Partij van de Arbeid

Den Haag, 27 maart 2002

VRAGEN VAN HET LID FEENSTRA (PVDA) AAN DE MINISTER VAN FINANCIEN

1. Kan de minister aangegeven hoe de aanleg van de nieuwe vijfde baan op Schiphol wordt gefinancierd? Welk deel heeft de NV Schiphol gefinancierd en welk deel wordt vanuit overheidsgeld gefinancierd?

2. In het Parool van 26 maart jl. stelt de minister dat hij "de liefde om overheidsgeld in landingsbanen te stoppen" niet begrijpt. Waar doelt de minister hierbij op? Spoort uw opmerking met het op vraag 1 gegeven antwoord?

3. Welke bijdrage heeft het Rijk dit begrotingsjaar vrijgemaakt voor de aanleg van landingsbanen? Hoeveel is deze kabinetsperiode hiervoor vrijgemaakt? Welk budget is hiervoor in de meerjarencijfers uitgetrokken?

4. Kunt u aangeven welke afspraken er binnen het kabinet bestaan over de besteding van dividenden van overheids-NV's? En over de besteding van de verkoop van staatsaandelen? Geeft U uit oogpunt van financiële degelijkheid de voorkeur aan structurele dan wel eenmalige inkomsten ter financiering van de kosten voor het openbaar vervoer?

5. In haar reactie op een amendement van de PvdA om de dividenden van Schiphol in de begroting van 2002 op te hogen ten gunste van het openbaar vervoer (in dit geval van de sociale veiligheid in het openbaar vervoer) stelde de minister van Verkeer en Waterstaat dat dit niet mogelijk was en zij zelf wel een sprokkelactie zou verrichten. Kunt u uitleggen waarom de hogere dividenden van Schiphol niet ten gunste kunnen komen van het openbaar vervoer?

6. Hoe verhoudt het antwoord op vraag 5 zich met uw uitspraak dat "met deze gaten in d financiering nieuw openbaar vervoer wel heel moeilijk wordt"?