Partij van de Arbeid
Den Haag, 27 maart 2002
BIJDRAGE VAN JEROEN DIJSSELBLOEM (PVDA) AAN HET PLENAIR DEBAT OVER DE
SPOORWEGWET EN DE CONCESSIEWET (27 482 EN 27 216)
Terugblik
We kunnen niet aan de behandeling van de wetten beginnen zonder een
terugblik op de spoorwegen in de afgelopen jaren
Toen in 1995 de NS werd verzelfstandigd, werd een monopolist op afstand
gezet zonder publiekrechtelijk kader, zonder onafhankelijk toezichthouder,
zonder concurrentie. Deze monopolist had niet alleen al het spoorvervoer in
handen maar was ook eigenaar en exploitant van de infrastructuur. Hoewel
daar toen al vanuit de Kamer op werd aangedrongen, heeft het nog jaren
geduurd voordat de wetgeving de Kamer bereikte. De reden daartoe was dat
minister Jorritsma de NS volledig wilde privatiseren (met beursnotering),
waarvoor - afgezien van VVD en D66 - ook toen geen politieke steun voor was.
Om die reden werd wetgeving in 1995 uitgesteld. Het bedrijf ging vervolgens
wel anticiperen op de verwachte beursgang en sturen op rendement op vermogen
in plaats van optimale publieke dienstverlening. Investeringsbeslissingen
werden uitgesteld, er werd bezuinigd op personeel en materieel.
De minister zat met veel verantwoordelijkheden maar heel weinig formele
zeggenschap. Eind jaren negentig werd de prijs pijnlijk duidelijk. Groot
gebrek aan materieel, mismanagement van onderhoud, personeelsgebrek mede
door zeer hoog ziekteverzuim. Leidend tot steeds minder treinen met steeds
meer vertraging.
Het kan niet vaak genoeg worden herhaald: de verzelfstandiging was géén
privatisering; de overheid heeft het eigendom van de NV Nederlandse
Spoorwegen steeds behouden. Onder deze NV vielen ook de zgn.
taakorganisaties die de spoorinfrastructuur aanleggen, onderhouden
(Railinfrabeheer), het verdelen van capaciteit (Railned) en het bedienen van
de infrastructuur (Verkeersleiding). Ook het juridisch eigendom van de
infrastructuur, inclusief de stations, zat bij de NV NS. Al eerder heeft de
Kamer uitgesproken dat zowel de taakorganisaties als het eigendom van infra
en onroerend goed "teruggehaald" moet worden naar de staat.
Door een combinatie van enig achterstallig onderhoud en de zeer hoge
bezettingsgraad (dichtst bereden net van Europa) is het Nederlandse spoor is
steeds storingsgevoeliger geworden. Op dit moment wordt gewerkt aan een
inhaalslag voor onderhoud. De komende jaren zal nieuwbouw verlichting van de
druk moeten geven.
In antwoord op kamervragen, die ik stelde op 15 januari, schrijft de
minister dat zij drie audits heeft laten verrichten naar de knelpunten op
het gebied van onderhoud. Het reguliere onderhoudsbudget zou voldoende zijn.
Eerder werd al extra geld uitgetrokken voor onder andere het versneld
vervangen van storingsgevoelige wissels. In de brief van 7 september 2001
trekt de minister een extra bedrag uit van bijna anderhalf miljard gulden
(EUR 666 miljoen).
De minister spreekt over mogelijk extra benodigde investeringen op de wat
langere termijn, dat wil zeggen al vanaf 2003. Vooral slijtage aan de
bovenleidingen vraagt om vervangingsinvesteringen. Om wat voor bedragen gaat
het dan? Hoe staat het met de inhaalslag voor het onderhoud? Wanneer wordt
de beoogde kwaliteit bereikt?
Nog een opmerking vooraf over de actuele discussie over het nieuwe
zomerrooster. Is het juist dat de NS deze zomer 550 treinen wil schrappen.
Dat zijn er 250 meer dan vorige zomer. Is hierover overleg gaande met de NS?
Wat is het oordeel van de minister? Het schrappen van extra spitstreinen is
logisch gezien de lagere aantallen reiziger sin de zomer. Maar er wordt ook
geschrapt in de gewone dienstregeling buiten de spits. Graag een reactie.
Andere partijen
De VVD, evenals D66, heeft tot december vorig jaar de rampzalige koers van
zo snel mogelijke beursgang bepleit, totdat Dijkstal in december ineens riep
om "terughalen naar de staat". Hofstra liet dat volgen door een oproep aan
de minister om op te stappen. De partij, die zich nog nooit had ingespannen
voor spoorweginfrastructuur, vond ineens dat de minister daar te weinig aan
had gedaan. De voorliggende wetsvoorstellen, waarmee de overheid de touwtjes
flink aanhaalt bij de NS, zetten de VVD voor het blok: "u wilde de NS toch
terughalen....?
Ook het CDA heeft een ontwikkeling doorgemaakt. Het rapport van de commissie
Wijfels was de basis voor de verzelfstandiging. CD-minister Maij-Weggen nam
dat rapport over. De toenmalige CDA-woordvoerder Van Vlijmen ging echter nog
twee stappen verder: ''Het principe van de vrijheid ten aanzien van de
tarieven, het voorzieningenniveau en de investeringen juichen wij toe.''
Over waarborgen voor het publiek werd toen door het CDA geen woord gerept.
De oppositie heeft ook in dit opzicht louterend gewerkt voor het CDA.
Algemeen oordeel PvdA
Met de voorliggende wetgeving wordt na 7 jaar eindelijk een
publiekrechtelijk kader geboden waarin de spoorwegen hun maatschappelijke
rol kunnen vervullen. De houding van de vorige minister van V&W heeft veel
schade aangericht in het bedrijf en voor de reizigers per spoor. Hoewel er
nooit een meerderheid in de Kamer was voor privatisering, laat staan
beursgang, en zulks ook nooit tot beleid is verheven, heeft de minister de
toenmalige directie met die boodschap wel aan het werk gezet. Het bedrijf is
daardoor jarenlang uitgebeend en de reizigers aan de kant gezet. Het
puinruimen van Netelenbos bij de NS is in volle gang en de wetgeving is daar
het sluitstuk van. Alle spoorwegen en bijbehorend onroerend goed worden
teruggebracht naar de staat. Met de concessies worden de touwtjes door de
overheid fors aangehaald. Overheidscommissarissen voeren een tijdelijk
crisisbewind. De nieuwe directie heeft het roer fors omgegooid:
dienstverlening staat weer centraal, vanuit maatschappelijk ondernemen.
Beursgang is afgezworen. Arbeidsverhoudingen worden hersteld, de prestaties
gaan met sprongen omhoog. Lof voor de minister.
Oordeel PvdA over de Spoorwegwet
Het vervoeren van personen en goederen per spoor en het goed beheren van de
spoorwegen zijn beiden naar hun aard bedrijfsmatige taken. Beiden gebeuren
al sinds 120 jaar door private organisaties, altijd in eigendom van de
overheid. In de voorbereiding van de wetsbehandeling is lang stil gestaan
bij de vraag of de infstructuurbeheerder een ambtelijke of een private
organisatie moet/kan zijn. Voor het voorstel van de minister om de
uitvoering van publieke taken ten aanzien van de infrastructuur in handen te
laten van de nu al private infrabeheerders (RIB, Railned, Verkeersleiding)
blijkt brede maatschappelijke steun. Ook vereisen Europese richtlijnen dat
de capaciteitsbeheerders Railned en Verkeersleiding een strikt
onafhankelijke positie krijgen. Dit in verband met de liberalisatie van het
goederenvervoer per spoor in de EU. Het toevoegen van de huidige private
uitvoeringorganisaties aan de ambtelijk-hiërarchische lijn heeft geen
meerwaarde; eerder moet gevreesd worden voor weer jarenlange
reorganisatieproblemen.
Onze aandacht zich moet toespitsen op de fundering en borging van de
publieke verantwoordelijkheid in de wet- en regelgeving plus de
concessieovereenkomst. Wat zijn de publieke taken, waar worden deze
vastgelegd, wie draagt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering, wie ziet
toe op een adequate en doelmatige uitvoering etc. Daarnaast moet het gekozen
model ruimte bieden voor menselijke inputs zoals ondernemerschap,
investeringen in menselijke kapitaal, innovatie, opbouw van kennis, en de
verhoging van doelmatigheid.
Daarom vragen enkele aanvullende waarborgen. Voorop staat de publieke
verantwoordelijkheid goed te definiëren In de wet wordt de
verantwoordelijkheid van de Minister veel te beperkt gedefinieerd. Deze zou
zich beperken tot de aanleg van nieuwe infrastructuur. In werkelijkheid
behoudt de minister de eindverantwoordelijkheid voor aanleg en beheer van de
spoorweginfrastructuur (amendement). Verder is het gewenst de notie van een
basiskwaliteit van deze publieke voorzieningen in de wet vast te leggen, in
nadere regelgeving uit te werken. Deze basiskwaliteit zal in de concessie
tenslotte gedetailleerd worden vastgelegd aan de hand van
prestatie-indicatoren (amendement).
De NMa houdt slechts toezicht op de verdeling van de schaarse
spoorcapaciteit op het netwerk. Ik zou dit toezicht willen uitbreiden met
het toezicht op conflicten tussen de twee grote concessiehouders: de
infrabeheerder en de NS. Er zijn legio voorbeelden denkbaar waarbij de ene
concessiehouder er niet in slaagt te voldoen aan zijn concessievoorwaarden
en daarvoor de verantwoordelijkheid neerlegt bij ander. Bijvoorbeeld: de NS
rijdt niet voldoende punctueel en wijdt dit aan het slechte onderhoud. Ander
voorbeeld: de NS rijdt met oud materieel waardoor eerder bovenleidingen
slijten en vervangen moeten worden door de infrabeheerder. Derde voorbeeld:
De infrabeheerder wil onderhoud plegen en daarvoor een baanvaak tijdelijk
buiten gebruik stellen. De NS protesteert want dit gaat ten koste van haar
dienstregeling. Vierde voorbeeld: de NS wil dat wissels eerder worden
vervangen want deze zouden van slechte kwaliteit waardoor haar materieel
beschadigd raakt; de infrabeheerder weigert want de wissels zijn pas enkele
jaren oud. Zo zijn er oneindig veel conflictsituaties denkbaar. Uit de wet
volgt dat deze twee private bedrijven elkaar maar voor de rechter moeten
slepen. Een ongewenste juridisering van de relatie tussen de spoorbedrijven
dreigt. De praktijk van de afgelopen jaren laat zien dat dit soort
"conflicts of interest" vaak bij de politiek worden neergelegd. De minister
moet daarin steeds interveniëren, al dan niet onder druk van de Kamer. Ik
zou hier een onafhankelijke derde een arbitrerende rol in willen geven
(amendement).
Let wel: deze toezichthouder houdt zicht op de relatie tussen de vervoerders
en de infraprovider en treedt dus niet in de politieke verantwoordelijkheid
van de minister voor het toezicht op de uitvoering van de concessie en de
plicht van de minister op te treden als de concessievoorwaarde niet worden
nagekomen. En de mogelijkheid van de Kamer om de minister daarop aan te
spreken.
Daarnaast heb ik amendementen van collega Eurlings meegetekend, waarmee
mogelijke spanningen tussen NS en de infrabeheerder kunnen worden voorkomen.
Deze voorstellen regelen de "inspraak" van de belanghebbenden bij de
formuleringen toekenning van de twee concessies.
Twee zorgpunten. Ten eerste stond in de derde nota van wijizging van de
Spoorwegwet in artikel 73, lid2 onder g. dat de verkenningsstudies voor
spoorinfrastructuur door de Spoorwegbeheersorganisatie zullen worden
uitgevoerd. Dit is in de laatste wijziging vervallen. Graag uitleg hierbij.
Ten tweede hoe wordt de onafhankelijkheid van de capaciteistverdeling
(Railned en Verkeersleiding) gewaarborgd binnen het Infrabeheerbedrijf. Dit
is van belang omdat de onderhoudspoot één van de partijen is die graag
capaciteit wil reserveren. In dit geval voor onderhoud aan het spoor. Hoe
wordt zeker gesteld dat de capaciteitstoedeling hieraan niet
ongerechtvaardigd voorrang geeft?
Dan aandacht voor het vastgoed.
De PvdA is er niet alleen voorstander van dat het juridisch eigendom van de
railinfrastructuur aan de staat toekomt, maar óók het huidige NS vastgoed en
de stations.Is de minister dat met ons eens? Wat de PvdA betreft wordt de
exploitatie van de stations vervolgens mee uitgegeven in de
vervoersconcessie. De exploitatie van de stations moet immers ten dienste
staan de reizigers.
Voor wat betreft het overige onroerend goed, ondergebracht in NS Vastgoed
stellen wij: juridisch terug naar de staat en vervolgens ook onder beheer
van de dienst Domeinen brengen. De reden is deze: in bijna alle steden
vinden op dit moment centrumontwikkelingen plaats rond de stations. Van
lokale bestuurders horen wij vaak dat zij aanlopen tegen een moeizame
samenwerking met NS Vastgoed, die hele grote grondposities in handen heeft.
Deze soms tegen een hoge prijs aan gemeenten verkocht, daarmee de
ontwikkeling van stationslocaties frustrerend. Dus juridisch eigendom van
alles terug naar de staat (infra, stations en overig vastgoed). Economisch
eigendom infrastructuur is onderdeel van de infraconcessie. Stations is
onderdeel van de vervoersconcessie en overig vastgoed wordt beheerd door
Domeinen, zoals al het vastgoed van de staat. Graag een positieve reactie
van de minister op dit voorstel.
Oordeel PvdA over de Concessiewet
Terugdraaien van de verzelfstandiging van de NS is in mijn ogen niet aan de
orde.De NS omvormen tot een ambtelijke dienst heeft in mijn ogen geen enkele
meerwaarde. De PvdA kiest ervoor om de concessie tot minimaal 2015 aan de NS
te verlenen.
Wij gaan er verder vanuit dat de nieuwe NS zodanig gaat functioneren dat wij
noch in de komende jaren noch in het jaar 2015 de concessie hoeven terug te
nemen en aan een ander te gunnen. De NS moet zo doelmatig mogelijk worden
gerund met als doelstelling een optimale publieke dienstverlening (en dus
niet maximalisatie van winst of rendement).
Ook om die reden is de staat de beste aandeelhouder van dit bedrijf. De PvdA
wil dus geen discussie meer horen over het eigendom van het nationale
spoorwegbedrijf. Dat blijft in overheidshanden. Om dat zeker te stellen zal
ik amendering voorstellen. Ik kom daar zo op terug.
De discussie over "corporate governance" zal ertoe leiden dat aandeelhouders
in Nederland een grotere invloed kunnen uitoefenen op benoemingen en beleid.
Van die mogelijkheid moeten we dan gebruik maken.
Het wetsvoorstel tot wijziging van het structuurregime (28 179) geeft aan
overheidsorganisaties, indien zij enig aandeelhouder zijn de bevoegdheid om
in plaats van de Raad van Commissarissen bestuurders te benoemen en te
ontslaan. Deze bepaling is optioneel. De PvdA is er voorstander van deze
mogelijkheid te benutten in het geval van de Nederlandse Spoorwegen en wij
vragen de Minister de statuten op dit punt aan te passen zodra deze wet van
kracht is geworden (eventueel motie).
Overigens heeft de minister onlangs de statuten van de NV NS fors gewijzigd
waarbij het maatschappelijk belang als doelstelling is opgenomen en aan de
aandeelhouder goedkeuringsrecht is gegeven op majeure investeringen en
des-investeringen.
Maar het aandeelhouderschap volstaat niet als enige middel van aansturing
door de minister. Het door de minister bepleitte concessiemodel heeft
duidelijke meerwaarde boven een contract. Een concessie is publiekrechtelijk
vastgelegd; een contract is privaatrechtelijk. Een concessie is eenzijdig
uitgegeven; een contract komt tweezijdig in onderhandeling tot stand. Een
concessie kan onder eenvoudig en eenduidig te formuleren condities eenzijdig
worden terug genomen door de overheid. En tenslotte: een concessie geeft het
exclusieve recht tot exploitatie van het vervoer; een contract is niet per
definitie exclusief.
Enkele verbeteringen zijn nodig op het wetsvoorstel. Ten eerste moet de
verantwoordelijkheid van de minister voor het openbaar personenvervoer per
spoor in de wet worden opgenomen Ik zal daartoe een amendement indienen
(amendement op de considerans van de concessiewet).
Ten tweede moet aan de definitie van publieke belangen die nader zullen
worden geregeld in de publiekrechtelijke concessie punctualiteit en
zitplaatsgarantie moeten worden toegevoegd. Ik steun een amendement van
collega Eurlings terzake (amdendement).
Verder heb ik samen met collega Eurlings een amendement ingediend waarmee
een zgn. "zuivere managementconcessie" in de toekomst mogelijk wordt. De
reden daarvoor is dat in het huidige concessiemodel van de wet een
beslissing om de concessie terug te nemen en aan een derde te verlenen,
impliciet het einde van het staatseigendom van de nationale
spoorwegmaatschappij betekent. Immers, aandelen in een NV NS die geen
concessie meer heeft en waar al het personeel en materieel uit zijn gehaald
zijn waardeloos. En in de nieuwe concessiehouder hebben we geen
aandeelhouderschap meer.
Dat is geen beslissing die wij impliciet willen nemen. Dit is een beslissing
die wij namelijk helemaal niet willen nemen. Bij amendement wil de PvdA het
mogelijk maken dat, als de NV NS de concessie verliest, deze kan worden
gegund aan een nieuw management dat op basis van de concessie het
exploitatierecht krijgt over het NS-reizigersbedrijf, om daarmee het
treinvervoer op het hoofdnet te verzorgen. Dat betekent dus dat NS-reizigers
gewoon eigendom blijft van de staat en het personenvervoer op de hoofdnet
blijft verzorgen maar dat per concessie nieuw management kan worden
aangetrokken (amendement).
Verder is het gewenst in de wet op te nemen dat, als de minister voornemens
is de vervoersconcessie in de toekomst openbaar aan te besteden, zij dan
eerst haar beleidsvoornemen aan de Kamer voorlegt en dat de Kamer hiervoor
nadere wetgeving kan eisen (amendement).
Van de zijde van de consumentenorganisaties is sterk aangedrongen op een
onafhankelijk toezicht op de consumentenbelangen in de concessie (soort
consumentenkamer bij de NMa). Dit is echter voor de PvdA ongewenst vanuit de
politieke controle op juist die publieke belangen die de consument direct
raken. De minister verleent de concessie, ziet toe op naleving van de
voorwaarden, en grijpt in indien deze niet worden nageleefd. De Kamer kan de
minister hierop te allen tijde aanspreken. Een NMa moet hierin geen rol
hebben.
Wij stemmem in met het formele adviesrecht dat nu in de wet wordt opgenomen.
Het is een duidelijke versterking van de zeggenschap van de
consumentenorganisaties, waarvoor door mijn oud-collega Rob van Gijzel vaak
is gepleit.
Op het punt van de consumentenbelangen kom ik graag terug op de eerdere
motie van PvdA en CDA inzake de aansprakelijkheid. Nu zijn de OV-bedrijven
gevrijwaard van aansprakelijkheid door een expliciete bepalingen daarover in
het Burgerlijk Wetboek. Mijn fractie zou dat willen nuanceren tot een
beperkte aansprakelijkheid voor schade door vertraging. Het gaat wat ons
betreft dan om de kosten van vervangend vervoer die reizigers hebben moeten
maken, omdat zij anders daadwerkelijk schade zouden hebben geleden en
waarbij de vervoerder daadwerkelijk schuld draagt. Bijvoorbeeld het missen
van je vlucht op Schiphol, het missen van een afspraak in het ziekenhuis,
het missen van een examen. Ook kan de NS niet aansprakelijk worden gehouden
wanneer iemand zijn auto op het spoor laat staan en daardoor een ongeluk
ontstaat. Prof. Nieuwenhuis heeft hierover een prima advies geschreven voor
het ministerie. Graag een reactie van de minister op dat advies en onze
stellingname (eventueel initiatiefwet).
Enkele dagen geleden stuurde de minister ons een brief over de
toegankelijkheid van het OV voor mensen met een functiebeperking.
Voor de PvdA-fractie zijn de vorderingen die worden gemaakt bij het toegankelijk maken van het openbaar vervoer nog te gering. Het heeft ons verbaasd dat de minister in schriftelijke antwoord op onze vragen verwijst naar bijvoorbeeld het wetsvoorstel gelijke behandeling gehandicapten. Dat wetsvoorstel heeft nadrukkelijk geen betrekking op openbaar vervoer. Wel heeft de regering aangegeven te streven naar volledige toegankelijk van het openbaar vervoer per spoor en aangegeven dat die toegankelijkheid in 2030 verwezenlijkt kan zijn. Dat duurt ons veel te lang. Bovendien zijn nu al treinstellen besteld die een levensduur hebben tot 2040.
De minister gaf ook aan dat toegankelijkheid in Europees verband moet worden
afgestemd. Treinen rijden door heel Europa en als elk land zijn treinen en
perrons op eigen houtje aanpast wordt het een rommeltje. Welke initiatieven
neemt de minister om te zorgen dat het Europese overleg sneller verloopt. De
HSL-treinen moeten snel worden besteld, maar wat gebeurt er als het Europees
voertuigenbesluit nog niet is aangepast?
Ook, weet de minister en de vervoerders en stationsbeheerders dat
toegankelijkheid om meer draait dan om aanpassing voor rolstoelers. Er is
geen enkel Europees voorschrift nodig om in Nederland te bepalen dat op elk
station minstens een bord met dienstregeling in brailleschrift beschikbaar
zou moeten zijn en een lichtletterbak om omroepberichten voor doven
zichtbaar te maken. Waarom is er geen voorschrift dat stelt dat de
stationsbeheerders bij elk mededelingsbordje dat aan de muur wordt bevestigd
een vertaling in braille ernaast moet hangen. Zo duur zijn zulke bordjes
niet.
Bij de concessieverlening roept de PvdA de minister op voortaan duidelijk
aan te geven wat toegankelijkheid is, aan welke eisen een vervoerder moet
voldoen en welke sancties zullen worden gehanteerd.
Je kunt ook voorschrijven dat de vervoerder verplicht is reizigers met
functiebeperkingen in principe dezelfde reismogelijkheden te bieden als
reizigers zonder functiebeperkingen waarbij doeltreffende aanpassingen
moeten worden getroffen die in redelijkheid van de vervoerder kunnen worden
verlangd. Het uitgangspunt is dan gelijkheid voor alle soorten reizigers
terwijl de vervoerder wordt ontslagen van die verplichting indien hij kan
aantonen dat aanpassing extreem duur is.
Tot slot
In eerdere fase is al gebleken dat de Wet personenvervoer nog moet worden
geamendeerd ten behoeve van de invoering van de OV-chipcard in 2003
(amendement).
Wat is de laatste stand van zaken? Hoe gaat de minister om met de
streekvervoerders die aanhikken tegen de financiële drempels? (eventueel
motie)
Op dit moment zijn vier ambtenaren commissaris bij de NS. Dit is een
tijdelijke extra waarborg voor het toezicht op het publieke belang bij het
bedrijf. Ik wil bij motie de minister vragen deze "overheidscommissarissen"
te handhaven totdat de nieuwe wet van kracht is en de concessie verleend
(eventueel motie).