Raad voor Cultuur
25 maart 2002
Raad voor Cultuur positief over nieuw beleid monumentenzorg
Eigenaren van monumenten beter informeren
DEN HAAG - De Raad voor Cultuur is in hoofdlijnen positief over het nieuwe beleidsplan voor de monumentenzorg van Staatssecretaris Van der Ploeg. Vooral de nieuwe financiële regeling daarin noemt de Raad een verbetering ten opzichte van de huidige situatie. De financiële middelen vormen echter slechts één van de drie pijlers van de monumentenzorg. De Raad vindt dat aan de andere twee, het vergunningenstelsel en met name de kennisoverdracht, in het nieuwe beleidsplan te weinig aandacht is besteed. Dit schrijft de Raad voor Cultuur in zijn vandaag uitgebrachte advies aan de staatssecretaris.
De Raad voor Cultuur verwacht van de maatregelen die Van der Ploeg voorstelt een accentverschuiving van restauratie naar planmatig onderhoud. De Raad is verheugd dat in het nieuwe beleidsplan onderhoud als uitgangspunt wordt gehanteerd en verklaart zich groot voorstander van het ruimhartig en eenvoudig financieren hiervan. Momenteel hebben eigenaren bij restauratie te maken met verschillende financiële regelingen: de procedures zijn lang en verlopen doorgaans traag. In het nieuwe beleidsplan worden de procedures verkort en minder complex, onder meer door het hanteren van slechts een of twee loketten.
Kritische kanttekeningen plaatst de Raad voor Cultuur bij de inhoudelijke voorlichting aan de eigenaren. Kennisoverdracht acht de Raad een essentiële voorwaarde voor het welslagen van het nieuwe monumentenbeleid. Met name informatie over hoe de eigenaar nu het beste kan omgaan met het monument ontbreekt in het nieuwe plan.
De Raad bepleit verder een andere rolverdeling tussen gemeenten en Rijk bij het begeleiden van onderhouds- en restauratiewerkzaamheden van rijksmonumenten. Vooral grotere gemeenten beschikken vaak ook over voldoende deskundigheden om de begeleiding bij alle categorieën monumenten op zich te nemen. De Rijksdienst voor de Monumentenzorg zou volgens de Raad moeten fungeren als expertisecentrum voor echt specialistische of belangrijke monumenten, en ten dienste staan van kleinere gemeenten die zelf over onvoldoende kennis beschikken.
De Raad pleit ervoor begeleiding van een restauratie en inhoudelijke inspectie in samenhang te bezien. Goede gemeentelijke begeleiding maakt de voorgestelde landelijke inspectie immers voor een groot deel overbodig. Daarbij zou de kennis en deskundigheid van de Monumentenwacht een rol kunnen spelen. Als het aan de Raad ligt, wordt het -gesubsidieerde- lidmaatschap van de Monumentenwacht verplicht gesteld voor eigenaren van rijksmonumenten.
Noot voor de reactie (