Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie
PERSBERICHT d.d. 10 april 2002
"Dutchbat moest vrede handhaven waar geen vrede was"
Humanitaire bewogenheid en politieke ambities dreven Nederland naar een ondoordachte en nagenoeg onuitvoerbare vredesmissie
Den Haag, 10 april 2002 - Een mengeling van humanitaire bewogenheid en
politieke ambities heeft het Nederlandse kabinet ertoe gebracht om in 1993
op eigen initiatief en zonder voorwaarden vooraf een Luchtmobiel Bataljon
beschikbaar te stellen voor de UNPROFOR-missie in Bosnië. Dit gebeurde met
brede steun vanuit politiek en media en zonder de verregaande consequenties
vooraf terdege te analyseren. Mede hierdoor kreeg Dutchbat de bestemming
Srebrenica, die door andere landen met kracht van argumenten werd geweigerd,
alsmede de taak om in een zogenaamd 'veilig' gebied vrede te handhaven waar
geen vrede was. Door de mogelijke risico's van het gedrag van strijdende
partijen zo sterk te veronachtzamen, hebben een brede kring van betrokkenen
bij dit beleid, en in het bijzonder de voorvechters daarvan, een grote
verantwoordelijkheid op zich geladen voor een ondoordachte en tot mislukking
gedoemde vredesmissie.
Tot deze conclusie komt het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie
(NIOD) in zijn vandaag gepubliceerde historisch-wetenschappelijke onderzoek
naar de gebeurtenissen vóór, tijdens en na de val van Srebrenica. Het eerste
exemplaar van het onderzoeksrapport is vandaag door NIOD-directeur en
onderzoeksleider prof. dr. J.C.H. Blom in Den Haag uitgereikt aan de
minister van OC&W, drs. L.M.L.H.A. Hermans als vertegenwoordiger van het
kabinet. Het draagt de titel "Srebrenica, een 'veilig' gebied -
Reconstructie, achtergronden, gevolgen en analyses van de val van een 'Safe
Area'." In november 1996 verleende de regering, met instemming van de Tweede
Kamer, opdracht aan het NIOD tot deze studie.
Ondoordachte besluitvorming
Alles overziend blijkt volgens de analyse van het NIOD, dat Dutchbat
indertijd is uitgezonden:
Op een missie met een zeer onhelder mandaat
Naar een gebied omschreven als een 'safe area' zonder dat daarvan
een duidelijke definitie bestond
Om vrede te handhaven waar geen vrede was
Zonder diepgaande informatie in te winnen bij de Canadese
voorgangers in de enclave (Canbat)
Zonder adequaat te zijn opgeleid voor deze specifieke taak in die
specifieke omstandigheden
Nagenoeg verstoken van de middelen en de capaciteiten voor
inlichtingenvergadering ('intelligence') om de politieke en
militaire intenties van de strijdende partijen te peilen
Onder onvoldoende gefundeerd vertrouwen in de bereidheid om het
luchtwapen in te zetten in geval van problemen, en
zonder een duidelijke vertrekstrategie.
Falende intelligence
Dutchbat en de politieke en militaire leiding in Nederland hebben zich
slecht voorbereid op wat hen in de enclave te wachten stond. Bij Canbat of
Canadese overheid is niet of nauwelijks naar de ervaringen geïnformeerd.
Verder kreeg de Militaire Inlichtingendienst (MID) onvoldoende extra
middelen om additionele intelligence te vergaren en werd onvoldoende bij de
besluitvorming over Srebrenica betrokken. Er bestond een anti-intelligence
houding bij het Kabinet, het ministerie van Defensie en het Parlement.
Daardoor zijn veel minder waarnemingen gedaan dan technisch had gekund. De
Verenigde Staten hadden in Bosnië de sterkste inlichtingenpositie. Nederland
had hiervan kunnen profiteren, maar gebrek aan interesse en een negatieve
houding van de militaire en politieke leiding hebben dit verhinderd. Zo
heeft de top van de Landmacht herhaaldelijk een Amerikaans aanbod afgewezen
om geavanceerde spionageapparatuur de enclave in te smokkelen om de
communicatie van de vijandige Bosnische legers (ABiH en VRS) af te
luisteren. Defensie liet daarmee de kans lopen om in ruil daarvoor de eigen
informatiepositie op het gebied van intelligence te versterken.
Kansloos
Bij de aanval op de enclave begin juli 1995 had Dutchbat vanuit militair
perspectief weinig reden om op eigen initiatief een tegenaanval in te
zetten, aldus het onderzoek, met name vanwege het beperkte mandaat:
Actieve verdediging van de enclave met militaire middelen lag niet
in de lijn van het mandaat, de VN-politiek (onpartijdigheid
handhaven) en de rules of engagement.
Vooral terughoudend met militaire middelen reageren, was de
instructie ("to deter by presence")
Inzet van militaire middelen mocht alleen als de eigen veiligheid
van Dutchbatters in gevaar was en als er direct op hen werd
geschoten - de vereiste 'smoking gun' - hetgeen de VRS bewust
vermeed.
De militaire machtsverhoudingen waren zodanig, dat Dutchbat (200
gevechtssoldaten met lichte bewapening) bij een doelgericht
gevecht zonder hulp van buiten kansloos was geweest tegen de VRS.
Door de 'afknijp-strategie' (de blokkadepolitiek van de Bosnische
Serven) was Dutchbat III qua mankracht, bevoorrading en moreel
geen volwaardig opererend bataljon meer.
Eigenmachtig optreden lag niet in de rede
De vraag of een ander bataljon, in een andere conditie, anders zou hebben
gehandeld, is onmogelijk te beantwoorden. Politiek-psychologisch gezien was
denkbaar geweest dat de commandant van het Bosnisch-Servische leger (VRS),
generaal Mladic, uit vrees voor een negatieve reputatie van de Bosnische
Serven zou zijn teruggeschrokken voor gewapend verzet met kans op
slachtoffers aan UNPROFOR-zijde. Zijn besluit om door te zetten tot
Srebrenica - en niet een klein deel maar de gehele enclave in te nemen -
werd vooral ingegeven door het uitblijven van tegenstand van enige
betekenis, zowel van Moslim-militairen als van de VN. Dit geeft aan dat
zulke overwegingen bij de VRS een rol speelden. Omdat eigenmachtig ingaan
van Dutchbat tegen de geldende bevelslijn niet in de rede lag, had het
initiatief daartoe van een van de hogere VN-echelons moeten komen.
Misvatting
De verwachting bij Dutchbat dat er in de ochtend van de 11e juli hulp van
buiten in de vorm van massale luchtaanvallen zou komen was een misvatting.
De leiding van UNPROFOR had airstrikes al volstrekt uitgesloten, maar was
ook uiterst terughoudend ter aanzien van lichtere luchtsteun in de vorm van
close air support. Hiermee vermorzelde zij de illusie van Dutchbat en werd
de enclave een gemakkelijke prooi voor de VRS. De hypothese van een geheime
deal tussen de Franse VN-commandant Janvier en VRS-generaal Mladic om
Dutchbat de gevraagde luchtsteun te onthouden in ruil voor eerder
vrijgelaten Franse gijzelaars, onderschrijft het NIOD niet. Ook zonder zo'n
deal kon Mladic begrijpen dat het luchtwapen voor de VN buitengewoon riskant
was zolang er nog grondtroepen in de enclave waren.
Massamoord
Het tragische dieptepunt van de val van Srebrenica was de massamoord op
duizenden Moslimmannen door Bosnisch-Servische eenheden. Een groot deel van
de vermoorde mannen bestond uit militairen van het Bosnische Moslimleger
(ABiH) die in de nacht van 11 op12 juli met een deel van de manlijke
bevolking een uitbraakpoging naar Tuzla ondernamen. Het besluit uit te
breken en dus van verdere weerstand af te zien werd geheel buiten de VN en
UNPROFOR om genomen. Deze uitbraak was een volledige verrassing, die de VRS
heel slecht uitkwam. Tezamen met de reeds bestaande haat, wraakgevoelens en
de wens tot etnische zuivering was ze een van de factoren die de Bosnische
Serven ertoe bracht hard af te rekenen met de Moslimbevolking van de
enclave. Dit mondde uit in een georganiseerde massamoord, maar dat deze zich
"onder de ogen van Dutchbat" afspeelde, is onjuist.
Falende communicatie
De dagen na de val van de enclave zijn de inspanningen van Dutchbat erop
gericht geweest om een dreigende humanitaire ramp in Potocari te voorkomen.
Daartoe werd, zij het tegen wil en dank, meegewerkt aan de evacuatie van
tienduizenden burgervluchtelingen. Hoewel die vluchtelingen ook zelf vurig
wensten te vertrekken, betekende dit onder de gegeven omstandigheden
feitelijk assistentie bij etnische zuivering.
De bataljonsleiding besefte, dat het lot van de mannen, die werden
gescheiden van vrouwen en kinderen, onzeker was, maar niet dat dit zou
uitlopen op een massamoord op deze en vele andere mannen die tijdens hun
vlucht naar Tuzla in handen van de Bosnische Serven vielen. In Potocari - in
de omgeving van Dutchbat - zijn bij een lokale wraakoefening minstens 100
mannen ter plekke omgebracht. Er is hier veel méér gebeurd dan door
Dutchbatters werd waargenomen. Maar van wat ze wel zagen is in die dagen
niet alles gemeld. De communicatie en de beoordeling van de beschikbare
gegevens faalden destijds volkomen.
Debriefings
De top van de Koninklijke Landmacht heeft, vanaf de eerste berichten van
vluchtelingen in Tuzla over grootscheepse schending van mensenrechten, de
mogelijkheid van waarneming door Dutchbat ver weg geschoven. Dit uit
onzekerheid over wat er was gebeurd, en om het imago van Dutchbat en de
landmacht te beschermen. Deze houding heeft ook de latere
debriefingsprocessen bepaald. Het NIOD-onderzoek concludeert dat de
landmachttop een welbewuste poging heeft gedaan om, tegen de wil van de
minister in, de informatiestroom beperkt te houden en waar mogelijk
onwelgevallige onderwerpen uit de weg te gaan.