IHC Caland NV

Persbericht IHC Caland N.V.

8 April 20021.0

Financieel verslag 2001 IHC Caland

Zoals bij de presentatie van de halfjaarcijfers voorspeld, is IHC Caland erin geslaagd haar winst ten opzichte van 2000 met 7% te doen toenemen van ¤ 75,2 miljoen tot ¤ 80,6 miljoen (¤ 2,76 per aandeel op basis van het gewogen gemiddeld aantal aandelen). Dit resultaat werd behaald ondanks het feit, dat het niveau van 'turnkey' opleveringen in de offshore sector nog steeds laag is, door het achterblijven van nieuwe opdrachten in voorgaande jaren.

De offshore sector boekte een absoluut record qua orderontvangst van ¤ 1,65 miljard (veel hoger dan het vorige record van 1998), met name voor wat betreft lease- en exploitatiecontracten.

De netto-omzet en de productiewaarde namen toe ten opzichte van 2000, zij het door lage afleveringen van 'turnkey' projecten in de offshore sector niet tot het recordniveau van 1999.

De operationele winstmarge (EBIT) vertoonde in vergelijking met 2000 een lichte daling van 12% naar 11,8%, evenals de nettowinstmarge welke afnam van 9,1% tot 8,4%.

De activa en het werkkapitaal namen wederom toe, als gevolg van de investeringen in de leasevloot, waar de bouw van twee grote FPSO's vergevorderd is.

Het rendement op het gemiddeld totaal geïnvesteerd vermogen (ROCE) steeg minimaal van 13,3% naar 13,4%. Dit is het gevolg van een combinatie van factoren, zoals:
· de relatief beperkte toename van de nettowinst;
· het feit dat de opbrengst van de aandelenemissie nog niet bijdroeg aan de winstgroei. Het rendement op het gemiddeld eigen vermogen (ROE) nam, als gevolg van de bescheiden nettowinsttoename in combinatie met het toegenomen eigen vermogen, af van 19,5% in 2000 tot 16,9%. Hierbij dient te worden aangetekend, dat aangezien de opbrengst van de aandelenemissie voornamelijk is aangewend voor investeringen in de leasevloot, deze vermogenstoename eerst rendement zal gaan opleveren, wanneer de nieuwe lease FPSO's tegen het eind van 2002 in bedrijf worden gesteld.


1.1. Nieuwe opdrachten
Het totaal aan nieuwe opdrachten in 2001 bedroeg ¤ 2207 miljoen tegenover ¤ 1389 miljoen in 2000.

Nieuwe opdrachten, zowel voor de offshore olie-industrie als de baggerbouwsector, betroffen de levering van schepen en materieel waarbij binnen de groep ontwikkelde nieuwe technologie wordt toegepast. Over het geheel genomen is de winstmarge op deze nieuwe opdrachten bevredigend.

De nieuw geboekte opdrachten betroffen:


· Een opdracht van Shell Nigeria voor het afmeersysteem en installatiepakket voor de FPSO voor het BONGA veld;

· Bevestiging van ExxonMobil van een compleet lease- en exploitatiecontract voor de 'generieke' FPSO A, met een looptijd van zes jaar;

· Een lease- en exploitatiecontract voor een FPSO voor het Roncador veld van Petrobras, met een looptijd van vijf en een half jaar;

· Een dubbel FPSO lease- en exploitatiecontract voor het Okono veld van Agip Nigeria field, waarbij eerst de 'Jamestown' als 'early production system' wordt ingezet;

· Een verlenging van het bestaande leasecontract van de Rang Dong FPSO voor JVPC Vietnam met 7 tot 11 jaar;

· De opdracht voor de engineering voor de opwaardering van de Kuito FPSO voor Chevron Angola (fase 2A);

· De opdracht voor de engineering van het afkoppelbare afmeersysteem voor de White Rose FPSO van Husky Oil;

· Een opdracht van TotalFinaElf voor een TLP voor het Matterhorn veld in de Golf van Mexico;

· Een aantal CALM afmeersystemen voor onder meer India, Saoedi-Arabië, Sri Lanka;

· Een opdracht van Mayflower Energy Ltd. voor levering van zes hydraulische hefsystemen voor een windmolen installatieschip;

· Ontwerpstudies voor de scheepsvorm, opslag-, afmeer- en overslagsystemen voor LNG FPSO's van Shell en ExxonMobil;

· Een ontwerpopdracht van KeppelFELS voor een halfafzinkbaar boorplatform op basis van een MSC DSS20 ontwerp;

· De opdracht voor het ontwerp en de bouw van de grootste zelfvarende snijkopzuiger ter wereld (vermogen 27000 kW) van de Belgische aannemer J. de Nul;

· Een aantal middelgrote sleephopperzuigers voor diverse klanten;

· De opdracht van Koninklijke Boskalis voor het ontwerp en de bouw van twee 16000 m³ sleephopperzuigers;

· Een opdracht van de Belgische aannemer DEME voor een kopie van de 13700 m³ sleephopperzuiger 'Lange Wapper';

· Een opdracht van KCRC voor een signaleringssysteem voor een metrolijn in Hong Kong, en renovatieopdrachten voor diverse luchthavens ter wereld.

1.2.Geboekte nieuwe opdrachten na
balansdatum

Met voldoening meldt IHC Caland, dat de orderontvangst in het eerste kwartaal van 2002 circa ¤ 900 miljoen bedraagt. Dit bedrag omvat twee langlopende FPSO lease- en exploitatiecontracten en andere opdrachten, als volgt:


· Een lease- en exploitatiecontract van een grote oliemaatschappij voor de duur van 7 jaar voor een 'generieke' FPSO. Deze eenheid zal worden ingezet voor de productie van een veld buitengaats Equatoriaal-Guinea. De FPSO is gebaseerd op een bestaande supertanker (307.000 dwt), en is uitgerust met een 'turret' waardoor de eenheid vrij draaibaar verankerbaar zal zijn. De procesinstallaties zijn berekend op een olieproductie van 120.000 vaten per dag. Oplevering is voorzien in het derde kwartaal van 2003;

· Nog een lease- en exploitatie-contract van een grote oliemaatschappij voor de duur van 7 jaar voor een 'generieke' FPSO (de derde in een reeks), afgesloten middels de joint venture welke de groep heeft met het Angolese staatsoliebedrijf Sonangol. Deze eenheid zal opereren in diep water voor de kust van Angola. Deze FPSO bestaat uit een omgebouwde supertanker (256.000 dwt), uitgerust met een 'turret' en procesinstallaties, berekend op een olieproductie van 110.000 vaten per dag. De oplevering is gepland in het vierde kwartaal van 2003;

· Een opdracht van een Noord Amerikaanse oliemaatschappij voor een ingewikkeld interne 'turret' afmeersysteem voor de voor deze maatschappij nieuw te bouwen FPSO welke onder zware omstandigheden zal worden ingezet voor de productie van een veld in het noordelijk gedeelte van de Atlantische Oceaan. De 'turret' zal 13 zogenaamde 'risers' bevatten en in 120 meter diep water worden afgemeerd. Het afmeersysteem is afkoppelbaar om een snel vertrek van de FPSO mogelijk te maken bij aanvaringsgevaar met ijsbergen. Dit systeem zal worden opgeleverd voor inbouw in de FPSO eind 2004;

· Een aanvullende opdracht, ontvangen van Boskalis voor twee diepwininstallaties voor het baggeren tot op 85 meter waterdiepte, ieder voorzien van een onderwater baggerpomp met een vermogen van 2600 kW voor de twee 16000 m3 sleephopperzuigers welke thans in aanbouw zijn;

1.3. Orderportefeuille


Aan het eind van het jaar was de orderportefeuille gestegen tot ¤ 4,1 miljard vergeleken met ¤ 2,9 miljard ultimo 2000. De kwaliteit van de orderportefeuille bleef hoog. In de orderportefeuille zijn veertien lease- en exploitatiecontracten begrepen voor verschillende oliemaatschappijen. Twaalf eenheden zijn thans in gebruik, welke naar tevredenheid opereren, en de resterende eenheden zullen in de loop van dit jaar in gebruik worden genomen.


1.4. Dividend


Als dividend wordt voorgesteld ¤ 1,36 per aandeel, hetgeen gelijk is aan 2000, zij het over een groter aantal aandelen.

Het dividend kan naar keuze van de aandeelhouder geheel in contanten dan wel in aandelen worden opgenomen (stockdividend). Op de agenda van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders van IHC Caland N.V., welke vergadering op 7 juni 2002 zal worden gehouden, zullen verdere details worden vermeld.


1.5 Winstverwachting voor 2002


Het jaar 2002 is begonnen met een verhuurde vloot van twaalf FPSO's/FSO's (inclusief de Jamestown). Dit vormt een solide basis voor nettowinst en kasstroom voor het jaar. In het derde en vierde kwartaal is de inbedrijfstelling gepland van de FPSO Brasil en ExxonMobil's generieke FPSO 'A'.

Aan de leveringskant van de offshore sector werden in 2001 het project voor Shell's Bonga veld ter waarde van US$ 110 miljoen en de één koloms-TLP ten bedrage van US$ 175 miljoen voor het Matterhorn veld van TotalFinaElf toegevoegd aan de bestaande orderportefeuille van de groep, te weten de FSO voor het Amenam veld van TotalFinaElf , en het afmeersysteem voor het EA veld van Shell, beide voor de kust van Nigeria. Geen van deze opdrachten staat gepland voor oplevering in 2002, en in dit jaar zullen derhalve slechts kleinere opdrachten worden opgeleverd. Anderzijds zal het hoge niveau van bouwactiviteiten naar verwachting leiden tot een substantiële overdekking van indirecte kosten, hetgeen rechtstreeks doorwerkt in de nettowinst.

In de bagger- en gespecialiseerde scheepsbouw sector zullen nieuwe opdrachten en afleveringen zich naar verwachting op of iets boven het niveau van 2001 bewegen. De gefaseerde afschaffing van scheepsbouwsubsidies gaat door, zij het dat orders verworven voor eind 2000 met aflevering in 2002 en 2003 nog steeds in aanmerking komen. De concurrentie uit Korea en Spanje zal aanhouden, zij het minder hevig.

Samengevat verwacht de directie, ondanks lage 'turnkey' afleveringen in de offshore sector, in 2002 een nettowinst te behalen van tenminste ¤ 96 miljoen. Deze winst bestaat voornamelijk uit de resultaten van de lease vloot, samen met overdekking van kosten in de offshore sector en redelijke winsten van de bagger-/gespecialiseerde scheepsbouwactiviteiten. De kasstroom zal naar verwachting verder stijgen tot ruim ¤ 190 miljoen.


2.0 Financiële analyse



2.1 Ontwikkelingen in de orderportefeuille.
Nieuw geboekte opdrachten vertoonden een recordhoogte, ver boven het vorige record van 1998. Inclusief een grote 'turnkey' opdracht, maar vooral dankzij drie nieuwe lease opdrachten en een verlenging van een bestaande lease, bedroeg de orderinstroom in de offshore sector (inclusief de bijdrage van Atlantia) ¤ 1,65 miljard, hoger dan het record uit 1998 voor de gehele groep De orderinstroom van de bagger-/gespecialiseerde scheepsbouwsector was bevredigend, zeker in het licht van de hoge orderinstroom en orderportefeuille van 2000.

De omzet van beide sectoren nam toe in vergelijking met 2000. In de offshore sector waren de afleveringen uit hoofde van 'turnkey' contracten nog steeds laag, maar de toename in de lease vloot in 2000 zorgde voor een hogere omzet.

De waarde van de productie nam toe ten opzichte van vorig jaar, en benaderde het niveau van 1999, wat op zich een uitzonderlijk jaar was, met een aantal grote afleveringen samenvallend in één kalenderjaar. Gedurende het verslagjaar werd een bedrag van ¤ 181 miljoen aan eigen werk geactiveerd (2000: ¤ 150 miljoen). Dit bedrag vertegenwoordigt aanzienlijke investeringen in de twee FPSO's voor ExxonMobil en Petrobras, alsmede investeringen in de Jamestown voor het Okono veld van Agip.

De grote bedrijvigheid in beide sectoren leidde tot belangrijke overdekking van indirecte kosten. De orderportefeuille van ¤ 4,1 miljard aan het einde van het jaar toont een aanzienlijke toename ten opzichte van de ¤ 2,9 miljard ultimo 2000. De toename is het grootst in de offshore sector, en heeft voor een zeer aanzienlijk deel betrekking op de nominale waarde van toekomstige inkomsten uit de langlopende lease- en exploitatiecontracten van de F(P)SO-vloot van de groep. De waarde van deze inkomsten bedraagt ¤ 2,3 miljard (ruim 60% hoger dan de ¤ 1,4 miljard ultimo 2000).

In de bagger-/gespecialiseerde scheepsbouwsector bleef de orderportefeuille in de buurt van het hoge niveau eind 2000, en zorgt gedurende een flinke periode voor een goede bezetting op de belangrijkste afdelingen van de meeste scheepswerven.

De kwaliteit van de orderportefeuille blijft hoog, vooral door het grote aandeel van lease- en exploitatiecontracten, welke een relatief hoge winstgevendheid hebben.


2.2 Winst en marge


Waar er een verschil bestaat tussen de som van de twee sectoren en het totaal van de groep, heeft dit betrekking op zaken als holdingkosten en andere aanpassingen of voorzieningen op concernniveau. Het bedrijfsresultaat nam, bij een hogere omzet, voor het tweede achtereenvolgende jaar toe, ditmaal met 14,1% (2000: 16,4%). De belangrijkste factoren achter deze toename zijn:
· de twee eenheden welke in de loop van 2000 in bedrijf werden gesteld, Espadarte en Yetagun, droegen in 2001 voor een vol jaar bij aan het resultaat (de bijdrage van de Jamestown is verwaarloosbaar, daar deze eerst vlak voor het jaareinde op fase I van de ontwikkeling van het Okono veld in bedrijf kwam).
· aanzienlijke overdekking van indirecte kosten. De positieve invloed van voornoemde factoren werd gedeeltelijk tenietgedaan door:
· tenderkosten, welke wederom zeer hoog waren, als gevolg van aanbiedingen op veel grote projecten.
· lagere orderresultaten in de bagger-/gespeciali-seerde scheepsbouwsector, waar op een aantal scheepsbouwopdrachten verliesvoorzieningen nodig waren. Uitgedrukt in een percentage van de omzet bleef het bedrijfsresultaat stabiel op 11,8% (2000: 12,0%).

De belastingdruk bedroeg ¤ 11,0 miljoen en was hiermee lager dan in 2000 (¤ 13,7 miljoen), voornamelijk als gevolg van lagere winsten in de bagger-/gespecialiseerde scheepsbouwsector. In combinatie met de winsttoename in de offshore sector met haar lagere belastingdruk leidde dit tot een lager niveau van 11,9% van de totale winst voor belastingen. De gemiddelde belastingdruk voor de groep zal, gezien de verwachte bijdrage van winsten uit laag belaste activiteiten, naar verwachting voor de nabije toekomst niet boven de 15% uitkomen. De nettowinst nam toe met 7,2% tot ¤ 80,6 miljoen (2000: ¤ 75,2 miljoen). De toename van de nettowinst is lager dan de stijging van het bedrijfsresultaat als gevolg van de toegenomen rentelasten, welke samenhangen met de financiering van de in 2000 opgeleverde F(P)SO's, welke gedurende 2001 een vol jaar in bedrijf waren.

De relatieve bijdrage aan de nettowinst van de beide sectoren vertoont een duidelijke verandering in vergelijking met voorgaande jaren, zoals onderstaand diagram laat zien. Hierin komt zowel de groeiende bijdrage van de offshore activiteiten als de daling van de winst in de bagger-/scheepsbouwsector ten opzichte van het zeer goede jaar 2000 tot uitdrukking.
2.3 Rendement gemiddeld geïnvesteerd vermogen
Het aandeel van de offshore sector in het geïnvesteerd vermogen van de groep is, door de grote investering in nieuwe FPSO's voor de lease vloot, verder toegenomen. Tengevolge van de uitbreiding van het geplaatste aandelenkapitaal is de verhouding langlopende schulden: eigen vermogen echter gedaald. Het rendement op het gemiddeld geïnvesteerd vermogen werd op tijdsevenredige basis berekend en werd ook in 2001 beïnvloed door de verdere stijging van de waarde van de dollar ten opzichte van de euro (5,9%) tegenover 7,3% in 2000.

Bedragen aan goodwill die op concernniveau (tot en met 2000) ten laste van het eigen vermogen werden afgeboekt, alsmede de kosten van het afdekken van het valutarisico op niet in euro's gewaardeerde dochterondernemingen verklaren het negatieve verschil tussen het gemiddeld geïnvesteerd vermogen van de twee sectoren en het totale gemiddeld geïnvesteerd vermogen.

Het rendement op het gemiddeld totaal geïnvesteerd vermogen (ROCE) steeg minimaal en wel van 13,3% naar 13,4%. Dit is het gevolg van een combinatie van factoren, zoals:
· de relatief beperkte toename van de nettowinst;
· het feit dat de opbrengst van de aandelenemissie nog niet bijdroeg aan de winstgroei. Alhoewel de noodzaak om activa in aanbouw te financieren, zonder dat dit in deze fase een overeenkomstig rendement oplevert, enige invloed heeft op de cijfers is deze invloed in 2001 betrekkelijk gering.

Het toegenomen gebruik van leningen, noodzakelijk doordat de investeringsniveaus gedurende de afgelopen jaren de beschikbare eigen middelen van de groep oversteeg, heeft een drukkend effect gehad op het rendement op het gemiddeld totaal geïnvesteerd vermogen. Ondanks de lagere winstgroei. ligt het rendement op het gemiddeld eigen vermogen nog steeds op een respectabel niveau. Het rendement op nieuwe lease opdrachten ligt nog altijd boven de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet, en de groep schept hiermee waarde voor de vennootschap en haar aandeelhouders.

Het rendement op het gemiddeld eigen vermogen is, als gevolg van de bescheiden nettowinsttoename in samenhang met het toegenomen eigen vermogen, gedaald tot 16,9% vergeleken met 19,5% over 2000. Hierbij dient te worden aangetekend dat, aangezien de opbrengst van de aandelenemissie voornamelijk is aangewend voor investeringen in de leasevloot, deze vermogenstoename eerst rendement gaat opleveren wanneer de nieuwe lease FPSO's tegen het eind van 2002 in bedrijf worden gesteld. Ook de invloed van de voortgaande stijging van de US dollar ten opzichte van de euro, werd gevoeld in de offshore sector, waar ook de trage orderontvangst van 'turnkey' opdrachten een belangrijke rol speelde.


2.4 Kasstroom/liquiditeiten


¤ mln 1997 1998 1999 2000 2001
Nettowinst Afschrijvingen Kasstroom Netto liquiditeiten/ effecten Kasstroom uit bedrijfsactiviteiten Koers : kasstroom ratio 31/12 53,2 38,6 91,8 220,5 161,4 14,1 66,3 51,8 118,1 194,1 89,3 8,2 69,5 62,6 132,1 199,2 88,0 7,6 75,2 85,0 160,2 269,3 259,0 8,8 80,6 92,9 173,5 208,4 166,4 8,9

Zoals voorgaand jaar voorspeld, steeg de kasstroom naar ¤ 173,5 miljoen (8% hoger dan 2000). Afgezien van de bescheiden nettowinstgroei is dit mede het gevolg van het feit dat op de vorig jaar in bedrijf gestelde FPSO eenheden nu een vol jaar is afgeschreven. Met nieuwe eenheden welke in de loop van 2002 in bedrijf komen en de verwachte winstgroei, zal de kasstroom in 2002 verder toenemen.

De netto liquiditeiten zijn afgenomen tot ¤ 208 miljoen, als gevolg van de aanzienlijke investeringen in activa in aanbouw ultimo 2001.

De ratio 'koers : kasstroom per aandeel' nam marginaal toe van 8,8 tot 8,9 als gevolg van het feit, dat de koersstijging van het aandeel met 5% licht hoger was dan de toename van de kasstroom per aandeel met 4%. De kasstroom per aandeel (en derhalve ook van de koers : kasstroom per aandeel ratio) werd beïnvloed door de aandelenemissie, met als gevolg een relatief lagere toename.

2.5 Balans

¤ mln 1997 1998 1999 2000 2001
Geïnvesteerd vermogen Eigen vermogen Solvabiliteits- ratio (%) Werkkapitaal Langlopende schulden : Eigen vermogen (%) Net gearing (%) Investeringen in materiële vaste activa EBIT rentedek-kingsratio Vlottende activa : Kortlopende schulden 389,7 253,3 31 1,8 47 -35 106,5 N.v.t. 1,00 452,6 290,3 33 28,3 49 -13 111,4 N.v.t. 1,07 680,0 339,1 30 66,0 94 39 231,0 N.v.t. 1,14 827,9 394,8 30 48,9 104 41 214,1 9,5 1,10 1015,8 583,9 37 15,3 71 38 241,6 5,1 1,03

De balans werd aanzienlijk versterkt door de uitgifte van 2,8 miljoen gewone aandelen in oktober 2001. Dit heeft zowel de solvabiliteitsratio als de ratio 'langlopende schulden: eigen vermogen' bedui-dend verbeterd. Naar de toekomst toe kan een beduidende groei worden verwacht in materiële vaste activa en in het hiertoe benodigde totaal geïnvesteerd vermogen. De directie geeft er de voorkeur aan om deze toenemende investeringen met langlopende schulden te financieren, aangezien deze betrekking hebben op lease-FPSO's waarbij de inkomsten meer dan toereikend zijn om aan de aflossingsverplichtingen te voldoen.

Enige specifieke opmerkingen met betrekking tot de balans per 31 december 2001 zijn:
· totaal geïnvesteerd vermogen en eigen vermogen zijn toegenomen als gevolg van de aandelenemissie en ingehouden winst over 2001. Langlopende schulden bleven op het niveau van vorig jaar;
· de solvabiliteitsratio verbeterde aanzienlijk door de toename van het eigen vermogen;
· de ratio langlopende schulden : eigen vermogen daalde door de aandelenemissie aanzienlijk naar 71% (2000: 104%). Echter, zoals hiervoor opgemerkt, is de verwachting dat in de eerstkomende twee jaar aanzienlijke langlopende schulden aan het balanstotaal zullen worden toegevoegd, waardoor deze ratio weer ruim boven de 100% zal uitkomen. Net gearing (rentedragende schulden minus liquide middelen : eigen vermogen) is met 38% stabiel, aangezien de vermogenstoename werd gecompenseerd door een afname van de liquiditeiten;
· alle belangrijke verplichtingen staan duidelijk vast en zijn opgenomen in de geconsolideerde groepsbalans; er is geen sprake van 'off-balance' financiering;
· de investeringen in materiële vaste activa (voornamelijk bestaand uit twee grote FPSO's in aanbouw eind 2001) waren iets lager dan in 2000. Naar verwachting zal het investe-ringsniveau in 2002 explosief stijgen naar circa ¤ 700 miljoen;
· de rentedekkingsratio is (zoals verwacht) lager als gevolg van de rentelasten over een vol jaar van de twee eenheden welke medio 2000 in bedrijf zijn gesteld. Deze trend zal zich naar verwachting ondanks hogere winsten nog enkele jaren voortzetten, om vervolgens te stabiliseren wanneer het effect van de toenemende aflossingen zichtbaar zal worden.

3.0 Marktontwikkelingen in 2002
Offshore olie- en gasactiviteiten
Aan het begin van 2002, ziet het totaalbeeld voor de olie- en gasindustrie er voor dit jaar en de eerstvolgende jaren goed uit, zodat er serieuze mogelijkheden voor verdere groei van de groep aanwezig zijn. Dit wordt verder ondersteund door het herstel van de exploratie- en productiebudgetten van de oliemaatschappijen, die voor 2002 16% hoger zijn dan het gemiddelde budget van de afgelopen vijf jaar en 34% hoger dan het gemiddelde over de laatste tien jaar. Bovendien wordt een veel groter deel van deze budgetten aan diep water veldontwikkelingen besteed, waar de IHC Caland offshore werkmaatschappijen hun technologie voor drijvende faciliteiten vooral toepassen. De hierna volgende tabel laat zien welk deel van de E/P budgetten aan diep water projecten wordt besteed.

% diep water (>300M) % ondiep water( Gemiddelde 1997-2001 9% 91%
Gemiddelde 1992-1996 3% 97%

De verwachting is dat deze trend naar diep water ontwikkelingen zich onherroepelijk zal voortzetten en dat de investeringen in diepwaterbronnen zich binnen vijf jaar zullen verdubbelen.

De olieprijs lijkt zich te stabiliseren boven de US$ 20 per vat. Dit is gunstig voor de groep, omdat het een redelijk comfortabel niveau is voor de olieproducenten, daar de kosten van olie, geproduceerd uit diep watervelden, afhankelijk van het reservoir en de eigenschappen van de geproduceerde vloeistoffen, de omgevingscondities en andere specifieke parameters, tussen de US$ 8 en US$ 14 per vat liggen.

Een substantiële verandering in olieprijs zal de resultaten van de groep overigens eerst op een termijn van vier jaar na de verandering aanmerkelijk gaan beïnvloeden, dit omdat de activiteiten van de groep tot de laatste in de keten van alle veldontwikkelings activiteiten behoren. Zo zullen de resultaten van de offshore sector van de groep van IHC Caland in 2002 dan ook nog niet veel invloed ondervinden van het herstel van de olieprijs in 1999. De winst op de projecten die als gevolg van deze opleving van de olieprijs werden verkregen zullen eerst vanaf 2003 invloed op de nettowinst hebben.

Alle werkmaatschappijen van de offshore groep zijn volledig gevuld met werk tot midden 2002. Omdat er dan zeer grote projecten worden opgeleverd en vanwege de continue groei van de ontwerpcapaciteit in Houston en Schiedam, zal er dan weer capaciteit vrijkomen. Een groot aantal aanvragen is in voorbereiding, waarvan er enkele al ontvangen zijn en IHC Caland is vastbesloten om in 2002 drie of misschien vier grote FPSO contracten, voornamelijk op verhuur- en exploitatiebasis, aan de huidige orderportefeuille toe te voegen (zie paragraaf 1.2 van dit persbericht voor de huidige stand van zaken). De meeste mogelijkheden liggen in de Zuid Atlantische oceaan (Brazilië en West Afrika), waar dit jaar minstens tien van dergelijke contracten worden gegund. De groep zal natuurlijk ook actief blijven in andere marktsegmenten, zoals offshoresystemen, ontwerpdiensten, service en offshore installatie- en onderhoudswerk en trachten haar marktpositie te verbeteren of te handhaven.

Daarnaast neemt het belang van offshore gasexploitatie toe, zowel door de toenemende druk op de oliemaatschappijen om gas dat meekomt bij de productie óf op te slaan óf te produceren, als vanwege de interesse om afgelegen offshore gasvelden te gaan ontwikkelen Dit segment zal daarom in 2002 enkele goede kansen opleveren.

Hoewel deze projecten als referenties in dit nieuwe marktgebied erg belangrijk zijn voor de toekomst van de groep, zullen ze nauwelijks invloed hebben op de resultaten van 2002, omdat eventuele opleveringen op zijn vroegst aan het eind van 2004 zullen plaatsvinden.

Samengevat, er wordt nu een aantal grote velden in zeer diep water ontwikkeld, waarvoor grote en ingewikkelde drijvende productiefaciliteiten nodig zijn. Dit zal geleidelijk resulteren in een toename van de vraag naar wereldwijde ontwerp- en constructiecapaciteit.

Bagger-/gespecialiseerde scheepsbouw
Wereldwijd zal 2002 qua verkopen naar verwachting geen records laten zien, met name niet voor de drie grote scheepsbouwlanden Zuid-Korea, Japan en China. Dit is het gevolg van een lagere groei van de handelsvaart als gevolg van de wereldwijde economische groeivertraging en de bestaande grote orderportefeuilles van deze drie landen, met name voor wat betreft grotere schepen.

De vraag naar speciale, hoogwaardige tonnage bestaat echter nog steeds en wekt de verwachting dat het komend jaar niet al te slecht zal zijn voor met name de Europese niche spelers in deze sector. Dit geldt zeer zeker voor de marktsegmenten waarop de werven van de groep actief zijn; de bouw van baggermaterieel, Ro-Pax veerboten, offshore werkschepen en rivier-passagiersschepen.

Op de markt voor de bouw van baggermaterieel, op welke totale markt de groep een wereldwijd aandeel heeft van meer dan 50%, concentreren de Nederlandse en Belgische aannemers, na gedurende de laatste vijf jaren zwaar te hebben geïnvesteerd in grote jumbo sleephopperzuigers, zich nu op vervanging van hun middelgrote (8000 - 16000 m³) en kleine (circa 5000 m³) sleephopperzuigers. Ook het marktsegment van de zware zeegaande zelfvarende snijkopzuigers zal, in navolging van de recent ontvangen opdracht voor de grootste zuiger van dit type van één van de Europese aannemers, interessante uitdagingen bieden. Verwacht wordt dat enkele andere spelers op deze markt ook kleur zullen gaan bekennen.

Naast de West-Europese markt is er ook aanzienlijke vraag van de andere kant van de wereld. China bijvoorbeeld heeft zeer omvangrijke fondsen vrij gemaakt voor verbetering en uitbreiding van haar 'natte infrastructuur', zoals de uitbreiding van de haven van Shanghai en de uitvoering van baggerwerkzaamheden om haar economie en haar bevolking te beschermen tegen de verwoestende invloed van de regelmatig terugkerende overstromingen. Voor wat de markt voor standaard cutterzuigers betreft is er sprake van toenemende activiteiten in enkele zich ontwikkelende landen in Afrika, zoals Nigeria. Er wordt daar, als gevolg van de toenemende activiteiten van de grote oliemaatschappijen die moeten voldoen aan de eisen met betrekking tot een zekere lokale content - veel baggerwerk voor de aanleg van nieuwe infrastructuur, zoals wegen en industrieterreinen, uitgevoerd door lokale aannemers. De vraag naar materieel voor de winning van zand en grind op zee zal, vanwege het afzwakken van de bouwmarkt, naar verwachting gering zijn.

Op de markt voor RoPax veerboten zal naar verwachting in de loop van het jaar de vraag opleven daar de noodzaak om, met het oog op strengere veiligheidseisen, verouderde tonnage te vervangen blijft bestaan. Dit geldt niet alleen voor de West-Europese markt, maar in toenemende mate ook voor Zuid Oost Azië waar eerst nu, na een aantal ernstige ongelukken met veerboten, waarbij veel slachtoffers te betreuren waren, de veiligheidseisen opportuun worden.

Tenslotte zal de markt voor offshore werkschepen mogelijkheden blijven bieden, dit omdat de markt voor deze business naar verwachting goed blijft.
4.0 Code of Conduct
In mei 2000 publiceerde IHC Caland een gedragscode. In dit document worden de visie en verantwoordelijkheden van de onderneming ten opzichte van belanghebbenden (aandeelhouders, financiers, werknemers en leveranciers) en ook ten opzichte van de maatschappij in het algemeen uiteengezet. Dit stuk vormt de leidraad voor de dagelijkse bedrijfsvoering binnen de onderneming en de onderneming kan hierop worden aangesproken.

IHC Caland is bekritiseerd voor het hebben van een leasecontract voor een FSO voor de kust van Myanmar. De onderneming is van mening dat ze werkt op basis van een wettelijk bindend contract dat ze dient te respecteren. De eenheid wordt grotendeels bemand door inwoners van Myanmar, wier rechten angstvallig worden beschermd. Namens de Nederlandse regering heeft de heer G. Ybema, Staatssecretaris van Economische Zaken, IHC Caland nog eens dringend verzocht geen nieuwe zaken meer in Myanmar te ondernemen. In dit licht bezien heeft de onderneming besloten af te zien van verdere opdrachten uit dat land.
5.0 Financiële agenda
2001 2001 2002 2002 2002 Definitieve resultaten Jaarverslag Algemene Vergadering van Aandeelhouders Resultaten het eerste halfjaar 2002 Persbericht Resultaten over het eerste halfjaar 2002 - Persconferentie (14.00 uur IHC Caland N.V. - Schiedam) Resultaten over het eerste halfjaar 2002 Analistenbijeenkomsten (Amsterdam en Londen) mei 2002 7 juni 2002 2 september 2002 2 september 2002 3 september 2002


6.0. Bedrijfsprofiel
IHC Caland, leverancier van materieel voor de offshore olie-industrie en de bagger- en scheepvaartsector.

IHC Caland N.V. is de beursgenoteerde Nederlandse houdstermaatschappij van een groep van internationale maritiem-technische bedrijven. Het werkterrein van de groep omvat het ontwerpen en het wereldwijd leveren van werktuigen, schepen, complete systemen en diensten aan de offshore olie-industrie, de bagger- en scheepvaartsector en de natte mijnbouwindustrie.

De productlijn omvat:


· voor de olie- en gassector: Drijvende (productie-), opslag- en overslagsystemen voor ruwe olie, veelal gebaseerd op het éénpunts-afmeersysteem, 'Floating (Production) Storage and Offloading Systems' of kortweg F(P)SO's, drijvende opslag- en overslagsystemen voor de gaswinning, drijvende éénkoloms Tension Leg Platforms (TLP's) en vaste platforms.
Olie- en gasproductiediensten worden aangeboden middels FPSO's, welke eigendom zijn van de groep en door haar worden geëxploiteerd.

Bijzondere ontwerpen en engineeringdiensten voor dynamisch positioneerbare boorschepen, zelfheffende boorplatforms, 'jack-up' platforms voor de civiele aannemerij, offshore kranen met groot hefvermogen, hefsystemen, half afzinkbare kraanschepen en andere gespecialiseerde werkschepen.


· voor de bagger- en scheepvaartsector: Het ontwerp en de bouw van 'custom-built' en standaard-werktuigen voor de baggerindustrie, componenten, inclusief geautomatiseerde systemen, reserve-onderdelen en materieel voor de mijnbouw, 'custom-built' schepen, zoals Ro-Pax veerboten, kabelleggers, offshore werkschepen en meer recent luxueuze jachten en riviercruise-schepen.
Raad van Bestuur
Schiedam, 8 april 2002

Voor nadere informatie:
IHC Caland N.V.
's Gravelandseweg 557
3119 XT Schiedam

Postadres:
Postbus 31
3100 AA Schiedam

Contactpersoon: Ir. J.J.C.M. van Dooremalen, President-directeur Telefoon : (+31) 10 2 466 980
Fax : (+31) 10 2 466 990
E-mail : : hilly.denhartog@ihccaland.nl
Website : www.ihccaland.nl