Ministerie van Justitie
22.03.02
Afdoening van strafzaken in Duitsland en Nederland vergeleken
Nordrhein Westfalen kent twee maal zoveel rechters en officieren van
justitie als ons land. Een strafzaak voor de rechter duurt gemiddeld
veel langer dan in Nederland omdat al het bewijs dat in het
vooronderzoek is verzameld, opnieuw op de zitting moet worden
gepresenteerd. Ook worden in vergelijking met Nederland zwaardere
eisen gesteld aan de inhoud van telasteleggingen en vonnissen.
Ongeveer evenveel zaken komen ter kennis van de politie. De politie in
NRW levert meer zaken aan het Openbaar Ministerie aan dan in ons land,
maar veel daarvan worden alsnog geseponeerd. Ook de beslissing om een
zaak te seponeren wegens gebrek aan bewijs wordt namelijk in Duitsland
door het Openbaar Ministerie genomen en moet schriftelijk en
gemotiveerd aan de aangever worden meegedeeld; het politiesepot is in
Duitsland onbekend. Voor veel sepots is in een of andere vorm
toestemming van een rechter nodig. Duitsland kent geen ondersteuning
van de officieren en rechters door parket- en gerechtssecretarissen.
Rechters en officieren van justitie voeren meer werkzaamheden zelf
uit. Dit blijkt uit het onderzoeksrapport 'Duitsland-Nederland en de
afdoening van strafzaken'. Het onderzoek werd uitgevoerd door prof.mr.
P.J.P. Tak en prof.dr. J.P.S. Fiselier van de Katholieke Universiteit
Nijmegen. In het onder-zoek wordt de omvang van het strafrechtelijk
apparaat (politie, Openbaar Ministerie en strafrechters) van Nederland
vergeleken met dat van Nordrhein-Westfalen en wordt een mogelijke
verklaring gegeven voor de verschillen in omvang. De ministers
Korthals van Justitie en De Vries van BZK hebben het rapport vandaag
aan de Tweede Kamer aangeboden.
Het onderzoek laat een aantal duidelijke verschillen zien tussen
Nordrhein-Westfalen en Nederland ten aanzien van de opsporings- en
vervolgingspraktijk, de organisatie van de rechtspraak en de rechts-
en procesculturen. Het onderzoek bevestigt dat in Nordrhein-Westfalen
meer dan tweemaal zoveel officieren van justitie en strafrechters
werkzaam zijn als in Nederland. Het politie-apparaat is in Nederland
en in Nordrhein-Westfalen (demografisch en sociaal-economisch zeer
vergelijkbare landen) ongeveer even groot. Terwijl in beide landen
ongeveer evenveel misdrijven bij de politie bekend worden, constateren
de onderzoekers dat het ophelde-ringspercentage in Nordrhein-Westfalen
bijna drie keer zo hoog is als in Nederland (50% tegen 15%). De
onderzoekers constateren voorts belangrijke verschillen in de
organisatie van de rechtspraak en de rechts- en procesculturen in
Nordrhein-Westfalen en Nederland. Doordat de Politierechter in
Duitsland hogere straffen kan opleggen dan in Nederland, komen in
Nordrhein-Westfalen minder zaken voor de meer-voudige kamer. Het
aantal hoger beroepszaken en beroepen in cassatie is in NRW
verhoudingsgewijs lager dan in Nederland. Tenslotte bestaat er in
Nordrhein-Westfalen geen driehoeksoverleg en is het OM niet betrokken
bij de bepaling van het vervolgingsbeleid in strafzaken . Het is
volgens de onderzoekers niet mogelijk te berekenen wat de precieze
kwantitatieve invloed is van de geconstateerde verschillen voor de
omvang van het strafrechtelijk apparaat. Wel is duidelijk dat de
strafrechtspleging in Nordrhein-Westfalen voor OM en strafrechters
aanzienlijk tijdrovender is dan in Nederland. De reden hiervoor is dat
alle beslissingen van het OM en de rechter juridisch veel uitvoeriger
gemotiveerd moeten worden. Daarmee kan het verschil in omvang
goeddeels worden verklaard.
Reactie van de Ministers
Volgens de ministers wijzen de uitkomsten van het onderzoek uit dat
het buitengewoon moeilijk is om op grond van dit soort onderzoek
concrete beleidsaanbevelingen te doen. Met inachtneming van alle
relativeringen kan het verschil in output van beide systemen echter
niet veronachtzaamd worden. Zij plaatsen een aantal kanttekeningen bij
het gevonden verschil in ophelderingspercentage. Immers, dat de
politie een naam weet te koppelen aan een bij haar bekend geworden
misdrijf, betekent nog lang niet in alle gevallen dat dat ook leidt
tot een corrigerende interventie, ook niet in NRW; veel zaken worden
alsnog geseponeerd wegens gebrek aan bewijs. Voorts wordt er in
Nederland binnen de opsporing in sommige gevallen de afweging gemaakt
om niet verder door te rechercheren indien een aantal zaken tegen een
verdachte bewezen wordt geacht. Dit gebeurt om de aandacht weer snel
op andere verdachten te kunnen richten. In Duitsland gebeurt dit niet
of in mindere mate. Het ligt voor de hand dat dit invloed heeft op het
aantal ophelderingen, aangezien het relatief eenvoudiger zal zijn om
zaken binnen een bestaand onderzoek rond te krijgen dan in een nieuw
onderzoek het geval zal zijn. Daarnaast kent Nederland aanzienlijk
meer geweldsdelicten en diefstallen dan Nordrhein Westfalen. Met name
de geweldsdelicten vergen van de strafrechtsketen veel tijd, hetgeen
ten koste gaat van de aandacht voor andere zaken. Ten slotte is niet
bekend hoe de taakuitoefening van de beide politiekorpsen er uit ziet.
Niet is onderzocht of de politie in Nederland meer aan
criminaliteitspreventie doet en in Nordrhein-Westfalen relatief meer
aan opsporing, hetgeen van invloed zou kunnen zijn op het
ophelderingspercentage. Nader onderzoek zal moeten uitwijzen wat de
precieze oorzaken van het verschil in ophelderingspercentage zijn,
voordat aan het geconstateerde verschil eventueel beleidsaanbevelingen
kunnen worden verbonden.
In de nota 'Criminaliteitsbeheersing' van juni vorig jaar hebben de
ministers een aantal tekorten in de strafrechtelijke handhaving
gesignaleerd, die door de uitgevoerde vergelijking met
Nordrhein-West-falen meer reliëf krijgen. Dat geldt met name voor het
tekort in de opsporing (de aangiften die blijven liggen wegens gebrek
aan onderzoekscapaciteit). In die nota hebben zij een groot aantal
maatregelen aangekondigd om de overheidsprestatie op het gebied van de
criminaliteitsbeheersing te verbeteren. Ook hebben zij aangekondigd
meer nationaal en internationaal vergelijkend benchmark-onderzoek te
zullen laten uitvoeren naar de (verschillen in) politieprestaties in
diverse landen. Het WODC voert een studie uit naar de achtergrond van
de verschillen in ophelderingspercentages in een aantal landen. Dat
rapport wordt binnenkort verwacht. Op basis van het
benchmark-onderzoek en het WODC-onderzoek zal uiteindelijk moeten
worden bezien of er aanbevelingen voor de Nederlandse
opsporingspraktijk te formuleren zijn of niet.
Voor vragen of commentaar met betrekking tot de inhoud van deze
pagina's kunt u terecht bij de Directie Voorlichting van Justitie,
telefoon: (070) - 3706850,
email: voorlichting@minjus.nl,
fax: (070) - 3707594
Laatst gewijzigd: 22-03-2002