VPRO
VN wist in 1995 al van op handen zijnde aanval op Srebrenica
Verenigde Naties wist voorjaar 1995 al van op handen zijnde aanval op
Srebrenica.
Binnen het Department of Peace Keeping Operations (DPKO) bij de
Verenigde Naties in New York beschikte men in maart 1995 al over
aanwijzingen -onder andere aan de hand van Amerikaanse satelietfoto's-
dat de Serviërs voorbereidingen troffen voor een grote aanval op
Srebrenica. Die informatie wordt in Argos (VPRO radio 1, 11.00-1200
uur) bevestigd door generaal buiten dienst Manfred Eisele. Eisele was
in 1995 Assistant Secretary General en als zodanig de rechterhand van
Kofi Annan, toen nog als hoofd van de DKPO belast met
vredesoperaties.
De informatie werd op het DPKO dermate serieus genomen dat men een
voorstel ontwikkelde om de lichtbewapende Nederlandse militairen van
Dutchbat te vervangen door het rond Tuzla gelegerde Scandinavische
VN-bataljon Nordbat, dat de beschikking had over een Deens
tanksquadron. Eisele heeft persoonlijk over dit voorstel overleg
gepleegd met de VN-ambassadeurs van Engeland en Frankrijk. Het
voorstel is in een vroeg stadium gesneuveld bij gebrek aan steun onder
de vijf permanente leden van de Veiligheidsraad.
De uitspraken van Eisele staan haaks op het beeld dat totnogtoe door
de VN wordt geschetst. Zo schrijft Kofi Annan in zijn evaluatierapport
over de val van de enclave, 'The fall of Srebrenica', 15-11.1999, p.
108) 'Ik kan bevestigen dat de VN die voor zulke inlichtingen af moest
gaan op informatie van de lidstaten van te voren geen weet had van het
Servische offensief.'
Eisele zegt in Argos: 'De Britse VN-commandant heeft ons regelmatig
gemeld dat de Serviërs voorbereidingen troffen voor een mogelijke
aanval op de safe area's. Wij kregen in New York regelmatig rapporten
over de situatie ter plaatse die duidelijk lieten zien dat de
Bosnische Serviërs de safe area's mogelijk wilden aanvallen.'
Eisele bevestigt hiermee de informatie die Argos kreeg van een
anonieme bron binnen het Department of Peace Keeping Operations. Die
vertelde dat men daar al in maart 1995 - o.a. aan de hand van
Amerikaanse satellietfoto's - beschikte over aanwijzingen dat de
Serviërs voorbereidingen troffen voor een grote aanval op Srebrenica.
Ook kreeg men meldingen van onder meer UNMO's
(United Nations Military Observers) over voorbereidingen bij Bratunac
ten noorden van de enclave; bunkers die werden aangelegd; doorgangen
die in het bos werden gemaakt voor tanks en troepenversterkingen.
Volgens Eisele namen militairen binnen het DKPO deze informatie
serieus maar was er vooral bij de niet-militaire functionarissen
binnen de VN de neiging om de kop in het zand te steken. Eisele: 'Het
idee dat het in Bosnië zou kunnen komen tot een gewapend treffen
tussen VN-militairen en een van de partijen in het conflict, werd
systematisch verzwegen of terzijde geschoven.'
Vanwege die benarde situatie waarin de enclave Srebrenica zich bevond
ontstond er, volgens de anonieme bron, binnen het DPKO het voorstel
het lichtbewapende Dutchbat in Srebrenica te vervangen door het rond
Tuzla gelegerde Scandinavische VN-bataljon Nordbat dat de beschikking
had over een Deens tanksquadron. Nordbat was het zwaarst bewapende
VN-onderdeel waarover de VN in Bosnië beschikte.
De Denen waren in april 1994 daadwerkelijk met hun tanks opgetreden
tegen de Serviërs en dat had ontzag afgedwongen en effect gehad:
Eisele: 'We konden zien dat alle konvooien met humanitaire
hulpgoederen, die door de Dénen werden begeleid, hun bestemmingen
bereikten. De Denen lieten bij zo'n konvooi voorop een tank rijden en
als laatste voertuig ook een tank. Deze konvooien kwamen op hun
bestemming aan en realiseerden dus de doelstelling van de VN-missie.
Dat kon je waarachtig niet zeggen van de andere hulpkonvooien. Die
werden meestal onderweg tegengehouden. En dan moest een belangrijk
deel van de hulpgoederen worden afgestaan aan de Bosnische
Serviërs.'
Vanwege dat ontzag voor het robuuste optreden van Nordbat kwam men op
het idee om dat bataljon, inclusief de tanks, naar Srebrenica te
verplaatsen. Eisele: 'Op z'n laatst sinds het voorjaar van 1995 is het
idee opgekomen -vooral bij de militairen op het VN-hoofkwartier- om
deze Deense tanks naar Srebrenica te sturen, om de VN-militairen daar
in staat te stellen met succes op te treden tegen vijandelijkheden.'
Het voorstel haalde het niet en bracht het ook niet tot de status van
een formeel plan. Het sneuvelde al eerder, bij de consultatie van de
permanente leden van Veiligheidsraad.
Eisele vertelde Argos dat hij zelf over het voorstel overleg heeft
gepleegd met de VN-ambassadeurs van Engeland en Frankrijk.
Op de vraag 'stel dat die Deense tanks in april 1995 wel naar
Srebrenica zouden zijn gegaan, zou dat iets hebben uitgemaakt'
antwoordt Eisele in Argos:
Eisele: 'Uiteraard. In dat geval zou het bloedbad niet hebben
plaatsgevonden. Ik durf te stellen: in dat geval zouden de Serviërs
het niet hebben aangedurfd om aan te vallen. Als zij geweten hadden
dat zij op zware wapens zouden stuiten, en dat deze wapens dan ook nog
bemand zouden worden door militairen die al eerder hadden bewezen dat
ze deze wapens indien nodig ook gebruikten, dan zou het bloedbad van
Srebrenica niet hebben plaatsgevonden. Als je een aanvallende partij
van begin af aan vastberaden en krachtdadig tegemoet treedt, kan je
waarschijnlijk een voortzetting van de aanval voorkomen.'
Op de vraag of het praktisch wel mogelijk zou zijn geweest om de
Deense tanks te verplaatsen naar de enclave Srebrenica zegt Eisele:
'Die zouden doorgereden zijn. En die zouden er ongehinderd doorgekomen
zijn.'
(Telefoon redactie Argos:035.6712360, eventueel voicemail inspreken)
05 apr 02 10:05