Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
DL. 2002/1080
datum
11-04-2002
onderwerp
Inkomensfluctuaties in de land- en tuinbouw
TRC 2002/3419
bijlagen
1
Geachte Voorzitter,
Bijgaand ontvangt u ter informatie het rapport 'Inkomensfluctuaties in de land- en tuinbouw: Probleemschets, mogelijkheden en instrumenten voor het ondervangen van inkomensfluctuaties' (Ede, Expertisecentrum-LNV, februari 2002). Dit rapport betreft een verkenning van de noodzaak van nieuwe instrumenten om inkomensfluctuaties op te vangen. In de nota 'Voedsel en Groen' heb ik die verkenning al aangekondigd.
datum
11-04-2002
kenmerk
DL. 2002/1080
bijlage
Uit : Voedsel en Groen pagina 58.
'Een gevolg van de vermindering van grensbescherming en
marktbescherming kan zijn dat de opbrengsten en inkomens in de
primaire sector sterker gaan fluctueren. Dit effect kan worden
versterkt door aanscherping van milieu-, diergezondheids- en
welzijnseisen. Het kabinet zal daarom in overleg met het bedrijfsleven
de eventuele noodzaak nagaan van vervangende mechanismen
(inkomensstabilisatiefondsen, risicoverzekeringen), die agrariërs
minder kwetsbaar maken voor marktfluctuaties'.
In deze brief zal ik achtereenvolgens ingaan op de gevolgde werkwijze,
de inhoud van het rapport en de door mij voorgestelde conclusies over
de rol van de overheid.
Werkwijze
Het Expertisecentrum van LNV (EC-LNV) heeft de verkenning uitgevoerd.
Het EC-LNV heeft hiertoe samenwerking gezocht met onderzoeksinstituten
(LEI en IRMA) en gesproken met diverse actoren uit het veld waaronder
ondernemers uit de primaire agrarische sector, LTO Nederland,
ketenpartijen, bank- en verzekeringswezen en andere departementen
(Financiën, Economische Zaken en Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties). In hoofdlijnen worden de analyse en de
conclusies gedeeld.
Samenvatting EC-rapport
Inkomensfluctuaties zijn nu en in de toekomst in de primaire
agrarische sector een feit. De bandbreedte waarbinnen het totale
gezinsinkomen fluctueert bedraagt ongeveer EUR - 35.000 tot + 80.000
op jaarbasis. Oorzaken van de zogenaamde top- en daljaren zijn over
het algemeen hoge opbrengstprijzen door schaars aanbod of juist hoge
fysieke opbrengsten en lage opbrengstprijzen. Op bedrijfsniveau zijn
verschillen in inkomens onder meer gerelateerd aan bedrijfsomvang en
verschillen in bedrijfsresultaten.
Door afbouw van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) zullen de
fluctuaties in bepaalde sectoren, de melkveehouderij en de akkerbouw,
toenemen. Op dit moment is er nog weinig inzicht in de precieze
kwantitatieve toename van de fluctuaties. De verwach-ting is echter
dat de fluctuaties zullen gaan lijken op die in de vrijemarktsectoren
zoals de glastuinbouw.
Over het algemeen ervaart het bedrijfsleven inkomensfluctuaties niet
als een onover-komelijk probleem. Fluctuaties zijn inherent aan
ondernemen en bevorderen dynamiek in de sector. In de markt bestaan,
evenals in het fiscale stelsel, voldoende mechanismen om fluctuaties -
waar nodig - te dempen. Voorbeelden van instrumenten waar agrarische
onder-nemers gebruik van kunnen maken zijn: benutting van het eigen
vermogen, bankkrediet (eventueel in de vorm van uitstel van
aflossingen), diversificatie van bedrijfsactiviteiten en financiële
instrumenten zoals termijnmarkten en verzekeringen. Deze instrumenten
worden echter niet ten volle benut. Dit zou erop kunnen wijzen dat het
nodig is de agrarische ondernemers bewuster te maken van de risico's
die zij lopen en de instru-menten die zij hierbij kunnen hanteren.
Naast het ontstaan van mogelijke inkomensfluctuaties ten gevolge van
beleids-verande-ringen en ontwikkelingen in de markt zijn er nog
andere oorzaken van fluctuaties te noemen. Deze fluctuaties,
bijvoorbeeld als gevolg van calamiteiten en natuurrampen, kunnen de
continuïteit van perspectiefvolle agrarische bedrijven bedreigen en
zijn daarom reden tot zorg voor agrarische ondernemers. Die zorg is er
te meer daar het treffen van voorzieningen in eerste instantie de
verantwoordelijkheid is van het bedrijfsleven en de overheid zich
steeds verder zal terugtrekken op dit punt.
Algemene conclusie is dat nu en in de toekomst fluctuaties in de
primaire agrarische sector zullen moeten worden opgevangen. Naar
huidig inzicht is het bestaande instrumentarium voldoende. De eerste
verantwoordelijkheid voor het omgaan met inkomensfluctuaties ligt bij
de ondernemer zelf.
De overheid kan haar rol beperken tot het faciliteren in het
bewustwordingstraject en heeft mogelijk een beperkte rol bij
calamiteiten.
Conclusies rol overheid bij inkomensfluctuaties
Uitgaande van deze eerste verkenning en analyse wil ik de volgende
voorlopige conclusies trekken over de inzet van de Nederlandse
overheid. Deze conclusies zijn voornamelijk gebaseerd op een
economische gedachtegang en analyse.
De analyse gaat over inkomensfluctuaties en dus niet over bijvoorbeeld
structurele inkomensdalingen als gevolg van de afbouw van het GLB. Om
de analyse en discussie zuiver te houden zijn bovendien andere
overheidsdoelen, zoals bijvoorbeeld diversiteits-beleid en het leveren
van publieke diensten door de primaire agrarische sector, buiten
beschouwing gelaten.
Conclusies:
Ik acht het geen taak voor de overheid nieuwe instrumenten te
ontwikkelen om normale inkomensfluctuaties veroorzaakt door
marktfluctuaties op te vangen.
Ik zie eventueel een faciliterende rol voor de overheid op het vlak
van ondersteuning van bewustwording van het belang van
risicomanagement (analyse, perceptie en management) via voorlichting
en onderwijs.
Overwegingen hierbij zijn dat ik marktwerking en ondernemerschap wil
bevorderen en normale risico's niet wil overnemen. De ondernemer lijkt
nu en in de toekomst, ook na afbouw van het GLB, voldoende
instrumenten ter beschikking te hebben om met inkomensfluctuaties om
te gaan. Inkomensfluctuaties zorgen mede voor dynamiek, innovatie en
diversiteit in een sector. Perspectiefvolle en economisch gezonde
bedrijven zullen normale inkomensfluctuaties kunnen opvangen. Daar uit
de analyse van het EC blijkt dat het huidig instrumentarium nog niet
ten volle wordt benut, zie ik mogelijk een faciliterende rol voor de
overheid op het vlak van bewustwording van het belang en van de
mogelijkheden van risicomanagement via voorlichting en onderwijs.
Wel vind ik het belangrijk dat de Nederlandse agrarische sector niet
benadeeld wordt of te maken krijgt met concurrentievervalsing doordat
overheden uit andere belangrijke agrarische landen zoals de VS en
Canada een andere keuze maken dan de door mij voorgestelde lijn. Dit
kan uiteindelijk een overweging voor mij zijn om alsnog een andere
positie vanuit de overheid voor te staan. Ik wil in ieder geval op
EU-niveau naar harmoni-satie en concurrentiegelijkheid streven. Daarom
vind ik een analyse en discussie ook op EU-niveau belangrijk en zal ik
dit waar mogelijk bevorderen. Zo is Nederland actief betrokken bij de
voorbereidingen van de Spaanse internationale conferentie
'Agricultural insurance and the guarantee of incomes' van mei dit
jaar.
In het geval van extreme inkomensfluctuaties is sprake van een
genuanceerder beeld.
Ik wijs erop dat voor rampsituaties de overheid een voorziening heeft
getroffen in de vorm van de Wet Tegemoetkoming Schade bij rampen en
zware ongevallen (WTS). Dit betreft een uiterste vangnet in situaties
waarin door rampen of andere calamiteiten bedrijven schade hebben
geleden of kosten hebben moeten maken.
Ook bij grote inkomensfluctuaties ligt mijns inziens het initiatief
voor het treffen van voorzieningen bij het bedrijfsleven. Ik kan mij
echter vooral in de initiërende fase een ondersteunende rol van de
rijksoverheid voorstellen. Ten aanzien van bijvoorbeeld oogstschade
als gevolg van extreme weersomstandigheden heb ik al eerder
uitgesproken dat het landbouwbedrijfsleven hiervoor in principe zelf
verantwoordelijk is. In dat verband is de bereidheid getoond een
financiële bijdrage te leveren aan een oogstschade-verzekering.
Mede in het kader van de hervormingen van het GLB zie ik hier vooral
mogelijkheden voor verzekeringssystemen die in WTO-verband niet als
handelsverstorend worden aangemerkt en in de zogenaamde Green Box
vallen. In de komende discussies op EU-niveau zal ik deze lijn, die in
het verlengde ligt van de ideeën van Spanje, dan ook uitdragen. Een
eerste gelegenheid is de eerdergenoemde internationale conferentie.
De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
mr. L.J. Brinkhorst
Bijlage:
Evaluatie Wet Herstructurering Varkenshouderij (PDF-formaat, 258 Kb)
Voor downloaden van PDF-bestanden:
Zie het origineel
http://www.minlnv.nl/infomart...2002/par02124.htm
.
---