Ministerie van Algemene Zaken
Ministerie van Justitie
Persbericht ministerraad
28 maart 2002
Ministerraad stemt in met nota jeugdcriminaliteit
Het kabinet stelt voor om jongeren na hun straf nog zes tot negen maanden verplicht onder toezicht te stellen van de (jeugd)reclassering. Het aantal plaatsen voor Individuele Traject Begeleiding, bijvoorbeeld voor de harde kern en voor jongeren uit etnische minderheidsgroepen, wordt fors uitgebreid. Ook jongeren die slechts licht crimineel gedrag vertonen en daarnaast overlast veroorzaken kunnen verplicht worden deel te nemen aan dit programma. Plaatsen voor jeugddetentie en internaatachtige voorzieningen als Glen Mills worden uitgebreid. Ouders worden aangesproken op en intensief betrokken bij de strafrechtelijke afwikkeling van crimineel gedrag van hun kinderen. Het kabinet wil ouders, indien nodig, verplichten een programma opvoedingsondersteuning te volgen. Dit blijkt uit de nota "Vasthoudend en effectief, versterking van de aanpak jeugdcriminaliteit" waarmee de ministerraad op voorstel van staatssecretaris Kalsbeek van Justitie heeft ingestemd.
De versterking van de aanpak jeugdcriminaliteit richt zich op het terugdringen van het aantal first- offenders en het voorkomen van recidive door het uitbreiden van effectieve instrumenten, het beoordelen van het totale aantal projecten op hun effectiviteit en het verbeteren van de organisatie en informatie. Het kabinet houdt onverminderd vast aan de uitgangspunten van het huidige beleid; snel, vroegtijdig en consequent. De afgelopen jaren is al veel in gang gezet. Het kabinet is van mening dat de jeugdcriminaliteit nu systematisch en sluitend moet worden aangepakt.
Criminele jongeren veroorzaken veel overlast, richten schade aan en creëren bij de burger een gevoel van onveiligheid. Bovendien blijkt de recidive onder criminele jongeren hoog te zijn. Hoewel de jeugdcriminaliteit al enige jaren redelijk stabiel is, zijn er enkele zorgelijke tendensen. Er worden meer geweldsdelicten gepleegd, de daders worden jonger en het aantal criminele jongeren uit etnische minderheidsgroepen is onevenredig hoog. Het kabinet is van mening dat de ingeslagen weg, het beleid op basis van het eindrapport van commissie-Van Montfrans, goed is. Ontwikkelingen in de samenleving, de problematiek als zodanig en opgedane ervaringen vragen thans om een kwaliteitsslag. Dat is de reden om nu met aanvullende voorstellen te komen.
Handhaving
Bestaande sancties als jeugddetentie, de PIJ-maatregel (Plaatsing in een Jeugdinrichting) en de taakstraf,
alsmede de toepassing van de methode van individuele traject begeleiding (ITB) bieden een programma
dat het gedrag van de jongere beïnvloedt door hem structuur en perspectief te bieden. Aan de
effectiviteit daarvan wordt ernstig afbreuk gedaan als de jongere na afloop zonder begeleiding
terugkeert in zijn oude omgeving en mogelijk terugvalt in zijn oude gedrag. Het kabinet stelt voor om
iedere (zwaardere) strafrechtelijke interventie te laten volgen door een verplichte periode van toezicht.
Het betreft een periode van zes tot negen maanden waarin de jongere wordt begeleid door de
(jeugd)reclassering.
Voor de categorie veelplegers en de harde kern van criminele jongeren is enkele jaren geleden een
aparte maatregel ontwikkeld, de individuele trajectbegeleiding. Een intensieve vorm van begeleiding
waarin de jongere voor een bepaalde periode (drie maanden tot een jaar) verplichtend en nauwlettend
wordt gevolgd. In die periode krijgt de jongere een gestructureerd programma aangeboden gericht op
opleiding of arbeid. De eerste signalen zijn positief. De ervaring leert dat op het moment dat er
structuur en perspectief wordt geboden, de jongere minder snel terugvalt in crimineel gedrag. Ook voor
allochtone jongeren is deze aanpak effectief. Het aantal ITB-plaatsen wordt daarom verdubbeld van
750 naar 1500. Verder wordt ITB in heel Nederland beschikbaar. Nu is dat slechts in de 25 grote steden
het geval.
Voor jongeren die zich dreigen te ontwikkelen tot veelplegers komt ook ITB beschikbaar. Het gaat
hierbij om jongeren die slechts licht crimineel gedrag vertonen, maar wel duidelijk een risico vormen
door de overlast die ze veroorzaken. Een risico tot recidive is volgens het wetboek van strafrecht een
grond voor voorlopige hechtenis. Het blijkt echter dat deze bepaling in de praktijk weinig wordt
toegepast. Het openbaar ministerie zal nadrukkelijker gebruik maken van de mogelijkheid om, ook als
de aard of de zwaarte van het geconstateerde delict daar geen aanleiding toe biedt, bij een risico tot
recidive een voorlopige hechtenis te vorderen. De voorlopige hechtenis kan ook geschorst worden
onder de voorwaarde dat de betreffende jongere een gedragsbeïnvloedend programma volgt.
Het kabinet laat onderzoeken of het nodig is de wet aan te passen om de mogelijkheden hiervoor te
verruimen.
Jongeren die worden veroordeeld tot een vrijheidsstraf komen terecht in een jeugdinrichting. Het aantal
plaatsen in de jeugddetentie voor jongeren wordt de komende jaren verder uitgebreid van 2245 naar
meer dan 3000. Naast deze uitbreiding investeert het kabinet meer in internaatvoorzieningen als Glen
Mills en meer in vormen van nachtdetentie. In deze laatste voorziening verblijft de jongere, tijdens de
periode van voorlopige hechtenis, overdag op school en 's avonds in de inrichting.
Preventie
Het betrekken van de ouders bij de constatering van crimineel gedrag is een absolute noodzaak. Dat
biedt de mogelijkheid om vast te stellen of er mogelijk sprake is van achterliggende gezinsproblematiek.
Een doorverwijzing naar de jeugdhulpverlening of een aanbod van opvoedingsondersteuning is dan de
aangewezen maatregel. Om die reden stelt het kabinet voor om met iedere jongere die wordt
aangehouden een stevig gesprek te voeren in het bijzijn van zijn ouders. Verder wil het kabinet
opvoedingsondersteuning verplicht stellen als blijkt dat ouders van een kind met ernstig
probleemgedrag niet willen meewerken aan het verbeteren van de situatie.
De scholen vervullen een belangrijke functie in de ontwikkeling van kinderen. Scholen worden ook
geconfronteerd met onveiligheid en met overlast door leerlingen. Op een aantal plaatsen zijn goede
evaringen opgedaan met een actieve rol van het maatschappelijk werk. Deze kan direct inspelen op
probleem- en spijbelgedrag van leerlingen. Het kabinet stelt voor om in elk geval in wijken met een
forse jeugdproblematiek op elke school maatschappelijk werk in te stellen. Om het schoolverzuim, als
duidelijke risicofactor, stevig aan te pakken, investeert het kabinet in het stroomlijnen van de keten.
Schoolverzuim wordt gemeld aan de leerplichtambtenaar die daarop zonodig het openbaar ministerie
inschakelt.
Effectiviteit organisatie en informatie
Een sluitende aanpak waarbij crimineel gedrag wordt gevolgd door opsporing, vervolging, berechting
en de tenuitvoerlegging van de sanctie vergt een optimale organisatie en afstemming tussen
ketenpartners. Er is momenteel een veelheid van projecten. Een eerste indicatie laat zien dat er
momenteel meer dan 500 projecten te benoemen zijn. Het kabinet streeft er naar een effectiviteitstoets
te ontwikkelen om ieder door Justitie gefinancierd project te toetsen op effectiviteit en efficiëntie.
Succesvolle projecten worden voortgezet en de projecten die niet voldoen aan de beoordelingscriteria
worden op termijn afgestoten. Inmiddels is er voortgang geboekt in het voornemen om de
doorlooptijden in de jeugdstrafrechtketen aanmerkelijk te verkorten.
In het uitwisselen van informatie over jongeren tussen de diverse partners kan het privacyaspect een belemmerende factor zijn. Instellingen zijn terughoudend in het verstrekken van informatie over crimineel gedrag van individuele jongeren. Inmiddels is vastgesteld dat deze terughoudendheid onder meer voortkomt uit onbekendheid met de wettelijke mogelijkheden van informatie-uitwisseling. Om dit
te verhelpen is inmiddels een handreiking ontwikkeld waarin wordt vermeld welke informatie wel en
niet kan worden verstrekt. Om dit te ondersteunen wordt er een helpdesk ingericht waarbij de diverse
ketenpartners informatie kunnen opvragen over de mogelijkheden van informatieverstrekking. Mocht
in de praktijk blijken dat er desondanks belemmeringen zijn, dan wordt voorgesteld om de Wet
politieregisters aan te passen waardoor er meer mogelijkheden ontstaan om persoonsinformatie uit te
wisselen.
Om een reëel beeld van de ontwikkeling van de jeugdcriminaliteit te krijgen, wordt voorgesteld om een
langlopend onderzoek te starten om het effect van interventies op jongeren te kunnen volgen tot aan
de volwassenheid. Dit onderzoek loopt naast de recidivemonitor van het ministerie van Justitie die de
overheid in staat stelt om de recidive van afgebakende groepen jongeren te volgen.
Gezien de strekking van de maatregelen zal voor de uitwerking ervan een periode van een aantal jaren nodig zijn. Met de intensiveringen is een bedrag gemoeid van ruim 150 miljoen Euro op jaarbasis.
RVD, 28.03.2002