Landelijke Huisartsen Vereniging
Persbericht LHV 28 maart 2002: Minister geeft Kamer onjuiste
informatie
PrivÈ-inkomen huisartsen al jaren niet gestegen
De Landelijke Huisartsen Vereniging is woedend over de informatie die minister Borst van VWS gisteren aan de Vaste Kamercommissie voor Volksgezondheid heeft gegeven over het inkomen van de huisarts. Met deze informatie wekt de minister volstrekt ten onrechte de indruk dat iedere huisarts in Nederland zijn privÈ-inkomen de afgelopen drie jaar met Ä 60.000 heeft zien stijgen. Daarbij baseert de minister zich op macrobedragen die voor een groot deel nog niet aan de huisartsen ter beschikking gesteld en voor het overige betrekking hebben op een aanpassing van de in het verleden achtergebleven vergoeding voor praktijkkosten. Het door haar genoemde bedrag bestaat zelfs voor bijna een kwart uit een bedrag voor lokale kostenvergoedingen, dat nog niet door haar goedgekeurd is. Tijdens de commissievergadering betwijfelde de minister zelfs of zij dit bedrag, dat inmiddels door het College Tarieven Gezondheidszorg is vastgesteld, wel goed zou keuren.
Tijdens het overleg met de Kamercommissie stelde Minister Borst de
door de LHV aangekondigde acties ter discussie met als voornaamste
argument dat de huisartsen al zoveel geld hebben gekregen, dat zij nu
niet nog meer moeten vragen. Daarbij ging de minister er aan voorbij
dat de aangekondigde acties vooral gevoerd worden uit de grote
bezorgdheid over de toekomst van het huisartsenvak en het gevaar dat
binnen tien jaar 5 miljoen Nederlanders zonder huisarts komen te
zitten. Naast dit gegeven wekte de minister de indruk dat huisartsen
niet langer moeten zeuren als hun salaris in drie jaar tijd met Ä
60.000 gestegen zou zijn. Van een salarisverhoging is echter volstrekt
geen sprake. Integendeel, van een groot deel van het geld dat de
minister al aan de huisartsen toerekent ñ consulttarief voor avond-,
nacht, en weekenddienst, vergoeding van lokale kosten en
praktijkondersteuning ñ is nog geen eurocent bij de individuele
huisarts terechtgekomen. Sterker nog, de huisarts moet nog steeds een
deel van zijn privÈ-inkomen gebruiken om zijn praktijkvoering te
bekostigen.
Zonder de financiÎle mogelijkheid om een huisartsenpraktijk
kwalitatief in stand te houden of te starten, zal het huisartsentekort
in de komende jaren een dramatische omvang aannemen. De consequenties
daarvan voor de huisartsenzorg en voor de individuele patiÎnten
schijnt de minister zich niet te realiseren, aldus de LHV
De Landelijke Huisartsen Vereniging wordt inmiddels overstelpt met
boze reacties van leden op de uitspraak van de minister. Daaruit
blijkt onder meer dat de actiebereidheid onder de huisartsen door haar
woorden alleen maar is toegenomen