---
Kamervragen en antwoorden
---
bevoegdheden van het marinepersoneel op de Nederlandse fregatten
11-04-2002
Onder verwijzing naar uw brief van 11 maart jl. (nummer 2010207820) bied ik u, mede namens de ministers van Buitenlandse Zaken en Justitie, hierbij aan de antwoorden op de schriftelijke vragen van het Tweede-Kamerlid Verhagen (CDA) over de bevoegdheden van het marinepersoneel op de Nederlandse fregatten.
DE MINISTER VAN DEFENSIE
F.H.G. de Grave
1 Heeft u kennis genomen van de onvrede van het marinepersoneel over de bevoegdheden bij de anti-terroristenactie in de Arabische Zee? Zo ja, wat denkt u hieraan te doen?
6 Herinnert u zich verder dat u tijdens het Algemeen Overleg van 6 februari 2002 heeft gesteld dat "de praktijk goed werkt en er geen acute problemen zijn" inzake de bevoegdheden van het marinepersoneel van de Nederlandse fregatten. Zo ja, hoe verhoudt uw opvatting zich tot de kritische uitspraken van het marinepersoneel?
Zoals bekend voerden de Nederlandse fregatten in operatie Enduring Freedom tot voor kort uitsluitend escorte- en beveiligingstaken uit, alsmede taken op het gebied van waarneming en inlichtingenverzameling ter ondersteuning van maritieme interdictie operaties. Deze taken zijn van belang in het grotere geheel van de operatie, al worden ze door het betrokken marinepersoneel wellicht niet als enerverend ervaren. Boarding van derde schepen vanaf de Nederlandse fregatten maakte op dat moment nog geen deel uit van dit takenpakket.
2 Op welke termijn en op welke wijze denkt u de juridische problemen inzake de bevoegdheden van Nederlandse fregatten op te lossen?
3 Hoe kan de bemanning van de Nederlandse fregatten constateren dat zich contrabande aan board van schepen in het operatiegebied bevindt, nu "boarding" niet tot het takenpakket behoort?
4 Kunt u nader aangeven waarom het huidige takenpakket van het marinepersoneel van de Nederlandse fregatten niet uitgebreid kan worden zodat "boarding" tot de mogelijkheden zou kunnen behoren?
5 Herinnert u zich dat u tijdens het Algemeen Overleg van 6 februari 2002 een toezegging heeft gedaan om de Kamer te informeren over de resultaten van uw zoektocht naar een oplossing voor het boarden en eventueel arresteren van Al-Qaedaleden? Zo ja, wat heeft de zoektocht die u in uw brief van 27 februari 2002 beschrijft concreet opgeleverd?
De Regering heeft op basis van aanvullende informatie over de wijze van optreden van de andere landen in de coalitie besloten om over te gaan tot een beperkte uitbreiding van de taken van de fregatten. De commandanten van de Nederlandse fregatten wordt toegestaan te boarden indien de gezagvoerder van het te onderzoeken schip zich daar niet tegen verzet. Indien aan boord verdachte personen of goederen worden aangetroffen, zal het Nederlandse personeel van boord gaan en de Amerikaanse eenheden op de hoogte stellen. Kortheidshalve verwijs ik u verder naar onze brief van 28 maart jl.
7 Klopt het dat Nederland volgens internationaal recht op volle zee mag overgaan tot aanhouding en berechting van piraten? Acht u een vergelijkbare rechtsgrond aanwezig wanneer het de aanhouding en berechting van terroristen, althans verdachten van grootschalige terroristische aanslagen, op volle zee betreft? Zo neen, waarom niet?
Het is juist dat Nederland op volle zee mag overgaan tot de aanhouding van piraten, en nadien de berechting daarvan. Kenmerkend voor piraterij is dat het handelingen betreft die zich op zee afspelen. De grondslag voor deze bevoegdheid is te vinden in het VN Zeerechtsverdrag van 1982 (mn. de artikelen 100-107) en wat betreft het Nederlandse strafrecht in artikel 4 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van de aanhouding en berechting van terroristen op volle zee ligt dit anders. In het VN Zeerechtsverdrag is geen algemene bevoegdheid voor optreden tegen terroristen op volle zee te vinden. Het Nederlandse Wetboek van Strafrecht kent geen algemeen terrorismedelict, maar commune delicten (vliegtuigkaping, brandstichting, moord enz.) waaronder onder omstandigheden terroristische aanslagen kunnen worden gebracht. Bepalend voor de vraag of Nederland kan optreden tegen terroristen op volle zee is of Nederland rechtsmacht heeft ten aanzien van het strafbare feit dat aan de orde is (zie ook antwoord op vraag 8). Is dat het geval dan kunnen ingevolge het Wetboek van Strafvordering en voorzover in overeenstemming met het volkenrecht, strafvorderlijke bevoegdheden op zee worden toegepast.
Het huidige optreden van de Nederlandse schepen vindt mede plaats op grond van het zeeoorlogsrecht, dat de strijdende partijen onder andere de bevoegdheid geeft onderzoek te doen naar de neutraliteit van schepen op volle zee. Dit onderzoek naar lading en opvarenden is een oorlogshandeling, waar geen consequenties in het commune (Nederlandse) strafrecht aan verbonden zijn. Indien uit onderzoek van het schip blijkt dat sprake is van schending van neutraliteit betekent dit dat het schip mag worden gezien als een vijandelijk schip.
8 Zal Nederland overgaan tot arrestatie en vervolging van leden van het Al Qaida-netwerk, de Taliban, alsmede overige verdachten van betrokkenheid bij de aanslagen van 11 september 2001, wanneer deze zich op Nederlands territoir bevinden? Waarom wel/niet? Acht u het in een dergelijke situatie denkbaar dat toch overgegaan wordt tot uitlevering aan de Verenigde Staten? Zo neen, om welke juridische en politieke redenen niet?
Het openbaar ministerie in Nederland zal overgaan tot de aanhouding van personen die worden verdacht van betrokkenheid bij terroristische aanslagen indien Nederland rechtsmacht heeft over de betrokken strafbare feiten. Rechtsmacht bestaat in ieder geval indien de misdrijven op Nederlands grondgebied zijn gepleegd (artikel 2 Sr) en - bij misdrijven die in het buitenland zijn gepleegd - indien de misdrijven zijn gepleegd door een Nederlander en ook strafbaar zijn in het land waarin ze zijn begaan (artikel 5, eerste lid, onder 2, Sr). Voorts kent Nederland ter zake van bepaalde misdrijven universele rechtsmacht, waarbij de pleegplaats of de nationaliteit van de dader of het slachtoffer irrelevant zijn. Zo heeft Nederland recent, ter uitvoering van twee anti-terrorismeverdragen, universele rechtsmacht gevestigd ter zake van, kortweg, terroristische bomaanslagen en financiering van terrorisme, mits de verdachte zich in Nederland bevindt (artikel 4 onderdelen 13 en 14 Sr).
Hiernaast kan de Nederlandse justitie uiteraard op verzoek van een andere staat in het kader van een uitleveringsprocedure, op basis van een uitleveringsverdrag, tot de (voorlopige) aanhouding overgaan van personen die worden verdacht van terroristische aanslagen (mits voldaan is aan de eis van dubbele strafbaarheid). Indien een persoon als hiervoor bedoeld in Nederland wordt aangehouden op verzoek van de Verenigde Staten zal het uitleveringsverzoek worden behandeld overeenkomstig de toepasselijke verdragen, waaronder het Uitleveringsverdrag met de VS (Trb. 1980, 111). In geval van uitlevering aan de VS zal, voor zover in de betrokken casus de doodstraf een rol zou kunnen spelen, de gebruikelijke garantie worden gevraagd dat de doodstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd mocht de betrokkene daartoe worden veroordeeld.
Nieuws
Ministerie van Defensie