Partij van de Arbeid

Den Haag, 10 april 2002

BIJDRAGE VAN FERD CRONE (PVDA) AAN HET ALGEMEEN OVERLEG OVER HET ENERGIERAPPORT 2002

De minister van EZ heeft ± het afgelopen jaar met grote regelmaat aangekondigd dat allerlei kwesties, die de Kamer over energiezaken aan de orde stelde, allemaal in hét Energierapport 2002 aan de orde zouden komen. Het rapport is inmiddels op aandrang van de Kamer op tijd naar de Kamer gestuurd. Aan de orde zijn vier grote onderwerpen:

1. voorzieningszekerheid;

2. economische efficiëntie;

3. transitie naar een duurzame energiehuishouding;

4. milieukwaliteit.

Onderwerpen zoals privatisering van energiebedrijven en al dan niet versnelde liberalisering worden wat ons betreft vooral bij de inmiddels geplande overleggen aan de orde gesteld (respectievelijk de wetswijzigingen Elektriciteits- en Gaswet en het algemeen overleg over beide wetten).

In grote lijnen kan men zeggen dat weliswaar de problemen worden gevonden en benoemd, maar dat het aan de oplossingen vaak schort. Het is een helaas beleidsarm stuk. In zijn algemeenheid wordt de rol van de markt - die zeker groot zal en moet zijn - zo groot ingeschat dat de publieke verantwoordelijk van de overheid te veel op de achtergrond dreigt te komen te staan. Opmerkelijk hard is het oordeel van VNO-NCW: 'het rapport is een gemiste kans', 'fundamentele keuzes zijn nu nodig' en 'doortastend optreden van de overheid is nu nodig'. Graag uw commentaar daarop.

In de inleiding van het Energierapport worden meteen wat schoten voor de boeg gegeven: verondersteld wordt dat de vrijmaking van de energiemarkt voor kleinverbruikers "snel inzicht" komt, wordt i.v.m. de voorzieningszekerheid gewezen op de plannen die in andere landen worden gemaakt voor de bouw van kerncentrales. Wij stellen voor om die handschoen op te nemen.

1. Voorzieningszekerheid

Met voorzieningszekerheid wordt bedoeld:


* de lange termijn beschikbaarheid van energiebronnen;
* leveringszekerheid: de mate waarin afnemers kunnen rekenen op feitelijke levering van energie;

* het voorkómen van internationale crises.

Eerst elektriciteit, waarvan de minister terecht zegt dat het lastig is omdat er geen voorraadvorming mogelijk is. Maar juist dan vind ik het vertrouwen dat er uitspreekt in verband met de voorzieningszekerheid en de rol van de overheid tekort schieten.

Mede door de grote verschillen in milieueisen binnen Europa kan in Nederland de leveringszekerheid in gevaar komen. Dat de komende jaren er geen problemen zullen zijn en er sprake is van een overcapaciteit, geloof ik wel. Maar de minister garandeert wel twee jaar zekerheid korter dan de bouwperiode van een nieuwe centrale. Daarna is er onzekerheid.


* Goedkope bruinkool- en kernstroom van elders drukt nu al Nederlandse wkk-centrales (die voor circa 1/3 van onze stroom zorgen) uit de markt. Verwacht de minister dat ook voor onze gascentrales in de nabije toekomst die ook verlieslastend worden? Voelt zij voor de suggestie van VNO-NCW om compensatie te bieden? Of wil de minister dat we afhankelijk worden van import?

* Op dit punt kan ons voordeel (we hebben een impostcapaciteit van 25-30%, tegen andere Europese landen minder dan 10%) omslaan in een nadeel. Laten we ons niet afhankelijk maken van inport, zeker niet zo lang andere landen de facto onze stroom niet afnemen.

* in geval van faillissement van een energieproducent spreekt de minister over de mogelijkheid van een supplier by last resort en eventuele wet- en regelgeving daarover. Kan dit concreter worden gemaakt en vooral ook worden ingegaan op de volgorde der dingen: is een dergelijke wet- en regelgeving niet nodig voordat de liberalisering voor kleinverbruikers aan de orde kan zijn?

* Er dreigt, neen, er is reeds een Europese oligopolische markt ontstaan voor energie. In Noordwest-Europa hebben we dominantie van E en, RWE, EDF en Electrabel.

In een dergelijke markt worden de energiebedrijven te weinig geprikkeld tot het aanbieden van een goede prijs/kwaliteit-verhouding Ook het CPB analyseert nu de energiemarkt als een kartelmarkt, met een niet optimale prijscapaciteit-verhouding. Waarom spreekt de minister zich hierover niet over uit: zij is toch voor echte concurrentie?

Met de netten gaat het ook niet goed. De minister schrijft het zelf: op middellange termijn bijvoorbeeld verwacht KEMA (genoemd in het Energierapport) bezuiniging op onderhoud en investeringen door netbeheerders.

De overheid dient daarom niet alleen op afstand als "marktmeester" te functioneren, maar veel actiever mededingingsbeleid te voeren.

De overheid moet ook zelf actief zorgen dat de voorzieningszekerheid ook op lange termijn op peil blijft. De minister reageert hierop met het doen van onderzoek. Dat is prima, maar wij pleitten ervoor dat de minister meer haar verantwoordelijkheid uitspreekt voor de lange termijn voorzieningszekerheid. Hoe denkt zij bijvoorbeeld over het achter de hand houden van een reservecapaciteit in Nederland voor elektriciteitsproductie ("mottenballencapaciteit") en dan wel een reservecapaciteit die zich over langer dan twee jaar uitstrekt? Die verplichting zouden we alle bedrijven kunnen opleggen, vergelijkbaar met eisen aan het eigen vermogen dat we aan banken en verzekeringsmaatschappijen stellen.

Bovendien, wat voor onderzoek kunnen Dte en TenneT eigenlijk naar lange termijn capaciteit doen? Zijn bedrijven verplicht om alle relevante informatie te geven, of gaat u de wetgeving op dat punt aanpassen. En, nog belangrijker, als een bedrijf wel zegt over vier jaar een capaciteit X te hebben maar tussentijds besluit om - goede bedrijfseconomische redenen - de capaciteit te beperken, wat doet de minister dan? Kan dan TenneT vragen of dwingen om instandhouding van capaciteit? Ik vind het ronduit schokkend dat TenneT nu al aan ons schrijft dat de reservecapaciteit na 2002 zal dalen tot 1.23 en daarna mogelijk verder. TenneT wil meer wettelijke bevoegdheden! Ik denk dat toch meer actie van de minister nodig is, want juist de grote importcapaciteit is er de oorzaak van dat we onze eigen capaciteit zien afbrokkelen.

Wat betreft de lange termijn beschikbaarheid van energiebronnen, gaat het voor Nederland zelf vooral om aardgas. Internationaal gezien zijn de voorraden fossiele brandstoffen voor lange tijd genoeg om de voorzieningszekerheid te waarborgen. De verspreiding van de voorraden over de wereld is echt ongelijk en de Nederlands gasvoorraad is uiteraard eindig. De schattingen lopen uiteen, maar 25 à 30 jaar is met de huidige stand der wetenschap realistisch. Europa is nu al grotendeels afhankelijk van de invoer van fossiele brandstoffen en die afhankelijkheid zal gezien de vraagontwikkeling en afname van de eigen voorraden alleen maar toenemen. De aanvoer van aardgas uit Rusland zal aan belang gaan toenemen. Gelukkig erkennen inmiddels alle lidstaten van de EU dit er worden er initiatieven ondernomen om samen met Rusland een energiestrategie op te zetten. Aangezien bij de Gaswet een PvdA-motie in deze zin is aangenomen, juichen wij dergelijke initiatieven uiteraard toe. Wel zouden wij graag zie dat - overeenkomstig dezelfde motie - in de samenwerking met Rusland er terdege ook aandacht wordt geschonken aan duurzame winning van aardgas.

Om de voorzieningszekerheid te verbeteren blijven wij kernenergie uitsluiten. De aandacht die de minister voor duurzame energie of schoon fossiele energie in verband met voorzieningszekerheid heeft, is veel te gering evenals de voortgang van met duurzame energie en schoon fossiel (zie hieronder bij punt 3).

Het punt van de gaswinning heeft onlangs bij de PKB-Waddenzee aandacht gekregen. Hier zij herhaald dat de PvdA grote waarde blijft hechten aan het kleine-veldenbeleid.

2. Economische efficiëntie

De minister concludeert dat de scheiding van levering en transport in combinatie met goed toezicht de transparantie van de energiemarkt zal bevorderen en daarmee de economische efficiëntie. Hierbij legt zij terecht een verband met de Europese besluitvorming. Kan de minister nog eens uitleggen wat de laatste stand van zaken daarbij is en wat dat concreet betekent voor de besluitvorming in Nederland? De minister spreekt in het Energierapport uit dat de Europese verschillen in milieubeleid marktverstorend werken. Harmonisatie is noodzakelijk om tot een level playing field te komen. De minister stelt dat het kabinet zich zal blijven inzetten hiervoor. Ons is niet duidelijk wat de resultaten van die inzet tot nu toe zijn geweest en wij vragen ons dan ook af of de genoemde harmonisering niet vooraf dient te gaan aan verdere liberalisering. Bovendien achten wij de uitspraak in het Energierapport dat 'importcapaciteit door het kabinet niet zal worden gebruikt als een politiek instrument in het kader van milieubeleid' niet hoopgevend als het om het werkelijk nastreven van een Europees level playing field gaat.

De minister blijft het 100% aandeelhouderschap van de overheid in Tennet steeds als iets tijdelijks zien. Wat betreft de PvdA is dit allerminst zo zeker. Wij vinden in ieder geval dat er geen sprake kan zijn dat een zo essentiële infrastructuur in handen van private aandeelhouders met enige binding met de energiesector mag komen.

3. Transitie naar een duurzame energiehuishouding

In het Energierapport wordt erkend dat een duurzame energiehuishouding er niets al vanzelf door alleen marktkrachten zal komen. Ook wordt erkend dat de liberalisering van de energiemarkten er toe heeft geleid dat energiebedrijven hun lang termijninvesteringen zullen heroverwegingen. Deze constateringen zien wij als winst. Het vervolg dat er aan wordt gegeven is echter te vrijblijvend. De achterblijvende resultaten m.b.t. duurzame energie en energiebesparing geven aan dat de transitie nog niet begonnen is.

Om 'energiebedrijven de kans te geven lange termijninvesteringen te doen ten dienste van de beoogde transitie, zullen transitiedoelen en -trajecten moeten aansluiten bij hun bedrijfsdoelen en bij hun nieuwe omgeving': hier zet de minister de wereld naar onze mening op zijn kop. Het ging er toch om dat publieke belangen zouden worden behartigd? Moeten die niet voor alles gaan? Het voornemen om samen met het bedrijfsleven de barrières in kaart te brengen steunen wij, maar niet als dit gaat betekenen dat het bedrijfsleven de agenda van de transitie gaat bepalen. Het sluiten van een "transitieakkoord" met het bedrijfsleven tegen het einde van dit jaar, klinkt ons te vrijblijvend en geven geen blijk van een sense of urgency. Wij missen een visie van de minister en krijgen niet bepaald de indruk dat zij het voortouw gaat nemen.

Aardgas is de minst vervuilende fossiele brandstof. Die wordt nu in relatief inefficiënte energiecentrales verbrand, terwijl meer efficiënte methoden van energieopwekking of onder druk van de markt staan (WKK) of nog niet rijp zijn voor die markt (brandstofcel, micro-WKK). Bovendien wordt circa de helft van ons aardgas geëxporteerd Dit leidt tot de scheve situatie dat we duurzame energie in bijvoorbeeld Duitsland subsidiëren terwijl daar nog vuile bruinkoolstroom wordt opgewekt en naar Nederland geëxporteerd Er moet dus dringend een visie worden ontwikkeld over hoe om te gaan met onze eigen voorraad aardgas. Naar onze mening moet die visie rekening houden met de rol van aardgas als brandstof naar een echt duurzame energiehuishouding. Alhoewel de aardgasbaten niet veronachtzaamd moeten worden, moet die visie wel verder gaan dat wat de markt dicteert.

4. Milieukwaliteit

Ook met de milieukwaliteit waarin het Energierapport over geschreven staat gaat het minder goed dan wij willen. Ook is hier het vertrouwen in de toekomst minder groot dan de minister uitstraalt (komt morgen terug in algemeen overleg over het klimaatbeleid).

Duidelijk is dat het huidige klimaatbeleid niet voldoende garanties biedt voor het halen van de Kyoto-doelstelling. Zoals recentelijk ook het rapport van de Algemene Rekenkamer Bestrijding uitstoot broeikasgassen laat zien. Dit in tegenstelling tot wat in het Energierapport staat (zie blz. 67). In het NMP4 staat dat voor de lange termijn een CO2-reductie van 40 tot 60% in 2030 ten opzichte van 1990 noodzakelijk is. Dit is ook het uitgangspunt voor de transitie naar een duurzame energiehuishouding, zoals in het NMP4 is aangekondigd. Het energierapport zou dit verder uitwerken. Volgens diverse onderzoeken kan dit lange termijn doel gehaald worden tegen slechts zeer geringe macro-economische kosten. Wel zijn er omvangrijke investeringen nodig en zullen er ongetwijfeld verliezers (gangbare energie-intensieve industrie) en winnaars zijn (nieuwe industrieën). Maar waarom is het beleid van het NMP-4 in het Energierapport niet te vinden?

De prestaties ten aanzien van duurzame energie blijven achter bij de plannen en het voorgenomen beleid biedt te weinig garanties dat het beter zal gaan. Volgens de referentieraming van het RIVM/ECN zal met het huidige beleid een aandeel duurzame energie van 3,5% in 2010 kunnen worden gehaald. Daarbij zit dan nog 0,6% geïmporteerde duurzame energie. De minister lijkt weer wat optimistischer door projecten die in de pijplijn zitten mee te tellen en komt daarbij op 4,5%. Dit komt al aardig in de buurt van de 5% doelstelling. Althans op papier; de praktijk tot nu toe noopt eerder tot pessimistische verwachtingen. De doelstelling voor duurzame energie wordt tot nu toe bij lange na niet gehaald. De oplossingen waarmee in het Energierapport wordt gekomen bieden geen reden om optimistisch te zijn. Bijvoorbeeld bij windenergie is sprake van het achterblijven bij de doelstellingen. De oplossing die wordt aangedragen is een interdepartementale projectgroep, een helpdesk en er wordt een verkenning gestart met als doel de procedures rond windenergie te bekorten. Het is in ieder geval goed dat hiermee lijkt te worden erkend dat windenergie in Nederland nauwelijks van de grond komt, maar of het daadwerkelijk zal bijdragen aan substantieel meer windenergie Nederland valt te betwijfelen. Zelfs zonder windmolens in de Waddenzee is er genoeg ruimte op land om de doelstelling van 1500 MW volgens het BLOW-convenant te halen, mits gemeenten en provincies maar tot meer medewerking worden aangezet. De motie- De Boer, die meer succes lijkt te bieden als het gaat om windenergie, is nooit terug te vinden geweest in het beleid van de minister. Ook niet nu blijkt dat windenergie niet van de grond komt in Nederland.

Er is op dit moment geen tekort aan vraag naar duurzame energie. Dat zou ook wel heel verwonderlijk zijn aangezien de groene stroom in prijs en kwaliteit gelijk is aan grijze stroom. Als echter de milieueffecten in de prijs zouden worden verdisconteerd, dan is groene stroom goedkoper en zal het aanbod tekort gaan schieten. Uiteindelijk zal om aan de groeiende vraag naar groene stroom tegemoet te kunnen komen het invoeren van een verplicht aandeel duurzame energie niet langer ontweken kunnen worden.

In het kort, er kan en moet meer gebeuren.

De mogelijkheden:


* CO2-gerelateerde REB, niet alleen voor WKK.

* EPN-verlaging; volgens de motie-De Boer moet de EPC worden aangescherpt tot 0,6. Dit levert 0,4 miljard kg C02-besparing op. 1 ton CO2 kost ongeveer 15 EUR. Dus dit is ongeveer 6 miljoen EUR waard. De kosten zijn ongeveer 100 miljoen EUR.

* EU-inzet voortschrijdende normstelling voor nieuwe producten en processen (auto's, elektra, apparaten, elektraopwekking, industrie); dit is een WNF-voorstel. Hoe ziet EZ de Nederlandse inzet?
* Etikettering stand van zaken? Modeleindafrekening?
* Inzet verhandelbare emissierechten 2005? Meer reducties in Europa.
* 10% schoon fossiel (pleidooi in mijn artikel over de brandstofcel/waterstof- economie).

* Visie op decentrale energieopwekking?

* Meer R&D voor energiebesparing/nieuwe technologie.
Aardgas op een geliberaliseerde energiemarkt kan in ieder geval niet aan de orde zijn.