Centrale Raad van Beroep Utrecht
Categorale benadering van het belanghebbende begrip in Pemb-zaken
Bron: Centrale Raad van Beroep Utrecht
Datum actualiteit: 22-03-2002
Het bestreden besluit heeft geen financiële gevolgen voor de werkgever
in het kader van de Wet Pemba omdat de uitkering aan de werknemer is
toegekend met ingang van 15 december 1992, terwijl op grond van art.
10 van het Besluit premiediferentiatie WAO
arbeidsongeschiktheidsuitkeringen die zijn ingegaan vóór 1 januari
1993 buiten beschouwing blijven voor de berekening van de betalen
premie door de werkgever. De Raad is echter van oordeel dat de
werkgever als belanghebbende in de zin van art. 1:2 Awb dient te
worden aangemerkt bij het bestreden besluit. In het thans voorliggende
geval, waar het bij het bestreden besluit gehandhaafde besluit de
weigering behelst om de aan de werknemer toegekende WAO-uitkering te
herzien wegens toegenomen arbeidsongeschiktheid, komt de Raad niet tot
een ander oordeel dan in zijn eerdere uitspraken van 12 februari 2001,
RSV 2001/82 en USZ 2001/91 en 20 juli 2001, USZ 2001/200 en JB
2001/223. Mede gelet op het belang van een heldere eenvoudig toe te
passen, invulling van het begrip belanghebbende in zaken als thans aan
de orde, is de Raad van oordeel dat als een werkgever bezwaar maakt,
dan wel beroep instelt tegen een besluit met betrekking tot de
aanspraken van één van zijn werknemers op een WAO-uitkering, gelet op
diens hoedanigheid van werkgever, de aanwezigheid van een voldoende
actueel, concreet en rechtstreeks belang bij dat besluit dient te
worden verondersteld, zodat de werkgever in casu als belanghebbende in
de zin van art. 1:2 van de Awb dient te worden aangemerkt
Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AD9985
(Zie het originele bericht)