ChristenUnie
Nota-overleg JSF Dinsdag 2 April 2002 - 22:53
Woordvoerder Dick Stellingwerf
Voorzitter, de Kamer lijkt op herhaling. We maken ons weer op voor de
aanschaf van een nieuw vliegtuig voor de Koninlijke Luchtmacht en dan
is er natuurlijk weer sprake van politieke strijd. Was het dertig jaar
geleden de Starfighter die werd vervangen door de F16. Nu moet
diezelfde F-16 vervangen worden.
Formeel beslissen wij vandaag al dan niet tot deelname aan de
ontwikkelingsfase van de JSF en is het eigenlijke verwervingsbesluit
pas over een aantal jaren aan de orde. De realiteit is echter dat we
de komende dagen voor of tegen de aanschaf van de JSF kiezen. Er zijn
belangrijke vragen aan de orde. Hoe past deze keuze in het toekomstige
defensie- en veiligheidsbeleid? Welke financiële risico's lopen we?
Participeren we in de ontwikkelingsfase en zo ja op welk niveau doen
we dat? Of kopen we "van de plank"? Voorzover mogelijk zal vandaag
antwoord op deze en andere vragen gegeven moeten worden. Deze vragen
klemmen te meer nu uit de Verenigde Staten geluiden komen dat minder
JSFs nodig zouden zijn.
Het regeringsstandpunt heeft zich in de loop der tijd ontwikkeld. De
defensienota van enkele jaren geleden was nog vaag over de opvolging
van de F-16. Daarin staat te lezen: "Bij de beoordeling van de
alternatieven zal meewegen dat Nederland goede ervaringen heeft
opgedaan met de flexibiliteit van het F-16 "multi-role" jachtvliegtuig
uit het middenspectrum, dat voor verschillende taken kan worden
ingezet.". In maart 2000 luidde het standpunt van de regering: "alle
opties zijn nog open en uiteindelijk zal een zorgvuldige politieke
afweging moeten worden gemaakt van de verschillende factoren die in
het geding zijn". Er zou niet bij voorbaat worden gekozen voor een
Europees of een Amerikaans vliegtuig. Geleidelijk concretiseerde
premier Kok de keuze. Hij stelde recent dat de JSF "met de kennis van
nu de beste papieren heeft" voor de opvolging van de F-16. Na het
kabinetsbesluit is de regering in haar brief aan de Kamer duidelijk:
"de conclusie luidt dat de JSF operationeel het meest effectief is".
En daarmee zitten de regering en de Koninklijke Luchtmacht op één
lijn. Binnen de Luchtmacht bestaat grote voorkeur voor de JSF. Reeds
in 1997 werd deze voorkeur door de luchtmacht publiekelijk
uitgesproken. "Geen ander ontwikkelingsproject is zo veelbelovend als
dat van de JSF. In Europa is domweg niets vergelijkbaars te koop of in
ontwerp. En elders ter wereld zie ik ook niets te koop", zei een
commodore van de Luchtmacht op 4 januari van dat jaar in een artikel
in Elsevier. De Nederlandse regering is echter niet over één nacht ijs
gegaan. Zij heeft de keuze tussen de drie alternatieven blijkbaar op
een evenwichtige wijze uitgewerkt, gezien het feit dat geen van de
drie kandidaten bezwaar heeft gemaakt tegen de vergelijking die de
regering heeft opgesteld.
Centraal in de keuze van vandaag moet wat de ChristenUnie betreft de
vraag staan met welk vliegtuig de luchtmacht en dan de vliegers in het
bijzonder in de nabije toekomst "op pad" kunnen worden gestuurd. Zíj
zullen hun gevaarlijke en verantwoordelijke taak ook in de toekomst op
een verantwoorde manier moeten kunnen blijven uitoefenen. Dat aspect
mag, ongeacht de politieke discussie, niet onder tafel verdwijnen.
Voorzitter, de mondiale gevolgen van de aanslagen van elf september
vorig jaar zijn nog dagelijks voelbaar. Wie zou een jaar geleden
hebben kunnen denken dat ten gevolge van die aanslagen het
Talibanbewind uit Afghanistan zou zijn verdreven en dat het
internationale terrorisme zo keihard zou moeten worden aangepakt?
Niemand. De in laatste instantie onvoorspelbare gevolgen van actuele
ontwikkelingen en de erkenning dat het onverwachte en ongedachte op
zo'n korte termijn en op zo'n fundamentele manier van beslissende
invloed kon zijn op de loop der geschiedenis zullen ons bescheiden
moeten maken. Bescheiden omdat we de menselijke mogelijkheden om de
werkelijkheid in onze afwegingskaders en berekeningen te vatten keer
op keer blijken te overschatten. Bescheiden ook omdat we
tegelijkertijd het demonische in de mens en in de door hem in het
leven geroepen structuren keer op keer blijken te onderschatten! Onze
strategische en technische bespiegelingen van vandaag met betrekking
tot de situatie over tien, twintig of dertig jaar zullen we dan ook
vanuit die optiek moeten bezien. Binnen die beperktheid moeten we
uiteraard roeien met de riemen die we hebben en zullen we de
afwegingen zo goed mogelijk moeten maken.
De operaties in de Golfoorlog, in het voormalige Joegoslavië en in
Afghanistan hebben duidelijk gemaakt dat multi-role vliegtuigen zoals
de F-16 en zijn opvolger in de nabije toekomst een belangrijke rol
zullen blijven spelen. Met dit luchtwapen kan op korte termijn en op
grote afstand militaire macht tot gelding worden gebracht. De inzet
hiervan is effectief gebleken. De bereidheid tot onderhandelen werd
erdoor bespoedigd of door de inzet werd een een situatie gecreëerd
waarbij het optreden van grondtroepen mogelijk werd gemaakt.
De keus van de Nederlandse regering is alles afwegende op de JSF
gevallen. Dit toestel is in staat de beste operationele prestaties te
leveren. Daar komt bij dat de JSF ook in de prijsvergelijking het
beste scoort. De enorme bedragen waar we het over hebben maken deze
beslissing er één van groot gewicht. We dienen daarbij wel te bedenken
dat, welk toestel uiteindelijk ook gekozen wordt, de hoogte van dit
bedrag ongeveer gelijk zal blijven. De regering is via een uitgebreide
en zorgvuldige voorbereiding tot een keuze gekomen. Het probleem
spitst zich daarmee toe op de vraag of we ook moeten deelnemen aan de
ontwikkelingsfase van de JSF en zo ja, op welk niveau we dat dan
moeten doen. Denemarken, Canada, Engeland en Italië hebben wat dat
betreft reeds een keuze gemaakt. De beide laatsten kiezen overigens
voor zowel de Eurofighter áls de JSF. Andere landen staan op het púnt
een definitieve keuze te maken. Wat de tijd betreft, Lockheed Martin
heeft duidelijk gemaakt dat, wil men nog aan de SDD-fase kunnen
deelnemen, de komende weken de knoop zal moeten worden doorgehakt. Wij
vragen de regering nog eens in te gaan op de tijdsdruk en op de vraag
of door uitstel veel nieuwe informatie kan worden toegevoegd, c.q.
meer zekerheid kan worden verkregen.
De zekerheid of onzekerheid, betreft onder andere het totaal aantal te
produceren vliegtuigen. De Nederlandse regering is tot nog toe
uitgegaan van een veronderstelt aantal van 4500 toestellen. Daarbij is
de export naar het buitenland meegerekend. Het Amerikaanse ministerie
van Defensie gaat uit van een eigen behoefte van zo'n 2600
vliegtuigen. Men geeft op dit punt echter geen garantie. De vraag is
dan wat de financiële gevolgen voor ons land zijn als de Amerikaanse
regering in haar militaire strategie een lagere prioriteit zou geven
aan de JSF. Het is inderdaad een belangrijk gegeven wanneer de
Amerikaanse marine ongeveer 400 toestellen minder nodig zegt te hebben
dan tot nog toe werd geraamd. Natuurlijk kan de regering zeggen dat de
cijfers in de business-case uitgaan van voldoende flexibiliteit.
Echter, hoe zeker kunnen wij zijn dat de Amerikaanse luchtmacht niet
tot eenzelfde conclusie komt en bijvoorbeeld meer prioriteit zal geven
aan onderzoek naar en productie van onbemande gevechtsvliegtuigen? Kan
de regering ook aangegeven hoe we tegen deze zekerheden en
onzekerheden aan moeten kijken, ook wanneer we de beide Europese
toestellen in dit opzicht vergelijken met de JSF? Spelen deze
onzekerheden bij de Europese toestellen in dezelfde mate?
Volgens de regering zal het nog tientallen jaren duren voordat de
onbemande toestellen (de UCAV's) in staat zullen zijn om beweegbare
doelen te raken of dat ze een multirole kunnen vervullen zoals dat nu
door de bemande toestellen wordt waargemaakt. De regering stelt dat
een goede combinatie tussen bemande en onbemande vliegtuigen met
operationele taken pas na 2030 mogelijk zal zijn. Ik wil dat best
aannemen maar ik las onlangs wel dat het onbemande gevechtsvliegtuig
dichterbij is dan Den Haag denkt. Boeiing zou de X-45, een
robotvliegtuig, reeds testen, in 2004 gevolgd door operationele tests.
Ook de mogelijkheden van inzet van onbemande helicopters lijken
sneller te gaan dan tot voor kort verwacht. Als de ontwikkelingen
inderdaad zo snel gaan, moet dan niet worden gevreesd dat met de
ontwikkeling en inzet van de UCAV de ontwikkeling van de JSF onder
druk komt te staan? En als er minder JSF's worden afgezet dat lijkt
het toch logisch dat de prijs daardoor hoger wordt? Wij moeten met
andere woorden voldoende inzicht hebben in de
ontwikkelingsmogelijkheden van de UCAV's en in de mogelijkheden dat
deze toestellen op termijn een volwaardig alternatief zullen vormen
voor de bemande toestellen. In hoeverre kan daarop in het beleid
voldoende worden geanticipeerd, b.v. door te zijner tijd voor die
toekomstige ontwikkelingen ook nog geld te kunnen reserveren zonder
dat de mogelijkheden voor de marine en of de landmacht op
onaanvaardbare wijze worden beknot. Vormt het jaar 2008 in dit kader
nog een belangrijk moment? Kan en zal in de ogen van de regering,
wanneer in 2008 de formele keus voor de JSF gemaakt moet worden en
over het aantal toestellen een definitieve knoop moet worden
doorgehakt, ook de ontwikkeling van de onbemande vliegtuigen nog van
invloed zijn op het aantal af te nemen JSF's?
Ik vraag me overigens wel af in hoeverre onbemande toestellen in de
toekomst de taak van bemande vliegtuigen zullen kúnnen overnemen.
Piloten kunnen toch ten allen tijde op actuele situaties inspelen waar
onbemande toestellen plichtmatig hun opdrachten uitvoeren. Zo zullen
piloten in die situaties bijvoorbeeld grote aantallen gewonden en
doden kunnen voorkomen (de zogeheten collateral damage) wanneer op een
locatie plotseling veel meer burgers aanwezig blijken te zijn dan
vooraf bekend was.
De regering laat de operationele kwaliteiten van de JSF zwaar wegen.
Mijn fractie kan de redenering wat dat betreft op een groot aantal
punten volgen. Zo is het terecht dat wordt gehecht aan de
"Stealth"-eigenschappen van de JSF. Vliegtuigen uitgerust met deze
techniek zijn altijd in het voordeel ten opzichte van vliegtuigen die
deze techniek niet hebben. Vanwege deze relatieve onzichtbaarheid
hebben de JSF's minder ondersteunende systemen nodig. Daarnaast geeft
de betere manoeuvreerbaarheid de JSF een operationele voorsprong boven
de andere kandidaten. De JSF levert daarnaast logistieke voordelen op.
Op grond van de wet van de grote getallen is immers al snel een
kostenvoordeel op het onderhoud te behalen ten opzichte van de
relatief kleine aantallen van een Europees toestel. Een ander
logistiek argument betreft het feit dat de onderhoudsfilosofie van de
Luchtmacht sinds de keuze voor de F16 reeds op Amerikaanse leest is
geschoeid. Tenslotte zullen ook toekomstige ontwikkelingen van
systemen aan het gevechtsvliegtuig vanuit de Verenigde Staten worden
ondersteund. Een groot aantal F-16's heeft onlangs de Mid-Life Update
achter de rug. Dit is in nauwe samenwerking met de Amerikanen gebeurd.
Doordat de Amerikanen soortgelijke ontwikkelingen uitvoeren is ook
voor de toekomst een forse besparing te behalen ten opzichte van een
Europese kandidaat.
De vraag is aan de orde in hoeverre de keuze voor de JSF op gespannen
voet staat met het Europees Buitenlands en Veiligheidsbeleid. De
aanschaf van de JSF betekent dat op termijn moderne jachtvliegtuigen
aan de Europese militaire capaciteit worden toegevoegd. Ze kunnen
opereren onder zowel Europees als Amerikaans commando. Wij vragen ons
af hoe vruchtbaar het is de Eurofighter en de Rafale als puur Europese
kandidaten te beschouwen en de JSF als alleen Amerikaans. Feit is dat
de moderne luchtvaartindustrie zich de laatste decennia ontwikkeld
heeft tot een in wezen mondiaal werkende bedrijfstak. De JSF biedt de
Europese defensie-industrie de mogelijkheid om volwaardig deel te
nemen in alle fases van de ontwikkeling en productie. De vraag waarom
Duitsland, Italië, Spanje en Groot-Brittannië kozen voor de
Eurofigther lijkt toch vooral ingegeven te zijn door nationale
industriële overwegingen. Daar is niets mis mee, echter de andere
realiteit is dat vele andere EU- en NAVO-landen reeds belangstelling
hebben getoond voor de JSF. Per slot van rekening zal naast een goede
Europese samenwerking ook de toekomstige samenwerking binnen
NAVO-verband van levensbelang blijven.
Aan deelname aan de ontwikkeling van een zo'n omvangrijk project
zitten, uiteraard zou ik bijna zeggen, financiële risico's. Daarom is
het terecht dat van de beheersing van deze risico's een belangrijk
punt wordt gemaakt. Het komt hierbij aan op een evenwichtige
beoordeling van de kansen en de risico's. Nederland heeft zelf geen
wezenlijke invloed op de kostenbeheersing in de SDD-fase. Wel heeft
zij voor zichzelf het risico beheerst door in het "Memorandum of
Understanding" een vast bedrag voor de Nederlandse deelname op te
nemen. Doet zich een kostenstijging voor, dan kan de bijdrage slechts
worden verhoogd als Nederland daarmee instemt. De vraag is echter in
hoeverre men nog nee kan zeggen wanneer we eenmaal op deze rijdende
trein zijn gesprongen? De industrie heeft zich garant gesteld voor de
dekking van het financiële gat dat overblijft wanneer we meedoen aan
de SDD-fase. Wat dat betreft is het signaal dat zowel bedrijfsleven
als vakbonden hebben afgeven een belangrijk signaal. Het vertrouwen in
dit project is bij deze partijen blijkbaar aanwezig.
De balans inzake participatie in de SDD-fase dan wel het "van de plank
kopen" slaat door ten gunste van deelname aan de ontwikkelingsfase. De
Nederlandse regering heeft besloten tot deelname op Level-2-niveau. De
grote industriële voordelen zijn hier doorslaggevend. Hoe deze
voordelen zich precies verhouden tot deelname op level 3 blijft
onduidelijk. Immers de Amerikanen stonden geen gelijktijdig onderzoek
op beide niveau's toe. Het blijft onbevredigend wanneer de regering op
de vraag waarom niet voor level 3 is gekozen moet erkennen dat omdat
informatie ontbreekt over de mogelijke Nederlandse voordelen bij
deelname op Level 1 of Level 3 deze niet goed met elkaar vergeleken
kunnen worden. Kan de regering hierover vandaag meer helderheid
scheppen?
Tenslotte nog een vraag omtrent de analyse van het CPB. De
maatschappelijke kosten-batenanalyses van dit belangrijke
advieslichaam worden vaak onvoorwaardelijk gevolgd. Ik denk b.v. aan
de toetsing van de vraag of de HSL-oost twee- of viersporig moest
worden gemaakt. In het onderhavige geval is de regering het niet met
het advies van het CPB eens. Hoewel wij de CPB-redenering omtrent het
fenomeen verdringing niet erg sterk vinden hechten wij er wel aan dat
de regering vandaag nog eens nadrukkelijk ingaat op de analyse van het
CPB.
---