wereld, besteedt Al-Jazeera mede aandacht aan de islamitisch-radicale oppositie tegen de overheden in Marokko, Algerije en Tunesië. De zender is in 1996 gesticht dankzij een lening van 140 miljoen USD van de Emir van Qatar, Sheikh Hamad bin Khalifa al-Thani. Sindsdien ontvangt Al-Jazeera jaarlijks een subsidie van 30 miljoen USD van de Qataarse autoriteiten. Daarnaast ontvangt Al-Jazeera reclame-inkomsten en kijkersbijdragen.

116

Is het waar dat van de zijde de ambassade van de Verenigde Staten in Den Haag na 11 september jl. op momenten onvrede is ontstaan over de wijze, mate en omvang van de beveiliging van de ambassade? Zo ja, wat was precies de onvrede van de Amerikaanse ambassade, hoe is die ontstaan en op welke wijze is er mee omgegaan? (p. 28)

Antwoord op vraag 116

Na 11 september jl. heeft er voortdurend en in goede sfeer overleg plaatsgevonden met de ambassade van de Verenigde Staten in Den Haag over de beveiliging van de ambassade. Om redenen van veiligheid kunnen over de bewakings- en beveiligingsmaatregelen geen inhoudelijke mededelingen worden gedaan.

122

Heeft de regering kennisgenomen van het rapport van de Prof. Teldersstichting "De extremistische variant van de Islam"? Welk oordeel heeft de regering over dit rapport in het algemeen en kan per in het rapport gedane aanbeveling worden aangegeven wat de zienswijze en het oordeel van de regering terzake is?

Antwoord op vraag 122

Ja. Het rapport biedt een nuttige compilatie van krantenartikelen en (populair-)wetenschappelijke publicaties. De aanbevelingen in het rapport laat de regering graag voor rekening van de Prof. Teldersstichting.


Bijlage I.

Overzicht eerdere Kamerbrieven inzake terrorisme en radicalisme:

TK. 27925, nr. 1

Berichtgeving naar aanleiding van internationaal overleg over de dramatische gebeurtenissen in de VS op 11 september jl.

TK. 27925, nr. 169

Verslag van de bijeenkomst van de Europese Raad te Brussel, 21 september 2001

Buza. 000505

Recente ontwikkelingen bij de Verenigde Naties naar aanleiding van de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten

TK. 27925, nr. 6

Verzoek van de vaste commissies voor Buitenlandse Zaken en voor Defensie om de commissies in te lichten omtrent mogelijkheden tot verstrekken van nadere informatie

TK. 27925, nr. 11

Militaire acties VS en VK

TK. 27925, nr. 17

Algemeen Overleg 13 september 2001, crisis in de Verenigde Staten

TK. 27925, nr. 18

Internationale acties in het kader van terrorismebestrijding

TK. 21501 - 20 (Europese Raadnummer) nr. 175

verslag Europese Conferentie te Brussel, d.d. 20 oktober 2001

TK. 27925, nr. 22

Terrorismebestrijding

TK. 27925, nr. 25

Terrorismebestrijding

TK. 27925, nr. 27

Terrorismebestrijding

Beantwoording vragen van de leden Wilders, Weisglas en Nicolaï over Egyptische terroristen in Nederland

TK. 27925, nr. 29

Terrorismebestrijding

TK. 27925, nr. 31

Terrorismebestrijding

TK. 27925, nr. 33

Terrorismebestrijding

Verslag van de Europese Raad te Laken, 14-15 december 2001

Buza 000714

Verslag NAVO Ministeriële Raad, NAVO-Oekraïne Commissie, NAVO Ministeriele Raad-EU Algemene Raad, Permanente Gemeenschappelijke Raad, Euro-Atlantische Partnerschapsraad

Beantwoording vragen van de Bijzondere Commissie voor de JBZ-Raad inzake de bevriezing van tegoeden van terroristen.

Beantwoording vragen van de leden Van Ardenne-van der Hoeven en Verhagen inzake de activiteiten van Al-Qaida in Indonesië

TK. 27925 nr.41

Stand van zaken terrorismebestrijding en ISAF

TK. 27925 nr. 43

Stand van zaken terrorismebestrijding en ISAF

Buza 020044

Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over de rapportage van het Koninkrijk der Nederlanden inzake de uitvoering van Veiligheidsraadresolutie 1373

TK. 28000 V nr. 40

Beantwoording van de vragen van de leden Wilders, Verhagen en Hoekema naar aanleiding van het bezoek van Minister van Aartsen aan Iran

TK. 23530, nr. 51

Verdragen in voorbereiding

TK. 27925, nr. 10

Terroristische aanslagen in de Verenigde Staten

Beantwoording van de vragen van de leden Wilders en Wijsglas over de groeiende Iraanse militaire aanwezigheid in Zuid-Libanon en Iraanse steun aan de terroristische beweging Hezbollah

Beantwoording van de vragen van de leden Wilders en Wijsglas over de Iraanse Jerusalem Day

Buza 000567

Brief inzake de actuele mensenrechtensituatie in Egypte

TK 26 800 V nr. 102

'Midden-Oosten: een analyse'

TK 28 091 nr.1

'Islamitisch radicalisme in het Midden-Oosten en Centraal Azië'

Creatiedatum: 12 Feb 2002 * H.J. Wegter * 6787

Building a coalition for civilisation

Speech by Jozias van Aartsen

Speech by Jozias van Aartsen, Netherlands minister of foreign affairs

"Building a coalition for civilisation"

Istanbul, 12 February 2002

First let me express my deep appreciation to Turkey for hosting this conference. The significance and symbolism of the venue, Istanbul, will help us to focus on the problem at hand. For many centuries Istanbul has been the meeting place par excellence of East and West, of Europe, the Near East, and Asia. The magnificent bridges over the Bosporus convey the same message: Turkey belongs to both worlds and is destined to play a crucial role in bridging and reconciling cultural and other differences.

We gather here in response to the dramatic events which occurred on 11 September last year. Events, the impact of which has gone far beyond Manhattan or Washington DC. It reached Amsterdam, Brussels, Islamabad, Istanbul and Jeruzalem, as well as many other cities across the globe.

These attacks are of an unprecedented magnitude. Very little is known about the motives of the perpetrators. Two things we know for sure however. They have shown a total disregard for innocent human lives. Second, they have committed their crime in the name of Islamic ideals. Governments and religious authorities around the world have strongly expressed their total rejection of any such claims. The attackers have acted against common human principles of decent behaviour. And they have hijacked the Islam for their own destructive purposes.

Abusing religion, these terrorists seek political justification. Whether it is the conflict between the Israeli and Palestinian people, the conflict in Kashmir or anywhere in the world, no political cause may serve as a justification for killing and destruction. Terror as an instrument to further political causes is a disgrace to those very causes, whatever their intrinsic merits.

The events of 11 September have prompted the world community to act in a number of fields. The Netherlands has taken an active part in these efforts: as a member of the United Nations, as an ally in NATO, as a partner in the EU as well as bilaterally. Now we have to maintain a common front against the long term threat posed by terrorism. That is the reason why we are here today and why this dialogue has become so urgent.

We should put a much greater effort into becoming better informed and achieving greater understanding. Understanding in itself is not sufficient, however. Respect for one another and respect for the law is vital here. Therefore tolerance and the rule of law are key. They require our continuous effort. Tolerance can never be a one-way street. Tolerance means that we respect one another. There cannot be tolerance for some and not for others. The same goes for the rule of law: the law is the law for everyone.

These values require our constant attention. As they represent the legitimate aspirations of our citizens, we must address any inadequacies. If we fail to do so, we fail in our duty towards society. In many countries, the need for political, economic and social reform is real. As the Dean of Shari'a and Law at Qatar University (Dr. Abd Al-Hamid Al-Hansari) said recently: "Our situation must change; there must be more democratic, social and economic openness, more respect for human, women's, and minorities' rights. (There cannot be respect for) anyone who does not respect his own people."

Religious extremism obstructs those reforms and hampers a healthy development of society. It is time the large majority of moderate Muslims worldwide reconquer Islam from the extremists.

The respect of which the Dean of Qatar University spoke also implies a readiness for dialogue. It may be given impetus at government level, but it should involve all of civil society to be successful. Academics, journalists, religious representatives.

Our dialogue today fits in well. It should be the start of something much wider. It should lead to more exchanges, joint studies and visits; more opportunities for co-operation. Let us be the bridge for the dialogue between our respective citizens. Only then can we avoid misperceptions.

Mr. Chairman, with a reference to the true spirit of islam, Pakistani President Musharraf said in his eloquent Address to the Nation:

"Real change can only be brought about by personal example".

Let us give that example today.


Kenmerk Uw verzoek

Blad /42
TK 26 800 V nr. 102

TK 28 091 nr.1

Zie bijvoorbeeld NRC Handelsblad 12/09/01, Islamieten veroordelen aanval op VS, Volkskrant 13/09/01, Leiders Midden-Oosten betuigen deelneming en Algemeen Dagblad 12/09/01, Islamitische wereld verdeeld.

TK 21 501-20 nr. 179

TK 27 925 nr. 10

Zoals bijvoorbeeld J.J.G. Jansen, The dual nature of islamic fundamentalism (Londen, 1997)

Zie buza 000576

===