Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
VISS/2002/2479
datum
03-04-2002
onderwerp
Welzijnsbeleid vis
bijlagen
1
Geachte voorzitter,
Tijdens de behandeling van het onderdeel visserij uit de LNV-begroting in november 2001 heb ik uw kamer een nota omtrent het welzijn van vis toegezegd. Een nota die ik vanuit de overheidsverantwoordelijkheid voor het waarborgen van een minimaal beschermingsniveau van het welzijn van vis, noodzakelijk acht. Ook is mij gebleken dat er sprake is van een toenemende maatschappelijke belangstelling voor de welzijnssituatie van vis.
Het maatschappelijke denken over het welzijn van dieren evolueert. Een laatste mijlpaal in deze discussie is het beleidsvoornemen 'Houden van dieren' dat de Kamer in 2001 heeft ontvangen en de Beleidsnota dierenwelzijn waarin het standpunt van het Kabinet inzake dierenwelzijn is weergegeven. De Beleidsnota dierenwelzijn vormt het kader waarbinnen het welzijnsbeleid voor vis gevormd zal gaan worden.
datum
03-04-2002
kenmerk
VISS/2002/2479
bijlage
De waarde van vis
Ten opzichte van de welzijnspraktijk in de veehouderij zijn er enkele
kenmerkende verschillen met de praktijk in de visserij (beroeps- en
sportvisserij, siervissector en kweeksector):
* In vergelijking met de discussie omtrent het welzijn van dieren in
de veehouderij is de discussie omtrent het welzijn van vis nog in
het beginstadium. Omtrent vele welzijnsthema's is de
maatschappelijke opinie nog weinig duidelijk. Er is weinig
specifiek welzijnsbeleid voor vis ontwikkeld.
* Het welzijn van vis heeft vooral in de sector van de
beroepsvisserij nog weinig aandacht gekregen.
* In de overwegingen van de consument die leiden tot vraag naar een
duurzaam geproduceerde vis spelen welzijnsaspecten in slechts zeer
beperkte mate een rol.
* De aanwezige kennis omtrent welzijnsaspecten in relatie tot de
verschillende handelingen met vis, is vaak nog onvoldoende om tot
adequate oplossingen te komen voor verschillende welzijnsproblemen
die in de praktijk bestaan.
* Op het terrein van de instrumentering van welzijnsbeleid voor vis,
is de internationale dimensie zeer belangrijk. Het visserijbeleid
is immers voor een zeer groot deel Europees beleid. Effectieve
maatregelen om het welzijn van vis te verbeteren dienen daarom bij
voorkeur op Europese schaal getroffen te worden. Op dit moment is
de belangstelling voor het thema welzijn van vis op EU-niveau
beperkt.
Deze constateringen laten echter onverlet dat het van belang is om
welzijnsbeleid voor vis te ontwikkelen. Er zijn immers geen redenen om
vis in het welzijnsbeleid fundamenteel anders te benaderen dan andere
gehouden dieren. Wel zijn deze constateringen van wezenlijk belang bij
de aanpak en fasering van welzijnsbeleid voor vis.
De bijlage bij deze brief bevat een overzicht van de huidige stand van
zaken met betrekking tot het welzijn van vis in relatie tot algemene
welzijnsthema's. In deze bijlage wordt ingegaan op zowel gehouden
(incl. siervissen) als niet gehouden vis.
Kaders
De intrinsieke waarde van het dier is uitgangspunt in het beleid
omtrent het welzijn van dieren. De overheid is verantwoordelijk voor
het welzijn van dieren. Dit vertaalt zich in ieder geval in het
waarborgen van een toereikend beschermingsniveau. Ook reken ik het tot
de overheidsverantwoordelijkheid om andere betrokken partijen
(producenten, verwerkende industrie, (detail-)handel,
sportvisserij-organisaties en de consument) te stimuleren en waar
nodig en gewenst te ondersteunen bij het nemen van de eigen
verantwoordelijkheid op dit terrein.
Bij de nadere invulling van het begrip duurzame visserij zal
nadrukkelijk aandacht moeten ontstaan voor welzijnsaspecten. Dit is
ook van toepassing bij de invulling van het begrip maatschappelijk
verantwoord ondernemen door bedrijven in de gehele visserijsector.
De maatschappelijke opinie omtrent welzijn van vis is nog nauwelijks
ontwikkeld. Er is nog niet of nauwelijks een maatschappelijke
discussie geweest omtrent de toelaatbaarheid van bepaalde handelingen
met vis en, als deze toelaatbaar zijn, onder welke condities. Wel is
er sprake van een toenemende maatschappelijke belangstelling voor
vooral het doden van kweekvis, het transport van levende vis en
houderij-omstandigheden bij kweek- en siervis.
De Beleidsnota dierenwelzijn is het kader voor het te ontwikkelen
welzijnsbeleid voor gehouden vis.
In de Beleidsnota dierenwelzijn wordt het volgende richtinggevend
perspectief gehanteerd voor het voorgenomen welzijnsbeleid: 'Gehouden
dieren leven in een omgeving waarin zij hun soorteigen gedrag kunnen
vertonen'. Dit perspectief is gebaseerd op de internationaal
gehanteerde vijf vrijheden ontwikkeld door de commissie Brambell
(1965):
Dieren zijn:
* vrij van dorst, honger en onjuiste voeding;
* vrij van fysiek en fysiologisch ongerief;
* vrij van pijn, verwonding en ziektes;
* vrij van angst en chronische stress;
* vrij om hun natuurlijke (soorteigen) gedrag te vertonen.
De genoemde vijf vrijheden liggen ten grondslag aan het door de
Landbouwraad aangenomen wettelijk kader voor het dierenwelzijn binnen
de Europese Unie.
Bij de ontwikkeling van welzijnsbeleid voor de kweek van vis en het
houden van siervis zal dit richtinggevend perspectief als doelstelling
gehanteerd worden.
De effectiviteit van welzijnsmaatregelen voor vis zal het meest
gewaarborgd zijn indien deze maatregelen ook in internationaal verband
kunnen worden vastgesteld. De markt voor vis en visserijproducten is
immers sterk mondiaal ontwikkeld en het grootste deel van de visvangst
door Nederlandse ondernemers vindt plaats in het kader van het
gemeenschappelijk visserijbeleid. Bij exclusieve Nederlandse
welzijnsmaatregelen zal door substitutie-effecten afbreuk worden
gedaan aan de effectiviteit van deze maatregelen en zal er bovendien
een concurrentienadeel ontstaan voor de Nederlands visserijsector.
De inzet zal dan ook primair gericht moeten zijn op het realiseren van
internationale normen voor het welzijn van vis.
Met betrekking tot regelgeving ben ik van mening dat deze beperkt
dient te blijven tot het tegengaan van ongewenste methoden/handelingen
met vis, indien en voorzover blijkt dat de sector niet in staat is
adequate oplossingen te vinden.
Afbakening
Met betrekking tot het welzijn van vis speelt de bijzondere situatie
dat het overgrote deel van de vis gevangen wordt in het natuurlijk
milieu. Bij de afbakening van het beleidsterrein welzijn vis kies ik
er voor om alleen de rechtstreekse en doelbewuste activiteiten van de
mens om de vis in zijn macht te krijgen, dan wel de vis te houden en
verder levend te behandelen, daar in onder te brengen. Dit betekent
dat factoren in het natuurlijk milieu die van invloed kunnen zijn op
het welzijn van vis niet nader beschouwd zullen worden in deze brief
en bijlage.
Onderkend wordt dat factoren in het natuurlijk milieu een grote
invloed kunnen hebben op het welzijn van de vis. Deze factoren worden
meegenomen in het natuurbeleid van LNV en in het beleid van andere
ministeries. Hierbij gaat het vooral om aspecten met betrekking tot de
waterkwaliteit, soortenbescherming, verbeteren van vismigratie
etcetera. Het thema welzijn van vis heeft in dit beleid reeds de
aandacht.
In de regelgeving omtrent dierenwelzijn wordt onderscheid gemaakt
tussen gehouden en niet-gehouden dieren. Bij vis is er zowel sprake
van gehouden dieren (na de vangst, in viskwekerijen en bij het houden
van siervis) als niet gehouden dieren. Dit laatste is het geval in de
situatie waarin de vis (nog) niet in de beschikkingsmacht van de mens
is, bijvoorbeeld bij de vangst. Voor gehouden dieren is vooral het
wettelijk kader van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren van
belang. Voor niet gehouden dieren is een complex van wetten van
toepassing, waarbij voor vis vooral de Visserijwet 1963 en de
toekomstige Flora- en Faunawet belangrijk zijn.
De Beleidsnota dierenwelzijn is alleen van toepassing op gehouden
dieren.
Deze brief en de bijbehorende bijlage heeft betrekking op gehouden en
niet gehouden vissen en schaal- en schelpdieren.
Aanpak
Mijn aanpak zal gericht worden op de volgende aspecten:
1. het stimuleren van de maatschappelijke discussie;
2. vergroting van het draagvlak in de visserijsector voor het aspect
welzijn in de ontwikkeling naar duurzame visserij en
maatschappelijk verantwoord ondernemen;
3. inzet op internationale agendering van het welzijn van vis;
4. vergroting van kennis op het gebied van het welzijn van vis;
5. het tegengaan van uit welzijnsoogpunt onacceptabele methoden.
1. Stimuleren maatschappelijke discussie
Deze brief en bijlage zullen een aanzet vormen voor de
maatschappelijke discussie omtrent dierenwelzijn. Daarnaast zal
het welzijn van vis aan de orde komen in het consumentenplatform
wat door LNV wordt opgezet en binnen de Raad voor
Dieraangelegenheden nieuwe stijl.
Voorts zal het thema welzijn van vis meegenomen worden in de
initiatieven die in het kader van de Beleidsnota dierenwelzijn
ontplooid zullen worden in de voorlichting richting samenleving en
betrokken sector. Zodra daar kansen toe zijn zullen ook de
instrumenten etikettering en welzijnsmeter zoals bedoeld in de
Beleidsnota dierenwelzijn benut worden. Inzet van deze
instrumenten komt de transparantie van de welzijnssituatie van vis
ten goede en maakt inspanningen van ondernemers zichtbaar.
Onderzoek zal worden verricht naar de (verandering van) de
maatschappelijke opvattingen omtrent het welzijn van vis.
2. Vergroten draagvlak in de visserijsector
In het overleg met de visserijsector zal het thema welzijn van vis
door mij structureel onder de aandacht gebracht worden. Ik zal de
beroepsvisserijsector vragen om bij de verdere ontwikkeling van de
duurzame visserij het welzijn van vis als integraal onderdeel mee
te nemen, en mij over de bereikte resultaten te rapporteren.
De sportvisserij en kweekvissector hebben reeds initiatieven
ontplooid om de welzijnssituatie voor vis te verbeteren. Waar
nodig zal ik deze initiatieven verder ondersteunen. De ontwikkelde
aanbevelingen voor het houden van paling en meerval kunnen als
voorbeeld dienen ter ondersteuning van de kweekvissector bij
initiatieven om te komen tot een beter welzijnsniveau.
Ik zal in de voorlichting naar de ondernemers in de sector
aandacht besteden aan het thema welzijn van vis. Ook zal ik vragen
om aandacht voor het thema welzijn vis in scholingsprogramma's
gericht op de visserij. In eerste instantie zullen deze acties
vooral gericht zijn op bewustwording en kennisontwikkeling omtrent
welzijn van dieren in het algemeen. In een later stadium, als meer
kennis over het welzijn van vis is ontwikkeld, zal ook aan die
nieuwe kennis aandacht besteed worden.
Ter ondersteuning van voorlopers in de sector zal ik inzetten op
ondersteuning in de vorm van onderzoek en zal ik de mogelijkheden
voor fiscale ondersteuning nader bezien. Met behulp van de
Stichting Agro Keten Kennis zal onderzocht worden op welke wijze
keteninitiatieven die zijn gericht op het substantieel verhogen
van het dierenwelzijn ondersteund kunnen worden.
3. Internationale agenda's
Nederland zet in op een hoog niveau van dierenwelzijn binnen de
Europese Unie en binnen de WTO. Binnen de Europese Unie neemt
Nederland een koploperpositie in op dit thema. Om een hoog niveau
van dierenwelzijn te bereiken en om een hoogwaardige afzetmarkt
van een belangrijke omvang te creëren, streeft Nederland naar
coalitievorming met een aantal andere Europese landen. Een
dergelijke koplopergroep kan ook Europese besluitvorming
versnellen. Het welzijn van vis heeft op dit moment weinig
aandacht binnen de Europese Unie en binnen de WTO.
Internationale normstelling voor het welzijn van vis is
aangewezen. Dit vanwege de grote mate van harmonisatie van het
visserijbeleid in de wateren waar Nederlandse vissers actief zijn
en het sterke internationale karakter van de handel in vis.
Internationale normstelling komt ten goede aan zowel het algemene
peil van het welzijn van de vis als aan de concurrentiepositie van
het visserijbedrijfsleven.
Mijn inzet zal er op gericht zijn om, in ieder geval tijdens het
Nederlandse voorzitterschap van de Europese Unie in 2004, het
welzijn van vis op de Europese agenda te krijgen. Daarnaast zal ik
actief zoeken naar partners om gezamenlijk een koploperspositie in
te nemen. Ik zal de kennisinstituten in Nederland verzoeken de
huidige contacten met gerenommeerde kennisinstituten in andere
landen te bestendigen en verder uit te bouwen. Hiermee kan worden
bereikt dat internationaal gedeelde onderzoeksresultaten op
Europees niveau ingebracht kunnen worden, en er kan op deze manier
een efficiënte inzet van middelen worden bereikt.
Binnen de onderhandelingen in de nieuwe WTO-ronde zal de EU
inzetten op het verkrijgen van ruimte om ondernemers die aan hoge
dierenwelzijnsnormen voldoen, te kunnen steunen c.q. te belonen.
4. Vergroten kennis
In vergelijking met de veehouderij bestaat over veel aspecten van
het welzijn van vis een tekort aan kennis of een
kennisachterstand. Gezien het zeer grote aantal soorten vis, de
grote onderlinge verschillen tussen deze soorten en de
verschillende situaties waarin de vis zich bevindt (wild, kweek,
houderij door particulieren, sportvisserij) is sprake van een
groot onderzoeksveld dat verkend zou moeten worden. Prioritering
is derhalve nodig. Deze prioritering is afhankelijk van de
maatschappelijke opvattingen omtrent handelingen met vis,
(vermeende) welzijnsonvriendelijke methoden, internationale
verplichtingen en de hoeveelheid beschikbare kennis.
Ik zal in de eerste plaats onderzoek laten doen naar de vraag
welke kennis op dit moment beschikbaar is omtrent het welzijn van
vis en welke kennis NGO's en sector missen. Op basis van een
nadere prioritering op basis van de maatschappelijke discussie en
wensen vanuit de sector en NGO's zal gericht onderzoek ingezet
worden.
Indien er sprake is van welzijnsonvriendelijke methoden, waarbij
kennis nodig is voor het bereiken van een oplossing, zal ik
onafhankelijk van het bovenstaande, onderzoek uitvoeren.
Bij voorkeur zal ik inzetten op internationaal onderzoek in
samenwerking met gerenommeerde instituten binnen de EU.
5. Tegengaan van ongewenste methoden (bepaalde vangst- en
dodingsmethoden bijvoorbeeld)
Vanuit de overheidsverantwoordelijkheid voor het waarborgen van
een minimaal beschermingsniveau voor vis, zal ik ongewenste
methoden (bepaalde vangst- en dodingsmethoden bijvoorbeeld)
tegengaan. De hierboven genoemde acties zijn daarop gericht.
Indien dit niet tot voldoende resultaten leidt, of als de methode
duidelijk ongewenst is, zal ik echter maatregelen treffen. In lijn
met de voorgestane internationale aanpak zal dit bij voorkeur op
Europees niveau gebeuren, of in afspraak met andere
koploperlanden. Uiteraard voorzover Europese regelgeving dit
toelaat.
Op dit moment is in veel gevallen onvoldoende kennis aanwezig om
objectief vast te stellen of er sprake is van ongewenste methoden.
Als er om andere redenen sprake is van ongewenste methoden is er
vaak onvoldoende kennis aanwezig om oplossingen voor het probleem
te vinden.
Zowel uit de tot dusver gevoerde maatschappelijke discussie over
het welzijn van vis als nader onderzoek, is gebleken dat de
huidige dodingsmethoden van paling en meerval uit welzijnsoogpunt
duidelijk ongewenst zijn. Om die reden zal ik in 2002 regelgeving
omtrent het doden van vis in procedure brengen. Deze regelgeving
zal in eerste instantie voor paling en meerval effectief worden.
De nadere uitwerking van de beschreven acties zal ik in dialoog
met de betrokken maatschappelijke organisaties, vertegenwoordigers
uit de beroeps- en sportvisserijsector en siervissector ter hand
nemen.
De staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
G.H. Faber
Bijlage:
De waarde van vis (PDF-formaat, 171 Kb)
Voor downloaden van PDF-bestanden:
Zie het origineel
http://www.minlnv.nl/infomart...2002/par02115.htm
.
---