Wageningen Universiteit
Persbericht Wageningen Universiteit
8 april 2002, nr. 026
Nieuwe uitdagingen voor epidemiologisch onderzoek naar voeding en kanker
Epidemiologisch onderzoek toont aan dat roken, het eten van vlees en het regelmatig drinken van alcohol een verhoogde kans op darmkamer met zich meebrengt. Als mogelijke verklaring worden kankerverwekkende stoffen genoemd, die in sigarettenrook en alcohol aanwezig zijn of ontstaan bij het bakken van vlees. Ieder mens heeft een aantal enzymen ter beschikking die deze stoffen kunnen afbreken of ontgiften. Aangeboren variaties in deze enzymen zouden kunnen bepalen of mensen extra gevoelig zijn voor deze mogelijk kankerverwekkende stoffen. Toch lijkt dit verschil in erfelijke gevoeligheid het risico op darmkanker niet belangrijk te beinvloeden. Dit blijkt onder andere uit grootschalig onderzoek waarop voedingsonderzoekster Edine Tiemersma vrijdag 12 april bij Wageningen Universiteit promoveert. Voorafgaand aan de promotie een zal een symposium plaatsvinden waarin internationale deskundigen, waaronder de Amerikaanse en Duitse topexperts John D. Potter en Hans Ruedi Glatt, zullen discussieren over de bevindingen tot nu toe en nieuwe uitdagingen voor het epidemiologische onderzoek zullen worden besproken. Het onderzoek is mede mogelijk gemaakt door steun van de Nederlandse Kankerbestrijding / Koningin Wilhelmina Fonds (KWF).
Dikke darmkanker is één van de meest voorkomende soorten van kanker in
westerse landen en ontstaat waarschijnlijk voornamelijk uit dikke
darmpoliepen. De risicofactoren zijn grotendeels onbekend, maar wijzen in de
richting van rood vlees, sigarettenrook en alcohol. Deze producten bevatten
stoffen die mogelijk kankerverwekkend zijn, zoals heterocyclische aminen (HCA)
en polyaromatische koolwaterstoffen (PAK). HCA en PAK worden in het menselijk
lichaam geactiveerd door enzymen die erfelijke variaties vertonen. Mogelijk
zijn bepaalde mensen met genetisch andere vormen van deze enzymen gevoeliger
voor deze schadelijke stoffen omdat zij langer worden blootgesteld aan deze
schadelijke stoffen. Edine Tiemersma onderzocht of vleesconsumptie,
vleesbereiding, roken, en alcoholconsumptie in combinatie met erfelijke
variaties in enzymen de kans op dikke darmtumoren verhogen. In het onderzoek
werden genetische variaties in verschillende enzymen die HCA en PAK omzetten
betrokken.
Hierbij is gebruik gemaakt van gegevens uit twee onderzoeken: een onderzoek
met 440 patienten met dikke darmpoliepen en 447 patienten bij wie geen
poliepen waren geconstateerd, en een groot onderzoek waarin ongeveer 10 jaar
geleden ruim 36.000 gezonde mensen waren opgenomen. Na tien jaar zijn in deze
populatie 102 gevallen van darmkanker geconstateerd en de gegevens van deze
mensen vergeleken met een groep van 537 bij wie geen kanker is vastgesteld.
Van beide groepen is informatie over eet- en leefgewoonten beschikbaar en kon
uit bloedmonsters DNA worden geisoleerd.
Het eten van veel vlees en het bereiden van vlees bij hoge temperaturen, een
risicofactor voor HCA-vorming, was niet gerelateerd aan een hogere kans op
dikke darmpoliepen. Langdurig roken (meer dan 25 jaar) en een relatief hoge
consumptie van alcoholische dranken verhoogde de kans op dikke darmpoliepen én
op dikke darmkanker wel. Toch is geen sprake van een belangrijk effect van
erfelijke gevoeligheid.
Op het symposium zullen een aantal internationale experts de gevolgen van deze
constatering voor het onderzoek analyseren. Eén van de sprekers is prof. John
D. Potter, hoofdredacteur van het hoog aangeschreven tijdschrift Cancer
Epidemiology, Biomarkers and Prevention en wereldwijd bekend vanwege zijn
bijdrage aan het onderzoek naar de relatie tussen voeding en kanker. Prof.
Hans Rudolf Glatt van het Deutsches Institut für Ernährungsforschung zal met
name ingaan op de relaties tussen erfelijke aanleg en het functioneren van
betrokken enzymen. Tot slot zal dr. Bart Kiemeney (afdeling Epidemiologie, UMC
Nijmegen) ingaan op de verschillende mogelijkheden die de statistiek biedt en
zullen drs. Brenda Diergaarde en drs. Mark Boekschoten (Wageningen
Universiteit) twee voorbeelden geven van alternatief onderzoek.