Ministerie van Buitenlandse Zaken
Aan de Voorzitter van de VasteCommissie voor BuitenlandseZaken van de
TweedeKamerderStaten-Generaal Binnenhof4 Den Haag Directie
Veiligheidsbeleid Bezuidenhoutseweg 67 Postbus 20061 2500 EB Den Haag
Datum 9 april 2002 Behandeld h.w. van santen
Kenmerk DVB/VD 56/02 Telefoon 31703485241
Blad /3 Fax 31703485479
Bijlage(n) - E-Mail hw-vansanten@minbuza.nl
Betreft Uw verzoek om een brief ter voorbereiding van de NAVO-Raad in mei in
Reykjavik
Zeer geachte Voorzitter,
Graag bied ik u hierbij de reactie aan op het verzoek om een brief over de
NAVO-Raad in mei in Reykjavik, ter voorbereiding op het Algemeen Overleg van
10 april aanstaande over de uitbreiding van de NAVO.
Nederland en de bondgenoten hanteren m.b.t. het uitbreidingsvraagstuk de
volgende uitgangspunten.
De uiteindelijke keuze van uit te nodigen landen is gebaseerd op een
zorgvuldige afweging;
Verdere uitbreiding blijft mogelijk conform het "open deur-beleid" van de
NAVO.
In het licht van genoemde uitgangspunten dient elke aspirant-lid op zijn
eigen merites te worden beoordeeld aan de hand van de door de NAVO-top in
Washington in 1999 gehanteerde uitgangspunten: is het aspirant-lid bereid en
in staat de verantwoordelijkheden en verplichtingen van het
NAVO-lidmaatschap na te komen, dient de toetreding van het desbetreffende
land de politieke en strategische belangen van het bondgenootschap en
bevordert de uitbreiding de algemene Europese veiligheid en stabiliteit.
In mijn brief van 19 december jl. in reactie op een rapport van de Parlementaire Asemblee van de NAVO over NAVO-uitbreiding (TK 28 000 V, nr. 39) heb ik gesteld dat de aandacht tot aan de NAVO-ministeriële van 14-15 mei a.s. in Reykjavik vooral gericht zal moeten zijn op de voortgang van de aspirant-leden in het Membership Action Plan. Mede op basis daarvan kan worden bepaald of deze landen inderdaad voldoen aan het eerste van de bovengenoemde drie criteria: het in staat en bereid zijn om de verantwoordelijkheden en verplichtingen van het lidmaatschap na te komen.
Deze voortgang is thans onderwerp van gesprek in de NAVO. Vanaf medio maart tot eind april worden alle negen aspirant-leden uitgebreid in de NAVO-Raad besproken. Op basis daarvan zal vervolgens een geconsolideerde voortgangsrapportage worden vervaardigd, die aan de ministers in Reykjavik zal worden voorgelegd. Zoals toegezegd in mijn brief van 19 december jl. zal op basis van dit voortgangsrapport de Kamer een analyse toegaan van de voortgang van de diverse MAP-landen, zo mogelijk nog voor medio mei.
In dit verband dient vermeld dat 25 en 26 maart jl. in Boekarest een bijeenkomst heeft plaatsgevonden van de zgn. 'Vilnius-landen', de aspirant-leden. Hierbij waren ook de NAVO-landen uitgenodigd. Zijdens Nederland heeft de Minister van Defensie hieraan deelgenomen.
De aspirant-leden gaven er bij deze gelegenheid blijk van de aansporingen van de bondgenoten ter harte te nemen om zich ook na de voltooiing van de huidige, laatste MAP-cyclus in de aanloop naar de Top van Praag in november a.s. onverminderd te blijven inzetten voor het politiek-militaire hervormingsproces. Zij toonden er begrip voor dat de NAVO eerst over een aantal maanden, d.w.z. enige tijd voor de Top van Praag, een besluit zal nemen over de vraag welke landen zullen worden uitgenodigd lid te worden van de NAVO en dat de uitkomst van dat besluit ook in aanzienlijke mate zal afhangen van hun eigen inspanningen. In gesprekken met vertegenwoordigers van de aspirant-leden wordt door de Regering dit aspect ook benadrukt.
Juist omdat, zoals hierboven aangegeven, sprake is van een
bondgenootschappelijke benadering, zouden NAVO-partners zich moeten
onthouden van het doen van toezeggingen aan aspirant-leden. De druk dient
immers op de ketel te blijven waar het de inspanningen van deze landen
betreft. Overigens hecht ik er aan te benadrukken dat tijdens genoemde
bijeenkomst van de Vilnius-groep in Boekarest
door de aanwezige vertegenwoordigers van NAVO-landen dit standpunt ook werd
uitgedragen. Zo gaf b.v. de Amerikaanse Deputy Secretary of State, Richard
Armitage, aan dat in Washington nog geen besluit was genomen over de vraag
welke landen uitgenodigd zullen worden en dat zulks ook niet zal geschieden
tot kort voor de NAVO-top in Praag. Dit, zo benadrukte Armitage, geeft de
aspirant-leden meer tijd om zich goed voor te bereiden. De
Secretaris-Generaal van de NAVO, Lord Robertson, heeft tijdens bezoeken aan
aspirant-landen dit aspect eveneens benadrukt.
Er zijn nog geen besluiten genomen en het is nu aan de aspirant-leden zich
zo goed mogelijk voor te bereiden.
Tegelijkertijd vindt binnen het Bondgenootschap overleg plaats over de
voorbereidingen die in NAVO-kader dienen plaats te vinden met het oog op de
uitbreiding. Zo dient de NAVO een aantal interne voorbereidingen te treffen,
onder meer teneinde de integratie van nieuwe leden in de militaire
structuren en de defensieplanning procedures mogelijk te maken. In dit kader
dient tevens gedacht te worden aan de introductie van efficiëntere
besluitvormingsprocedures en stroomlijning van NAVO comités. Voor de goede
orde wil ik hierbij benadrukken dat het in NAVO-kader geldende
consensusbeginsel niet ter discussie staat.
Ook dienen de modaliteiten van het feitelijke toetredingsproces voor in
Praag uitgenodigde landen nader te worden bepaald, waarbij onder meer
gedacht kan worden aan het opstellen van een schema voor
toetredingsonderhandelingen per land. De mogelijkheid om aan de uitgenodigde
landen verdere ondersteuning bij hun toetreding te bieden d.m.v. een
'MAP-plus'-constructie dient wat Nederland betreft te worden overwogen.
Immers de voor het ratificatieproces van het toetredingsbesluit benodigde
tijd dient goed benut te worden. In Praag wordt immers alleen de politieke
stap gezet om landen uit te nodigen lid te worden. Deze politieke stap zal
"vertaald" moeten worden in zgn. toetredingsprotocollen die in de lidstaten
met inachtneming van de daar geldende constitutionele vereisten zullen
moeten worden goedgekeurd.
Tenslotte dient ook een strategie te worden ontwikkeld voor die landen die
in Praag nog geen uitnodiging hebben ontvangen om toe te treden tot de NAVO,
in welk kader o.m. gedacht dient te worden aan continuering van het
MAP-proces.
De Minister van Buitenlandse Zaken
Kenmerk
Blad /1
===