Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
DWK. 2002/653
datum
29-03-2002
onderwerp
Verslag SLOA
1999-2000
TRC 2002/2851
bijlagen
Geachte Voorzitter,
Met deze brief doe ik u verslag van de gesubsidieerde activiteiten van de onderwijsondersteunende instellingen conform artikel 9 van de Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten (Wet SLOA) voor het groene onderwijs. Dit in aanvulling op het verslag dat u onlangs van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen ontvangen hebt.
De verantwoordelijke ministers doen volgens deze wet eens per twee jaar verslag aan de Tweede Kamer van de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten. Het verslag heeft niet de functie van een evaluatie. De Wet SLOA voorziet in een evaluatie binnen zes jaar. De verslagen over de verschillende jaren vormen de bouwstenen voor de uiteindelijke evaluatie.
In deze brief wordt ingegaan op de specifieke activiteiten die de ondersteunde instellingen voor het groene onderwijs hebben uitgevoerd.
datum
29-03-2002
kenmerk
DWK. 2002/653
bijlage
Algemeen
Van 1 -01-1999 tot 1 -01-2001 hebben de volgende 4
instellingen subsidie ontvangen van LNV op basis van de Wet SLOA: het
Algemeen Pedagogisch Studiecentrum (APS), het Christelijk Pedagogisch
Studiecentrum (CPS), de KPC Groep en het Centraal Instituut voor
Toetsontwikkeling (CITO). Voor het verslag in deze brief is gebruik
gemaakt van door de betreffende instellingen aangeleverde rapportages.
Algemene conclusie is dat de Wet SLOA ertoe heeft geleid dat de
beschikbare gelden voor meer projectmatige en concretere
onderwijsondersteunende activiteiten worden ingezet. De instellingen
springen goed in op de door LNV gestelde thema's en ze hebben goede
contacten met het onderwijsveld.
De Landelijke Pedagogische Centra
Tijdens de jaren 1999 en 2000 was binnen het groene onderwijs sprake
van een overgangsperiode naar een systematiek conform de Wet SLOA.
Voor de Landelijke Pedagogische Centra (LPC's) - APS, CPS en KPC Groep
- betekende dit dat een deel van het oorspronkelijke budget als
'omleggelden' is toegevoegd aan de lumpsum voor de AOC's.
Deze scholen zijn vrij in de besteding van deze middelen. Het geld dat
de LPC's blijven ontvangen, besteden zij conform artikel 2, eerste
lid, onderdeel a, aan denktank- en innovatieactiviteiten. De
denktankmiddelen worden besteed aan het verdiepen en onderbouwen van
innovaties door middel van studie en onderzoek. Het innovatiebudget is
bestemd voor onderwijsondersteuning op het gebied van meer concrete
innovaties, veelal in de vorm van projecten.
De onderwijsondersteunende instellingen doen jaarlijks de voorstellen
voor subsidie op basis van een door LNV uitgegeven hoofdlijnenbrief.
Deze brief ontvangen ze in het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar.
In de hoofdlijnenbrief wordt een meerjarenperspectief geschetst voor
landelijke ondersteunende activiteiten voor het groene
beroepsonderwijs (vmbo-groen en mbo-groen). Het meerjarenperspectief
geldt voor de twee kalenderjaren volgende op het verschijnen van de
brief en wordt in overleg met de instellingen opgesteld. De
instellingen dienen hierop ter goedkeuring een beleidsplan en een
activiteitenoverzicht in bij LNV. Na afloop van het uitvoeringsjaar
volgt een eindrapportage van de instellingen. Na goedkeuring van de
verantwoording door LNV worden de verleende subsidies definitief
vastgesteld en afgerekend.
Tijdens de overgangsperiode is gewerkt aan een duidelijke scheiding
van enerzijds door LNV bekostigde innovatie- en denktankactiviteiten
en anderzijds de door de scholen met 'omleggeld' betaalde
activiteiten. De overgang is in goed overleg met de instellingen
verlopen. Na 2000 is aan de overgangssituatie een einde gekomen. Vanaf
1 januari 2001 worden de subsidies verstrekt volgens de
SLOA-systematiek.
De afzonderlijke instellingen hebben in 1999 en 2000 globaal eenzelfde
subsidie ontvangen (zie tabel). Het verschil per instelling voor 2000
ten opzichte van 1999 betreft de 'omleggelden'. Dit bedrag wordt door
de scholen zelf besteed.
Jaar APS
fl / EUR CPS
fl / EUR KPC Groep
fl / EUR
1999 405.272 / 183.904 397.000 / 180.151 461.216 / 209.291
2000 306.550 / 139.106 307.050 / 139.333 307.050 / 139.333
Het APS richt zich onder meer op intercultureel onderwijs. Zo
begeleidt het instituut een project voor een Indische Tuin in het
Indisch museum in Den Haag in samenwerking met een AOC. Docenten
worden op deze manier vertrouwder gemaakt met multicultureel
onderwijs.
Verder werkt het APS mee aan een project (Track 21) gericht op een
krachtige leeromgeving voor zwakke leerlingen in het lager
beroepsonderwijs. APS ondersteunt een aantal pilotscholen die meedoen
aan het project. Het doel is het ontwikkelen van doorlopende
leerlijnen van vmbo-groen naar mbo-groen voor leerlingen die niet in
staat zijn een vmbo-diploma te halen. Het project loopt begin 2003 af.
Dan zal bekeken worden of elementen hieruit algemeen kunnen worden
ingevoerd in het groene onderwijs.
Het CPS heeft aandacht besteed aan competentiegericht leren. Dit heeft
geleid tot de verkennende studie De leerling centraal. Verder is in
het kader van de schoolorganisatie en flexibiliteit een trendstudie
gemaakt naar de school in 2020. Het CPS is ook betrokken bij een
project voor ICT-onderwijs op het vmbo (het VICTO-groen project). Op
een aantal voorhoede scholen wordt bekeken hoe ICT-middelen het beste
kunnen worden ingezet. Bovendien heeft het CPS gedurende de jaren
onderwijskundige adviezen verstrekt aan de Innovatie- en
Praktijkcentra (IPC) en scholen. Over de activiteiten vindt afstemming
plaats met de AOC's of AOC-raad.
De KPC Groep heeft zich onder meer gericht op nieuwe leermethoden. Een
voorbeeld is het project Flexibele leertrajecten. Dit project is
gericht op leerlinggestuurd onderwijs en begeleiding van AOC's hierin.
Verder adviseert KPC scholen op het gebied van ICT. Vanwege de afbouw
van de veldorganisatie van voor de Wet SLOA is ook veel energie
gestoken in de opbouw van nieuwe netwerkrelaties, zoals met de
Wageningen Universiteit op het gebied van competentiegericht leren.
Daarnaast was de KPC Groep betrokken bij voorlichting aan docenten
over nieuwe examens in het vmbo-groen. Ook zij hebben hun activiteiten
steeds afgestemd met de AOC-raad.
De huidige organisatie van de subsidiëring van de LPC's verloopt naar
tevredenheid. De centra zijn over het algemeen goed op de hoogte van
de behoeften op de scholen. De overgang naar de nieuwe systematiek
kostte tijd, maar de instellingen hebben hier goed op ingespeeld.
Doordat steeds sprake is geweest van goede afstemming tussen LNV en de
LPC's, deden zich weinig problemen voor bij de invulling van de
projecten.
Het Cito
Conform de Wet SLOA, artikel 2, eerste lid, onderdeel b, komt het Cito
in aanmerking voor subsidiëring van de ontwikkeling van toetsen,
examens en peilingen. Net als de overige instellingen ontvangt ook het
Cito de hooflijnenbrief waarin LNV het meerjarenperspectief bekend
maakt voor de onderwijsondersteunende activiteiten. Het Cito heeft in
de jaren 1999 en 2000 een structurele subsidie ontvangen en daarnaast
in 2000 een aanvullende voor de ontwikkeling van examens vmbo-groen
(zie tabel).
Jaar Structureel
fl / EUR Examens vmbo-groen
fl / EUR
1999 665.000 / 301.764 -
2000 688.275 / 312.326 1.147.763 / 520.832
Om te kunnen beantwoorden aan de vraag naar flexibel toetsmateriaal in
het mbo-groen, is in de periode 1999-2000 gestart met een
elektronische toetsenbank, waar scholen hun toetsen aan kunnen
onttrekken (Toetsnet). Het systeem is operationeel vanaf -03-1999.
De toetsconstructiegroepen staan voor een deel onder begeleiding van
de Citogroep. Toetsen voor de beroepsgerichte kwalificaties worden
door de AOC's zelf ontwikkeld. Het mbo-groen is een relatief klein
onderwijsveld met zeer veel verschillende deelkwalificaties. Door
gebruik van de toetsenbank kunnen scholen het toetsmateriaal beter aan
laten sluiten bij de mogelijkheden die de kwalificatiestructuur
leerlingen biedt voor het volgen van een eigen leertraject.
Voor het vmbo-groen maakt de Citogroep (centrale) examens. Voor de beroepsgerichte vakken in het landbouwonderwijs zal 2003 het eerste jaar zijn dat alle scholen verplicht aan centrale examens moeten deelnemen. De examens zijn gebaseerd op de door LNV vastgestelde examenprogramma's. In 2001 en 2002 kunnen scholen al meedoen aan pilotexamens. In de jaren 1999 en 2000 zijn er pilotexamens gemaakt, die in -05-2001 succesvol zijn afgenomen. Door examenmedewerkers zijn in 2000 voorlichtingsbijeenkomsten voor docenten verzorgd.
Ook de samenwerking van LNV met de Citogroep verloopt goed. De
verbondenheid van het Cito met de groene onderwijsinstellingen is
minder sterk dan bij de LPC's. Voor een betere vraagsturing van de
aangeboden diensten van het Cito is het nodig dat de relatie met
groene onderwijsinstellingen wordt versterkt. Het Cito is daarop al
aangesproken door LNV.
De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
mr. L.J. Brinkhorst
---