Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

MINISTERIE VWS http://minvws.nl

MinVWS: speech staatssecretaris anti doping policy

Speech staatssecretaris Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Margo Vliegenthart bij the European Working Congress on Harmonisation and Future Developments in Anti-Doping Policy, op 11 april 2002 te Papendal.

Salt Lake City. Ik was zo gelukkig de afgelopen maanden de Olympische Spelen en de Paralympics bij te kunnen wonen. Onvergetelijke momenten heb ik er beleefd, met dank aan de beste sporters van heel de wereld. Maar helaas kleefde ook aan dit grootste sportevenement ter wereld een dopingsmet. Ik hoef maar te wijzen op de diskwalificatie van enkele toplanglaufers, die vanwege dopinggebruik hun medaille weer moesten inleveren. Het geeft aan dat het gebruik van doping in de sport een groot probleem blijft. Net als in andere sectoren van de samenleving, zul je in de sport altijd bedriegers en fraudeurs tegenkomen. Daarvoor zijn de commerciële belangen te groot. Bovendien komen er steeds weer nieuwe middelen op de markt. De kans is groot dat sporters en begeleiders in de verleiding komen hiermee te experimenteren. De schone sport lijkt zo altijd op achterstand te staan tegen. Maar dat is geenszins reden om de witte vlag moeten hijsen! Integendeel. Juist vanwege die fantastische sportprestaties die de sporters keer op keer leveren, moeten we met z'n allen dat dopinggebruik tegengaan. Dat geldt voor de sport zelf, voor de overheden en eigenlijk voor iedereen die de sport een warm hart toedraagt. Fair Play is wat mij betreft het belangrijkste fundament van de sport, en daarin past absoluut geen dopinggebruik.

We moeten doorgaan met het krachtig bestrijden van doping. Zo effectief mogelijk. Dat betekent mijns inziens twee dingen. Allereerst dat de direct betrokkenen, de sport en de overheid de handen ineen slaan. Daarnaast moet er een goede internationale coördinatie en harmonisatie van het antidopingbeleid zijn.

Eerst wil ik ingaan op een goede samenwerking tussen de sport zelf en de overheid. Doping is in de eerste plaats een probleem van de sport zelf. Waarom? Omdat het de sport is die de regels opstelt. En in die regels staat precies wat sporters wel en niet mogen. Dopinggebruik is geen fair-play en dus volgens de sport ontoelaatbaar. Ik vind dan ook dat de sport primair verantwoordelijk is voor het tegengaan van het dopinggebruik. De sector moet zelf anti-dopingreglementen opstellen, controleren op doping en zondaars straffen. En ook in de preventie-sfeer kan de sport veel goed werk verrichten door sporters voor te lichten over de gevaren van doping. Naast de sport kan óók de overheid een bijdrage leveren in de strijd tegen doping. Zo moet de overheid de handel in dopingmiddelen bestrijden en handelaren vervolgen. Vorig jaar heb ik in Nederland een nieuwe wet ingevoerd, waarmee handelaren in doping zes jaar gevangenisstraf kunnen krijgen. Verder is het ook de taak van de overheid om te werken aan de preventie, aan het voorkomen van het gebruik van doping. In mijn land doe ik dat met gerichte voorlichting, niet alleen richting de topsport, maar ook richting bezoekers van fitnesscentra en sportscholen. Tot slot heeft de overheid ook de taak om de sport te ondersteunen in haar strijd tegen het dopinggebruik. In Nederland doe ik dat door het NeCeDo te financieren, waardoor de sport kosteloos van haar dienstverlening (zoals het opstellen van dopingreglementen en voorlichtingsprogramma's) gebruik kan maken. Ook financier ik de helft van de kosten van de dopingcontroles die door DoCoNed worden uitgevoerd. Ook stelt de overheid eisen aan de sportbonden dat zij een geloofwaardig en actief antidopingbeleid voeren.

In het dopingvraagstuk moeten de sport en de overheid dus de handen ineenslaan. Gelukkig zie je ook in internationaal verband die samenwerking tussen overheden en de sport goed op gang komen. Dat is vooral te danken aan de oprichting van WADA. WADA is in korte tijd een onmisbaar instrument geworden in het mondiale anti-dopingbeleid. En, WADA kan de komende jaren nog veel meer betekenen voor dat antidopingbeleid, met name op het gebied van harmonisatie. Het is dan ook een goede zaak dat op dit congres over harmonisatie uitgebreid wordt stilgestaan bij het werk van WADA, met name bij de ontwikkeling van de World Anti Doping Code. Voor de komende jaren is die Code ongetwijfeld één van de belangrijkste instrumenten van harmonisatie van het anti-dopingbeleid. Ik juich het dan ook toe dat die Code op dit congres gepresenteerd en besproken wordt. Want WADA zet met deze code een zeer belangrijke stap op weg naar een effectief dopingbeleid.

U zult de komende twee dagen veel praten over die harmonisatie van het anti-dopingbeleid. Maar waar hebben we het dan precies over? Gaat het om het afstemmen van controles, van dopingreglementen, van onderzoek of voorlichtingprogramma's? Of gaat het nog verder, en moeten we streven naar uniformering? U zult het daar de komende twee dagen over hebben, en op een paar concrete onderdelen wil ik u mijn gedachten daarbij ook meegeven. Maar allereerst wil ik stilstaan bij een principieel uitgangspunt in het anti-dopingbeleid, dat relevant is voor de harmonisatie-discussie.

En dat uitgangspunt is de vrije keuze van ieder land in de hoofdlijnen van het eigen anti-dopingbeleid. Ik gaf al eerder aan dat in Nederland de sport zelf verantwoordelijk is voor de bestrijding van het dopinggebruik. Dat betekent dat het gebruik van dopinggeduide middelen in mijn land niet wettelijk verboden is. Het is een probleem van de sport zelf. Maar daarnaast vind ik het inzetten van wetgeving en de handhaving te vergaan, al was het maar omdat het gebruik van psycho-actieve stoffen in de privé-sfeer niet verboden is. Daarom willen we in Nederland het gebruik van middelen niet wettelijk verbieden. In andere landen is die situatie anders. Daarin valt het gebruik van doping onder het strafrecht. Ik vind dat die verschillen moeten kunnen blijven bestaan. Het gaat immers om een principiële visie wat een overheid kan en wil. Ieder land moet zelf kunnen bepalen wie er verantwoordelijk is voor het tegengaan van het dopinggebruik. Dat betekent dat op er geen harmonisatie kan plaatsvinden van overheidswetgeving. Ik denk dat we het vooral moeten zoeken in harmonisatie van activiteiten in de praktijk: het ontwikkelen van standaarden voor bijvoorbeeld dopingcontroles, reglementen en activiteiten op het gebied van voorlichting en onderzoek.

Tot slot wil ik kort stilstaan bij een vier-tal onderwerpen van harmonisatie, die ook op uw congres aan de orde zullen komen. - dopinglijsten/normen - dopingreglementen en controles - dopingcontroles - tuchtrechtspraak en sanctionering - voedingssupplementen

Allereerst de dopinglijsten en de normen. Moeten we die harmoniseren? Ik denk in zekere zin wel. Voor de voetballer in Nederland moeten dezelfde producten op de verboden lijst staan als voor de Duitser of de Zuid-Afrikaan. Gelijke monniken, gelijke kappen. Maar nu één stap verder: moet voor de voetballer dezelfde dopinglijst gelden als voor een willekeurige schaker? Nee. De schaker die in zijn vrije tijd met behulp van sommige spierversterkers een enorme spiermassa kweekt is dom, maar moet nooit gepakt kunnen worden op die spierversterkers. Simpelweg omdat deze hem niet helpen beter schaken. Ze zijn dus niet prestatiebevorderend. Mede hierom ben ik vorig jaar akkoord gegaan met een aangepaste dopinglijst voor denksporten. Voor Nederland althans. Ik denk dat we in de toekomst toemoeten naar dopinglijsten per sportcluster; een lijst van stoffen die prestaties bevorderen én de gezondheid schaden. Deze aparte lijsten moeten dan wel gelden voor alle sporters in dat cluster. Het mag niet zo zijn, dat een honkballer in het ene land wel een bepaald product mag gebruiken en in het andere land niet. WADA zet momenteel al een eerste stap in die richting door de dopinglijst nog eens kritisch door te lopen.

Nu kom ik op een tweede thema: harmonisatie van de dopingreglementen. Een volmondig ja. Er is alles voor te zeggen dat sporters overal ter wereld te maken gaan krijgen met dezelfde reglementen. Het mag niet zo zijn, zoals bij de nandrolon-gevallen in het voetbal vorig jaar, dat de ene sporter valt onder een uitvoerig reglement en dat de andere voetballer geconfronteerd wordt met een reglement van een paar regels. Deze onduidelijkheid is voor niemand goed: niet voor de sporter, niet voor de sport en niet voor de toeschouwers. Iedere sporter moet vooraf ook precies weten wat hem te wachten staat, wanneer hij positief getest wordt. Dat recht heeft een sporter ook. Ik denk dat harmonisatie van reglementen bovendien voorkomt dat sporters naar de rechter lopen. Wanneer regels en protocollen vooraf vaststaan en bij een ieder bekend zijn, dan is de kans op juridisch succes kleiner dan bij onduidelijke reglementen en protocollen.

Harmonisatie van dopingcontroles is ook zonder meer wenselijk. De kwaliteit van de controles moet daarbij een belangrijk uitgangspunt zijn. Al was het maar omdat je zo voorkomt dat de controle-uitkomsten juridisch met succes aangevochten worden. In dit verband is de ontwikkeling van de International Standard for Doping Control in de afgelopen jaren belangrijk geweest. Binnen IADA-verband hebben landen (waaronder Nederland) aan die standaard gewerkt. Een mooi voorbeeld van harmonisatie! Ook een ander aspect van dopingcontroles, namelijk de verdeling of toewijzing van controles, verdient afstemming. Ik hoor sporters meer en meer klagen over het feit dat ze in zeer korte tijd door verschillende instanties worden gecontroleerd, zowel in- als out-competition. Laatst hoorde ik tweevoudig Olympisch kampioen Jochem Uijtdehaage zijn verontwaardiging hierover uitspreken. En ik kan me de boosheid hierover wel voorstellen. Vanzelfsprekend moet het mogelijk zijn dat controles kort na elkaar uitgevoerd worden, al dan niet op basis van toeval. Dat is belangrijk voor het onverwachte karakter. Maar controles door verschillende organisaties zonder afstemming, dat is niet efficiënt en ondermijnt het vertrouwen. Het moet toch mogelijk zijn om dit op korte termijn te coördineren. Een mooie opdracht voor WADA.

Vervolgens de tuchtrechtspraak. Harmonisatie hiervan is in mijn ogen ook zeer wenselijk. Ik denk dan bijvoorbeeld aan één meer gelijke tuchtreglementen, maar ook aan een centralisering van de tuchtrechtspraak zelf. In Nederland wordt nu gewerkt aan één onafhankelijke tuchtcommissie voor negen sportbonden. Op termijn moeten daar meer bonden zich bij aan kunnen sluiten. En misschien moeten we wel een stapje verder gaan en een internationale tuchtcommissie instellen. Dit komt de kwaliteit van de tuchtrechtspraak absoluut ten goede. Sancties na dopingovertredingen kunnen soms zeer vergaand zijn. Denk aan het verlies van werk en inkomen. Op zich ben ik daar niet tegen, gezien de negatieve impact van dopingovertredingen. Maar ik vind dan wel dat sancties gebaseerd moeten zijn op juridisch deugdelijke en kwalitatief goede beslissingen van tuchtcommissies. Aan die kwaliteit van de uitspraken mag geen twijfel bestaan. En wanneer je zeker weet dat de rechtsspraak deugt, dan is er ook geen reden om minimum-sancties in te voeren. Een goede tuchtrechtcommissie is namelijk in staat alle omstandigheden van een dopingzaak te wegen en te vertalen in een sanctie. Ook dat is inherent aan de rechtspositie van de sporter.

Tot slot nog een enkele opmerking over voedingssupplementen. In het begin van dit jaar is er in Nederland onderzoek verricht waaruit bleek dat ongeveer een kwart van de onderzochte voedingssupplementen dopinggeduide stoffen bevatte. Een zeer recente IOC-onderzoek kwam uit op een soortgelijke conclusie. Ik vind dat het probleem rondom voedingssupplementen en doping prioriteit verdient binnen het internationale anti-dopingbeleid. Het gaat vaak namelijk om niet opzettelijk en bewust dopinggebruik, dat wel tot enorme gevolgen kan leiden. Ik roep het WADA op om op basis van de ervaringen in de diverse landen dit probleem aan te pakken, bijvoorbeeld door het opzetten van een internationaal informatie-systeem voor sporters over dit probleem.

Ik kom tot een afronding. Uit mijn woorden kunt u de conclusie trekken dat er veel te harmoniseren valt binnen het anti-dopingbeleid. Ik wens u een goed congres toe.

-0-0-0-

11 apr 02 13:24