Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
TRCJZ/2002/2807
datum
28-03-2002
onderwerp
Artikel 14 Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten
(Flora- en faunawet)
Trc2002/3057
bijlagen
Geachte Voorzitter,
Tijdens het algemeen overleg met de Vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van de Tweede Kamer der Staten-Generaal inzake toezicht en handhaving natuurbeleid van 29 -01-2002, is door de heer Stellingwerf (CU) verzocht om aanpassing van artikel 14 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten (Flora- en faunawet). Dienaangaande bericht ik u als volgt.
datum
28-03-2002
kenmerk
TRCJZ/2002/2807
bijlage
In artikel 14 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en
plantensoorten is een vrijstelling opgenomen van het verbod op het
vervoeren en onder zich hebben van zieke of gewonde dieren, behorende
tot een beschermde inheemse diersoort. Deze vrijstelling is opgenomen
vanuit de wenselijkheid om zieke of gewonde dieren op te kunnen vangen
en te verzorgen. In de toelichting bij het Besluit vrijstelling
beschermde dier- en plantensoorten is uiteengezet dat deze bepaling
met name bedoeld is voor het vervoer van dieren die het slachtoffer
zijn geworden van verkeersongevallen.
Voorheen was voor het vervoer en bezit ten aanzien van zieke en
gewonde dieren een vergunning of ontheffing nodig op grond van de
Jachtwet, de Vogelwet 1936 of de Natuurbeschermingswet. Dit betekent
dat personen die gewonde dieren op de weg aantreffen, in beginsel in
overtreding zijn, indien het gewonde dier naar een dierenarts,
opvanginstelling of andere deskundige wordt vervoerd. In het kader van
de Flora- en faunawet is gekozen voor een andere benadering en wel
voor een vrijstelling van het bezits- en vervoersverbod van zieke of
gewonde dieren, mede gelet op de intrinsieke waarde van het dier als
bedoeld in de aanhef van die wet, alsmede met het oog op de algemene
zorgplicht als bedoeld in artikel 2 van de Flora- en faunawet.
De vrijstelling van het bezits- en vervoersverbod geldt onder de
voorwaarde dat het betreffende dier binnen twaalf uur wordt
overgedragen aan personen of instanties die gerechtigd zijn tot het
onder zich hebben van het betrokken dier. Zoals ik reeds in mijn brief
van 17 -10-2001 heb gemeld (Handelingen 2001-2002, nr. 123,
Aanhangsel, blz. 253-254), zal het naar mijn oordeel mogelijk zijn,
aan de hand van de verwondingen van het vervoerde dier, het betoog van
degene die het dier vervoert en de deskundigheid van de
opsporingsambtenaar, te constateren op welke wijze en op welk tijdstip
een dier is gedood of verwond. Bovendien acht ik een omkering van de
bewijslast, gelet op de zorgplicht en de intrinsieke waarde van het
dier, op dit moment niet opportuun.
De Flora- en faunawet en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelgeving
treedt in werking op 1 -04-2002. De onderhavige vrijstelling met
betrekking tot zieke en gewonde dieren is pas vanaf genoemde datum van
kracht. Uit de uitvoeringspraktijk zal blijken of deze bepaling in de
komende jaren, gelet op de handhaafbaarheid, dient te worden herzien.
De evaluatiebepaling in de Flora- en faunawet terzake de
doeltreffendheid en de effecten van de wet acht ik hiertoe het
aangewezen kader. Vooruitlopend hierop zal ik in overleg met het
Openbaar Ministerie en handhavingsinstanties onderzoeken in hoeverre
bedoelde bepaling zou moeten worden aangescherpt in verband met de
controleerbaarheid en handhaafbaarheid.
De staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
G.H. Faber
---