Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Vaste Commissie Postbus 90801
voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Telefoon (070) 333 44 44
Binnenhof 1a Telefax (070) 333 40 33
2513 AA `s-GRAVENHAGE
Uw brief Ons kenmerk
14/03 (kenmerk 08-02-SZW) en 20/03 B&GA/AB/2002/20624
(kenmerk 12-02-SZW) SV/V&V/02/22677
Onderwerp Datum Marokko/Nieuw Zeeland en sociale zekerheid 22 maart 2002
In uw brieven van 14 maart 2002 (08-02-SZW) en 20 maart 2002 (12-02-SZW) verzoekt u om informatie over de meest recente stand van zaken met betrekking tot het dossier rondom de samenwerking met Marokko op het gebied van de sociale zekerheid.
Op dit moment stellen de departementen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Buitenlandse Zaken alles in het werk om nog voor 1 juli 2002 uitvoering te geven aan de kabinetsbesluiten zoals vermeld in de brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal van 8 februari 2002 (Tweede Kamerstukken, vergaderjaar 2001-2002, 17 050, nr. 227) en zoals toegelicht in het Algemeen Overleg met uw commissie op 14 februari 2002 over export van uitkeringen naar Marokko.
Het parlement kan op zeer korte termijn een wetsvoorstel tegemoet zien inzake de socialezekerheidsrelatie met Marokko. Dit wetsvoorstel betreft de opzegging van het op 14 februari 1972 te Rabat ondertekende Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko, en het op 3 november 1972 te Rabat ondertekende Administratief Akkoord betreffende de wijze van toepassing van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko. Om deze opzegging per 1 januari 2003 te laten ingaan, dient het verdrag uiterlijk 1 juli 2002 te zijn opgezegd. Het wetsvoorstel betreft daarnaast een overgangsvoorziening inzake AKW- en WAZ-rechten voor in Marokko wonende kinderen c.q. gerechtigden.
Het wetsvoorstel strekt ertoe om de bilaterale socialezekerheidsrelatie met Marokko te beëindigen en gevolgen hiervan voor de export van uitkeringen naar Marokko tot nieuwe gevallen te beperken. In het geval dat met Marokko een verdrag kan worden gesloten dat voorziet in handhavingsafspraken op het terrein van zowel de sociale verzekeringen als de bijstand, zal het kabinet zijn beslissing om het verdrag op te zeggen heroverwegen.
2
Inmiddels is het bij het Nederlands-Marokkaans akkoord van 8 mei 2001 geïnstalleerde ad-hoc
comité op 11 maart jl. voor de eerste keer sinds medio vorig jaar bijeengekomen, conform de op
18 februari jl. met de vertegenwoordigers van de Marokkaanse autoriteiten gemaakte afspraak om
onmiddellijk uitvoering te geven aan dat akkoord. Overeenkomstig het akkoord van 8 mei 2001
zullen de resultaten van die bijeenkomst uiterlijk 1 april a.s. aan de Nederlandse Ambassade te
Rabat worden meegedeeld.
In uw brief van 20 maart 2002 hebt u ons in verband met het komend algemeen overleg op 27
maart tevens verzocht om te reageren op enkele brieven van in Nieuw-Zeeland wonende AOW-
gerechtigden.
De in bedoelde brieven beschreven problematiek vloeit niet voort uit het sociale-
zekerheidsverdrag, maar uit het karakter van de Nieuw-Zeelandse ouderdomsvoorziening. Nieuw-
Zeeland biedt zijn ingezetenen, dat wil zeggen personen die langer dan tien jaar in Nieuw-Zeeland
wonen, de garantie op een minimuminkomen bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.
Deze regeling wordt niet gefinancierd uit betaalde premies, maar uit de algemene middelen.
Tegenover deze inkomensgarantie staat dat onder meer alle overige wettelijke
ouderdomsvoorzieningen op de uitkering in mindering worden gebracht, waaronder ook de AOW.
Het Nieuw-Zeelandse stelsel heeft dus meer trekken van sociale bijstand dan van sociale
verzekering.
Omdat indertijd voor het recht op AOW premie is betaald, wordt de korting van de AOW op het
Nieuw-Zeelandse pensioen door AOW-gerechtigden als onrechtvaardig ervaren. Het betreft hier
echter een probleem dat alleen door de Nieuw-Zeelandse overheid kan worden opgelost door
aanpassing van de nationale wetgeving.
Omdat deze problemen voortkomen uit de specifieke kenmerken van het Nieuw-Zeelandse stelsel,
doet deze problematiek zich niet in andere (verdrags-)landen voor.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(W.A. Vermeend)
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
3
(J.F. Hoogervorst)