Ministerie van Algemene Zaken

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Persbericht ministerraad
12 april 2002

KABINETSSTANDPUNT OVER NIEUW WAO-STELSEL VOLGT SER-ADVIES OP HOOFDLIJNEN

Het kabinet onderschrijft op hoofdlijnen het advies van de Sociaal-Economische Raad (SER) voor een nieuw WAO-stelsel. De WAO moet in de toekomst worden gereserveerd voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten. Dit vraagt om een aanpassing van de huidige keuringssystematiek, die nog verder moet worden uitgewerkt. Gedeeltelijk arbeidsongeschikten blijven zoveel als mogelijk aan het werk. De periode van de wettelijk verplichte loondoorbetaling bij ziekte wordt verlengd tot in beginsel twee jaar, waarbij in het tweede jaar de loondoorbetaling wordt beperkt tot 70 procent van het loon. Het besluit over het SER-voorstel over de hoogte van de uitkering en de Wet premiedifferentiatie en marktwerking bij arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (Wet Pemba) wordt overgelaten aan het volgende kabinet.

Dit staat in het kabinetsstandpunt over een nieuw WAO-stelsel waar de ministerraad op voorstel van staatssecretaris Hoogervorst van Sociale Zaken en Werkgelegenheid mee heeft ingestemd. Het kabinet had de SER gevraagd om een advies naar aanleiding van het rapport van de commissie- Donner over de WAO. Het advies van de SER was niet unaniem: enkele kroonleden hebben kritische kanttekeningen geplaatst bij het advies. Het kabinet constateert dat het vanwege de korte resterende zittingduur, niet mogelijk is de uitvoering van het nieuwe stelsel ter hand te nemen. Het standpunt is daarom bedoeld om al het voorbereidende te doen dat realistisch en mogelijk is voor (de formatie van) het volgende kabinet.

Het kabinet is het volledig eens met de inzet en filosofie van de SER, om door middel van een goede preventie en begeleiding van ziekteverzuim, in te zetten op arbeidsgeschiktheid. Ook een intensieve reïntegratie van mensen die toch arbeidsongeschikt worden, moet kern van het beleid zijn.

Duurzaam en volledig arbeidsongeschikten Het kabinet onderschrijft het voorstel van de SER om in de toekomst de WAO te reserveren voor zieke werknemers die duurzaam en volledig arbeidsongeschikt zijn. De SER stelt voor om het onderscheid tussen duurzame en niet-duurzame arbeidsongeschiktheid vast te stellen aan de hand van keuringsprotocollen en lijsten van duurzame aandoeningen. Het kabinet kan zich hierin vinden, maar stelt - met de SER - vast dat op dit moment in de verzekeringsgeneeskunde dergelijke lijsten nog niet bestaan en dat ook in het buitenland niet met dergelijke lijsten wordt gewerkt. Het kabinet vraagt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen daarom het SER-voorstel op dit punt verder uit te werken. Op kortere termijn ziet het kabinet mogelijkheden om een betere toetsing van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid al in de praktijk te brengen door gebruik te maken van lijsten van ziekten die in principe niet-duurzaam zijn. De SER noemt daarvan enkele voorbeelden, zoals burn-out, overspannenheid en lage rugklachten. Dit kan zowel de werknemer als de keuringsarts er beter van doordringen dat de uitkering voor hooguit een tijdelijke periode wordt toegekend. Er moet in de beginfase van arbeidsongeschiktheid vaker worden herkeurd. Gedurende de periode dat de arbeidsongeschikte tijdelijk een uitkering ontvangt, is hij verplicht alles in het werk te stellen om zijn herstel te bevorderen.

Gedeeltelijk arbeidsongeschikten Werknemers die gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn, moeten volgens de SER zoveel mogelijk aan het werk blijven. Het kabinet onderschrijft dit. Werknemers die minder dan 35 procent



arbeidsongeschikt zijn, hebben geen toegang tot de WAO. Werkgevers en werknemers dienen alles in het werk te stellen om die werknemers aan het werk te houden, al dan niet bij de eigen werkgever. Gedurende de eerste twee jaar geldt een ontslagverbod. In het uiterste geval kan de werknemer, met toestemming van het Centrum voor Werk en Inkomen, daarna worden ontslagen.

Het kabinet neemt het voorstel van de SER over om bij werknemers die meer dan 35 procent en minder dan 80 procent arbeidsongeschikt zijn, onderscheid te maken tussen werkenden en niet- werkenden. Het kabinet staat positief tegenover het voorstel om werkende gedeeltelijk arbeidsongeschikten, naast hun loon, recht op een loonaanvulling te geven die even hoog is als de huidige WAO-uitkering voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten. Indien deze categorie onvrijwillig werkloos raakt, moeten zij volgens de SER recht krijgen op een WW-uitkering en daarna een vervolguitkering op minimumniveau zonder partner- of vermogenstoets. In het kabinetsstandpunt wordt geconstateerd dat deze uitkering bijna identiek is aan, en in vele gevallen zelfs gunstiger is dan de huidige uitkeringsvoorwaarden. Dat betekent dat het aanvaarden van werk niet wezenlijk wordt bevorderd. Dit geldt met name voor arbeidsongeschikten met een verdienende partner. Het kabinet vindt daarom dat de vervolguitkering op minimumniveau weliswaar geen vermogenstoets, maar wel een partnertoets moet bevatten.

De SER stelt voor de loonaanvulling voor werkende gedeeltelijk arbeidsongeschikten privaat te financieren en uit te voeren. Dit brengt volgens het kabinet het risico van afwenteling met zich mee. Bij een privaat gefinancierde loonaanvullingsregeling hebben werkgever en verzekeraar namelijk een financieel belang om de zieke werknemer niet het werk te laten hervatten, aangezien dan een loonaanvulling moet worden betaald. Bovendien zouden twee soorten keuringen naast elkaar ontstaan, voor de publieke en de private verzekering. Tenzij er alsnog oplossingen voor deze problemen kunnen worden gevonden, geeft het kabinet er de voorkeur aan de loonaanvulling publiek te financieren en uit te voeren.

Loondoorbetaling bij ziekte
De SER stelt voor om de periode van de wettelijk verplichte loondoorbetaling bij ziekte te verlengen tot twee jaar. Het kabinet kan zich daarin vinden omdat daarmee de verantwoordelijkheid van werkgever en werknemer voor de aanpak van ziekteverzuim wordt benadrukt. Het kabinet is het met de SER eens dat de loondoorbetaling in het tweede ziektejaar moet worden beperkt tot de wettelijk verplichte 70 procent van het loon. Dit betekent een belangrijke prikkel voor de werknemer om zich in te spannen om weer aan het werk te komen. Als de uitkering wel wordt aangevuld, zou de verlenging van de loondoorbetalingsperiode tot minder werkhervatting kunnen leiden.

Flexibele WAO-keuring
Volgens de SER moet het moment van de eerste keuring flexibel worden, maar in beginsel na twee jaar ziekte plaatsvinden. Het kabinet is van mening dat het moment van keuring inderdaad flexibel kan zijn, maar dat in beginsel na één jaar ziekte een eerste, voorlopige keuring moet plaatsvinden. In de praktijk blijkt vaak dat mede als gevolg van de aankondiging van de keuring ongeveer 25 procent van de zieke werknemers herstelt in de tijd tussen de WAO-aanvraag en het moment van keuring. Bij de keuring zelf wordt nog eens 20 procent afgewezen en ook die werknemers gaan merendeels weer aan het werk. Bij de eerste, voorlopige keuring na één jaar worden alleen werknemers die aantoonbaar geen mogelijkheden tot herstel hebben tot de WAO toegelaten. In de overige gevallen blijft de werkgever verplicht het loon door te betalen en samen met de werknemer te werken aan reïntegratie. Aan het einde van het tweede ziektejaar zal dan een tweede, definitieve keuring plaatsvinden.

Minder volledige afkeuringen
Het kabinet stelt daarnaast een aanpassing voor van het geautomatiseerde systeem waarin de functies zijn opgenomen die een gedeeltelijk arbeidsongeschikte, gezien zijn beperkingen, nog kan verrichten.



Het systeem is bedoeld om vast te stellen in welke mate iemand arbeidsongeschikt is en wat hij nog kan verdienen in een eventuele andere functie. Het kabinet stelt voor dit systeem uit te breiden met functies voor mensen met een lage productiviteit (onder het niveau van het minimumloon), zoals gesubsidieerde arbeid. Het systeem bevat deze functies nu niet. Uitbreiding van het systeem betekent dat minder laaggeschoolde werknemers volledig arbeidsongeschikt zullen worden bevonden.

Tegelijkertijd kunnen mensen met een hoog inkomen nu technisch volledig arbeidsongeschikt worden verklaard, omdat zij in een eventuele andere functie minimaal 80 procent minder gaan verdienen dan in hun huidige functie (de norm voor volledige arbeidsongeschiktheid). Het kabinet wil daarom het inkomen dat mensen kunnen verdienen niet langer vergelijken met hun oorspronkelijke (hoge) inkomen maar met het (lagere) maximumdagloon. Dit heeft tot gevolg dat mensen met een hoog inkomen vaker gedeeltelijk in plaats van volledig arbeidsongeschikt zullen worden bevonden.

Hoogte WAO-uitkering en Wet Pemba De SER stelt voor de WAO-uitkering voor duurzaam en volledig arbeidsongeschikten te verhogen tot 75 procent van het gemiddelde, geïndexeerde loon over de laatste drie jaren. Nu bedraagt de WAO-uitkering gemiddeld 57 procent van het loon over de volledige uitkeringsduur. De SER gaat ervan uit dat het aantal volledige en duurzaam arbeidsongeschikten met 37 procent zal afnemen en dat het grootste deel van de gedeeltelijk arbeidsongeschikten weer aan het werk zal gaan. Tevens stelt de SER voor de Wet Pemba af te schaffen. Deze wet regelt dat werkgevers een hogere WAO- premie moeten betalen naarmate meer van hun werknemers in de WAO terechtkomen. Omdat het kabinet niet meer zelf de invoering van het nieuwe stelsel ter hand zal kunnen nemen, ligt het in de rede dat de afweging over deze voorstellen van de SER aan het nieuwe kabinet wordt gelaten.

Het kabinet acht op korte termijn een aantal maatregelen denkbaar die de Pemba-lasten verzachten. Het kabinet acht het redelijk dat als de loondoorbetalingsperiode voor werkgevers met een jaar wordt verlengd, deze verlenging volledig wordt gecompenseerd door een evenredige inkorting van de periode waarover een verhoogde premie moet worden betaald. Daarnaast verdient het aanbeveling om de loonaanvulling van werkende gedeeltelijk arbeidsongeschikten niet in de Pemba- lasten mee te nemen. Hierdoor heeft de werkgever er belang bij dat een gedeeltelijk arbeidsongeschikte weer aan het werk gaat, omdat hij een hogere premie betaalt als de gedeeltelijk arbeidsongeschikte niet werkt.

RVD, 12.04.2002