Ministerie van Buitenlandse Zaken

charset="iso-8859-1"


---

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Directie Sociale en Institutionele Ontwikkeling Afdeling Vrouwen en Ontwikkeling Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 28 maart 2002 Auteur Marisia Pechaczek

Kenmerk DSI/VR-56/02 Telefoon +31 (0)70-3486472
Blad /1 Fax +31 (0)70-3484883

Bijlage(n) 1 E-mail mja.pechaczek@minbuza.nl

Betreft AIV Advies "Integratie van gendergelijkheid, een zaak van verantwoordelijkheid, inzet en kwaliteit"

Zeer geachte Voorzitter,

Hierbij hebben wij de eer u aan te bieden de reactie op het advies "Integratie van gendergelijkheid, een zaak van verantwoordelijkheid, inzet en kwaliteit", een advies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken.

De Minister De Minister

van Buitenlandse Zaken voor Ontwikkelingssamenwerking

Adviesraad Internationale Vraagstukken Mr. F. Korthals Altes Postbus 20061 2500 EB Den Haag Bureau Secretaris-Generaal Parlementaire Informatie Dienst Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag

Datum 28 maart 2002 Auteur Marisia Pechaczek

Kenmerk DSI/VR-56/02 Telefoon 31 + (0)70 - 3486472
Blad /4 Fax 31 + (0)70 - 348 4883

Bijlage(n) --- E-mail mja.pechaczek@minbuza.nl
Betreft AIV Advies "Integratie van gendergelijkheid, een zaak van verantwoordelijkheid, inzet en kwaliteit

Zeer geachte Voorzitter,

Met belangstelling hebben wij kennis genomen van het advies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) getiteld "Integratie van gendergelijkheid, een zaak van verantwoordelijkheid, inzet en kwaliteit". Het advies maakt op inzichtelijke wijze gebruik van de meest recente ontwikkelingen op het terrein van emancipatievraagstukken en de integratie van gendergelijkheid in het algemene beleid van dit Ministerie. Het advies integreert voorts op strategische wijze de vijf voorwaarden uit het 'Kabinetsstandpunt Gendermainstreaming; een strategie voor kwaliteitsverbetering'. In dit licht zijn uw adviezen niet baanbrekend, maar zeker uitvoerbaar op de korte en middellange termijn.

Conform de adviesaanvraag gaat uw advies voornamelijk in op organisatieaspecten, zoals de mate waarin het Ministerie van Buitenlandse Zaken is toegerust om gendergelijkheid in alle aspecten van het buitenlands beleid te verankeren. Minder aandacht is besteed aan de inhoud en uitvoering van het genderbeleid zelf. Voor de leden van de subcommissies, die aan dit advies hebben bijgedragen betekende dit een andere manier van werken en denken over de structuur en organisatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Wij waarderen de flexibiliteit en creativiteit die de leden hierbij aan de dag hebben gelegd.

Wij delen uw voorkeur voor de korte omschrijving van het begrip 'gendermainstreaming' van de Raad van Europa. Deze beschrijft de noodzaak tot het verbeteren van werkprocessen zodat deze voldoende bijdragen aan het bereiken van gendergelijkheid in beleid. De beleidsmedewerkers en hun superieuren zijn daarbij zelf verantwoordelijk voor de duurzame verankering van gendergelijkheid in het beleid. Idealiter zou beleid vanaf het moment van conceptie moeten worden getoetst op positieve en negatieve effecten op de positie van mannen en vrouwen. Tevens stelt het advies dat daarmee beleidswijzigingen in het algemene beleid van het Ministerie kunnen ontstaan die de kwaliteit ten goede komen.

Wij delen uw mening dat er op dit moment nog niet altijd sprake is van het systematisch samenbrengen van genderbeleid en algemeen buitenlandbeleid als wederzijds verplichtend proces, waarbij voldoende gelegenheid is voor aanpassing van het algemene beleid ten behoeve van relevante genderverschillen. Tegelijkertijd merken wij op dat de laatste paar jaren goede vorderingen zijn gemaakt op de door u genoemde beleidsterreinen duurzame armoedevermindering en PRSP's, mensenrechten en goed bestuur, macroeconomie en genderbudgettering alsmede vrede, veiligheid en stabiliteit. Beleidsmedewerkers en genderexperts werken op deze terreinen nauw samen, waardoor er sprake is van de door u bepleite wederzijdse beïnvloeding en bijstelling van beleid. Dit geldt zowel voor het departement als de posten. Als voorbeeld moge dienen de door u genoemde Veiligheidsraadresolutie 1325 over Vrouwen, Vrede en Veiligheid. Op dit moment stelt dit Ministerie onder leiding van de Directie Veiligheidsbeleid samen met het Ministerie van Defensie een inventarisatie op van de uitvoering daarvan door Nederland. Aan de door u genoemde integratie van gender in het nieuwe armoedebestrijdingsbeleid wordt prioriteit gegeven. De betrokken afdelingen werken reeds nauw samen en zullen dat in de toekomst blijven doen. Ook de samenwerking binnen onze dienstonderdelen en met counterparts buiten het ministerie teneinde Afghaanse vrouwen te betrekken bij de wederopbouw van hun land is een goed voorbeeld. In aansluiting op uw advies over bestrijding van vrouwenhandel kunnen wij melden dat de veelheid van activiteiten die sinds begin jaren negentig op dit gebied met name in Zuidoost Azië zijn ontplooid binnenkort zal worden onderworpen aan een impactanalyse. Op basis daarvan kunnen nieuwe initiatieven worden ontplooid. Ook wordt nauw samengewerkt met de Nationale Rapporteur Mensenhandel.

Het kan en moet natuurlijk altijd nog beter en effectiever. Daaraan willen wij voortvarend werken. Zo geeft uw advies goede aanknopingspunten voor het opstellen van een gendermainstreambeleid voor dit ministerie. Mede op basis van de recente rapportage van dit Ministerie aan het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de uitvoering van het Kabinetsbeleid Gendermainstreaming zullen de doelstellingen en resultaten van dit beleid binnenkort verder worden beschreven in een Plan van Aanpak dat op hoog ambtelijk niveau zal worden vastgelegd. Daarbij zal rekening worden gehouden met nieuwe inzichten over organisatie-en expertiseversterking (skill mix), de integratie van gender in de Memorie van Toelichting en de jaarplancyclus en kennisvergroting bij medewerkers.

Het advies gaat voorts in op het belang van persoonlijke betrokkenheid, waarbij het geven en vragen van verantwoordelijkheid wordt benadrukt. Dit aspect achten wij van groot belang omdat dit past in de huidige resultaatgerichte werkwijze van de overheid. U verbindt daaraan voorstellen voor gendertraining en bijscholing, toetsen van genderkennis en -affiniteit bij de werving en selectie van nieuwe medewerk(st)ers en bij beoordelingen, alsmede de integratie van genderaspecten in managementtrainingen en overplaatsingstrajecten. Hieraan wordt thans reeds volop gewerkt. Gender is blijvend geïntegreerd in de Leergang voor Startende Beleidsmedewerkers en de nieuwe OS-cursussen voor medewerkers van posten en het departement waarbij een nauwe relatie wordt gelegd tussen armoedebestrijding en gendergelijkheid. Dit zal ongetwijfeld de door u bepleite discussie hierover op de posten ten goede komen. De afdeling Werving en Selectie is geadviseerd over de toetsing van kennis en vaardigheden ten behoeve van genderintegratie en binnenkort zal met de Hoofddirectie Personeel en Organisatie worden overlegd over het opnemen van genderindicatoren in het nieuwe beoordelingssysteem.

In uw advies bepleit u de benoeming van een gendercoördinator op zo hoog mogelijk ambtelijk en politiek niveau. Wij kunnen u melden dat in het voorjaar van 2001 de Plaatsvervangend Secretaris-Generaal reeds is benoemd tot gendercoördinator voor het algemene beleid van het ministerie. Hij heeft in deze hoedanigheid zitting in de stuurgroep van de Interdepartementale Coördinatiecommissie voor Emancipatiezaken onder leiding van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dit illustreert het belang dat we hechten aan zichtbare betrokkenheid op het niveau van de departementsleiding.

Hiermee komen we op uw constatering dat gespecialiseerde genderdeskundigheid, zowel op het departement als op de posten, noodzakelijk blijft voor het succesvol samenbrengen van het algemene buitenlandbeleid en het genderbeleid. Wij zijn voornemens de thans beschikbare genderdeskundigheid te handhaven met de kanttekening dat in het kader van de huidige OS- beleid ook aan themadeskundigen gender nieuwe eisen worden gesteld ten aanzien van kennis en vaardigheden op het gebied van goed bestuur, macroeconomie, armoedebestrijding, institutionele ontwikkeling. Ook moeten zij over vaardigheden beschikken zoals netwerken, adviseren, samenwerken en het voeren van een beleidsdialoog op regeringsniveau met partnerlanden. Behalve de themadeskundigen gender dienen ook de andere beleidsmedewerkers op een post over minder diepgaande, maar wel relevante genderkennis te beschikken. Chefs de Poste en hoofden OS zullen dit opnemen in hun coaching, begeleiding en beoordeling van deze medewerkers. Op enkele van de 19+3 posten zijn de uitgezonden eerste ambassadesecretarissen vervangen door lokale experts. Deze vervanging ging vaak, maar niet altijd, gepaard met kennisvergroting over gendergelijkheid bij de andere collega's op de post. Het is van belang dit door middel van de eerdergenoemde cursussen te waarborgen omdat op deze wijze de verantwoordelijkheid voor gendermainstreaming breder in de organisatie wordt gedragen. Over de door u bepleite aanstelling van lokale genderdeskundigen in themalanden zullen wij ons nader beraden. Dit moet van geval tot geval worden bezien. In een aantal themalanden is overigens al een uitgezonden of lokale medewerker belast met gendertaken.

Wij waarderen in het bijzonder uw advies over het belang van donorcoördinatie, inclusief de financiële en multilaterale instellingen en over het dilemma van ownership versus het bepleiten door donoren van aandacht voor gendergelijkheid in de partnerlanden. We constateren met u dat donorcoördinatie essentieel is voor resultaatgerichte gendermainstreaming, omdat de donoren op verschillende wijze vorm hebben gegeven aan de verplichtingen uit het Beijing Platform for Action en eerdere afspraken uit VN Wereld Vrouwenconferenties. Daarom is Nederland sinds een jaar vice voorzitter van de DAC expertgroep voor gender (WP Gen). Partnerlanden geven op uiteenlopende wijze vorm aan de afspraken over het recht op zelfbeschikking van vrouwen en het vergroten van hun deelname aan ontwikkelingsprocessen. Niet in alle gevallen wordt zichtbaar gestreefd naar duurzame integratie van gendergelijkheid in het beleid van deze landen. Ownership, gekoppeld aan partnership, maakt het in toenemende mate mogelijk dat donoren hun eigen visie vervangen door een zakelijke dialoog en het gezamenlijk bepalen van noodzakelijke initiatieven om gendergelijkheid in PRSP's en sectorale programma' te integreren. Een voorwaarde is dat de donoren insisteren op de betrokkenheid van en samenwerking met lokale vrouwen en hun organisaties. Anders dreigt hun stem verloren te raken. Voor Nederland biedt het Vrouwenfonds hiervoor uitstekende mogelijkheden.

De ruime periode die ligt tussen de adviesaanvraag die dateert uit maart 2001 en het uitbrengen van het advies in januari 2002 is in velerlei opzichten ten goede gekomen aan de relevantie van uw adviezen. Als belangrijkste potentieel voor verdere ontwikkeling van beleid over gendermainstreaming voor zowel de rijksbrede als de departementale doelstellingen en uitvoeringsmodaliteiten, zien wij in het in juni 2001 uitgebrachte Kabinetsstandpunt Gendermainstreaming; een strategie voor kwaliteitsbewaking.De verplichtingen die het Kabinet heeft aangegaan worden in het advies op handzame wijze bijeengebracht. Dit biedt ons nieuwe impulsen voor de departementale uitwerking van verdere initiatieven en nieuwe uitdagingen op het terrein van duurzame integratie van gendergelijkheid.

De Minister van De Minister voor

Buitenlandse Zaken Ontwikkkelingssamenwerking


Kenmerk DSI/VR-56/02

Blad /1

===