Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
De Voorzitter van de Vaste Commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
en
De Voorzitter van de algemene Commissie voor Europese Zaken Postbus 20018 2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
IZ. 2002/713
datum
29-03-2002
onderwerp
Verslag Landbouw raad 18 en 19 maart te Brussel
TRC 2002/713
bijlagen
Geachte Voorzitter,
Op maandag 18 en dinsdag 19 maart jl. vond in Brussel een vergadering plaats van de ministers van Landbouw van de Europese Unie. Op maandag de 18e werd de reguliere agenda besproken. Er is een besluit genomen over de onderwerpen tabak en dopvruchten. Aansluitend is van gedachten gewisseld over landbouwverzekeringen naar aanleiding van een memorandum van het Voorzitterschap. Een uitgebreide discussie vond plaats over de landbouwaspecten van de uitbreiding als voorbereiding op de bijeenkomst met alle landbouwministers uit de kandidaat-lidstaten gepland voor de tweede dag van de Raad. Onder diversen is gesproken over de situatie op de graanmarkt; de Duitse visie ten aanzien van de mid term review; garanties van derde landen op residuen in voedingsmiddelen en vorstschade in bepaalde Spaanse gebieden.
Tijdens de tweede dag van de Raad vond een waardevolle gedachtewisseling plaats met de landbouwministers van de kandidaat-lidstaten. Het karakter van de bespreking was informeel en informatief. Conclusies zijn - zoals van tevoren bekend was - niet getrokken.
datum
29-03-2002
kenmerk
IZ. 2002/713
bijlage
Tabak
Eind vorig jaar presenteerde de Commissie haar voorstel voor de
wijziging van de marktordening tabak. Het streven van de Commissie is
erop gericht de steun aan de tabaksector af te bouwen en de telers te
stimuleren over te stappen op andere activiteiten. Om dat te bereiken
werd een verlaging van de tabakspremies voorgesteld. De bespaarde
middelen komen ten goede aan het tabaksfonds. Daarnaast stelde de
Commissie voor de garantiehoeveelheden te verminderen, waardoor per
saldo een besparing van EUR 31,4 miljoen per jaar optreedt. De
middelen uit het tabaksfonds worden ingezet op
voorlichtingsactiviteiten en pilot-projecten gericht op het stimuleren
van bedrijven om om te schakelen op andere teelten.
De Voorzitter deelde mee dat een besluit dringend noodzakelijk is,
omdat het seizoen bijna aanvangt en telers moeten weten waar ze aan
toe zijn. Uit de gespreksronde die volgde bleek dat er geen
gekwalificeerde meerderheid bestond vóór het voorstel van de
Commissie. De posities van de verschillende lidstaten bleken in grote
lijnen gelijk aan de inbrengen van de Raad van februari, waarover ik u
heb bericht.
De Voorzitter van de Raad, de heer Arias Cañete, stelde - om de
patstelling te doorbreken - een compromisvoorstel voor. In het
compromis is de intentie om de steun aan de tabaksector af te bouwen,
nadrukkelijk gehandhaafd. Hiermee wordt een duidelijk signaal
afgegeven aan de sector dat op termijn andere teelten en producten
noodzakelijk zijn. Tevens is opgenomen dat bij de aanwending van de
middelen uit het tabaksfonds een hoog niveau van volksgezondheid wordt
nagestreefd. Voor wat betreft de technische aspecten van het voorstel
is opgenomen dat de hoogte van de middelen die het tabaksfonds vullen
afhankelijk wordt van de mate van uitputting van het tabaksfonds.
De Commissie gaf aan in te kunnen stemmen met het compromis omdat tegemoetgekomen wordt aan de belangrijke politieke elementen en intenties uit het oorspronkelijke voorstel. Wel voegde de Commissie een verklaring toe waarin staat opgenomen dat het de wens van de Commissie is om steun aan tabakstelers af te bouwen en daarvoor in de plaats maatregelen te ontwikkelen ter stimulering van andere inkomensbronnen en economische activiteiten voor de tabakstelers.
Er bleek ruime steun voor het compromisvoorstel van het
Voorzitterschap. Grote reserves houd ik ten aanzien van de
tabaksteelt, mede met het oog op de coherentie van het EU-beleid. Maar
aangezien de politieke intentie van het oorspronkelijke voorstel
overeind is gebleven en daarmee een niet mis te verstane signaal naar
de sector uitgaat, heb ik ingestemd met het compromisvoorstel. Tevens
heb ik mijn steun uitgesproken voor de verklaring die de Commissie bij
het voorstel heeft gevoegd.
Dopvruchten en sint-jansbrood
De Commissie stelt voor om de lopende verordening ter verbetering van
de kwaliteit en afzet van bepaalde dopvruchten, sint-jansbrood en
hazelnoten met één jaar te verlengen. Middels deze verordening wordt
via verbeteringsprogramma's steun verleend aan de sector om de
concurrentiekracht te verbeteren. Deze programma's lopen al ruim 10
jaar maar hebben tot op heden niet het gewenste effect gesorteerd.
Inmiddels voert de Commissie, op verzoek van de Raad, een studie uit naar de sector. Daarin wordt met name gekeken naar de economische, sociale en milieu-aspecten van de teelt. Dit commissierapport wordt eind mei gepresenteerd. In afwachting van dit rapport wordt voorgesteld de bestaande financiering met één jaar te verlengen. De kosten van dit voorstel worden geraamd op EUR 55 miljoen.
De heer Fischler gaf aan dat de verlenging is bedoeld om op korte termijn de problemen in de sector op te vangen. In het Commissierapport wordt ingegaan op de meer fundamentele vragen, zoals de vraag of een dopvruchtensector in de EU wenselijk wordt geacht. Zonder enige vorm van steun heeft deze sector namelijk geen overlevingskans op de vrije markt. Deze meer inhoudelijke discussie zal gevoerd worden na de presentatie van het rapport.
Verschillende lidstaten hadden er moeite mee dat de huidige marktordening weer met één jaar verlengd wordt.
In mijn inbreng heb ik naar voren gebracht dat verbeteringsplannen
voor de dopvruchtensector beter passen in het kader van de
plattelandsontwikkelings-plannen. Daarnaast heb ik eveneens aangegeven
dat deze verlenging van de huidige marktordening met één jaar de
laatste keer moet zijn.
De Commissie was bereid een verklaring aan het voorstel toe te voegen
met als inhoud dat dit de laatste keer is dat deze marktordening wordt
verlengd. Mede door deze verklaring is het voorstel door de Raad
aangenomen.
Landbouwverzekeringen
De heer Arias Cañete gaf een korte uiteenzetting over het Spaanse
memorandum over landbouwverzekeringen. Uit de Spaanse analyse blijkt
dat de risico's voor de agrarische ondernemer toenemen als gevolg van
de hervormingen van het GLB, klimaatveranderingen, strengere
milieueisen en dierziekten. In het memorandum pleit Spanje voor een
intensievere publiek-private samenwerking om deze risico's het hoofd
te kunnen bieden. Aanvullend wordt betoogd dat een agrarisch
risico-verzekeringsstelsel beter functioneert dan het verlenen van
nationale steun als zich calamiteiten en rampen voordoen. Spanje is
van mening dat een communautair systeem ontwikkeld dient te worden dat
een integraal onderdeel vormt van het GLB.
De heer Fischler schetste de situatie waarbinnen de discussie plaats
moet vinden. Deze wordt bepaald door een aantal ijkpunten. Zo dient er
lering getrokken te worden uit de opgedane ervaringen in het verleden.
Nieuwe vormen van risico's (milieu) dienen goed bestudeerd te worden.
Indien besloten wordt tot het ontwikkelen van nieuw instrumentarium,
zal dit moeten voldoen aan de eisen die de WTO stelt. En als laatste
criterium geldt, dat deze maatregelen zouden moeten worden ingebouwd
in het GLB. Dat gezegd hebbende, was de Commissie wel van mening dat
er een behoefte bestaat aan nieuwe vormen van landbouwverzekeringen,
mede omdat risico's voor de ondernemer zijn toegenomen. Hierbij dient
goed rekening gehouden te worden met de concurrentieverhoudingen met
onder andere de VS. Het intensief uitwisselen van informatie tussen
lidstaten en derde landen kan hier een belangrijke bijdrage aan
leveren. De heer Fischler sloot af met de mededeling dat als nieuw
instrumentarium ontwikkeld moet worden dat ten koste zal gaan van
ander beleid binnen het GLB. Het is of het een of het ander.
In algemene zin waren de lidstaten enthousiast over het initiatief van het Voorzitterschap. Lidstaten zeiden breed hun medewerking toe aan de conferentie die medio mei in Madrid zal plaatsvinden.
Naast Spanje en Oostenrijk is ook Nederland betrokken bij de
organisatie van de conferentie. In Nederland hebben we - helaas -
enige ervaring met calamiteiten. Tijdens de Raad heb ik dan ook mijn
steun uitgesproken voor het initiatief dat het Voorzitterschap genomen
heeft. Het Nederlandse standpunt is dat het bedrijfsleven primair
verantwoordelijk is voor risicomanagement en dat voor de overheid met
name een faciliterende rol is weggelegd. Ik ben van mening dat het
zeer nuttig is om met andere lidstaten en derde landen ervaringen uit
te wisselen. Daar kan een harmoniserende werking vanuit gaan en het
kan leiden tot een toename in wederzijds begrip. Op de vraag of ik
vind dat er een noodzaak is voor het ontwikkelen van nieuwe
instrumenten in het kader van landbouwverzekeringen heb ik laten weten
dat ik daar een open positie over inneem.
De Voorzitter concludeerde dat er veel belangstelling was voor dit
onderwerp. Hij zag dan ook uit naar de conferentie en de resultaten
daarvan. Na de conferentie zal dit onderwerp wederom worden
geagendeerd.
Uitbreiding: ontmoeting met kandidaat-lidstaten
Als voorbereiding op de ontmoeting met de ministers van landbouw van
de kandidaat-lidstaten, vond op maandag een discussie plaats en
quinze. De Voorzitter deelde op voorhand mee dat geen conclusies
getrokken zouden worden, die betrekking hebben op de onderhandelingen
over de uitbreiding. Daar is de Landbouwraad ook niet voor bevoegd. De
bedoeling was te komen tot een vrije gedachtewisseling met de
kandidaat-lidstaten over problemen en oplossingen die zich voordoen
bij de integratie van die landen in het GLB.
De heer Verheugen, EU-Commissaris verantwoordelijk voor uitbreiding,
schetste het algemene politieke kader waarbinnen over het hoofdstuk
landbouw gesproken moet worden. Het uiteindelijke doel van de EU is
dat de kandidaat-lidstaten in 2004 deel kunnen nemen aan de Europese
verkiezingen. Eind dit jaar moeten daarvoor de onderhandelingen
afgerond zijn. De Commissie heeft twee documenten gepresenteerd: een
rapport over de financiële aspecten van de uitbreiding en het Issues
Paper Agriculture dat ingaat op meer technische GLB-aangelegenheden.
Over de inhoud van deze documenten heb ik u reeds bericht (Agenda van
de Landbouwraad van 18 en 19 maart; kenmerk: IZ. 2002/496). Voor wat
betreft de inhoud van het Common Financial Framework, het Issues Paper
en het regeringsstandpunt ter zake, bent u inmiddels uitvoering
geïnformeerd (Brief staatssecretaris Benschop d.d. 4 februari 2002;
kenmerk: DIE-063/02). De twee documenten komen tegemoet aan een
viertal, voor de Commissie essentiële criteria voor wat betreft de
uitbreiding, te weten:
* de financiële perspectieven overeengekomen in Berlijn dienen
gerespecteerd te worden;
* gelijke deelname aan alle aspecten van het EU-beleid door de
kandidaat-lidstaten, in sommige gevallen met gebruikmaking van
overgangstermijnen;
* de kandidaat-lidstaten dienen na toetreding niet slechter af te
zijn dan daarvoor;
* de voorstellen van de Commissie mogen niet worden beschouwd als
richtlijn voor toekomstig EU-beleid. Uiterlijk in 2006 dient
beslist te worden over de volgende financiële perspectieven.
De heer Fischler benadrukte in zijn inbreng dat het issue paper zeer evenwichtig is. Er bestaat dan ook maar zeer beperkt ruimte voor aanpassingen. Aansluitend ging de Commissaris in op een onderzoek van de Commissie waaruit blijkt dat toetreding tot de EU een forse impuls geeft aan het inkomensniveau in de nieuwe lidstaten. Bij verschillende simulaties waarbij ook een scenario is uitgevoerd zonder directe inkomenssteun, bleek al sprake te zijn van een aanzienlijke verbetering van de inkomenspositie. De heer Fischler was van mening dat deze studie aantoont dat lidmaatschap voor de kandidaat-lidstaten ook op het gebied van landbouw grote voordelen biedt.
De heer Byrne verzekerde de lidstaten dat ten aanzien van
voedselveiligheid, veterinaire en fytosanitaire eisen geen
compromissen met de EU te sluiten zijn. Voor deze dossiers zijn niet
of nauwelijks overgangsperioden te bedingen.
Uit de discussie die volgde valt op te tekenen dat vrijwel alle
lidstaten hechten aan het afgesproken tijdpad voor de uitbreiding.
Bijna iedere lidstaat ging in op het belang van voedselveiligheid en
de EU-eisen ten aanzien van veterinaire en fytosanitaire
aangelegenheden. Compromissen en/of overgangstermijnen kunnen op dat
terrein niet gesloten worden. Als derde element werd veelvuldig het
belang van de financiële perspectieven van Berlijn onderstreept.
In mijn inbreng heb ik mij positief uitgelaten over het feit dat de
Commissie een alomvattend en consistent verhaal heeft gepresenteerd.
Belangrijke elementen voor Nederland zijn het vasthouden aan de 'road
map' en het respecteren van de financiële plafonds. Ik heb steun
uitgesproken voor de nadruk die gelegd wordt op het herstructureren
van de primaire sector en het belang dat gehecht wordt aan
plattelandsontwikkeling. Meer kritisch heb ik mij uitgelaten over het
ontbreken van een krachtig pleidooi voor de voedselveiligheid en een
aanzet om de veterinaire en fytosanitaire situatie te verbeteren.
Aanvullend heb ik mijn twijfels geuit over het verlenen van directe
inkomenssteun aan de kandidaat-lidstaten. Ik ben van mening dat een
goed plattelands- en structuurbeleid voor de gehele agroketen meer
soelaas biedt om de noodzakelijke herstructurering te bereiken. Indien
wordt overgegaan op het verlenen van directe inkomenssteun dan
ontkomen we er niet aan tegelijkertijd afspraken te maken over
aanpassing van het GLB, waarbij een geleidelijke vermindering van
steun op termijn voor alle lidstaten het uitgangspunt moet zijn: 'no
phasing in, without phasing down'.
Naar aanleiding van de discussie concludeerde de Commissie dat de twee
documenten in goede aarde waren gevallen. Uiteraard bestaan er nog
bepaalde onduidelijkheden, maar dat is niet meer dan logisch. De
Commissie stelde dat de kandidaat-lidstaten zich vooralsnog te
eenzijdig focussen op de directe inkomenssteun. Het is de taak van de
Commissie goed voor het voetlicht te brengen dat directe inkomenssteun
slechts één element is uit het gehele voorstel, directe inkomenssteun
maakt daarvan 10% uit.
De gehele dinsdagochtend was uitgetrokken voor de gedachtewisseling
met de kandidaat-lidstaten. Alle dertien kandidaat-lidstaten hebben
het woord gevoerd. Ik vond het een zeer nuttige bijeenkomst om, buiten
het officiële onderhandelingsproces om, rechtstreeks met al mijn
collega's te praten. Ten algemene werden de volgende elementen naar
voren gebracht:
1. toepassing van het GLB dient uniform te gebeuren. Één GLB voor
alle lidstaten moet het uitgangspunt zijn, inclusief 100%
inkomenssteun bij toetreding;
2. de gehanteerde referentiejaren voor het vaststellen van de
productiequota zijn niet de juiste;
3. voedselveiligheid werd door alle kandidaat-lidstaten onderschreven
als een van de onderwerpen met de hoogste prioriteit;
4. versoepeling van de criteria om in aanmerking te komen voor
structuurbeleid.
Ik heb van deze gelegenheid gebruik gemaakt de specifieke zorgen van
Nederland kenbaar te maken met name naar aanleiding van de herhaalde
pleidooien van de kandidaat-lidstaten om in aanmerking te komen voor
100% directe inkomenssteun. Ik heb mijn aankomende EU-collega's
voorgehouden dat sinds de oprichting van het GLB - bijna 40 jaar
geleden - het GLB doorlopend wordt aangepast. Steeds is het nodig het
beleid aan te passen aan de nieuwe omstandigheden. Ook nu zijn
aanpassingen nodig. Niet als voorwaarde voor de uitbreiding - zo heb
ik betoogd - maar als logisch gevolg van de uitgangspunten die we
onszelf hebben opgelegd. Dat betreft het vasthouden aan het tijdpad
voor uitbreiding (1); het respecteren van de financiële perspectieven
(2) en - op termijn - de noodzaak tot één GLB in de gehele Unie te
komen. Afsluitend heb ik nog eens benadrukt dat voedselveiligheid een
absolute topprioriteit is waarover geen compromissen te sluiten zijn.
De Commissie toonde zich verheugd met de discussie. De heer Fischler
riep de EU-15 en de kandidaat-lidstaten op realistisch te zijn bij de
onderhandelingen over directe inkomenssteun. De documenten die op
tafel liggen zijn feitelijk een eindbod en zeker geen openingsbod. De
heer Fischler riep op geen valse verwachtingen te wekken bij de eigen
boerenstand. De huidige regeringen in die landen dienen er ook voor te
zorgen dat de bevolking objectief wordt voorgelicht over het
lidmaatschap van de EU, ook met het oog op referenda die in veel
landen gehouden zullen worden.
De heer Verheugen merkte op dat het landbouwhoofdstuk - hoewel zeker
belangrijk - slechts één van de 31 hoofdstukken van de
toetredingsonderhandelingen is. De regeringen van de
kandidaat-lidstaten moeten dus niet de voor- en nadelen van toetreding
alleen uit het landbouwhoofdstuk afleiden.
Men diende het gehele pakket te bezien en niet slechts bepaalde
elementen eruit te lichten.
Net zoals de heer Byrne deed ten overstaan van de EU-15, benadrukte de
Commissaris voor de kandidaat-lidstaten dat voedselveiligheid en wat
daarmee samenhangt de hoogste prioriteit heeft in de EU.
Diversen
a) Duitse positie ten aanzien van het mid term review (verzoek
Duitsland)
Mevrouw Künast legde uit dat Duitsland van mening is dat de mid term
review moet uitmonden in hervorming van het GLB. Om verschillende
redenen is dat noodzakelijk:
* de WTO-onderhandelingen;
* de uitbreiding van de Unie;
* de afspraken van de Wereldvoedseltop;
* de invoering van de afspraken betreffende duurzame ontwikkeling en
de conventie over biodiversiteit.
Daarnaast nopen ook EU-interne redenen tot aanpassing van het GLB.
Genoemd werden: crises als BSE en MKZ en het feit dat het GLB er
onvoldoende in slaagt de negatieve effecten van landbouwproductie op
milieu, natuur en dierenwelzijn te beperken. Mevrouw Künast was van
mening dat het GLB meer toegesneden zou moeten zijn op het onderhouden
van het Europese cultuurlandschap; de volksgezondheid; dierenwelzijn
en milieu. In het aangepaste GLB zou eveneens meer nadruk moeten komen
op plattelandsbeleid.
De Commissie was van mening dat het Duitse document een waardevolle
bijdrage kan leveren aan de discussies die over dit onderwerp in de
toekomst gevoerd zullen worden. De heer Fischler sloot af door erop te
wijzen dat het huidige GLB ook een duurzame landbouw nastreeft.
b) Vorstschade (verzoek Spanje)
De Spaanse woordvoerder vroeg aandacht voor de geleden schade aan de
olijfteelt als gevolg van de lage temperaturen in de tweede helft van
december. In Cataluña zou sprake zijn van een verlies van 40% van het
productieareaal en in Aragón oplopend tot 80%. Spanje verzocht de Raad
studies uit te voeren om te komen tot oplossingen voor de getroffen
regio's die bijna geheel afhankelijk zijn van de olijfproductie en
waar nauwelijks alternatieven voorhanden zijn.
De heer Fischler gaf aan bekend te zijn met problemen en sprak daarom
zijn sympathie uit voor de getroffenen. De Commissie was echter van
mening dat de schade minder erg was dan voorgesteld werd. Derhalve
werden speciale maatregelen niet noodzakelijk geacht.
c) Garanties van derde landen op residuen in voedingsmiddelen (verzoek
Duitsland)
Minister Künast stelde de vraag aan de orde of de bestaande
EU-procedure inzake de monitoring van de garanties die door derde
landen worden afgegeven bij invoer in de EU, voldoende effectief
functioneert. Aanleiding tot deze vraag vormen het toegenomen aantal
meldingen van partijen levensmiddelen die niet voldeden aan de door de
EU gestelde eisen voor wat betreft de maximale residue-gehaltes van
met name diergeneesmiddelen. Mevrouw Künast pleitte voor strengere
eisen voor exporterende derde landen voor wat betreft het afgeven van
kwaliteitsgaranties bij uitvoer van levensmiddelen.
De Commissie was van mening dat de EU over een adequaat
controlesysteem beschikt. Inspectie en controle vindt plaats in drie
stappen:
* evaluatie van de ingediende monitoringsplannen van landen die
exporteren naar de EU (zgn. residue-plannen);
* inspectie door de EU zelf;
* controle aan de buitengrenzen.
De heer Byrne was daarnaast van mening dat nog niet alle lidstaten
optimaal gebruik maken van het beschikbare Rapid Alert System. Hij zag
weinig in het aanscherpen van de EU-regelgeving ter zake, te meer daar
binnen de EU nog geregeld tekortkomingen worden geconstateerd.
d) Situatie graanmarkt (verzoek Frankrijk)
Frankrijk maakt zich zorgen over de ontwikkeling op de graanmarkt en
wel om een drietal redenen:
* de export neemt af en de import neemt toe als gevolg van de
verdergaande liberalisering;
* de prijzen op de Franse markt zijn laag;
* de nieuwe oogst wordt groot, hetgeen de situatie nog meer doet
verslechteren.
De Franse minister verzocht de Commissie een studie naar de
ontwikkelingen op de graanmarkt uit te voeren en eventueel met
voorstellen te komen die tegemoet komen aan de huidige situatie.
De Commissie deed geen toezeggingen over het Franse verzoek. De heer
Fischler deelde wel voor een groot deel de analyse. Als gevolg van de
afspraken in de Uruguay-ronde zijn de verhoudingen op de graanmarkt
danig veranderd. Overigens was de heer Fischler van mening dat de
Franse handelaren zich in het verleden een te afwachtende houding
hadden aangemeten en exportmogelijkheden onbenut hadden gelaten. De
prognoses voor het komende jaar zijn niet gunstig. De Commissie was
van mening dat deze omstandigheden betrokken moeten worden bij de mid
term review.
De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
mr. L.J. Brinkhorst
---