Ingezonden persbericht

SCP slaat voor het onderwijs plank mis

Het Sociaal Cultureel Planbureau heeft een onderzoek gepubliceerd over digitale vaardigheden van leerlingen in het voortgezet onderwijs. Digitale vaardigheden zijn voor de kennissamenleving die ons land wil worden een belangrijk onderwerp. De conclusies van het rapport trekken om een aantal redenen aandacht.

Ten eerste blijkt uit het onderzoek dat de bijdrage van school aan de digitale vaardigheden van leerlingen beperkt is. Leerlingen leren voornamelijk op eigen kracht in de thuissituatie met computers omgaan. Deze bevinding is sinds begin de jaren 90 bij herhaling in het Nederlandse onderwijs vastgesteld. Voor de overheid zijn deze resultaten aanleiding geweest het vak informatiekunde in de basisvorming niet langer verplicht te stellen. De conclusie van het SCP ondersteunt deze beleidskeuze. Zo'n herbevestiging achteraf is niet overbodig maar van een planbureau had een meer toekomstgerichte bijdrage verwacht mogen worden.

Het rapport trekt ook aandacht door de reikwijdte van de conclusies. Naar aanleiding van de bevindingen over de mate waarin leerlingen kunnen tekstverwerken en internetten wordt in de slotbeschouwing de vraag gesteld of computertoepassingen in het onderwijs überhaupt wel wenselijk en noodzakelijk zijn. Daarmee verandert de vraagstelling van leren over ICT naar leren met ICT. Leren over ICT is er op gericht dat leerlingen vertrouwd raken met de computer. Leren met ICT beoogt de kwaliteit van het leerproces te verbeteren en 'kenniswerkers' voor te bereiden op participatie in de informatiesamenleving. Het is al verrassend dat een extra vraag over de bijdrage van ICT als hulpmiddel voor het onderwijs op een van de laatste pagina's van het rapport wordt toegevoegd, maar nog verrassender is het dat deze vraag ook nog wordt beantwoord. Op basis van één onderzoek dat een aantal jaren geleden in Israël is uitgevoerd en wetenschappelijk van twijfelachtig niveau is, concludeert het SCP dat 'onderzoeksbevindingen geen ondersteuning bieden aan de veronderstelling dat leren met computers effectiever is'. Vervolgens luidt het advies dat het voor de kennissamenleving beter is een pas op de plaats te maken met de integratie van ICT in het onderwijs. Een advies dat zeker aandacht trekt maar ook de plank geheel mis slaat. Recente onderzoeksresultaten over effectief en efficiënt gebruik van ICT in het onderwijs laten een geheel ander beeld zien. Voorbeelden zijn:
· leerlingen van scholen met goede ICT-voorzieningen halen systematisch betere schoolprestaties voor taal, rekenen en zaakvakken (Becta, 2001);
· bijna de helft van achterstandsleerlingen presteert boven het gemiddelde wanneer het gebruik van ICT binnen de school op orde is (Becta, 2002);
· de helft van tiener drop-outs haalt diploma dankzij ICT (Notschool, 2001);
· vier van elke vijf leraren vindt dat ICT het leren voor leerlingen leuker maakt (Nipo, 2001);
· ICT is een geschikt hulpmiddel om vernieuwende onderwijsdoelen te bereiken (OESO, 2002).
· leerlingprestaties nemen toe nadat leraren in de gelegenheid zijn gesteld vertrouwd te raken met beschikbare ICT-voorzieningen (Emints-program USA), 2002).
Ict op School rekent het tot haar taak om als consumentenorganisatie van het onderwijs zowel praktijkkennis als wetenschappelijke kennis over het gebruik van ICT voor scholen beschikbaar te stellen. Scholen zijn autonoom te bepalen welke rol zij aan ICT toekennen. Daarbij is het belangrijk dat er onafhankelijke en betrouwbare informatie beschikbaar is over de mogelijke opbrengsten van ICT. Het SCP-rapport levert daar geen bijdrage aan. Niet alleen onderwijsgevenden maar ook beleidsmakers worden op die manier op het verkeerde been gezet.

Professor R.J. Simons, hoogleraar didactiek in digitale context en bestuurslid Stichting Ict op School.