Gemeente Breda
11-04-2002
Gemeente Breda stelt Sociaal Jaarverslag 2001 vast
Het college van burgemeester en wethouders stelde deze week het
Sociaal Jaarverslag 2001 vast. Jaarlijks geeft de gemeente via zon
verslag inzage in de belangrijkste beleidsontwikkelingen en
kengetallen op het gebied van personeel en organisatie en doet zij
aanbevelingen voor het volgende jaar. De drie belangrijkste
aanbevelingen voor 2002 zijn een evenwichtiger opbouw van het
personeelsbestand, terugdringen van het ziekteverzuim en beheersing
van de financiële gevolgen van het recht om gebruik te maken van
sparen en later opnemen van verlof (uitwisselbaarheid van
arbeidsvoorwaarden).
De leeftijdsopbouw van het Bredase personeelsbestand zet aan tot
nadenken over het terugdringen van de vergrijzing en de consequenties
daarvan. Verjonging van het personeelsbestand is een wenselijke
ontwikkeling, waarop het college gerichter gaat sturen. Daarnaast zal
bijvoorbeeld ook geanticipeerd worden op het voorspelbare vertrek van
oudere medewerkers, zodat hun kennis behouden blijft voor de
organisatie.
Het ziekteverzuim steeg opnieuw ten opzichte van het jaar 2000.
Ondanks de inspanningen van het afgelopen jaar zet de stijgende lijn
uit de voorgaande jaren zich voort. Een meer gedifferentieerde en
doelgerichte aanpak zijn aanbevelingen om het ziekteverzuim de komende
jaren terug te dringen.
Uitwisselbaarheid van arbeidsvoorwaarden heeft op de langere termijn
financiële consequenties. Zo komt de gemeente voor extra vervangkosten
te staan als medewerkers gebruik maken van het recht om dagen te
sparen voor sabbatical leaves en het opnemen van opgebouwde vrije
tijd, ruim vóór de pensioendatum.
Verder toont het Sociaal Jaarverslag een aantal feitelijke
ontwikkelingen bijvoorbeeld de samenstelling van het personeel. Het
aantal medewerkers is het afgelopen jaar met 77 gestegen, van 2114 in
2000 tot 2191 in 2001. Daarvan was 39,6% vrouw en 60,4% man. In 2000
waren deze percentages respectievelijk 38,6% vrouwen en 61,4% mannen.
In deeltijd werken is in toenemende mate geliefd, zowel bij zittend
personeel als bij nieuwkomers. Eind 2001 werkte 34,7% van het
personeel in deeltijd, tegenover 65,3% in voltijd. In 2000 was dat
percentage nog 34,5% in deeltijd tegenover 65,4% in voltijd.
De vergrijzing van het personeelsbestand is het afgelopen jaar iets
afgenomen. De gemiddelde leeftijd daalde licht van 43,3 jaar in 2000
naar 43,2 jaar in 2001. Bij ongewijzigd beleid neemt de vergrijzing de
komende jaren eerder toe dan af. Op dit moment zijn 283 medewerkers
van 55 jaar en ouder, die binnen nu en maximaal 10 jaar uitstromen.
Breda, 11 april 2002