Centrale Raad van Beroep Utrecht
Voor medische besluitenregeling in bestuurlijke voorprocedure gelden
andere, minder vergaande, waarborgen.
Bron: Centrale Raad van Beroep Utrecht
Datum actualiteit: 22-03-2002
De Raad heeft het oordeel van de rechtbank dat het bestreden besluit
niet berust op een deugdelijke motivering aldus begrepen dat de
rechtbank van oordeel is dat de artikelen 88c en 88g van de WAO in
strijd zijn te achten met art. 6 EVRM en dat het bestuursorgaan
gehouden was die artikelen bij de heroverweging in bezwaar buiten
toepassing te laten. De Raad kan zich grotendeels verenigen met het
standpunt van het bestuursorgaan dat art. 6 EVRM weliswaar van
toepassing is op procedures als de onderhavige, maar dat de
bestuurlijke voorprocedure niet aan de eisen van dit artikel hoeft te
voldoen als er een vervolgfase is die wel volledig recht doet aan de
eisen van art. 6 EVRM. De Raad heeft daarbij van belang geacht dat in
de door het bestuursorgaan genoemde arresten van het EHRM en in het
arrest van dat Hof van 3 mei 2001, nr. 46664/99 (Betuweroute) steun
kan worden gevonden voor de conclusie dat deze bepaling -in ieder
geval voor wat betreft de in dit geding aan de orde zijnde elementen
ervan- uitsluitend ziet op procedures van rechterlijke aard. De Raad
is derhalve van oordeel dat een bestuursorgaan op grond van art. 6
EVRM niet kan worden geacht te zijn gehouden af te wijken van de
medische besluitenregeling en met name art. 88c van de WAO, in het
kader van de heroverweging van een eerder genomen besluit. Dit brengt
met zich mee dat in gevallen als het onderhavige in de
bezwaarschriftprocedure andere, minder vergaande, waarborgen gelden
dan in de rechterlijke procedure.
Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AD9974
(Zie het originele bericht)