Ministerie van Economische Zaken Berichtnaam: BODEMDALING DOOR ZOUTWINNING BIJ SEXBIERUM Nummer: 50 Datum: 28-03-2002
Het lid Atsma (CDA) heeft aan de minister van Economische Zaken op 11-03-2002 de volgende schriftelijke vragen gesteld.
1 Heeft u kennisgenomen van het artikel 1) 'Bodem boven zoutput in jaar 4 cm gedaald'?
2 Is het waar dat de bodem boven de boorput van Frisia Zout bij Sexbierum in een jaar tijd met 4.2 cm is gedaald en dat in vijf jaar tijd inmiddels sprake is van een maximale daling van 20.7 cm?
3 Hoe verhoudt zich deze bodemdaling tot de eerdere prognoses en wat zijn de vooruitzichten voor de komende jaren?
4 Wat zijn de gevolgen van de bodemdaling, die zich op sommige locaties sneller voltrekt dan was voorzien en zijn er inmiddels klachten gemeld bij de TCCB, Frisia Zout of de overheden?
5 Hoe groot is het gebied waar de gevolgen van bodemdaling door zoutwinning waarneembaar en aantoonbaar zijn, en komst dit overeen met de aanvankelijke prognoses?
6 In hoeverre spelen de recente gegevens een rol bij de beoordeling van de vergunningaanvragen van Frisia Zout (verlengingsaanvraag en aanvraag voor nieuwe concessie?
7 Op welke wijze worden andere overheden, instellingen, bedrijven en particulieren gehoord alvorens te komen tot vergunningverlening?
---
1) Leeuwarder Courant, 6 maart jl.
De minister van Economische Zaken, A. Jorritsma-Lebbink, heeft deze vragen als volgt beantwoord.
Ministerie van Economische Zaken
1 Ja.
2 Ja, dit is het resultaat van de waterpassing van augustus/september 2001.
3 De bodemdaling spoort nog steeds met het sinds juni 2000 door Frisia gehanteerde en door Staatstoezicht op de Mijnen geaccordeerde voorspellingsmodel. Bij ongewijzigde productieomstandigheden daalt de bodem in het diepste punt ca. 4.2 cm per jaar. Bij het verlaten van de holtes veroorzaakt de uiteindelijke samendrukking nog eens 4 cm bodemdaling in het diepste punt. Om de maximaal toegestane bodemdaling van 35 cm niet te overschrijden zal dus bij een bodemdaling van ongeveer 31 cm de actieve uitloging van het zout moeten worden beëindigd. Naar verwachting wordt, uitgaande van het huidige productietempo, die situatie eind 2003, begin 2004 bereikt.
4 De bodemdaling voltrekt zich, zoals bekend, sinds de aanvang van de zoutwinning sneller dan voorspeld. Dit geldt niet voor specifieke locaties, maar voor de hele bodemdalingskom. Een gevolg hiervan is dat de waterhuishoudkundige werken in een relatief korte tijd op de veranderingen moesten worden afgestemd. Door een vertraging in de uitvoering van deze werken zijn er vernattingseffecten opgetreden in het centrum van de dalingskom. Inmiddels zijn de voorbereidingen voor het uitvoeren van de benodigde waterhuishoudkundige werken in volle gang. Zij worden in de periode maart-oktober 2002 uitgevoerd. Een gunstige ontwikkeling is, dat de bodemdalingskom een kleinere diameter heeft dan oorspronkelijk werd verwacht, waardoor de Waddendijk minder is gezakt dan voorzien.
Bij Frisia Zout B.V. zijn tot nu toe twee aansprakelijkheidsstellingen ingediend. Eén verzoek is in juli 2001 ingediend, maar is ondanks herhaaldelijke verzoeken van Frisia Zout niet nader onderbouwd. Dezelfde klacht is ook bij het Ministerie van Economische Zaken ingediend. Naar aanleiding hiervan heeft het ministerie gedurende enkele maanden trillingsmetingen laten uitvoeren. De conclusie daarvan was, dat er geen enkel verband tussen de klacht en de zoutwinning gelegd kon worden.
De andere aansprakelijkheidsstelling dateert van juli 2000. Frisia Zout heeft na afronding van het rapport "Bodembeweging voor diepe zoutwinning en effecten op gebouwen in de Barradeel concessie van Frisia Zout" een externe deskundige ingeschakeld om de reden van de schade te onderzoeken; dit onderzoek loopt.
Bij de TCBB is één verzoek voor advies ingediend, maar dit verzoek is niet in behandeling genomen omdat de verzoeker niet overeenkomstig de procedure van de TCBB eerst overeenstemming met de mijnbouwonderneming heeft trachten te bereiken.
Andere klachten van particulieren over concrete schadegevallen zijn niet bij TCBB, Frisia Zout en betrokken overheden ingediend.
5 Als men als begrenzing van de bodemdalingsschotel de 2 cm contour aanhoudt dan bedraagt de schoteldiameter zoals gemeten in augustus/september 2001 ongeveer 5,5 km. Dit is conform het huidige voorspellingsmodel. Het model voorspelt een diameter van ca. 6 km bij 35 cm daling in het diepste punt (de eindsituatie).
Deze einddiameter is twee kilometer kleiner dan in de aanvankelijke berekeningen van het adviesbureau KBB/Deep GmbH in 1996 was voorzien.
6 en 7 In het kader van de huidige winning heeft Frisia Zout B.V. tot 1 juli 2002 toestemming om volgens het ontginningsplan te winnen. De verwachting is dat Frisia Zout op korte termijn een aanvullend ontginningsplan zal indienen en om goedkeuring zal vragen. De voorziene procedure is dat eerst aan het Staatstoezicht op de Mijnen en het Nederlands Instituut voor Toegepaste Geowetenschappen TNO advies gevraagd wordt en daarna aan de Technische commissie bodembeweging, waarna de Minister van Economische Zaken over het verzoek beslist.
Frisia Zout heeft een nieuwe concessie aangevraagd voor een gebied grenzend aan het bestaande concessiegebied. Bij concessieverlening zal worden bepaald dat winning slechts aan de hand van een goedgekeurd ontginningsplan kan plaats vinden en dat in het ontginningsplan ook moet worden aangegeven welke bodemdaling kan optreden en welke maatregelen moeten worden getroffen om schade te voorkomen. De concessie zelf geeft dus geen oordeel over de mate van bodembeweging die toelaatbaar is. Frisia Zout heeft vooruitlopend op de concessieverlening een ontginningsplan ingediend voor het nieuwe gebied. Bij de beoordeling van het ontginningsplan zullen de ervaringen en inzichten van de zoutwinning in de huidige concessie worden meegenomen. Over dit ontginningsplan is advies gevraagd aan het Staatstoezicht op de Mijnen en het Nederlands Instituut voor Toegepaste Geowetenschappen TNO; het ontginningsplan zal daarna voor advies worden voorgelegd aan de Technische commissie bodembeweging.
Frisia Zout heeft voor de winningslocaties in het gebied van de aangevraagde concessie milieuvergunningen nodig. Op grond van de provinciale verordening zijn deze vergunningen mer-plichtig. De mer-procedure is inmiddels gestart; op 20 maart is een informatieavond geweest. In het MER zal o.a. aan de orde komen of bodemdaling leidt tot schadelijke gevolgen voor het milieu en de natuur.