Ministerie van Algemene Zaken
Korte eerste reactie van Minister-President W. Kok op het NIOD-rapport
inzake Srebrenica, woensdag 10 april 2002, Hal Binnenhof 19 (16.30
uur)
Het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie heeft vandaag het
lang verwachte Srebrenica-rapport gepresenteerd en aangeboden aan
de Nederlandse regering.
Het is nog te vroeg voor een oordeel namens het kabinet, u zult dat
begrijpen.
Het is een bijzonder lijvig rapport, dat zeer zorgvuldige bestudering
verdient.
En bovendien: komende vrijdag hebben we in de Ministerraad een
eerste ronde.
Een eerste ronde, want het kabinet zal na de Ministerraad van vrijdag 19
april een schriftelijke reactie op hoofdlijnen aan de Tweede Kamer
sturen, dit ook ter voorbereiding van een debat met de regering in de
week vóór het verkiezingsreces.
Daarom nu slechts een eerste reactie, dat naar zijn aard ook slechts een
beperkte reactie kan zijn.
Het NIOD heeft zijn rapport in volstrekte onafhankelijkheid kunnen
opstellen. Dat is waardevol.
Het rapport dat nu voor ons ligt, bevat een in alle opzichten
indrukwekkende beschrijving.
Het straalt gezag uit.
Het gaat gedetailleerd in op de periode vanaf de voorbereidingen voor
de uitzending van Dutchbat tot en met de gebeurtenissen na de val van
de enclave.
---
Een volledige, dramatische periode wordt zo blootgelegd.
Het is belangrijk dat het rapport zo indringend beschrijft hoe de roep om
ingrijpen op de Balkan is ontstaan.
Daarbij speelden humanitaire redenen, schendingen van mensenrechten
en het perspectief van een vredesregeling een belangrijke rol.
Op vele plaatsen in Bosnië waren op dat moment etnische zuiveringen
aan de gang.
Dat mochten we niet laten gebeuren! Dat vonden we breed. Niet alleen
regering en parlement, ook in de samenleving werd dat breed gedeeld.
Het kon niet bij woorden blijven.
Er moest worden opgetreden, daar was iedereen van doordrongen.
Dat kon alleen door daar aanwezig te zijn.
Dat werd in de westerse wereld, en zeker ook in Nederland, breed
gedeeld en gedragen.
Het safe area-concept leek internationaal gezien onder de gegeven
omstandigheden een tijdelijke oplossing om de bevolkingsgroepen in
Bosnië, moslims en Serviërs, min of meer vreedzaam naast elkaar te
laten leven, zo goed en zo kwaad als het ging.
Niets doen was geen optie.
Terugkijkend valt inderdaad het nodige aan te merken op de handelwijze
van de internationale gemeenschap enerzijds en de kwaliteit van de
afwegingen van kabinet en parlement anderzijds of het al dan niet
verantwoord was in 1993 tot uitzending te besluiten, bijvoorbeeld met
betrekking tot het mandaat, de randvoorwaarden en de risicoanalyse.
Het NIOD legt daar terecht de kritische vinger bij, zoals de commissie-
Bakker dat eerder deed.
---
Daar zijn ook lessen uit getrokken.
Ik noem in dit verband de aanpassingen in het Toetsingskader, het
rapport van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, het
Brahimi-rapport van de VN en de uitvoering van de aanbevelingen van
de commissie-Bakker.
Heden ten dage worden beslissingen over de uitzending van militairen
uitermate grondig en systematisch getoetst aan een groot aantal criteria.
Betekent dat dat uitzendingen altijd zonder risico's zijn? Nee, maar
veiligheidsrisico's brengen we wel grondig in kaart en worden van een
veiligheidsanalyse voorzien.
Zonder dat risico's, ook veiligheidsrisico's, zijn uit te sluiten overigens.
Terugkerend naar 1993/1994: de vredesregeling waarop de hoop was
gevestigd, bleef uit.
Het nieuwe kabinet spande zich vanaf de zomer van 1994 zeer in om
UNPROFOR te versterken en de presentie in de enclave te
internationaliseren, maar het internationaal overleg daarover bleef zeer
moeizaam en traag verlopen.
Ondertussen verslechterden de situatie op de grond en de
omstandigheden waaronder de achtereenvolgende Dutchbat-bataljons
hun werk moesten doen snel, mede als gevolg van de afknijpstrategie
van de Bosnische Serviërs.
De grote problemen bij de bevoorrading, het teruglopend aantal
Dutchbatters en de uitblijvende aflossing zorgden voor frustratie bij de
uitgezonden militairen.
In die situatie begon op 6 juli 1995 de aanval van de Bosnische Serviërs
op de enclave.
---
Over de verantwoordelijkheid voor de val van Srebrenica en de daarop
volgende massamoord is het rapport van het NIOD volstrekt duidelijk: de
schuld daarvoor ligt bij de Bosnische Serviërs, in het bijzonder bij hun
generaal Mladic.
Zij liepen de enclave met geweld onder de voet; zij zorgden ervoor dat
onze blauwhelmen in de chaos die ontstond niets meer in te brengen
hadden.
Mladic deelde de lakens uit; hij bepaalde wat er gebeurde: de genocide,
de massamoord die volgde op de val van Srebrenica.
Het NIOD-rapport maakt dat tot in detail duidelijk.
Generaal Mladic is een oorlogsmisdadiger en behoort zo snel mogelijk te
worden opgepakt en berecht voor het Joegoslavië-tribunaal hier in Den
Haag.
Dat geldt ook voor Karadzic, die vanuit Pale politieke ruimte gaf voor de
massamoorden die onder direct bevel van Mladic plaatsvonden.
De antwoorden van de internationale gemeenschap op de etnische zuiveringen in Bosnië zijn helaas onvolmaakt gebleken. De feiten uit dit NIOD-rapport laten zien - indringender nog dan we al wisten - dat de methoden waar de internationale gemeenschap toe besloot niet toereikend waren.
Met de beste bedoelingen bleken we uiteindelijk niet bij machte om
datgene te realiseren wat nodig was.
In dat opzicht is de internationale gemeenschap tekort geschoten en
daarmee ook de Nederlandse regering als lid van die internationale
gemeenschap.
---
Het rapport beschrijft terecht dat er - met name ten aanzien van het
mandaat, de zogenaamde rules of engagement, de commandostructuur
en de feitelijke invulling van het safe area concept - fouten zijn gemaakt,
door de internationale gemeenschap en daarmee ook door Nederland.
Wat Nederland betreft geldt dat ook voor de voorbereiding van de
militairen op hun uitzending en voor de debriefing.
Daar mogen we niet omheen draaien.
De regering neemt daar de volle verantwoordelijkheid voor, zoals dat ook
in eerdere debatten met de Tweede Kamer steeds is gedaan.
Maar de genocide in de dagen na de val had alleen door de Bosnische
Serviërs en door niemand anders voorkómen kunnen worden.
Voor mijzelf ben ik ervan overtuigd - en eerste lezing van het NIOD-
rapport sterkt mij daarin - dat de Nederlandse regering steeds naar eer
en geweten heeft gedaan wat moest en kon gebeuren.
Dat geldt ook voor de militairen ter plekke.
Zij hebben onder bijzonder moeilijke omstandigheden met grote inzet
hun werk gedaan en geprobeerd te redden wat er nog te redden viel.
Een woord van waardering is dan ook vandaag, zeker vandaag zeer op
zijn plaats.
De val van de enclave Srebrenica en de afgrijselijke moordpartijen die
daarop volgden blijven een zwarte bladzijde in de wereldgeschiedenis, in
de geschiedenis van de Balkan en in onze nationale geschiedenis.
In de allereerste plaats voor de vele slachtoffers en hun nabestaanden,
bij het onbeschrijflijke leed dat zo velen is aangedaan.
De overlevenden gaan getekend door het leven.
Hun trauma's en de pijn van het gemis van dierbaren zullen nog lang,
heel lang, in alle scherpte voelbaar blijven.
---
Het zijn zwarte bladzijden van een boek dat in zekere zin nooit wordt
gesloten.
Srebrenica mag nooit worden vergeten.
Het NIOD-rapport kan worden gebruikt voor verdere verbeteringen,
internationaal en nationaal, in de manier waarop wij misstanden in de
wereld aanpakken en de rechtsorde handhaven en herstellen.
Vele lessen zijn al getrokken.
De grondige reconstructie in het NIOD-rapport kan behulpzaam zijn in
het verdere proces van verwerking.
Dat geldt voor alle betrokkenen:
Nabestaanden en slachtoffers,
de internationale gemeenschap,
de militairen van Dutchbat en hun omgeving,
regering en parlement,
en ook voor mijzelf.
+++++