Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
GRR. 2002/427
datum
05-04-2002
onderwerp
Verblijfsrecreatie in de EHS
TRC 2002/3223
bijlagen
1
Geachte Voorzitter,
Tijdens het Algemeen Overleg met de Tweede Kamer op 10 oktober 2001 over de Beleidsbrief Toerisme en Recreatie is bezorgdheid uitgesproken over de toekomst van verblijfsrecreatiebedrijven in de EHS. In antwoord daarop heb ik u toegezegd om door het Kennis en Innovatie Centrum-Stichting Recreatie uit te laten zoeken hoeveel verblijfsrecreatiebedrijven in de meest kwetsbare delen van de EHS liggen en welke potentiële oplossingsrichtingen hiervoor denkbaar zijn.
datum
05-04-2002
kenmerk
GRR. 2002/427
bijlage
De Stichting Recreatie heeft thans een eerste verkennende studie
afgerond over de positie van verblijfsrecreatieterreinen in de EHS. U
treft het hierbij als bijlage aan.
Op basis van deskresearch en gehouden interviews brengt de Stichting
Recreatie een scala van benaderingswijzen en oplossingsrichtingen in
beeld; in dit stadium nog zonder een onderlinge weging van
kansrijkheid.
Een scherp kwantitatief beeld is thans nog niet aan te bieden. De
huidige gegevens geven aan dat van de 1826 campings uit de bestanden
van RECRON en Toerisme en Recreatie Nederland er 315 (17%) in de EHS
zijn gelegen. Daarnaast bevinden zich er 875 (48%) op of tegen de
randen van de EHS. Het is zeer moeilijk te bepalen hoeveel van deze
laatstgenoemde 875 terreinen bij een verdere analyse betrokken moeten
worden. Immers het postadres van een camping (vaak het gebouw van de
beheerder of de receptie van het bedrijf) kan in dergelijke situaties
net buiten de EHS liggen, terwijl het zich daarachter uitstrekkende
kampeerbedrijf wel geheel of gedeeltelijk in de EHS kan liggen. Ik ben
thans in gesprek met de Stichting Recreatie om te bezien of het met
gebruikmaking van kadastergegevens wellicht mogelijk is om het u
toegezegde landelijke kwantitatieve beeld verder aan te scherpen.
Op basis van deze eerste verkenning zullen in de komende maanden, dat
wil zeggen in de periode voorafgaande aan het uitbrengen van deel 3
van het Tweede Structuurschema Groene Ruimte, een aantal
vervolgstappen worden uitgewerkt.
1. In de eerste plaats dient in de uit deze eerste globale verkenning
naar voren komende belangrijkste probleemgebieden (zie kaart 2 op
pagina 19) een geïntegreerde gebiedsgerichte uitwerking plaats te
vinden, waarin de verschillende potentiële oplossingsrichtingen
ook in onderlinge samenhang kunnen worden gebracht. In nauw
overleg met andere overheden, natuurorganisaties,
toeristisch-recreatieve organisaties en bedrijfsleven zal deze
gebiedsgerichte aanpak worden uitgewerkt. Begonnen zal worden met
het in de betrokken gebieden in kaart brengen van de concrete
probleemsituaties op bedrijfsniveau gekoppeld aan de specifieke
natuurwaarden ter plaatse. Waar mogelijk zal gebruik worden
gemaakt van reeds gestarte provinciale en regionale initiatieven
op dit vlak.
2. In de tweede plaats krijgt de instrumentele en financiële
uitwerking in de komende maanden gestalte. Zoals ik u al meldde
tijdens het genoemde Algemeen Overleg van 10 oktober 2001 kunnen
oplossingsrichtingen grofweg variëren van verbetering van de
landschappelijke inpassing van bedrijven en aanpassing van het
verblijfsrecreatieproduct naar meer natuurgerichte vormen van
verblijfsrecreatie enerzijds tot samenvoegen, uitplaatsen en
uitkopen van bedrijven anderzijds. Voor het uitbrengen van deel 3
van het Tweede Structuurschema Groene Ruimte moet over de
instrumentele en financiële uitwerking helderheid bestaan.
3. In de derde plaats zal de Stichting Recreatie nader bestuderen via
dialoog met alle betrokken partijen de verschillende
oplossingsrichtingen op hun kansrijkheid. Ook zullen in deze
dialoog de aspecten kwetsbaarheid van natuur en beïnvloeding door
soorten recreatie verder worden uitgediept. In dit kader heb ik de
Stichting Recreatie bereid gevonden om in samenspraak met de
betrokkenen te bezien of een typologie van
verblijfsrecreatiebedrijven in relatie tot natuur- en
landschapswaarden mogelijk is conform de door de heer Poppe (SP)
gedane suggesties tijdens het genoemde Algemeen Overleg van 10
oktober 2001. Dit moet resulteren in een voorstel voor
instrumenten die gebiedsgericht kunnen worden ingezet.
4. Indien de betrokken toeristisch-recreatieve organisaties in staat
en bereid zijn de daartoe benodigde gegevens te verstrekken, ben
ik bereid de Stichting Recreatie aansluitend opdracht te geven
soortgelijke verkenningen uit te voeren voor andere vormen van
recreatie, zoals jachthavens, maneges, golfbanen en
horecagelegenheden.
De staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
G.H. Faber
Bijlage:
Verkenning van 'Verblijfsrecreatie in de EHS' (PDF-formaat, 5673 Kb)
Voor downloaden van PDF-bestanden:
Zie het origineel
http://www.minlnv.nl/infomart...2002/par02117.htm
.
---